Artikelen bij COM(2006)846 - Prioritair interconnectieplan

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2006)846 - Prioritair interconnectieplan.
document COM(2006)846 NLEN
datum 10 januari 2007
Belangrijke juridische mededeling

|
52006DC0846

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Prioritair interconnectieplan {SEC(2006) 1715} {SEC(2007) 12} /* COM/2006/0846 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 10.1.2007

COM(2006) 846 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Prioritair interconnectieplan

{SEC(2006) 1715} {SEC(2007) 12}

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Prioritair interconnectieplan

INHOUD

1. Er is dringend actie nodig 3

2. Huidige ontwikkeling van de Europese energie-infrastructuur 6

3. Actie vereist: de voorstellen van de Commissie 9

3.1. Cruciale infrastructuur met belangrijke problemen 9

3.2. Aanwijzing van Europese coördinatoren om geselecteerde prioritaire projecten te volgen 11

3.3. Planning van de netwerken overeenkomstig de behoeften van de consument 12

3.4. Versnelling van de vergunningsprocedures 13

3.5. Zorgen voor een duidelijk investeringskader 15

4. Conclusies 16

Bijlage 1 17

Bijlage 2 18

Bijlage 3 19

Bijlage 4 21

ER IS DRINGEND ACTIE NODIG

Interconnectoren vergemakkelijken het interregionale en grensoverschrijdende vervoer van elektriciteit en energie en zijn een voorwaarde voor de goede werking van de interne markt. In oktober 2005 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de EU in Hampton Court de noodzaak beklemtoond van een versterkt beleid ter vergemakkelijking van de voltooiing van de prioritaire infrastructuurprojecten. Op de Europese Raad van Barcelona in 2002 was reeds overeengekomen het minimum-interconnectieniveau tussen de lidstaten te verhogen tot 10%. Vandaag hebben een groot aantal lidstaten deze doelstelling nog niet bereikt. De Europese Raad van maart 2006 heeft verzocht een Prioritair interconnectieplan ("het plan") vast te stellen als onderdeel van de Strategische Europese energie-evaluatie. Op de Europese Raad van juni 2006 is opgeroepen de externe energie-infrastructuurprojecten met het oog op het verhogen van de veiligheid van de voorziening ten volle te ondersteunen.

Het Europees Energiebeleid (EEB) moet gericht zijn op de totstandbrenging van een doeltreffende energie-infrastructuur om de doelstellingen van duurzaamheid, concurrentiekracht en veiligheid van de energievoorziening te bereiken.

Duurzaamheid . Er moet belangrijke nieuwe energie-infrastructuur tot stand worden gebracht om de door hernieuwbare energiebronnen geproduceerde elektriciteit te integreren. Deze infrastructuur zal ook de efficiëntie van de nieuwe en reeds geïnstalleerde opwekkingscapaciteit op Europees niveau verbeteren en zal het risico van inefficiënte investeringen in opwekkingscapaciteit verminderen.

Concurrentiekracht . Een doeltreffende werking van de energie-infrastructuur is cruciaal voor de functionering en ontwikkeling van de interne markt voor energie. Daardoor wordt de inter-regionale handel voortgestuwd, wat effectieve mededinging en minder ruimte voor misbruik door marktdominantie meebrengt.

Veiligheid van de voorziening . Gezien de hoge afhankelijkheid van de Europese interne markt van externe energieleveranciers zijn een diversificatie van de bronnen en adequate onderling gekoppelde netwerken vereist om de veiligheid van de energievoorziening en de solidariteit tussen de lidstaten te versterken (bv. energie-eilanden).

EU-beleid en maatregelen

De Europese Unie (EU) heeft een reeks beleidslijnen geformuleerd met het oog op de ondersteuning van de ontwikkeling van een effectieve energie-infrastructuur in Europa.

In de eerste plaats heeft de EU in haar richtsnoeren voor trans-Europese netwerken in de energiesector (TEN-E-richtsnoeren) 314 infrastructuurprojecten ("projecten van gemeenschappelijk belang") aangewezen waarvan de voltooiing moet worden vergemakkelijkt en versneld. Daartoe behoren ook 42 uiterst prioritaire 'projecten van Europees belang' (bijlage 1 en 2), die hetzij van grensoverschrijdende aard zijn, hetzij een grote impact hebben op de grensoverschrijdende transmissiecapaciteit. De richtsnoeren leveren een kader voor versterkte coördinatie, voor het toezicht op de tenuitvoerlegging en, waar nodig, voor de financiële steun van de EG, inclusief leningen bij de Europese Investeringsbank (EIB).

Ten tweede heeft de EU recentelijk specifieke regels geïntroduceerd om een geschikt niveau van elektriciteitsinterconnectie en gaslevering tussen de lidstaten te waarborgen, met vergemakkelijking van een stabiel investeringsklimaat (Richtlijn inzake maatregelen om de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en de infrastructuurinvesteringen te waarborgen en Richtlijn betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening).

Ten derde heeft de Europese Raad in zijn Conclusies van de vergadering van juni 2006 verzocht 'om een volledige steun te geven aan de infrastructuurprojecten die verenigbaar zijn met milieuoverwegingen en gericht zijn op de opening van nieuw voorzieningsroutes met het oog op de diversificatie van de energie-invoer, wat ten voordele is van alle lidstaten'.

Op zijn vergadering van 14-15 december 2006 tenslotte heeft de Europese Raad het belang beklemtoond van de realisatie van een onderling verbonden, transparante en niet-discriminerende interne energiemarkt, met geharmoniseerde regels, alsook van de ontwikkeling van samenwerking om te kunnen reageren op noodsituaties, met nam in het geval van onderbreking van de voorziening.

Er is dringend actie nodig

Ondanks deze wetgeving wordt er onvoldoende vooruitgang geboekt bij de ontwikkeling van de netwerken. Er blijven belangrijke hindernissen bestaan.

