Artikelen bij COM(2007)124 - 50 jaar Euratom-verdrag

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2007)124 - 50 jaar Euratom-verdrag.
document COM(2007)124 NLEN
datum 20 maart 2007
Belangrijke juridische mededeling

|
52007DC0124

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - 50 jaar Euratom-verdrag {SEC(2007) 347} /* COM/2007/0124 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 20.3.2007

COM(2007) 124 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

50 JAAR EURATOM-VERDRAG {SEC(2007) 347}

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

50 JAAR EURATOM-VERDRAG

Op 25 maart 2007 is het vijftig jaar geleden dat de verdragen van Rome werden ondertekend die de grondvesten hebben gelegd van de Europese Economische Gemeenschap, later omgevormd tot Europese Gemeenschap, en van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, vaak Euratom genoemd. Deze verjaardag is een goede aanleiding om te herinneren aan de voornaamste aspecten van het 'Euratom-acquis' om zo beter voorbereid te zijn op de toekomst.

1. INLEIDING

De Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (hierna de Gemeenschap genoemd) is opgericht om door het delen van de beschikbare middelen (financiële middelen, kennis, materialen, deskundigen, enz.) de voorwaarden te scheppen voor de ontwikkeling van kernenergie in Europa, met inachtneming van de bescherming van de volksgezondheid en in samenwerking met derde landen en internationale organisaties. De belangstelling die het Euratom-Verdrag bij bepaalde landen heeft opgewekt, heeft hen ertoe aangezet deel te nemen aan het grotere project van de gemeenschappelijke markt, waarvoor de onderhandelingen samen met die voor het Euratom-Verdrag van start zijn gegaan.

Om haar doelstellingen te bereiken, heeft de Gemeenschap een groot aantal opdrachten gekregen, meer bepaald:

- het onderzoek ontwikkelen en zorgen voor de verspreiding van technische kennis;

- uniforme veiligheidsnormen vaststellen voor de gezondheidsbescherming van de bevolking en de werknemers en erover waken dat deze worden toegepast;

- de investeringen vergemakkelijken en, met name door de aanmoediging van het initiatief van de ondernemingen, zorgen voor de bouw van de fundamentele installaties die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van kernenergie in de Gemeenschap;

- waken over een regelmatige en billijke erts- en splijtstofvoorziening voor alle gebruikers van de Gemeenschap;

- door passende controle waarborgen dat de kernmaterialen niet voor andere doeleinden worden aangewend dan waarvoor zij bestemd zijn;

- het eigendomsrecht uitoefenen dat haar wordt toegekend op alle bijzondere splijtstoffen;

- zorgen voor ruime afzetmogelijkheden en voor beschikking over de beste technische middelen door de instelling van een gemeenschappelijke markt op het gebied van kernenergie;

- met andere landen en internationale organisaties alle betrekkingen tot stand brengen welke de vooruitgang in het vreedzame gebruik kernenergie kunnen bevorderen.

2. HET ACQUIS VAN HET EURATOM-VERDRAG

2.1. Bevordering van onderzoek en verspreiding van kennis

Bij artikel 7 van het Euratom-Verdrag wordt in het Gemeenschapsrecht het begrip communautair onderzoeksprogramma (kaderprogramma) ingevoerd. Wij zijn nu ver verwijderd van het eerste programma. Het zesde kaderprogramma van Euratom voor het tijdvak 2002-2006 heeft het mogelijk gemaakt 1 230 miljoen euro te investeren in communautair Euratom-onderzoek, technologische ontwikkeling, internationale samenwerking, verspreiding en gebruik van kennis en opleiding. Hierbij was het doel steeds het waarborgen van een veilig gebruik van kernenergie en innovatie op dit gebied, alsook op het gebied van medische en industriële toepassingen van ioniserende straling.

Dit programma heeft ook voor een deel de nucleaire activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO) gefinancierd. Het Centrum vindt zijn oorsprong in het Euratom-Verdrag (artikel 8). Het ontwikkelt vandaag zijn nucleaire en niet-nucleaire activiteiten in zeven onderzoeksinstituten in Duitsland, België, Italië, Nederland en Spanje.

