Artikelen bij COM(2010)752 - Eerste tussentijdse evaluatie van de gezamenlijke technologie-initiatieven Artemis en ENIAC

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 

|
52010DC0752

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Eerste tussentijdse evaluatie van de gezamenlijke technologie-initiatieven Artemis en ENIAC /* COM/2010/0752 def. */


[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 16.12.2010

COM(2010) 752 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD , HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Eerste tussentijdse evaluatie van de gezamenlijke technologie-initiatieven Artemis en ENIAC

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD , HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Eerste tussentijdse evaluatie van de gezamenlijke technologie-initiatieven Artemis en ENIAC

Inleiding

In dit verslag worden de bevindingen en aanbevelingen van de eerste tussentijdse evaluatie van Artemis en ENIAC beschreven. Dit zijn de twee gemeenschappelijke ondernemingen die de gezamenlijke technologie-initiatieven (GTI's) op het gebied van ingebedde systemen en nano-elektronicaonderzoek uitvoeren. In het verslag geeft de Commissie haar eerste reactie op de aanbevelingen van de evaluatie en worden vervolgmaatregelen uiteengezet. Daarmee voldoet de Commissie aan de eis om verslag uit te brengen over de eerste tussentijdse evaluatie van Artemis en ENIAC, zoals neergelegd in de oprichtingsbesluiten. Voorts is de Commissie van plan in de eerste helft van 2011 een mededeling op te stellen waarin zij haar algemene conclusies over de tussentijdse evaluaties van alle GTI's en de tussentijdse beoordelingen van het herstelplan publiek-private partnerschappen (PPP's) verwoordt.

ACHTERGROND

In haar huidige zevende kaderprogramma op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie steunt de Europese Unie een aantal gezamenlijke technologie-initiatieven (GTI's). Op het vlak van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) werden de GTI's Artemis en ENIAC in 2007 als gemeenschappelijke ondernemingen (GO's) op grond van artikel 187 VWEU (ex artikel 171 EG) opgericht. Deze beide organen vormen publiek-private partnerschappen tussen de industrie, enkele EU-lidstaten en geassocieerde landen, en de Europese Unie. Hun doel is met een begroting die zowel door de EU als de deelnemende staten wordt gefinancierd, een onderzoeksagenda uit te voeren die door de Europese onderzoekswereld (industrie en academische/onderzoeksorganisaties) op hun respectieve terreinen wordt vastgesteld. Op deze wijze proberen de GTI's Europa's toekomstige groei, concurrentievermogen en duurzame ontwikkeling te versterken. Door de ambitie en de reikwijdte ervan, de omvang van de te mobiliseren financiële en technische middelen en de noodzaak van een doeltreffende coördinatie en synergie van materiële en financiële middelen was actie op Europees niveau noodzakelijk.

Na de eerste twee uitnodigingen tot het indienen van voorstellen hebben Artemis en ENIAC respectievelijk 25 en 18 projecten opgestart, elk met een gemiddelde duur van drie jaar. Tot dusver hebben de EU en de GTI-lidstaten 576 miljoen euro voor beide GTI's samen uitgetrokken (2008-2010), naast particuliere O&O-inspanningen die ongeveer het dubbele van dat bedrag waard zijn. Dit is weliswaar een aanzienlijke publieke investering op twee essentiële technologiegebieden, maar de huidige overheidssteun is verre van toereikend om de oorspronkelijke doelstellingen te verwezenlijken zoals deze beschreven staan in de voorstellen van de Commissie voor de oprichting van de gemeenschappelijke ondernemingen (in totaal 900 miljoen euro gedurende dezelfde periode). De huidige investeringen in de twee GTI's voldoen evenmin aan de verwachtingen van de belanghebbenden op onderzoeksgebied, die de ambitie hadden om programma's van elk 2,5-3 miljard euro te realiseren (overeenkomstig het totaalvoorstel van de Commissie).

Uitvoering van de evaluatie

Met deze evaluatie werd beoogd de kwaliteit en efficiëntie van de GTI-activiteiten te beoordelen en vast te stellen hoe groot de kans was dat Artemis en ENIAC, in hun huidige opzet, hun doelstellingen zouden halen. Hiertoe verzocht de Commissie een panel van onafhankelijke deskundigen, onder voorzitterschap van dr. Wulf Bernotat, de beschikbare documenten te onderzoeken en belanghebbenden te ondervragen.