Zoals in meer detail uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende de vooruitzichten voor de interne gasmarkt is de Europese Unie momenteel absoluut niet in staat om te garanderen dat elke EU-onderneming het recht heeft om in elke lidstaat elektriciteit en gas te verkopen onder dezelfde voorwaarden als de bestaande nationale ondernemingen, zonder discriminatie of bevoordeling. Er bestaat met name geen niet-discriminerende netwerktoegang en een in gelijke mate doeltreffend toezicht van de regelgever in elke lidstaat.

Voorts heeft de Unie niet op adequate wijze de uitdaging aangepakt om te investeren in een afdoend niveau van nieuwe infrastructuur, gebaseerd op een gemeenschappelijke stabiel Europees regelgevingskader ter ondersteuning van de interne markt. De vereiste coördinatie tussen de nationale energienetwerken in termen van technische standaarden, balanceringsregels, gaskwaliteit, contactregelingen en congestiebeheer, die noodzakelijk is voor een doeltreffende grensoverschrijdende handel, is tot dusverre grotendeels afwezig gebleven.

Het is met name relevant om te vermelden dat de investeringen uit balans worden gebracht ten gevolge van een onvoldoende ontvlechting. Het ontbreekt de netwerkexploitanten aan stimulansen om het netwerk te ontwikkelen in het algemene belang van de gehele markt, waarbij de toetreding van nieuwe producenten of leveranciers wordt vergemakkelijkt. In de hierboven genoemde mededeling betreffende de vooruitzichten voor de interne markt is duidelijk aangetoond dat de investeringsbeslissingen van verticaal geïntegreerde ondernemingen doorwegen in de richting van hun productieafdelingen. Dergelijke ondernemingen lijken met name weinig geneigd om bijvoorbeeld in het kader van een open proces hun investeringen in invoercapaciteit (bv. in LNG-terminals) te verhogen, wat in sommige gevallen heeft geresulteerd in voorzieningsproblemen. Hetzelfde geldt, in sommige gevallen, voor de beschikbaarheid van connectiecapaciteit voor nieuwe producenten.

De huidige netwerken werken elk jaar dichter bij hun fysieke grenzen, wat de kans op tijdelijke onderbrekingen van de voorziening verhoogt. Verscheidene landen en regio's zijn nog steeds 'energie-eilanden' die grotendeels zijn afgescheiden van de rest van de interne markt. Dit geldt met name voor de Baltische landen en de nieuwe lidstaten in Zuidoost-Europa.

Het niveau van de investeringen in grensoverschrijdende infrastructuur in Europa is buitengewoon laag. Jaarlijks wordt er slechts 200 miljoen euro geïnvesteerd in hoogspanningsnetten waarbij het voornaamste doel is de grensoverschrijdende capaciteit te vergroten. Dit is slechts 5% van de totale jaarinvestering in elektriciteitsnetwerken in de EU plus Noorwegen, Zwitserland en Turkije.

Deze bedragen volstaan zelfs niet om een doeltreffende infrastructuur overeenkomstig de doelstellingen van het EEB tot stand te brengen. Als de EU volledig de prioriteiten van de TEN-E-richtsnoeren wil uitvoeren, zal zij nog vóór 2013 ten minste 30 miljard euro moeten investeren in infrastructuur (6 miljard voor elektriciteitstransmissie, 19 miljard voor gaspijpleidingen en 5 miljard voor terminals voor vloeibaar aardgas (LNG)).

Om de uit hernieuwbare bronnen geproduceerde elektriciteit aan het net te koppelen en de balanceringskosten voor intermitterende generatoren te internaliseren is bijvoorbeeld jaarlijks naar raming tussen 700 en 800 miljoen euro vereist.

Nu de Europese gasreserves teruglopen, moet de vraag steeds meer door invoer worden gedekt. Deze grotere invoerafhankelijkheid maakt een tijdige en gecoördineerde investering in alle onderdelen van de gasketen noodzakelijk, alsook een volledige ondersteuning van de externe interconnecties van de energienetwerken. Gezien deze behoeften heeft het IEA zijn bezorgdheid uitgesproken over het grote risico op onderinvesteringen in het geheel van de gassector.

Als de EU haar huidige infrastructuurkoers aanhoudt, zullen geen van de EEB-doelstellingen bereikt worden. Ten gevolge van de congestieproblemen zullen de energieprijzen naar omhoog gaan. De ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen zal hinder ondervinden van het gebrek aan netwerktransmissiecapaciteit, binnen dan wel tussen de lidstaten. Recente ervaring wijst uit dat er een belangrijk knelpunt voor de ontwikkeling van groene energiebronnen ontstaat als de bouw van windparken gemiddeld ongeveer drie jaar vergt, terwijl het tijdsbestek voor de aansluiting en inpassing van dergelijke geografisch verspreide windparken kan oplopen tot 10 jaar. Ten gevolge van de ontbrekende netwerktransmissiecapaciteit en de geremde productie zal elke nationale elektriciteitsmarkt ook moeten voorzien in meer reserveproductiecapaciteit om te voldoen aan onverwachte pieken in de vraag of generatordefecten, wat een minder efficiënt elektriciteitssysteem tot gevolg heeft.

Doelstellingen van het plan

In dit plan wordt een overzicht gegeven van de huidige staat van voltooiing van de 42 projecten van Europees belang voor gas en elektriciteit. Hoewel projecten voor aardgas-terminals (LNG) niet als projecten van Europees belang worden beschouwd, worden ook zij bij de zaak betrokken. Verschillende van deze projecten zijn goed gevorderd, andere dan weer niet. In dat verband worden in het plan specifieke maatregelen voorgesteld voor de geleidelijke voltooiing van de belangrijkste projecten die momenteel een aanzienlijke vertraging hebben opgelopen. Tenslotte worden er maatregelen voorgesteld om een stabiel investeringskader te vergemakkelijken.

Dit plan wordt aangevuld met een begeleidend werkdocument van de Commissiediensten dat voortbouwt op een eerder gemaakte analyse.

Het huidige plan is toegespitst op de projecten van Europees belang waarover de Raad en het Europees Parlement het in de TEN-E-richtsnoeren eens zijn geworden. In het kader van een toekomstige herziening van de TEN-E-richtsnoeren kunnen op middellange en lange termijn ook andere projecten in overweging worden genomen.