De vijftigste verjaardag van het Euratom-Verdrag gaat gepaard met de start van het zevende kaderprogramma van de Gemeenschap (2007-2011), dat over een begroting beschikt van ongeveer 2 750 miljoen euro. Een klein derde daarvan is bestemd voor onderzoek op het gebied van kernsplijting, hetzij door de tenuitvoerlegging van een programma voor werkzaamheden onder contract, hetzij rechtstreeks door het GCO. Daarbij ligt de focus vooral op de aspecten: veilige exploitatie en ontwikkeling van reactorsystemen voor kernsplijting, beheer van radioactieve afvalstoffen, bescherming tegen ioniserende straling en veiligheidsaspecten in verband met non-proliferatie. Tweederde van de middelen zal nagenoeg worden aangewend voor onderzoek op het gebied van fusie-energie. Dit grote aandeel van fusie-energie wordt verklaard door de deelname van de Unie, via de Gemeenschap, aan het ITER-project (International Thermonuclear Experimental Reactor) dat wordt uitgevoerd samen met China, Zuid-Korea, de Verenigde Staten, Japan, India en Rusland. Deze deelname bekroont het onderzoek dat de Gemeenschap op dit gebied vanaf haar eerste onderzoeksprogramma heeft verricht en dat heeft geleid tot de bouw in 1978 in het Britse Culham van de JET-machine (Joint European Torus) waarvan de resultaten een essentiële stap vormen op weg naar de beheersing van fusie-energie.

2.2 . Gezondheidsbescherming van bevolking en werknemers door de invoering van basisnormen

Er is een belangrijk communautair acquis op het gebied van de gezondheidsbescherming ontwikkeld, waardoor een hoog niveau van bescherming op basis van de huidige stand van de wetenschappelijke kennis is bereikt. Op internationaal niveau is dit weerspiegeld in de werkzaamheden van de Internationale Commissie voor stralingsbescherming, de Internationale Organisatie voor atoomenergie, het Wetenschappelijk Comité inzake de effecten van ioniserende straling, de Wereldgezondheidsorganisatie, het Wereldverbond van de arbeid en het Agentschap voor kernenergie van de OESO.

De basisnormen op het gebied van stralingsbescherming, uitgewerkt in samenwerking met een groep van wetenschappelijke deskundigen (artikel 31), vormen nu een samenhangend geheel bestaande uit meer dan twintig wetsbesluiten van diverse aard, waaronder zes richtlijnen. Die bevatten onder meer strikte verplichtingen inzake vergunningverlening, toezicht op de arbeidsvoorwaarden en het arbeidsmilieu van blootgestelde werknemers, met inbegrip van stralingsbescherming, medisch toezicht en opleiding en voorlichting van medisch personeel, alsook bescherming van de bevolking teneinde de effecten van dergelijke activiteiten op het publiek zoveel als redelijk mogelijk is te beperken en te verminderen.

De basisnormen hebben betrekking op alle situaties die kunnen resulteren in een blootstelling van de bevolking en de werknemers aan ioniserende straling. Dergelijke situaties doen zich niet alleen voor bij de productie van kernenergie, maar ook bij alle andere toepassingen van ioniserende straling in de industrie en de medische sector. Blootstelling aan straling voor medische doeleinden is immers de voornaamste bron van blootstelling van de bevolking aan kunstmatige radioactiviteit. De basisnormen houden rekening met het feit dat de werknemers en de bevolking kunnen worden blootgesteld aan radioactiviteit van natuurlijke oorsprong in situaties die maatregelen van de autoriteiten en werkgevers noodzakelijk kunnen maken.