Het evaluatiepanel heeft zijn verslag in juli 2010 uitgebracht. Het volledige verslag is beschikbaar op de Europa-website.

UITKOMSTEN VAN DE EVALUATIE EN AANBEVELINGEN

Belangrijk is dat het evaluatiepanel de waarde erkent van een tripartiete structuur voor GTI's op deze gebieden, waarbij middelen van de industrie, de EU en de lidstaten worden gebundeld:

"Het is goed voor de industrie, goed voor de lidstaten en goed voor Europa om een gemeenschappelijke strategie te hebben die gezamenlijk wordt uitgevoerd. (…) Het evaluatiepanel feliciteert alle betrokkenen met de uitstekende resultaten die zij bij het ontwerpen en toepassen van deze nieuwe instrumenten hebben geboekt."

De deskundigen uiten echter wel hun bezorgdheid over het feit dat Artemis en ENIAC onvoldoende aandacht schenken aan hun Europese strategische doelen. Het panel roept op tot een strategische heroriëntatie van de beide GTI's, waarbij alle belanghebbenden betrokken worden en die moet leiden tot een echt gezamenlijke inspanning. In dit kader verzoeken de deskundigen de industrie om de opinieleiders van de industrie, regeringen en de onderzoekswereld opnieuw in te schakelen:

"De industrie, die vroeg om het leiderschap over deze GTI's en dat ook kreeg, heeft haar oorspronkelijke inzet bij de strategische leiding en het beheer van de GTI's, waarmee beoogd werd dat deze al hun doelstellingen zouden bereiken, niet volgehouden. In het bijzonder heeft zij verzuimd effectief met de lidstaten samen te werken om de problemen aan te pakken."

Het gebrek aan financiering is volgens het evaluatiepanel een cruciaal punt:

"De lidstaten hebben aanzienlijk minder financiële middelen toegezegd dan was verwacht, waardoor het vermogen om een kritische massa van activiteiten te creëren in het gedrang komt en de opbouw van passende projectportefeuilles ernstig wordt belemmerd."

Het tekort aan middelen houdt deels verband met de intergouvernementele Eureka-stelsels ITEA2 en Catrene, die gelijktijdig met Artemis en ENIAC functioneren en die geleidelijk in de GTI's moeten integreren wanneer een toegevoegde waarde tot stand kan worden gebracht. Het standpunt van de Commissie over dit probleem wordt in hoofdstuk 6 van dit verslag uiteengezet.

Zich richtend tot de Europese Commissie noemt het evaluatiepanel een aantal lessen, zoals de noodzaak van meer organisatorische en financiële flexibiliteit, die geleerd zijn tijdens de eerste generatie GTI's en waarmee bij de oprichting van potentiële toekomstige PPP's rekening moet worden gehouden:

"De huidige financiële reglementen en andere administratieve eisen (zoals ambtenarenstatuten) zijn te beperkend en belemmeren de verwezenlijking van de strategische doelen voor GTI's eerder dan dat ze deze mogelijk maken."

De lijst met de aanbevelingen van het panel is in de bijlage opgenomen.

Het tijdsbestek voor elke aanbeveling geeft aan of het mogelijk is binnen het huidige wettelijke kader te handelen of dat de bestaande verordeningen of financiële reglementen moeten worden gewijzigd. Omdat wijziging van het wettelijke kader een kostbare procedure is, zal deze groep aanbevelingen worden meegenomen in de gesprekken over een volgende generatie PPP's.

GEPLANDE VERVOLGACTIES

De Commissie is tevreden met het tussentijdse evaluatieverslag en neemt nota van de aanbevelingen van het evaluatiepanel. De Commissie is vastbesloten om aan de slag te gaan met haar deel van de aanbevelingen en om met de industrie, de lidstaten en de gemeenschappelijke ondernemingen samen te werken om hen te helpen hun deel van de aanbevelingen uit te voeren. Overeenkomstig het tijdsbestek dat in het verslag wordt voorgesteld en gezien het specifieke karakter van Artemis en ENIAC waarbij lidstaten rechtstreeks betrokken zijn, zal de Commissie zich verbinden tot:

1) onmiddellijke acties voor de bestaande gemeenschappelijke ondernemingen (d.w.z. de GTI-activiteiten in de periode 2011-2013) waaraan door hun bestuursstructuren vervolg dient te worden gegeven; en

2) langeretermijnacties voor de potentiële volgende generatie van PPP's op deze terreinen op grond van de kerninitiatieven Innovatie-Unie en Digitale Agenda voor Europa, die in het kader van de Europa 2020-strategie zijn opgestart.