HUIDIGE ONTWIKKELING VAN DE EUROPESE ENERGIE-INFRASTRUCTUUR

Bij de door de Commissiediensten uitgevoerde analyse zijn diverse tekortkomingen aan het licht gekomen.

Elektriciteit

20 van de 32 projecten van Europees (zie bijlage 3) lopen vertraging op. 12 van die 20 projecten hebben een vertraging opgelopen van één tot twee jaar, terwijl 8 projecten een achterstand van meer dan drie jaar hebben. Voor slechts 12 van de 32 projecten van Europees belang (37%) wordt geen vertraging gemeld; slechts vijf daarvan zijn volledig of bijna volledig voltooid. Een sectie van één project wacht reeds meer dan 10 jaar op de voltooiing van een ander onderdeel. Twee projecten worden momenteel gedeeltelijk uitgevoerd.

Wat dit gebrek aan vooruitgang betreft kunnen verschillende conclusies worden getrokken:

- de voornaamste reden voor de vertragingen is de complexiteit van de plannings- en andere vergunningsprocedures. Zelfs al zijn de juridische procedures in de meeste lidstaten doorgaans vergelijkbaar, dan nog worden de voornaamste fasen (het algemene plannings- en uitvoeringsproces) ten uitvoer gelegd via verschillend gestructureerde procedures. Dit is het geval wanneer gescheiden netwerken moeten worden geïntegreerd, wanneer diverse autoriteiten betrokken partij zijn of wanneer langdurige raadplegings- en vergunningsperiodes gelden;

- wanneer twee of meer lidstaten betrokken zijn bij een project, resulteert een gebrek aan geharmoniseerde plannings- en vergunningsprocedures vaak in buitensporige vertraging;

- andere bezwaren dan bezwaren om milieu- of volksgezondheidsredenen kunnen de voltooiing van talrijke projecten aanzienlijk vertragen. De dure en moeilijk realiseerbare aanleg van onderwaterkabels, waarvoor weinig publieke weerstand bestaat, is vaak sneller opgeschoten dan bepaalde interconnecties over land;

- ook de moeilijkheden bij de financiering van bepaalde projecten hebben tot vertraging geleid, in het bijzonder wat de integratie van 'groene elektriciteit' en de verbinding met naburige landen betreft;

- bepaalde transmissiesysteemexploitanten (TSE's) hebben hun grensoverschrijdende capaciteit blijkbaar slechts traag verhoogd. Dit is vaak een gevolg van ontoereikende stimulansen in het regelgevingskader of van het feit dat sommige TSE's deel uitmaken van vertikaal geïntegreerde ondernemingen die niet geneigd zijn om elders voorradige capaciteit aan te spreken ten koste van de eigen productieafdelingen. Op soortgelijke wijze hebben op onaangepaste wijze gereguleerde leveringstarieven, telkens op korte termijn herberekend (d.w.z. om de drie maanden of per jaar), klaarblijkelijk de uitbouw van de prioritaire infrastructuur belemmerd.

Gas

In het algemeen zitten de 10 gaspijpleidingsprojecten van 'Europees belang' vrij goed op schema (zie bijlage 4).

Er worden geen noemenswaardige vertragingen gerapporteerd bij de meeste van deze projecten. Ten minste zeven van de tien pijpleidingsprojecten van Europees belang zullen tussen 2010 en 2013 in gebruik kunnen worden genomen: één gaspijpleiding is al volledig aangelegd, twee zitten in de aanlegfase en twee worden momenteel gedeeltelijk aangelegd. Deze infrastructuur is tegen 2013 goed voor een extra invoercapaciteit voor de EU van jaarlijks ongeveer 80-90 miljard m³ (16-17% van de geraamde EU-gasbehoefte voor 2010).

Daarentegen is de bouw van 29 LNG-terminals en opslagfaciliteiten in talrijke lidstaten aanzienlijk gehinderd. Negen projecten werden noodgedwongen opgegeven, zodat er op zoek moest worden gegaan naar alternatieve oplossingen. De werkzaamheden aan vijf andere LNG-terminals zijn momenteel geblokkeerd.

Samenvattend kan worden gesteld dat de investeringen in en het engagement voor de uitbouw van de gastoevoerketen op een bevredigend niveau lijken te liggen. Hoewel verscheidene pijpleidingsprojecten weldra zullen worden voltooid, lijkt het er echter op dat de investeringsrisico's toenemen bij projecten waarbij meerdere grenzen moeten worden overschreden. Er treedt ook vertraging op omwille van milieuredenen of door het verzet van de plaatselijke bevolking; dit is met name het geval bij LNG-terminals. Voorts wordt ook melding gemaakt van oplopende prijzen voor grondstoffen en van tekorten aan geschoolde arbeidskrachten.

Acti E VEREIST: DE VOORSTELLEN VAN DE COMMISSIE

Cruciale infrastructuur met belangrijke problemen

Op basis van de evaluatie van de Commissie kan worden gewaarborgd dat zowel op EU- als op nationaal niveau een afdoende zorg en inspanning wordt besteed aan de cruciale infrastructuur. De betrokken partijen en de nationale autoriteiten moeten zich nu ertoe verbinden die cruciale projecten snel af te ronden.

Actie 1: Identificatie van de belangrijkste infrastructuurprojecten die aanzienlijke vertraging hebben opgelopen |

Elektriciteit

De Commissie heeft de volgende centrale projecten geïdentificeerd die van cruciaal belang zijn voor de voltooiing van de interne markt, de integratie van met hernieuwbare energiebronnen geproduceerde elektriciteit en de verbetering van de veiligheid van de voorziening, en die voor zover bekend vertraging oplopen bij hun uitvoering.