Van bij het begin van het Verdrag is ook de bescherming van het milieu een onderliggende gedachte geweest, wat van het Verdrag in zekere zin een pionier op dit gebied maakt. Zo zijn de lidstaten krachtens het Verdrag verplicht om aan de Commissie de algemene gegevens te verstrekken van elk plan voor de lozing van radioactieve afvalstoffen, alvorens daarvoor vergunning kan worden verleend. De Commissie moet immers kunnen vaststellen of de uitvoering van een dergelijk plan effecten kan hebben voor andere lidstaten. Nog krachtens het Verdrag moeten de lidstaten zorgen voor de nodige installaties om voortdurend controle uit te oefenen op de radioactiviteit van de lucht, het water en de bodem en moeten zij de Commissie in kennis stellen van de resultaten van dergelijke controles. De Commissie verifieert op systematische wijze de werking en doeltreffendheid van deze nationale controle-installaties. De resultaten van de door de lidstaten uitgevoerde controles en van de verificaties door de Commissie worden gepubliceerd.

Na het ongeval van Tsjernobyl in 1986 zijn er communautaire bepalingen aangenomen met het oog op de vaststelling van voorwaarden voor de invoer van landbouwproducten afkomstig uit de regio waarin het ongeval plaatsvond. De Gemeenschap neemt deel aan de beveiliging van de ontplofte centrale, met name via een bijdrage aan het fonds voor de bouw van een beschermingssarcofaag. Zij levert ook een bijdrage ten behoeve van de bevolking van de getroffen regio (via de CORE- en ETHOS-programma's).

Voorts heeft deze gebeurtenis gezorgd voor een eensluidende reactie op internationaal niveau die de sluiting heeft meegebracht van belangrijke internationale overeenkomsten op het gebied van de veiligheid van nucleaire activiteiten, waartoe de Commissie is toegetreden. Zij heeft ook geleid tot de versterking van het communautaire kader voor reactie op eventuele stralingsrampen of nucleaire ongevallen. Er zijn duidelijke verplichtingen ingevoerd voor de lidstaten en exploitanten wat de uitwerking en invoering betreft van rampenplannen op het niveau van de lidstaten, de relevante locaties en de installaties, en wat de informatieverstrekking aan de bevolking betreft. Ten slotte is er een communautair systeem (ECURIE) opgericht voor de permanente uitwisseling van informatie.

2.3. Het communautaire gezichtspunt bij investeringen in de nucleaire sector

Het Euratom-Verdrag verleent de Gemeenschap verscheidene bevoegdheden met het oog op de bevordering, coördinatie en sturing in communautaire zin van de investeringen van de nationale bij kernenergie betrokken partijen.

Daartoe publiceert de Commissie op gezette tijden Gemeenschapsprogramma's van indicatieve aard op het gebied van kernenergie. Daarin moeten een aantal krachtlijnen worden voorgesteld, met name met betrekking tot de doeleinden van de productie van kernenergie en de voor hun verwezenlijking benodigde investeringen. Sinds 1958 heeft de Commissie vier programma's van indicatieve aard gepubliceerd. Het vijfde is aangenomen op 10 januari 2007 in het kader van een algemeen pakket maatregelen voor de totstandbrenging van een nieuw energiebeleid voor Europa om te strijden tegen klimaatverandering en om de veiligheid van de energievoorziening en de concurrentiekracht van de EU te verbeteren. Dit vijfde indicatieve programma sluit aan bij de oogmerken van het laatste groenboek van de Commissie 'Een Europese strategie voor duurzame, concurrerende en continu geleverde energie voor Europa ' (2006) .

Voorts zijn de ondernemingen gehouden de Commissie in kennis te stellen van hun investeringsprojecten op nucleair gebied zodat de Commissie daarover haar standpunt kan geven. Er zijn in dat verband meer dan 200 investeringsprojecten aan de Commissie medegedeeld. De meest recente projecten hebben betrekking op de vervanging van bestaande installaties en de bouw van nieuwe reactoren in Finland en Frankrijk.