De reactie van de Commissie op de aanbevelingen van het panel wordt hieronder samengevat.

i) Algemene aanbeveling

Ondanks het feit dat de lidstaten op dit moment slechts een bescheiden financiële bijdrage aan de bestaande GO's leveren, wat rechtstreeks invloed heeft op de Europese financiering, en ondanks de klaarblijkelijke complexiteit is de Commissie het ermee eens dat het tripartiete model belangrijke voordelen met zich mee kan brengen, als alle partijen werken aan een krachtige gezamenlijke reeks strategische doelstellingen. Behalve leiderschap van de industrie in de ontwikkeling van de strategie biedt dit model een unieke kans om nationaal beleid zodanig te coördineren dat gemeenschappelijke Europese uitdagingen kunnen worden opgepakt. Tegelijkertijd is de Commissie het ermee eens dat het voor de GTI's heilzaam zou zijn als de partners zich zo snel mogelijk weer aan het tripartiete model en een Europese strategische agenda committeren. De Commissie zal samen met de industrie en de lidstaten bekijken hoe dit het best kan worden gerealiseerd. Dit is bijzonder belangrijk omdat de GTI's actief zijn op gebieden die als sleuteltechnologieën voor Europa worden aangemerkt.

Zonder afbreuk te doen aan toekomstige beslissingen over de architectuur van het achtste kaderprogramma sluit de Commissie niet uit dat activiteiten op terreinen waarmee Artemis en ENIAC zich bezighouden, in de toekomst bij één GTI zullen worden ondergebracht. Dit kan zelfs een groter deel van de waardeketen betreffen, wanneer de brandende kwestie van de interactie tussen hardware en software wordt aangepakt en er een juiste balans wordt gevonden tussen technology-push en application-pull prioriteiten. Tevens zou dit helpen de operationele opzet doeltreffender te maken.

ii) Aanbevelingen voor de lidstaten

Gezien de nauwe koppeling tussen de Europese bijdrage en de nationale bijdragen (zie voetnoot 10) erkent de Commissie dat het nodig is dat de lidstaten hun financiële bijdragen verhogen om de in de verordeningen genoemde algemene financiële doelstellingen te bereiken. Daarnaast kunnen de nationale begrotingen een periode van meerdere jaren omvatten om een perspectief op de langere termijn te creëren op basis van het strategische meerjarenplan van de industrie. De Commissie zal de lidstaten voorstellen een meerjarige begrotingsbijdrage overeen te komen voor de resterende levensduur van de GO's, om de oorspronkelijke doelen van de GTI's te verwezenlijken. Dit is een van de onderdelen van het hernieuwde strategische engagement dat de Commissie van haar partners verwacht.

Tot dusver hebben de lidstaten slechts weinig aandacht besteed aan de vereiste synchronisatie van hun activiteiten. De Commissie zal erop aandringen dat nationale praktijken worden gekozen in lijn met de voorwaarden van de verordeningen en de administratieve regelingen, om zo te helpen gemeenschappelijke praktijken te realiseren. De Commissie zal ook voorstellen binnen de raden van openbare instanties een werkgroep op te richten die nationale praktijken gaat toetsen en vergelijken om administratieve processen en nationale financieringspercentages beter te harmoniseren. In dit verband verdienen de regels voor de financiering van universiteiten en academische/onderzoeksorganisaties speciale aandacht.