Projecten | Rechtvaardiging | In 2004 (2006) aangekondigde voltooiingsdatum | Redenen voor de vertraging |

Kassø (DK) – Hamburg/Dollern (DE) | Deze verbinding is essentieel voor de integratie van grote volumes windenergie in Noord-Duitslan, Denemarken, de Noordzee en de Oostzee en voor de handel met Noord-Europa, alsook voor de veiligheid van het net en de elektriciteitshandel. | 2010 (2012); Project is nog in de studiefase | Dichtbevolkt gebied; vele landeigenaars. |

Hamburg/Krümmel (DE) – Schwerin (DE) | Integratie van windenergie; overbrugging van de kloof tussen het Oost- en West-Europese EU-net. | 2007 (2007) Vergunningsfase | Tegenstand van de plaatselijke bevolking: route, angst voor elektromagnetische velden, ontwaarding van het landschap; tijdrovende openbare- raadplegingsprocedures; talrijke betrokken partijen; geen aandacht voor supra-regionale of Europese context. |

Halle/Saale (DE) – Schweinfurt (DE) | Dezelfde als hierboven. | 2010 (2009) Vergunningsfase | Doorkruist het Thüringer Wald; tegenstand van plaatselijke bevolking: negatieve impact op het toerisme, gevolgde route, angst voor elektromagnetische velden, ontwaarding landschap; zeer diverse betrokken partijen; geen aandacht voor supra-regionale of Europese context. |

St-Peter (AT) – Tauern (AT) | Gebied met de grootste congestie in Midden-Europa, wat risico's veroorzaakt voor de veilige functionering van het netwerk | 2010 (2011) Vergunnings-/ studiefase | Traagheid van vergunningsprocedure: extra coördinatie vereist; tegenstand plaatselijke bevolking: elektromagnetische velden, ontwaarding landschap, beschermde vogels en insecten; moeilijkheid van het terrein; instanties die bevoegd zijn voor het EIA en de vergunningverlening zijn niet geschikt voor grote infrastructuurprojecten; |

Südburgenland (AT) – Kainachtal (AT) | Dezelfde als hierboven. | 2007 (2009) Vergunningsfase | Traagheid van vergunningsprocedure; tegenstand plaatselijke bevolking: elektromagnetische velden, ondergrondse kabel vereist; wellicht tegenstand tegen het aanleggen van toegangsroutes naar de site; instanties die bevoegd zijn voor het EIA en de vergunningverlening zijn niet geschikt voor grote infrastructuurprojecten. |

Dürnrohr (AT) – Slavětice (CZ) | Essentiële verbinding met nieuwe lidstaat en Midden-Europa | 2007 (2009); Project verkeert nog in studiefase | Weerstand van Oostenrijk tegen kernenergie; verbonden met versterking van het Oostenrijkse netwerk (Noord-Zuid); beschermd gebied; plaatselijke bevolking vreest elektromagnetische velden (AT) |

Udine Ovest (IT) – Okroglo (SI) | Hoogspanningslijnen tussen SI en IT ernstig overbelast; Aanzienlijk risico van stroompanne in Italië Verbinding van groot belang voor vermogensstromen op EU-niveau | 2009 (2011) Project verkeert nog in studiefase | Moeilijkheid om de grensoverschrijdingspunten tussen Italië en Slovenië vast te leggen ; Dichtbevolkt gebied; potentieel handelsprobleem; vaststelling van de route: 35% van het Sloveense grondgebied is aangewezen als Natura 2000-gebied; tegenstand plaatselijke bevolking: elektromagnetische straling, ontwaarding landschap; voorafgaande voorwaarde vanwege Slovenië: afwerking van de Berecevo-Krsko-lijn en de interconnectie met Hongarije; Voorafgaande versterking van het IT-net; |

Hoogspanningsverbinding tussen Litouwen en Polen, met inbegrip van modernisering van het Poolse netwerk (DE-PL) | Cruciale link om het Baltische netwerk te verbinden met het UCTE-netwerk | 2012 (2013) Project verkeert nog in studiefase | Coördinatie en gebrek aan voldoende beleidsondersteuning in het verleden; onzekerheid ten gevolge van verschillende synchronisatiegebieden; stabiliteit van het Poolse netwerk; doorkruist beschermd gebied; onteigening vergt wijziging van Poolse wetgeving; back to back-transformatorstation vereist; onzekerheid inzake synchronisatiegebieden. |

Sentmenat (ES) – Bescanó (ES) – Baixas (FR) | Cruciale link om het UCTE-netwerk te verbinden met het Iberische elektriciteits"eiland". | 2007 (2009); Vergunningsfase | Oversteek van de Pyreneeën; moeilijkheid om de grensoverschrijdingspunten tussen Spanje en Frankrijk vast te leggen; tegenstand plaatselijke bevolking. |

Moulaine (FR) – Aubange (BE) | 2007 (2012) Het Belgische deel van het project is voltooid terwijl het Franse gedeelte nog in een studiefase verkeert | Prioriteit gegeven aan het project Avelin-Avelgem; moeilijke aanvaarding in landelijke en stedelijke gebieden; route in Frankrijk nog niet vastgelegd (13 tot 16 km ontbreekt). |

Kabelverbinding op de zeebodem tussen Engeland (VK) en Nederland (NL) | 2008 (2010) Vergunningsfase | Langlopende milieuprocedures; langlopende Nederlandse vergunningsprocedure; tijdrovende openbare raadplegingsprocedure in beide landen; onzekerheid over regelgeving m.b.t. de link (bv. afwijkingsvoorwaarden, richtsnoeren voor congestiebeheer |

Gas

In de gassector moet de EU haar huidige gasvoorziening (Noorwegen, Rusland en Noord-Afrika) diversifiëren. Het is belangrijk een 'vierde corridor'-pijpleiding te hebben, waardoor via de Nabucco-pijpleiding alternatieve gasbronnen uit Centraal-Azië, de Kaspische regio en het Midden-Oosten kunnen worden aangeboord (30 miljard m³ of 7% van de gasvraag van de EU in 2010).

De EU moet er ook voor zorgen dat alle momenteel vertraagde prioritaire gasprojecten met bekwame spoed worden voltooid. De Commissie merkt op dat de aanleg van de GALSI-pijpleiding, die Algerije verbindt met het Italiaanse schiereiland, aanzienlijke vertraging oploopt.