De in 1977 door de Raad mogelijk gemaakte Euratom-leningen hebben een bijdrage geleverd tot de financiering van kerncentrales in de Unie. Tussen 1977 en 1994 zijn zevenentachtig leningen toegekend. Zij zijn sindsdien volledig terugbetaald door de ontlenende landen. Sinds 1994 waren de toegekende leningen vooral bestemd voor de verbetering van de veiligheid en doeltreffendheid van het kerncentralepark van landen buiten, of toen nog buiten, de Unie. Er werden drie leningen toegekend (Bulgarije, Roemenië en Oekraïne).

Bij het Euratom-Verdrag is in het Gemeenschapsrecht ook het begrip gemeenschappelijke onderneming geïntroduceerd. Dergelijke ondernemingen, die over een eigen rechtspersoonlijkheid beschikken, zijn bedoeld om specifieke projecten uit te voeren die van fundamenteel belang zijn voor de ontwikkeling van de kernenergie-industrie. Tussen 1961 en 1978 zijn acht gemeenschappelijke ondernemingen opgericht. De laatste had de bouw en de exploitatie van de JET-installatie ten doel. Er zal een nieuwe gemeenschappelijke onderneming worden opgericht om de deelname van de Unie aan het ITER-project te organiseren. De gemeenschappelijke onderneming is een instrument voor steun aan innovatie. Via de Europese Akte is het begrip opgenomen in het EG-Verdrag, waardoor nu het Galileo -project op een dergelijke structuur kan voortbouwen.

2.4. Veilige en billijke voorziening voor alle gebruikers

De Gemeenschap is ermee belast een geregelde en billijke voorziening van ertsen en splijtstoffen te waarborgen voor alle gebruikers. Het overeenkomstig titel II, hoofdstuk 6, van het Euratom-Verdrag ingevoerde systeem voor toezicht op de voorziening wordt beheerd door het Voorzieningsagentschap van Euratom, dat is opgericht om op te treden als centrale en exclusieve makelaar van nucleair materiaal in de Gemeenschap, om vraag en aanbod in evenwicht te brengen.

Het agentschap bezit rechtspersoonlijkheid en financiële zelfstandigheid en valt onder het toezicht van de Commissie. Het wordt bijgestaan door een raadgevend comité dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de betrokken partijen op de markt van nucleair materiaal. Om zijn taak te vervullen beschikt het agentschap voornamelijk over een optierecht dat het kan uitoefenen voor de aankoop van alle ertsen, grondstoffen en bijzondere splijtstoffen welke worden voortgebracht op het grondgebied van de lidstaten, en over een exclusief recht om contracten te sluiten met betrekking tot de levering van deze materialen, afkomstig van binnen of buiten de Gemeenschap. Om rechtsgeldig te zijn binnen de Gemeenschap moeten dergelijke contracten door het agentschap worden goedgekeurd.

Het agentschap heeft ook een praktische rol, namelijk de ondersteuning van ondernemingen van de Gemeenschap bij onderhandelingen met ondernemingen uit derde landen en de publicatie van referentiegegevens. Het overaanbod begin jaren '90 van zeer laaggeprijsd nucleair materiaal op de wereldmarkt – ten gevolge van de opening van de oude sovjetzone – heeft het agentschap er bovendien toe gebracht om met de steun van het Hof van Justitie te weigeren contracten goed te keuren die indruisten tegen het gemeenschappelijk voorzieningsbeleid. Dit beleid behelst met name de geografische diversificatie van de voorzieningsbronnen en heeft ten doel een al te grote afhankelijkheid van de Unie van één voorzieningsbron te voorkomen.

2.5. Toezicht op het veilig gebruik van nucleaire materialen

De veiligheidscontrole van Euratom (titel II, hoofdstuk 7, van het Verdrag) houdt in, enerzijds, dat wordt gewaarborgd dat ertsen, grondstoffen en bijzondere splijtstoffen niet voor andere doeleinden worden gebruikt dan waarvoor de gebruikers verklaard hebben ze te bestemmen, en anderzijds, dat de bepalingen met betrekking tot de voorziening en elke bijzondere verbintenis betreffende controle die de Gemeenschap in een akkoord met een derde staat of een internationale organisatie heeft aangegaan, worden nageleefd. De Commissie heeft de bevoegdheid om deze controle uit te oefenen en is verplicht dit te doen, een verplichting die zij nu al vijftig jaar nakomt. Haar controle strekt zich uit tot elk nucleair materiaal dat aanwezig is op het grondgebied van de Gemeenschap, en dit vanaf de winning of de invoer ervan.