De Commissie is het ermee eens dat het waardevol is de nationale steun voor specifieke onderwerpen in het jaarlijks werkprogramma meer zichtbaar te maken. Het Europese karakter van de GTI's dient evenwel niet de vorm aan te nemen van een opeenstapeling van puur nationale belangen. De Commissie zal in de raad van openbare instanties het voorstel doen om een eenvoudige methode te ontwikkelen om overwegingen die met nationale steun te maken hebben, op een adequaat gedetailleerd niveau in het jaarlijkse werkprogramma op te nemen.

iii) Aanbevelingen voor de bedrijfstakverenigingen

De Commissie is het ermee eens dat toereikende processen en hulpmiddelen moeten worden ingezet om de strategische prestaties van de GTI's te volgen en te analyseren. Zij zal meetbare indicatoren voorstellen en de bedrijfstakverenigingen vragen regelmatig een strategische analyse van de resultaten en effecten van elke uitnodiging tot het indienen van voorstellen te verrichten. Meer in het algemeen zal de Commissie de industrie de suggestie doen strategische onderzoeksagenda's tijdig te actualiseren en te herzien en op hoog niveau binnen de betrokken bedrijven, de Commissie en de lidstaten goedgekeurd te krijgen.

De Commissie deelt de visie dat bedrijfstakverenigingen een sleutelrol moeten spelen in het creëren van innovatie-ecosystemen met behulp van de GTI-strategie. De industriële partners behoren leiding te geven aan de ontwikkeling van een concreet plan met tastbare doelen, dat de GO's moeten uitvoeren, zoals stimuleren van de deelname van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's), het clusteren van activiteiten en acties op het gebied van onderwijs en opleiding.

Voorts worden de bedrijfstakverenigingen aangemoedigd hun leden meer waar voor hun geld te bieden, wat moet resulteren in een bredere representatieve groep van belanghebbenden en een ruimer lidmaatschap met bijzondere aandacht voor kmo's. De Commissie zal eveneens onderzoeken wat de potentiële en juridische implicaties zijn van een eenvoudiger administratieve betrokkenheid van sommige deelnemers bij de projecten, bijvoorbeeld het concept geassocieerde partner voor kmo's dat een vermindering van hun administratieve en financiële belasting betekent.

iv) Aanbevelingen voor de Europese Commissie

Het evaluatiepanel roept de Commissie op de financiële kaderregeling of het Statuut van de ambtenaren niet op potentiële toekomstige PPP's toe te passen. Dit strookt tevens met de aanbevelingen van de GTI Sherpas' Group. In dit verband heeft de Commissie bij de driejaarlijkse herziening van het Financieel Reglement twee extra opties voorgesteld om publiek-private partnerschappen handen en voeten te geven: een gemengd publiek-privaat orgaan op basis van artikel 185 bis van het Financieel Reglement en een privaatrechtelijk orgaan (artikel 53, lid 1, tweede alinea, onder g). Eenmaal goedgekeurd door de wetgever zal dit voorstel het kader vormen waarbinnen deze aanbeveling kan worden opgevolgd.

De Commissie zal onderzoeken hoe belangrijk het is de operationele activiteiten van potentiële toekomstige PPP's uit te breiden tot begeleidende maatregelen als coördinatie, ondersteuning, infrastructuur en grote demonstratieacties. Zij zal tevens met behulp van de lidstaten, de industrie en andere potentiële geldschieters op zoek gaan naar manieren om financiering uit verschillende bronnen te combineren. Evenzo zal de Commissie nagaan hoe er financiële steun kan worden verleend aan activiteiten die essentieel zijn voor de verwezenlijking van de Europese strategische doelstellingen van de GTI's en onder de huidige GTI-opzet niet kunnen worden ondersteund, zoals infrastructuur- of innovatieprojecten die strikt genomen geen O&O-activiteiten vormen.

Volgens de Commissie is de bijdrage van de bedrijfstakverenigingen in de exploitatiekosten van de GO's voor hen een belangrijke stimulans om erop toe te zien dat de GO's op goede wijze worden bestuurd. Zij neemt ook nota van de moeilijkheden die de verenigingen ervaren om voldoende lidmaatschapsgelden te innen. Een toekomstig model waarin elke begunstigde een contributie aan de GO zou betalen, dient zorgvuldig te worden bestudeerd.

