Artikelen bij COM(2007)152 - Gemeenschappelijk standpunt dat door de Raad is aangenomen met het oog op de vaststelling van een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de EG op het gebied van trans-Europese vervoers- en energienetwerken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52007PC0152

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het gemeenschappelijk standpunt dat door de Raad is aangenomen met het oog op de vaststelling van een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese vervoers- en energienetwerken /* COM/2007/0152 def. - COD 2004/0154 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 23.3.2007

COM(2007) 152 definitief

2004/0154 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende

het gemeenschappelijk standpunt dat door de Raad is aangenomen met het oog op de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese vervoers- en energienetwerken

2004/0154 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende

het gemeenschappelijk standpunt dat door de Raad is aangenomen met het oog op de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese vervoers- en energienetwerken

1. ACHTERGROND

Verzending van het voorstel van de Commissie naar het EP en de Raad (COM(2004) 475 –2004/0154(COD)): | 14.7.2004 |

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité: | 10.3.2005 |

Advies van het Europees Parlement, eerste lezing: | 26.10.2005 |

Verzending van het gewijzigd voorstel van de Commissie naar het EP en de Raad (COM(2006) 245 – 2004/0154 (COD)): | 24.5.2006 |

Vaststelling van het gemeenschappelijk standpunt: | 22.3.2007 |

2. DOEL VAN HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Op 14 juli 2004 heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese vervoers- en energienetwerken en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad.

De verordening heeft tot doel de voorwaarden, middelen en procedures voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap aan projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van trans-Europese vervoers- en energienetwerken vast te stellen, overeenkomstig artikel 155, lid 1, van het Verdrag.

Het oorspronkelijke voorstel van de Commissie is op 24 mei 2006 gewijzigd, met name om rekening te houden met de interinstitutionele overeenkomst van april 2006 betreffende het financieel kader voor de Gemeenschap voor de periode 2007-2013.

De in het oorspronkelijke voorstel van de Commissie voorgestelde begrotingsmiddelen overschreden in aanzienlijke mate de bedragen die in het financieel kader 2007-2013 zijn vastgelegd voor trans-Europese vervoers- en energienetwerken. Het oorspronkelijke voorstel moest dus worden herzien om de TEN-verordening aan te passen aan de in april 2006 vastgestelde begrotingsmiddelen.

De begrotingsmiddelen van het financieel kader bedragen slechts 40% van het oorspronkelijk voorgestelde bedrag voor de vervoerssector en 45% van dat voor de energiesector. Dit betekent dat ook de procedures voor het verlenen van bijstand moeten worden herzien (met name de procedures voor het selecteren van projecten en de bijstandspercentages).

Daarnaast is in het herziene voorstel ook gedeeltelijk rekening gehouden met de amendementen die het Europees Parlement in eerste lezing heeft voorgesteld. Ten slotte is de formulering van het voorstel op een aantal punten verbeterd.

3. OPMERKINGEN OVER HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

De Raad heeft zijn gemeenschappelijk standpunt met gekwalificeerde meerderheid aangenomen op 22.3.2007. De tekst van dit gemeenschappelijk standpunt is niet alleen een weergave van het standpunt van de Raad, maar ook van het compromis waarover de drie instellingen overeenstemming hebben bereikt na de driepartijenonderhandelingen die plaatshadden van september tot en met november 2006. De voorzitter van de begrotingscommissie van het Europees Parlement en de rapporteur voor dit voorstel hebben de voorzitter van de Raad schriftelijk meegedeeld dat zij, wanneer de Raad de compromistekst ongewijzigd zou aannemen, de begrotingscommissie en de plenaire vergadering van het Parlement zouden aanbevelen het gemeenschappelijk standpunt in tweede lezing zonder amendementen goed te keuren.

Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste wijzigingen die door het gemeenschappelijk standpunt worden aangebracht in het voorstel van de Commissie:

- Bij artikel 2, artikel 6 en de bijlage worden twee nieuwe vormen van toekenning van communautaire bijstand aan publiek-private partnerschapsprojecten op vervoersgebied ingevoerd. Deze nieuwe vormen van toekenning zijn uitgewerkt in nauwe samenwerking met de Commissie en de EIB, en worden ook door deze instellingen gesteund.

- Artikel 5, dat betrekking heeft op de selectie van projecten, is gewijzigd om ervoor te zorgen dat deze regels zo coherent mogelijk zijn met de bestaande richtsnoeren voor vervoer en energie. Daarbij is rekening gehouden met de standpunten van de Raad en het Europees Parlement. Deze wijzigingen zijn voor de Commissie aanvaardbaar.