De Commissie heeft erover gewaakt dat de onder het Euratom-Verdrag vallende partijen hun verplichtingen in acht nemen, zoals die voortvloeien uit het Verdrag zelf en uit de opeenvolgende toepassingsverordeningen. De laatste daarvan is vastgesteld in 2005 en de wijzigingen daarvan zijn gericht op aanpassing aan de uitbreiding van de Unie, de technologische ontwikkelingen binnen de nucleaire industrie, de ontwikkeling van de informatietechnologie en wijzigingen op wetgevingsgebied.

Reeds zeer snel (1960) is een korps van inspecteurs opgericht. In 2006 telde het 180 leden. Het Verdrag garandeert hen te allen tijde ongehinderde toegang tot alle plaatsen, alle gegevens en alle personen die zich uit hoofde van hun beroep bezig houden met aan controle onderworpen materialen, uitrustingen of installaties. De inspecties gebeuren op gezette tijden in de nucleaire installaties van de Gemeenschap.

Voorts heeft de Commissie gebruik gemaakt van de haar door het Verdrag verleende dwangmiddelen in geval van inbreuken op dit gebied, meer bepaald door zich rechtstreeks tot de betrokken lidstaat te richten via een inbreukprocedure (artikel 141), met behulp van de ad hoc- procedure als bedoeld in artikel 82 (één geval), door één van de maatregelen te nemen waarin het Verdrag voorziet, rechtstreeks gericht tot de betrokken personen of ondernemingen (artikel 83), zoals een waarschuwing (zeven gevallen) of het stellen van een onderneming onder tijdelijk beheer van een aangewezen persoon of groep (één geval).

In het kader van het non-proliferatieverdrag van 1 juli 1968 zijn driepartijenovereenkomsten ondertekend, enerzijds tussen de lidstaten die niet over atoomwapens beschikken, Euratom en de Internationale Organisatie voor atoomenergie (IAEA), en anderzijds tussen elk van beide over atoomwapens beschikkende lidstaten van de Unie en diezelfde organisaties. Dankzij deze driepartijenovereenkomsten kan de rol van Euratom op dit gebied worden gecoördineerd met die welke de IAEA krachtens het non-proliferatieverdrag is toebedeeld. In 1998 zijn deze overeenkomsten door aanvullende protocollen gewijzigd en uitgebreid .

2.6. Internationale betrekkingen

De Gemeenschap is opgevat als een organisatie die open staat voor de wereld en die belast is om met andere landen en internationale organisaties 'alle betrekkingen tot stand te brengen welke de vooruitgang in het vreedzame gebruik van kernenergie kunnen bevorderen' (artikel 2).

Uit de geschiedenis van de toepassing van titel II, hoofdstuk 10, van het Verdrag blijkt duidelijk dat de ontwikkeling van de internationale betrekkingen van de Gemeenschap parallel loopt met de toepassing van het geheel van het Euratom-Verdrag: eerst een streven naar technologische ontwikkeling, vervolgens de verspreiding van commerciële toepassingen en ten slotte internationale samenwerking op alle bevoegdheidsgebieden, met name op het gebied van innovatie, nucleaire veiligheid, stralingsbescherming en non-proliferatie.

Zo heeft de Gemeenschap samenwerkingsakkoorden betreffende het vreedzame gebruik van kernenergie ondertekend met tal van derde landen, inbegrepen de voornaamste relevante leveranciers: de Verenigde Staten, Canada, Australië, Argentinië, Oezbekistan, Oekraïne, Japan en Kazachstan. Momenteel worden er onderhandelingen voorbereid met Rusland. Er zijn onderzoeksovereenkomsten gesloten met Rusland, Oekraïne, Kazachstan en de Verenigde Staten.