De levering van de toegenomen gasinvoer moet ook gewaarborgd zijn aan het einde van de voorzieningsketen; het gas moet de eindgebruikers bereiken. De ontwikkeling van de downstream-distributie is cruciaal (i.e. pijpleidingen die de Duitse, Deense en Zweedse gasmarkten onderling verbinden, alsook verbindingen tussen Duitse, Britse en Beneluxmarkten). LNG tenslotte kan zorgen voor een grotere flexibiliteit, met name voor lidstaten die exclusief afhangen van één enkele bron voor de levering van gas. LNG kan een goede reserve betekenen, die bijdraagt tot de continuïteit van de gasvoorziening en die de mededinging in de markt verhoogt. In deze context zal de Commissie zich in 2007 buigen over de vraag of er op Gemeenschapsniveau actie moet worden ondernomen om via een actieplan voor LNG de energiesolidariteit te versterken.

Aanwijzing van Europese coördinatoren om geselecteerde prioritaire projecten te volgen

Overeenkomstig de TEN-E-richtsnoeren kan de Commissie met het akkoord van de betrokken lidstaat en na raadpleging van het Europees Parlement een Europese coördinator aanwijzen.

Die coördinator zal de Europese dimensie van het project centraal stellen en zal een grensoverschrijdende dialoog opstarten tussen de opdrachtgevers, het publiek, de particuliere sector, de lokale en regionale autoriteiten en de plaatselijke bevolking. De coördinator zal helpen de nationale procedures (met inbegrip van de milieuprocedures) te coördineren en zal rapporteren over de voortgang van het project of de projecten en over alle moeilijkheden of hinderpalen die tot aanzienlijke vertraging kunnen leiden.

Actie 2: Aanwijzing van Europese coördinatoren (zie punt 3.1) Begin 2007 zal de Commissie de aanwijzing voorstellen van Europese coördinatoren om de voltooiing van de volgende projecten te vergemakkelijken: Voor elektriciteit: Hoogspanningslijn tussen Duitsland, Polen en Litouwen, met name de link Alytus – Elk (back-to-back-station); Verbinding van offshore-windvermogen in Noord-Europa (Denemarken, Duitsland en Polen); Verbinding tussen Frankrijk en Spanje, met name de hoogspanningslijn Sentmenat (ES) – Bescanó (ES) – Baixas (FR). Voor gas: NABUCCO-pijpleiding. |

Naar gelang van de vooruitgang zal in een later stadium worden overwogen Europese coördinatoren voor de volgende projecten aan te wijzen:

Voor elektriciteit:

- verbindingen binnen en naar Oostenrijk;

- verbindingen tussen Italië en Slovenië;

- verbindingen tussen het VK en continentaal Europa;

- lijn Moulaine (FR) – Aubange (BE).

Voor gas:

- GALSI-pijpleiding die Algerije, Italië via Sardinië en Toscane verbindt met Frankrijk via Corsica;

- de pijpleiding Zweden-Denemarken-Duitsland;

- downstream-gascapaciteit tussen Duitsland, Nederland, België en het Verenigd Koninkrijk;

- voltooiing van verschillende LNG-terminals waarvan de bouw aanzienlijke vertraging heeft opgelopen.

Planning van de netwerken overeenkomstig de behoeften van de consument

De stroompanne die op 4 november 2006 acht EU-landen trof, heeft al duidelijk gemaakt dat continentaal Europa zich in bepaalde opzichten al als één enkel stroomsysteem gedraagt, maar dan wel met een netwerk dat daarvoor eigenlijk niet is ontworpen.

Europa's stroomsysteem (inclusief de netwerkinfrastructuur) moet worden ontworpen, gebouwd en beheerd ten dienste van de gebruikers waarvoor het bedoeld is. Het ontwerp, de planning en de bouw van dergelijke infrastructuur binnen een geliberaliseerde markt is een lopend proces dat geregelde monitoring en coördinatie tussen de diverse marktspelers vergt. De opdracht is niet om eenvoudigweg meer interconnecties of elektriciteitscentrales in elke regio te bouwen. Het komt eropaan de toekomstige energiemix van de EU te bepalen, het systeem met grote hoeveelheden intermittente stroomproductie aan de gang te houden en de locaties van de vermogenscentrales goed te selecteren. Transparantie over de netwerkpaden bij congestie voor de korte en middellange termijn is essentieel.

In de EU moet in elk van de verschillende energieregio's én tussen die regio's een goed gecoördineerde en vroegtijdige planning van de noodzakelijke infrastructuur en/of de vereiste opwekkingscapaciteit worden uitgevoerd. Deze doelstelling is omschreven in de mededeling van de Commissie over de vooruitzichten voor de interne markt voor gas en elektriciteit. Er wordt gedacht aan twee belangrijke methoden voor een sterkere coördinatie van de activiteiten van de transmissiesysteemexploitanten (TSE's).

Het gebruik van GALILEO voor de nauwkeurige bewaking van de energienetwerken is onontbeerlijk voor de ontwikkeling van een innovatief slim netwerk. GALLILEO maakt het mogelijk het stroomsysteem in real time te monitoren en te beheren. Deze technologie levert ook een bijdrage aan het komende Europese initiatief voor de bescherming van kritieke infrastructuur.

Actie 3: Gecoördineerde planning op regionaal niveau In 2007 zal de Commissie voorstellen een sterker kader voor TSE's tot stand te brengen, verantwoordelijk voor een gecoördineerde netwerkplanning. |

Zoals nader uiteengezet in de mededeling over de vooruitzichten voor de interne markt voor gas en elektriciteit moet dit kader een platform leveren voor de monitoring en analyse van de bestaande en toekomstige ontwikkeling van netwerken in elk energiegebied ter verbetering van de transmissiecapaciteit tussen lidstaten op regionale basis. Dat zal de dialoog vergemakkelijken tussen de betrokken partijen, waarbij ook gelet zal worden op de sociaaleconomische en de milieuaspecten. Het zal, volledig in overeenstemming met de nationale planningsprocedures, regionale plannen voor netwerkontwikkeling, alsook prognoses voor het in evenwicht brengen van vraag en aanbod (voor piek- en basisbelastingsvermogen) uitwerken voor het in evenwicht brengen van vraag en aanbod. Bij de uitvoering van zijn taken zal het ten volle rekening houden met de adviezen van de regelgevende instanties en de andere relevante fora voor elektriciteit en gas (i.e. Firenze, respectievelijk Madrid).