- Artikel 6 werd grotendeels ongewijzigd behouden. Alleen de voorgestelde bijstandspercentages voor prioritaire projecten op het gebied van de binnenwateren en prioritaire energieprojecten zijn niet aanvaard. De Commissie betreurt dat de door haar voorgestelde percentages niet allemaal zijn aanvaard, maar gaat akkoord met het compromis.

- Artikel 7, lid 1, dat betrekking had op de niet-cumulatie van financiële bijstand van de Gemeenschap, is geschrapt. Hoewel de Commissie er de voorkeur aan had gegeven dit lid te behouden, is zij van oordeel dat het beginsel van niet-cumulatie niet in het gedrang komt.

De Commissie heeft een verklaring over deze kwestie opgesteld, die als bijlage bij het PV van de TTE-Raad van december is gevoegd (zie bijgevoegde verklaring).

- Artikel 8 is licht gewijzigd om duidelijk te maken dat de werkprogramma's alleen uitvoering geven aan de in de richtsnoeren en de TEN-verordening vastgestelde criteria, en geen niet-essentiële elementen aan het basisbesluit toevoegen, wijzigen of beperken. De Commissie steunt de wijzigingen.

- Artikel 9 is gewijzigd om te garanderen dat het regelgevend comité wordt geraadpleegd met betrekking tot de beslissing van de Commissie inzake het bedrag van de financiële bijstand dat wordt verleend aan de geselecteerde projecten of delen van projecten. De Commissie kan akkoord gaan met het feit dat dit comité wordt geraadpleegd.

- Artikel 15, dat betrekking heeft op het comité dat dient te worden geraadpleegd voor bepaalde beslissingen van de Commissie – zoals beslissingen over het werkprogramma – is zodanig gewijzigd dat een regelgevend comité moet worden geraadpleegd in plaats van een overlegcomité. De Commissie kan aanvaarden dat een regelgevend comité moet worden geraadpleegd; dit was trouwens ook het geval in Verordening 2236/95.

4. CONCLUSIE

De Commissie is van mening dat het gemeenschappelijk standpunt van de Raad geen wijziging van de hoofddoelstelling of de geest van haar voorstel teweegbrengt en kan er zich dus mee verenigen. Zij is verheugd dat het gemeenschappelijk standpunt de stand van zaken van de interinstitutionele onderhandelingen weergeeft en de weg bereidt voor de goedkeuring van dit voorstel in tweede lezing.

Bijlage: verklaring inzake niet-cumulatie

Verklaring van de Commissie inzake niet-cumulatie:

"Het probleem van de cumulatie van financiële bijstand uit verschillende financieringsbronnen voor hetzelfde project is de Commissie zorgen blijven baren. In haar verslagen over de uitvoering van de trans-Europese netwerken door de Commissie heeft de Rekenkamer dit punt onder de aandacht gebracht.

In het kader van de operationele programma's waarvoor uit de Structuurfondsen en/of het Cohesiefonds financiële bijstand wordt verleend, kunnen andere communautaire financiële instrumenten dan deze Fondsen niet worden aangewend ter vervanging van de vereiste medefinanciering door de lidstaten.

Uitgaven in het kader van een project dat een onderdeel is van een operationeel programma waarvoor financiële bijstand uit de Structuurfondsen en/of het Cohesiefonds wordt verleend, komen niet in aanmerking voor andere vormen van communautaire bijstand. Daaruit volgt dat wanneer voor uitgaven, bijvoorbeeld voor ERTMS-apparatuur of de elektrificatie van een spoorlijn, geen financiële bijstand wordt verleend uit de Structuurfondsen en/of het Cohesiefonds, deze in aanmerking zouden kunnen komen voor TEN-financiering. De feitelijke bouw van de spoorlijn zou uit het EFRO of het Cohesiefonds kunnen worden gefinancierd.

De projecten zouden ook kunnen worden opgesplitst in geografische delen, waarvoor medefinanciering door het EFRO/Cohesiefonds of TEN-financiering mogelijk is.

Bij het toekennen van TEN-subsidies zal de Commissie derhalve controleren of de betrokken projecten geen financiering uit de Structuurfondsen of het Cohesiefonds hebben ontvangen.

Ook zal de Commissie, na raadpleging van de Rekenkamer, aan de lidstaten richtsnoeren verstrekken over de wijze waarop de verschillende financieringsinstrumenten gecombineerd kunnen worden."