De Gemeenschap heeft voorts haar duidelijk engagement op internationaal niveau getoond door partij te worden bij de voornaamste internationale overeenkomsten op nucleair gebied: de Overeenkomst inzake de fysieke beveiliging van nucleaire materialen (1991), het Verdrag inzake nucleaire veiligheid (2000), het Gezamenlijk Verdrag inzake de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactief afval (2006), alsook het Verdrag inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval en het Verdrag inzake bijstand in het geval van een nucleair ongeval of van stralingsgevaar (2006).

De veiligheid binnen de Unie is ook afhankelijk van de veiligheid buiten haar grenzen. De opening van een dialoog met de landen van het voormalige sovjetblok over de veiligheid van hun kerncentralepark ligt aan de oorsprong van een intensieve internationale samenwerking met het oog op de verbetering van de nucleaire veiligheid in de wereld met behulp van zowel technische als normatieve middelen. Deze samenwerking vindt binnen de Unie haar vertaling in programma's voor technische bijstand en samenwerking met de Midden- en Oost-Europese landen en de nieuwe onafhankelijke staten van de voormalige Sovjet-Unie (PHARE en TACIS), gebaseerd op het EG-Verdrag. Het Euratom-Verdrag moet de rechtsgrondslag zijn van het instrument voor bijstand op het gebied van nucleaire veiligheid dat het TACIS-programma, dat de grootste bijdrage heeft geleverd voor de verbetering van de nucleaire veiligheid in de landen van het voormalige sovjetblok, zal opvolgen.

Sinds 2003 neemt de Gemeenschap deel aan het internationale Generation IV-forum ( Generation IV International Forum ) en recentelijk heeft zij de Kaderovereenkomst gesloten betreffende internationale samenwerking voor onderzoek en ontwikkeling voor kernenergiesystemen van de vierde generatie ( International Framework Agreement for International Collaboration on Research and Development of Generation IV Nuclear Energy Systems) . Bovendien treedt de Gemeenschap weldra toe tot het Multilateraal Milieuprogramma op nucleair gebied in de Russische Federatie ( Multilateral Nuclear Environmental Programme in the Russian Federation - MNEPR ).

Tenslotte zet de Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Commissie, met behoud van haar eigen specifieke karakter, haar samenwerking op verschillende niveaus voort met de gespecialiseerde agentschappen van de Verenigde Naties, de Raad van Europa en de OESO, organisaties die uitdrukkelijk in het Verdrag worden vermeld. Sinds het begin van haar werkzaamheden, en met name sinds 1975, werkt de Gemeenschap nauw samen met de IAEA. Deze samenwerking moet worden versterkt in de nieuwe wereldcontext waarbinnen het gebruik van kernenergie een parallelle inspanning vereist op het gebied van veiligheid, beveiliging en non-proliferatie.

3. CONCLUSIE EN VOORUITZICHTEN

De balans van de activiteiten die sinds vijftig jaar uit hoofde van het Euratom-Verdrag zijn uitgevoerd, is voor het overgrote deel positief. Het Verdrag heeft het voor de Gemeenschap mogelijk gemaakt belangrijke acties te ondernemen in een strategische sector, met name wat de energievoorziening van de Unie betreft. Er zijn meer in het bijzonder belangrijke verwezenlijkingen op het gebied van onderzoek, gezondheidsbescherming, toezicht op het vreedzaam gebruik van nucleair materiaal en internationale betrekkingen.

Dankzij het Euratom-Verdrag draagt de Gemeenschap door haar steun voor onderzoek en innovatie bij tot de wetenschappelijke vooruitgang. Zij waarborgt de naleving van strenge stralingsbeschermingsnormen voor de burgers en begeleidt nieuwe initiatieven op nucleair gebied. Zij zorgt voor een algemene visie op investeringen in deze sector. Zij waakt over een geregelde en billijke voorziening van nucleair materiaal voor alle gebruikers in de Gemeenschap en over een strikt toezicht op het vreedzaam gebruik van dergelijk nucleair materiaal. Op dit gebied is zij een internationale speler geworden.