Deze versterkte coördinatie moet worden aangevuld met een overzicht van de planning en ontwikkeling van infrastructuur op een meer Europese basis. Potentiële investeerders in opwekkings- en transmissiecapaciteit moeten volledig geactualiseerde informatie krijgen over de ontwikkelingen op korte en middellange termijn. Het Europees Energieobservatorium moet vervolgens de EU-vraag naar nieuwe infrastructuur analyseren. Op basis van een dergelijke analyse zal de Commissie, indien nodig, wijzigingen voorstellen aan de TEN-E-richtsnoeren en zal zij verdere prioritaire infrastructuur van Europees belang voorstellen. Elk potentieel tekort moet van te voren worden geïdentificeerd zodat de markt daarop kan reageren. Het Observatorium moet technische en materiële ondersteuning leveren voor de door de EU aangewezen coördinatoren.

Versnelling van de vergunningsprocedures

Tijdrovende wettelijke en vergunningsprocedures vormen een ernstige belemmering voor de uitbouw van gasinfrastructuurwerken en de uitvoering van elektriciteitstransmissieprojecten. Grote hinderpalen zijn de versnippering van de procedures, de sterke weerstand van bepaalde lokale en regionale gemeenschappen, het ongerechtvaardigd gebruik van het vetorecht en het grote aantal instanties dat verantwoordelijk is voor het afgeven van vergunningen. Bij verbindingen tussen de lidstaten vertragen een gebrek aan coördinatie en afwijkende tijdschema's vaak de vergunningsprocedures.

Hoewel in sommige landen vereenvoudigde vergunningsprocedures zijn ingevoerd, blijven de voornaamste moeilijkheden bestaan. De bouw van een nieuwe verbinding kan in sommige gevallen meer dan tien jaar lang aanslepen, terwijl de bouwtijd voor een windpark of een gasgestookte centrale van het CCGT-type tussen twee en drie jaar vergt.

In de Verenigde Staten hebben zich in het verleden soortgelijke problemen voorgedaan (bv. stroompannes in Californië door onvoldoende interconnectiecapaciteit en een slecht uitgetekend marktmodel dat marktmisbruik uitlokte). Ten gevolge daarvan wordt, ingeval van buitensporig uitstel bij het aanleggen van prioritaire netwerkinfrastructuur in een bepaalde staat, over de planning van en vergunningverlening voor inter-federale infrastructuur in de VS voortaan op federaal niveau beslist door de Federal Energy Regulatory Commission (FERC) van de VS, als tenminste voor de prioritaire projecten niet tijdig een vergunning wordt verleend op staatsniveau.

De Commissie denkt niet dat een dergelijke aanpak geschikt is voor de EU. Er is echter effectieve actie nodig om ook maar enigszins de hoop te kunnen koesteren dat de gas- en elektriciteitsinfrastructuur van de EU zich op een efficiënte wijze kan aanpassen aan de voortdurend veranderende realiteit van de huidige energiemarkten. Het is van vitaal belang dat plannings- en bouwtermijnen voor prioritair verklaarde EU-infrastructuur worden verkort, zonder afbreuk te doen aan de milieu-, veiligheids- en volksgezondheidseisen.

In de eerste plaats, op basis van de TEN-E-richtsnoeren, moet het uitroepen van bepaalde prioritaire projecten tot 'projecten van Europees belang' ertoe bijdragen de uitvoering ervan drastisch te versnellen. Wanneer projecten als 'van Europees belang' worden verklaard, moet tegelijk een tijdschema voor de voltooiing ervan worden opgesteld, inclusief details over de geplande aanvraag van de vergunningen (gecoördineerde evaluaties kunnen een vereenvoudiging van de procedures mogelijk maken). Om de doeltreffendheid van een dergelijke verklaring te waarborgen, meent de Commissie dat projecten slechts onder zeer strikte voorwaarden kunnen worden uitgeroepen tot projecten van Europees belang. Dit kan uitsluitend gebeuren voor projecten met een zeer grote impact op de elektriciteitsstromen en -handel in de betrokken regio, waarvan de planning- en vergunningsfase van duidelijke en realistische aard lijken te zijn en waarvan de toegevoegde Europese waarde duidelijk en van lange duur is. Alle betrokken partijen moeten bovendien met de zaak instemmen.

Ten tweede zal de Commissie, na raadpleging van de lidstaten en de belangrijkste betrokken partijen, een stroomlijning van de nationale procedures voorstellen.

Actie 4: Stroomlijning van de nationale procedures In 2007 zal de Commissie een begin maken met de herziening van de TEN-E-richtsnoeren, teneinde, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, de lidstaten te verzoeken om nationale procedures uit te werken die het mogelijk maken de plannings- en vergunningsprocessen voor projecten van Europees belang af te ronden in ten hoogste vijf jaar. |

Dit houdt niet in dat op EU-niveau nieuwe normen moeten worden vastgesteld voor de essentiële kwesties waarop het planningsproces betrekking heeft. Het betreft alleen de eis dat in dergelijke gevallen de nationale procedures binnen een redelijk tijdsbestek worden afgerond, met vanzelfsprekend inachtneming van de milieuwetgeving en de legitieme belangen van de betrokken burgers. Dit moet worden aangevuld met een goede benchmarking van de beste praktijken bij de evaluatie van nationale normen.