De Commissie erkent tevens hoe belangrijk het is gegevens te verzamelen om te laten zien wat de effecten van de werkzaamheden van de GTI's zijn. Deze gegevens kunnen bij toekomstige evaluaties worden gebruikt. Hiertoe zal zij met behulp van deskundigen een reeks indicatoren ontwikkelen waarmee de prestaties van de GTI's kunnen worden getoetst aan de doelen zoals deze staan beschreven in de oprichtingsbesluiten en in hun strategische meerjarenplannen. De daaruit voortvloeiende gegevens zullen jaarlijks worden geanalyseerd.

v) Aanbevelingen voor de gemeenschappelijke ondernemingen

De Commissie is zich bewust van de moeilijkheden die de bedrijfstakverenigingen ervaren om voldoende inkomsten uit hun lidmaatschapsgelden of andere soorten activiteiten te genereren zonder een verplichte bijdrage van alle projectbegunstigden te vragen. De Commissie is echter wel van oordeel dat de bedrijfstakverenigingen extra inkomsten kunnen verwerven door hun leden een breder pakket aan diensten te bieden. De lage inkomsten van de bedrijfstakverenigingen zijn ook te wijten aan de omvang van de programma's die kleiner is dan gepland doordat de lidstaten minder bijdragen dan aanvankelijk werd verwacht. De Commissie zal zich niet alleen inspannen om de betrokkenheid van belanghebbenden nieuw leven in te blazen en de bedrijfstakverenigingen aan te sporen hun activiteiten en ledenbestand te diversifiëren en uit te breiden, maar zij zal ook de maatregelen van de GO's om de huidige situatie te verbeteren, ondersteunen.

De Commissie is het ermee eens dat de portefeuille van ondersteunde projecten en de strategische Europese doelen van het programma beter op elkaar dienen te worden afgestemd. Daarom zal zij de suggestie doen een werkgroep in te stellen die de huidige evaluatiecriteria gaat herzien om beter te bepalen op welke wijze de projecten een bijdrage leveren aan de algemene Europese doelen van de GTI's en aan de verrijking van het innovatie-ecosysteem.

Voorts zal de Commissie de relevante belanghebbenden helpen open en transparante processen te ontwikkelen om kandidaten vroegtijdig, op meer zichtbare wijze en constructief informatie te verschaffen over hun kansen om steun van de lidstaten te verkrijgen.

Het standpunt van de Commissie over Eureka en het probleem van onderinvestering

De Commissie is het ermee eens dat het feit dat Eureka-clusters (Catrene en ITEA2) en de GTI's gelijktijdig op het gebied van nano-elektronica en ingebedde systemen werkzaam zijn, de totstandkoming van een Europese onderzoeksruimte compliceert, verwarrend is voor de onderzoekswereld en intrinsiek inefficiënt is. Bovendien had de Raad opgeroepen tot 'geleidelijke integratie' van deze twee financieringsmechanismen.

De Commissie staat volledig achter het behouden van een top-down, strategische, pan-Europese en technologische rol voor de GTI's, die geld ontvangen om hun programma's uit te voeren, maar erkent tevens de toegevoegde waarde van een aanvullend, bottom-up, bedrijfs- en marktgericht programma voor de kortere termijn, waarin enkele bedrijven samenwerken en dat met het oog op de uitvoering van specifieke projecten wordt gefinancierd. De Commissie is evenwel van oordeel dat beide benaderingen via één publiek-privaat partnerschap kunnen worden uitgewerkt, wat ook aanzienlijke besparingen op de bedrijfskosten mogelijk maakt. Tot op heden hebben alle belanghebbenden hun uiterste best gedaan om manieren te vinden om beide soorten programma's af te bakenen. De daaruit ontstane situatie is niet optimaal. Uit ervaring blijkt dat het erg moeilijk is onderwerpen van een programma uit te sluiten wanneer buiten overkoepelende beginselen om gedetailleerde opties worden verkend. Een groot aantal onderzoeksthema's valt namelijk onder beide programma's (toepassing en technologie). Dit zou niet als een verrassing moeten komen, aangezien de meeste privaatrechtelijke partners bij de oprichting van beide GO's betrokken zijn geweest. Een voortduren van de co-existentie zal niet leiden tot coördinatie en synchronisatie van de twee onafhankelijke initiatieven en de lidstaten evenmin flexibiliteit verschaffen bij de toewijzing van hun begrotingsmiddelen aan de verschillende programma's (dit geldt voor die lidstaten die actief bij beide betrokken zijn, en dat zijn tevens de grootste geldschieters).