Het Euratom-Verdrag heeft de grondslagen gelegd voor communautaire acties met betrekking tot de splijtstofkringloop, maar ook voor andere activiteiten waarbij gebruik wordt gemaakt van radioactieve stoffen voor industriële en onderzoeksdoeleinden of medische toepassingen (onderzoek, stralingsbeschermingsregels, enz.). Het Euratom-acquis is op die manier aanwezig in het dagelijkse leven van de burgers van de Unie.

Hoewel er met name door de Commissie meer ambitieuze voorstellen voor de herziening van het Euratom-Verdrag zijn gedaan, is dit Verdrag sinds 1957 uitsluitend op institutionele en procedurele aspecten gewijzigd, waarbij werd uitgegaan van de ontwikkelingen van de Gemeenschappen, later de Unie, en rekening werd gehouden met de diverse uitbreidingen. De Euratom-Gemeenschap is desondanks geïntegreerd in de ontwikkeling van de Unie en is een onderdeel van de eerste pijler daarvan. Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag is de politieke, economische en technologische context waarbinnen het moest worden toegepast echter aanzienlijk gewijzigd, waardoor nieuwe uitdagingen zijn ontstaan die het optreden van de Gemeenschap al dan niet vergemakkelijken. Dit verklaart waarom sommige bepalingen slechts gedeeltelijk ten uitvoer zijn gelegd. Zo heeft het Voorzieningsagentschap van Euratom, dat sinds 1960 actief is, zijn bevoegdheden sindsdien geleidelijk moeten aanpassen.

In dat verband heeft de Commissie, voor zover dat onder haar bevoegdheden viel, vanaf 1 januari 1958 een sturende rol gespeeld door voorstellen te doen voor en toe te zien op een zich aan de ontwikkeling van de behoeften en de context van de Unie aanpassende toepassing van het Verdrag. Daarbij is de Commissie meermaals ondersteund door arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. Met name de afgelopen jaren heeft de Commissie op zeer intensieve wijze gereageerd, bijvoorbeeld door voorstellen in te dienen voor een vervollediging van het communautaire wettelijke kader voor de veiligheid van nucleaire activiteiten (het 'nucleair pakket'). Bedoelde voorstellen zijn door het uitblijven van een besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen nog steeds geblokkeerd binnen de Raad. De noodzaak, als onderstreept door het arrest van het Hof van Justitie van 10 december 2002 in zaak C-29/99, van een dergelijk gemeenschappelijk kader is duidelijk aan het licht gekomen bij de laatste uitbreiding van de Unie, waarbij het aspect van de nucleaire veiligheid bij de toetredingsonderhandelingen veel aandacht heeft gekregen. Dit heeft geresulteerd in verbintenissen om verscheidene kernreactoren te ontmantelen, met aanzienlijke financiële steun van de Gemeenschap.

De lange levensduur van de oorspronkelijke bepalingen van het Euratom-Verdrag onderstreept het moderne karakter van verscheidene daarvan. Nog lang na 1957 hebben zij de aanzet gegeven tot of liepen zij vooruit op ontwikkelingen op andere gebieden van het Gemeenschapsrecht, zoals bijvoorbeeld de bepalingen van het EG-Verdrag inzake onderzoek en technologische ontwikkeling (kaderprogramma, gemeenschappelijke onderneming, enz.). Op dezelfde wijze heeft de Commissie, ook al is zij er tot dusverre niet in geslaagd om zoals bepaald in het Euratom-Verdrag (artikel 9) een instelling op universitair niveau op te richten, een stuwende rol gespeeld bij de totstandbrenging van een Europees netwerk voor nucleaire opleidingen (ENEN – European Nuclear Education Network). Er bestaat nu een waarmerk European Master of Science in Nuclear Engineering. Op een moment waarop de Commissie de oprichting voorstelt, op basis van het EG-Verdrag, van een Europees Instituut voor Technologie, kan uit deze ervaring van de nucleaire sector veel lering worden getrokken.