Zorgen voor een duidelijk investeringskader

TEN-E-projecten moeten in de eerste plaats worden gefinancierd door de betrokken economische actoren. Het tempo van de investeringen in nieuwe transmissielijnen is echter vertraagd. Deze trend kan gedeeltelijk worden verklaard door de reservetransmissiecapaciteit die in het verleden is opgebouwd, maar het is ook zo dat de huidige marktregeling geen stimulansen biedt voor efficiënte investeringen in transmissiecapaciteit. Onaangepaste regionale prijszettingsmodellen maskeren op ongepaste wijze intra-regionale transmissiecongesties of maken de toegang tot nauwkeurige en tijdige informatie over de prestaties van transmissienetwerken onmogelijk. Het lage investeringstempo staat op bevreemdende wijze haaks op de toegenomen appetijt van de particuliere sector voor investeringen in grootschalige infrastructuurprojecten voor de lange termijn.

Het is dus essentieel een stabiel en aantrekkelijk regelgevingskader te waarborgen dat het voor de particuliere sector mogelijk maakt de succesvolle voltooiing van zijn investering te voorspellen en waardoor een stabiel rendement wordt gegarandeerd met tegelijk een hoog niveau van dienstverlening aan de consument. In haar parallelle mededeling betreffende de interne markt voor gas en elektriciteit stelt de Commissie een aantal acties voor die gericht zijn op bovengenoemde doelstellingen. Er worden met name voorstellen geformuleerd inzake de ontvlechting van geïntegreerde ondernemingen en de versterking van de bevoegdheden van de regelgevers. Er wordt ook verwezen naar een verbetering van de transparantie.

Publieke financiering van TEN-E-projecten is een uitstekende katalysator gebleken om het voor particuliere ondernemingen doenbaar te maken te investeren in de voltooiing van infrastructuurprojecten die gekenmerkt worden door langdurige procedures of hoge kosten. EU-financiering vermindert het risico van uitstel. Een dergelijke financiering levert een aansporing voor projecten om nieuwe technologieën aan te boren of draagt bij tot een snellere besluitvorming inzake nieuwe projecten.

De EU moet stappen vooruit zetten naar een beter presterende energie-infrastructuur. De huidige TEN-E-begroting (jaarlijks 20 miljoen €) zal niet volstaan om de enorme vereiste nieuwe investeringsstroom op gang te brengen. De TEN-E-begroting moet nu de volgende uitdagingen aangaan:

- de steeds grotere noodzaak van integratie van groene stroom in het net;

- de aanzwellende infrastructuurbehoeften ten gevolge van de uitbreiding van de Europese Unie tot 27 lidstaten;

- de behoefte aan nieuwe oplossingen voor de congestieproblemen, als vereist in het Verdrag en de TEN-E-richtsnoeren, en voor de integratie van een groot aantal regionaal geïsoleerde markten binnen één enkele markt (integratie van de nieuwe Zuid-Oost-energiegemarkt, integratie van het UCTE-systeem met andere systemen zoals het GOS-systeem en de Euro-Med-verbinding, enz.);

Dit alles maakt het noodzakelijk zich te beraden over de vraag of de huidige EU-financieringsniveaus nog volstaan om de doelstellingen van het EEB te bereiken.

Actie 5: EU-financiering Voor deze specifieke doeleinden zal de Commissie onderzoeken of een bredere EU-financiering voor TEN-E-netwerken vereist is. |

Wat de toekomst betreft, moet TEN-E-financiering voornamelijk worden ingezet voor sociaaleconomische en planningsstudies voor projecten met grote impact op de EU (bv. uitbreiding van het synchrone UCTE-systeem naar naburige landen of integratie van buitengaatse met windturbines opgewekte elektriciteit in het hoofdnet). Wat gas betreft, kunnen de studies worden gericht op problemen zoals de gaskwaliteitsnormen, eventuele technische harmonisatie of de impact van transportpijpleidingen op de interne stroomafwaartse gasnetwerken.

In de communautaire Strategische Richtsnoeren voor het Cohesiebeleid 2007-2013 wordt als een van de beleidsprioriteiten het aanpakken van het intensieve gebruik van traditionele energiebronnen genoemd. Dit houdt ondersteuning in van de voltooiing van interconnecties, met speciale aandacht voor trans-Europese netwerken, de verbetering van de elektriciteitsnetten en de voltooiing en verbetering van de gastransmissie- en -distributienetwerken. De Commissie roept de lidstaten en hun regio's, met name de lidstaten die in 2004 en 2007 tot de Unie zijn toegetreden, op om bij hun investeringsprogramma's deze richtsnoeren ten uitvoer te leggen. Er moet ook nauwere coördinatie komen met de EIB en de EBWO teneinde investeringen van trans-Europese aard te vergemakkelijken. Beide financiële instellingen moeten de projecten van Europees belang als een van de topprioriteiten beschouwen voor hun kredietverstrekkingsactiviteiten. Voor projecten die deelnemen aan het Europese nabuurschapsbeleid kunnen fondsen beschikbaar worden gemaakt via het Nabuurschapsinvesteringsfonds. Naar verwachting kan dit fonds vier tot vijf keer de hoeveelheid middelen mobiliseren als beschikbaar zijn uit het instrument voor het Europese nabuurschapsbeleid. Ook de faciliteit voor de Afrikaanse infrastructuur kan bijdragen tot de bevordering van relevante energieverbindingen met Europa.

Teneinde eventuele effecten op de mededinging in een vrijgemaakte energiemarkt te voorkomen, die kunnen voortvloeien uit overheidssteun voor infrastructuurinvesteringen, is het bij dit alles nodig de bestaande communautaire regelgeving voor staatssteun in acht te nemen.

CONCLUSIES

Met het huidige tempo van de investeringen in infrastructuur zal de EU niet in staat zijn een echte interne markt tot stand te brengen. De Unie zal niet in staat zijn de vereiste groei van de productie uit hernieuwbare bronnen in het net te integreren. Ook zullen er hogere kosten blijven bestaan ten gevolge van congestieproblemen en de instandhouding van inefficiënte capaciteit in elk van de onderling te weinig verbonden energiezones.

Een volledige en vastberaden tenuitvoerlegging van de projecten van Europees belang en van de in deze mededeling genoemde acties is van vitaal belang.