Daarom is de Commissie van mening dat het huidige tekort aan bijdragen van de lidstaten aan de GO's en de Eureka-clusters mede te wijten is aan het naast elkaar bestaan van Eureka-clusters en de GTI's, omdat de financiering van beide instrumenten vaak van een en dezelfde nationale bron afkomstig is. Dit belangrijke vraagstuk komt in het verslag niet aan de orde. De Raad had dit probleem echter erkend toen hij de verordeningen tot oprichting van de GTI's goedkeurde, met name door op te roepen tot 'geleidelijke integratie' van de twee financieringsmechanismen. Door beide benaderingen onder één dak te brengen, zal het gemakkelijker worden één enkele strategie voor Europa uit te voeren, komen er voldoende middelen vrij om kritische massa te bereiken en kunnen de betrokken partners de juiste combinatie van instrumenten kiezen om hun doelen te verwezenlijken, d.w.z. via het flexibele gebruik van de top-down en bottom-up mechanismen.

Hoewel het panel verklaart dat operationele integratie pas op de lange termijn moet worden overwogen en niet voor de periode vanaf 2014, streeft de Commissie ernaar te blijven werken aan de geleidelijke integratie van deze twee financieringsmechanismen. De Commissie zal actief deelnemen aan de bestaande structuren (GTI en Eureka) en werkgroepen om verdere vooruitgang te boeken met de differentiatie en coördinatie van activiteiten, en onderzoek doen naar de gedetailleerde omstandigheden waaronder de geleidelijke integratie van de Eureka-clusters binnen de activiteiten van de GO's toegevoegde waarde zou creëren.

Bijlage - Lijst van aanbevelingen van het evaluatiepanel

Nr. | Overzicht van aanbevelingen | Tijdsbestek |

1 | Ervoor zorgen dat toekomstige GTI's op deze gebieden het tripartiete GTI-model voortzetten | Volgende generatie GTI's |

Aanbevelingen voor de lidstaten |

2 | Financiële toezeggingen voor meerdere jaren doen | Nu |

3 | De GTI-verordeningen eerbiedigen | Nu |

4 | Onderzoek verrichten naar toetsing/vergelijking en onderlinge afstemming van nationale praktijken | Nu |

5 | Elk jaar vroegtijdig aangeven welke steun aan specifieke onderwerpen wordt verleend | Nu |

Aanbevelingen voor de bedrijfstakverenigingen |

6 | Leiding geven aan het creëren van processen om in de gaten te houden of de verwezenlijking van de GTI-doelstellingen dichterbij komt | Nu |

7 | Leiding geven aan de opstelling van actieplannen voor het realiseren van doelstellingen op het gebied van innovatie-ecosystemen | Nu |

8 | Beter contact onderhouden met de achterban van de GTI's | Nu |

Aanbevelingen voor de Europese Commissie |

9 | Leiding geven aan het ontwerpen van nieuwe Raadsverordeningen met alternatieve financiële reglementen en het ambtenarenstatuut | Volgende generatie GTI's |

10 | Verordeningen moeten het voor GTI's mogelijk maken innovatiegerelateerde activiteiten anders dan O&O te ondersteunen | Volgende generatie GTI's |

11 | Verordeningen moeten het voor GTI's mogelijk maken financiering uit andere bronnen te accepteren | Volgende generatie GTI's |

12 | Verordeningen moeten het voor de EU mogelijk maken om strategische redenen extra middelen te investeren | Volgende generatie GTI's |

13 | Verordeningen moeten het voor de gemeenschappelijke ondernemingen mogelijk maken om een deel van hun operationele kosten door niet-leden te laten betalen | Volgende generatie GTI's |

14 | De Commissie moet zorgen voor verzameling van gegevens aan de hand waarvan kan worden bepaald welke voordelen deze GTI's opleveren | Nu |

Aanbevelingen voor de gemeenschappelijke ondernemingen |

15 | Een mechanisme instellen om een deel van de operationele kosten te laten vergoeden door niet-leden die van de GTI's profiteren | Volgende generatie GTI's |

16 | Meer nadruk leggen op strategische, Europese doelen bij de evaluatie en selectie van voorstellen | Nu |

17 | Processen in het leven roepen om kandidaten vroegtijdig te informeren | Nu |

Aanbeveling voor de coördinatie van GTI's en Eureka |

18 | Artemis en ENIAC moeten hun initiatieven voortzetten om zich te onderscheiden van en samen te werken met respectievelijk ITEA2 en Catrene | Nu |

Verordening (EG) nr. 74/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming Artemis voor de tenuitvoerlegging van een gezamenlijk technologie-initiatief inzake ingebedde computersystemen, artikel 11; Verordening (EG) nr. 72/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, artikel 11.