De sinds 1960 uitgevoerde Euratom-inspecties hebben een pioniersrol vervuld voor de communautaire inspectie-instanties op andere gebieden (luchtvaartveiligheid, maritieme veiligheid, enz.). Daarvan getuigen ook de bepalingen die een communautair toezicht op de radioactiviteit in het milieu mogelijk maken, met een erkenning van de gelijklopendheid van de interne en externe bevoegdheden van de Gemeenschap (artikel 101).

In 1957 werd de beheersing van de nucleaire technologie als een cruciale factor beschouwd die de voorwaarden moest scheppen voor een duurzame vrede en welvaart in een Europa in opbouw en een wereld waarin de koude oorlog woedde. Een en ander werd met name gevoed door de vrees voor energieschaarste in een tijdperk waarin de steenkoolproductie achteruitliep en het verbruik van aardolie volop toenam. Deze vrees werd nog versterkt door de Suez-crisis. De lidstaten wilden hun externe afhankelijkheid ten aanzien van de traditionele energiebronnen verminderen, maar wilden ook hun technologische achterstand ten opzichte van meer geavanceerde derde landen inlopen. Er moet worden opgemerkt dat deze bezorgdheid, weliswaar met andere argumenten, ook in de huidige context actueel blijft.

De aan de gang zijnde discussie over de omschrijving van een Europees energiebeleid dat gericht is op concurrentievermogen, continuïteit van de energievoorziening en milieuoverwegingen biedt de gelegenheid om na te denken over toekomstige actie in het kader van Euratom. Kernenergie is vandaag een realiteit binnen en buiten de Unie. De huidige wedren om energiebronnen verhoogt de inzet ten aanzien van kernenergie. Het Euratom-Verdrag bevat de voornaamste bepalingen die het voor de Unie mogelijk maken om in deze sector op te treden. Ook al is het niet volmaakt, het is een noodzakelijk instrument voor de Unie, de lidstaten en de burgers.

In de toekomst moet de centrale aandacht bij de toepassing van het Euratom-Verdrag gaan naar de nucleaire veiligheid en beveiliging. De recente uitbreidingen hebben de diversiteit van het communautaire kernenergielandschap vergroot en hebben de noodzaak van communautaire actie versterkt. Dit vindt zijn neerslag in het op 10 januari 2007 vastgestelde indicatieve programma op het gebied van kernenergie, met name wat de bescherming van de volksgezondheid en het milieu betreft, alsook het voorkomen van het kwaadwillig gebruik van nucleair materiaal. Alle lidstaten vinden in dat verband veel baat bij de tenuitvoerlegging van de door het Euratom-Verdrag beschikbaar gestelde middelen.

Ook in derde landen zijn de veiligheid van nucleaire installaties en de bescherming tegen ioniserende straling van zeer groot belang. Een volledig op het Euratom-Verdrag gebaseerd nieuw instrument voor internationale samenwerking op dit gebied komt weldra beschikbaar.

De Commissie onderstreept dat het belangrijk is de technologische voorsprong op nucleair gebied in stand te houden en ondersteunt de invoering van het meest geavanceerde kader op dit gebied, inclusief op het stuk van de veiligheid van bestaande en toekomstige installaties, de non-proliferatie, het beheer van radioactieve afvalstoffen en de ontmanteling. De Gemeenschap moet derhalve een rol blijven spelen bij de omkadering van de ontwikkeling van de nucleaire industrie en moet erop blijven toezien dat bij het gebruik van radioactiviteit, voor om het even welke toepassing, de hoogste normen inzake stralingsbescherming, veiligheid en beveiliging in acht worden genomen. Op die manier zal de Gemeenschap bijdragen tot het verhogen van het levensniveau en de levenskwaliteit van de burgers binnen de Unie, ongeacht de energiekeuze van elke lidstaat, alsook over de Uniegrenzen heen, in samenwerking met derde landen en internationale organisaties.