BIJLAGE 1

[pic]

BIJLAGE 2

[pic]

BIJLAGE 3

[pic]

[pic]

BIJLAGE 4

[pic]

[pic]

Bv. Polen, het Verenigd Koninkrijk, Spanje, Ierland, Italië, Frankrijk, Portugal, alsook Bulgarije en Roemenië.

COM(2007) 1 van 10.1.2007.

Beschikking nr. 1364/2006/EG, PB L 262/1 van 22.9.2006.

Richtlijn 2005/89/EG, PB L 33/22 van 4.2.2006.

Richtlijn 2004/67/EG van de Raad, PB L 127/92 van 29.4.2004.

Verslag van de Commissie betreffende de totstandbrenging van een interne markt voor gas en elektriciteit (COM(2005) 568 def.).

Hoewel recentelijk een verbinding tussen Estland en Finstland en Finland is gerealiseerd.

De totale jaarlijkse investeringen voor het hele netwerk lopen op tot ongeveer 3,5 miljard € (4 miljard € in 2006); 'TEN-E invest-studie' (2005).

Het bedrag van 6 miljard € heeft betrekking op elektriciteitsprojecten van Europees belang. Dit bedrag is slechts een deel van het totale bedrag dat nodig is voor het dekken van de EU-netwerkbehoeften. De IEA-prognoses voor de totale investeringen in de voor de EU vereiste netwerken tussen 2001 en 2010 lopen bijvoorbeeld op tot 49 miljard euro. De investeringen om congestieproblemen op te lossen vormen dus slechts een klein onderdeel van de totale investeringsbehoeften. 'Lessons from Liberalised Electricity Markets' (OESO/IEA 2005).

Het in Europa geïnstalleerde windvermogen zal toenemen van 41 GW in 2005 tot bijna 67 GW in 2008 (" The European Wind Integration Study (EWIS) for a successful integration of Wind power into European Electricity Grids ").

De grote concentratie van windvermogen in Noord-Duitsland, voornamelijk verbonden met distributienetwerken en gepaard aan onvoldoende transmissiecapaciteit in de Noord-Zuid-richting, resulteert in grote vermogensfluctuaties in de naburige transmissiesystemen, wat de systeemstabiliteit en de verkoopsstabiliteit steeds meer in het gedrang brengt (EWIS).

IEA-verslag: 'Natural Gas. Market Review 2006. Towards a Global Gas Market' .

EWIS

Aangezien aardolie een belangrijke plaats blijft innemen in het energielandschap van de EU en de olie-invoerafhankelijkheid oploopt tot ongeveer 90%, zal in de nabije toekomst ook moeten worden gekeken naar de interconnecties in verband met aardolie en verwante producten. Er zal nieuwe transportinfrastructuur; zoals pijpleidingen, moeten worden aangelegd, niet alleen met het oog op de geografische diversificatie, maar ook in reactie op de uitdagingen die het gevolg zijn van de algemene trend van verwerking van steeds zwaardere en zuurdere olie en de verzadiging van de momenteel gebruikte capaciteit. Dit is van bijzonder belang voor de EU-lidstaten in Midden-Europa en het mediterrane gebied.

SEC(2007) 1715

SEC(2006) 1059.

Bv. de ontwikkeling van de energiecorridor Centraal-Azië – Kaspische regio – Zwarte Zee, alsmede de gaspijpleiding Baku – Erzurum.

Hoogspanningslijn Aveline (FR) - Avelgem (BE), S- Fiorano (IT) – Robbia (IT), S. Fiorano (IT) – Nave (IT) – Gorlago (IT) en V. Hassing (DK) – Trige (DK); onderzeese Estlink-kabel tussen Finland en Estland.

Het Belgische gedeelte van het Moulaine (FR) – Aubange (BE)-project wacht op de voltooiing van het Franse gedeelte.

Hoogspanningslijn Philippi (EL) – Hamitabad (TR); hoogspanningslijn Hamburg/Krümmel (DE) – Schwerin (DE).

Vertraging ten gevolge van de noodzaak van integratie van hoogspanningslijnen met spoorwegprojecten (hoogspanningslijn Thaur (AT) - Brixen (IT)).

Onderzeese Fennoscan-kabelverbinding tussen Finland en Zweden, waarbij in de vergunningsprocedure ook de waterrechten een rol spelen.

Onderzeese kabelverbinding tussen het VK en Nederland met langlopende vergunningsprocedures.

De lokale bevolking maakt zich vaak zorgen over de visuele impact.

Hoogspanningslijn St-Peter (AT) – Tauern (AT), Lienz (AT) – Cordignano (IT), Sentmenat (ES) – Bescanó (ES) – Baixas (FR), Hamburg/Krümmel (DE) – Schwerin (DE) en Neuenhagen (DE) – Vierraden (DE) – Krajnik (PL).

Oostelijke uitbreiding van het UCTE-netwerk tot de Baltische staten; uitbreiding van het Duitse netwerk met het oog op de integratie van groene elektriciteit; hoogspanningslijn Tunesië - Italië.

Groene-stroompijpleiding tussen Libië en Italië via Sicilië.

TRANSMED II-pijpleiding tussen Algerië-Tunesië en Italië via Sicilië; Balgzand – Bacton-pijpleiding tussen NL en het VK.

Noord-Europese gaspijpleiding; gaspijpleiding Turkije-Griekenland-Italië.

PRIMES. 'European Energy and Transport. Scenarios on key drivers'. (2004).

LNG-terminals aan de Ionische kust, in Corigliano Calabro, aan de Tyrreense kust, in Montaldo di Castro, Tyrrhenian Lamezia Terme, Tyrrhenian San Ferdinando, aan de Ligurische kust, in Vado Ligure, en tweede LNG-terminal in continentaal Griekenland.

LNG-terminal in Muggia, LNG-terminal in Brindisi, LNG-terminal in Taranto, LNG-terminal in Sicilië, LNG-terminal in Livorno (offshore).

IEA. 2006.

COM(2006) 841.

Zoals voorgesteld in de Strategische Europese energie-evaluatie.