Artemis-lidstaten: Oostenrijk, België, Cyprus, Tsjechië, Duitsland, Denemarken, Estland, Spanje, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Nederland, Noorwegen, Portugal, Roemenië, Zweden, Slovenië, Verenigd Koninkrijk.ENIAC-lidstaten: Oostenrijk, België, Tsjechië, Duitsland, Estland, Spanje, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Nederland, Noorwegen, Polen, Portugal, Roemenië, Slowakije, Zweden, Verenigd Koninkrijk.

Het deskundigenpanel bestond uit de volgende leden: dr. Wulf H. Bernotat (voorzitter) — voorheen E.ON AG; Elke Eckstein — OSRAM Opto Semiconductors; Luke Georghiou — Universiteit van Manchester, Instituut voor innovatieonderzoek; Terttu Luukkonen — het Instituut voor onderzoek naar de Finse economie; Bob Malcolm (rapporteur) — Ideo ltd; Dominique Potier, Pôle Systématique en voorheen Thales; Christian de Prost, ATMEL; Alberto Sangiovanni-Vincentelli, Universiteit van Californië/Berkeley.

Uitgangspunt voor deze evaluatie waren de juridische en andere documenten op grond waarvan Artemis en ENIAC waren opgericht, financiële informatie, deelnamestatistieken en projectinformatie. Tot de ondervraagden behoorden vertegenwoordigers van de GO's, de Commissie, autoriteiten van de lidstaten en het bedrijfsleven en de onderzoekswereld, inclusief kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's).

http://ec.europa.eu/dgs/information_society/evaluation/rtd/jti/index_en.htm.

Artikel 2, onder d), van de Verordeningen (EG) nrs. 72/2008 en 74/2008.

COM(2010) 546, http://ec.europa.eu/research/innovation-union.

COM(2010) 245, http://ec.europa.eu/information_society/digital-agenda.

COM(2010) 2020, http://ec.europa.eu/europe2020.

In artikel 13, lid 4, van de statuten van de gemeenschappelijke ondernemingen (bijlagen bij Verordeningen (EG) nrs. 72/2008 en 74/2008 van de Raad) staat dat de financiële bijdrage van een gemeenschappelijke onderneming (uit de EU-bijdrage) aan de begroting van elke uitnodiging tot het indienen van voorstellen gelijk moet zijn aan 55% van het totale bedrag dat is vastgelegd door de lidstaten.

'Voorbereiden van onze toekomst: ontwikkeling van een gemeenschappelijke strategie voor sleuteltechnologieën in de EU', COM(2009) 512.

Artikel 11, lid 6, van de statuten van de gemeenschappelijke ondernemingen (bijlagen bij Verordeningen (EG) nrs. 72/2008 en 74/2008 van de Raad), oplopend tot 440 miljoen euro + 792 miljoen euro aan overheidsfinanciering voor ENIAC en 410 miljoen euro + 738 miljoen euro voor Artemis.

Artikel 13, lid 6, onder b), van de statuten van de gemeenschappelijke ondernemingen (bijlagen bij Verordeningen (EG) nrs. 72/2008 en 74/2008 van de Raad): '(...) lidstaten spannen zich maximaal in om de voorwaarden en de sluiting van subsidieovereenkomsten te synchroniseren en de toegezegde financiële steun tijdig vrij te maken.'

Designing together the ideal house for public-private partnerships in European research – JTI Sherpas' Group – Final Report - January 2010 [Samen het ideale huis voor publiek-private partnerschappen in het Europese onderzoek ontwerpen - GTI Sherpas' Group - Eindverslag - januari 2010], http://cordis.europa.eu/fp7/jtis/.

COM(2010) 260, http://ec.europa.eu/budget/documents/financial_regulation_en.htm

Artikel 2 van de Verordeningen (EG) nrs. 72/2008 en 74/2008.

Zie: http://www.catrene.org en http://www.itea2.org.