Artikelen bij COM(2022)650 - Status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (herschikking) - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2022)650 - Status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (herschikking). |
---|---|
document | COM(2022)650 |
datum | 27 april 2022 |
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Doel
Deze richtlijn heeft ten doel:
a) de voorwaarden vast te stellen waaronder een lidstaat aan onderdanen van derde landen die legaal ⇨ en ononderbroken ⇦ op zijn grondgebied verblijven, de status van langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ kan toekennen, of deze status kan intrekken, en te bepalen welke rechten aan deze status verbonden zijn, en
b) de voorwaarden ⇨ voor toegang en verblijf, alsook de rechten, ⇦ vast te stellen waaronder onderdanen van derde landen aan wie door een lidstaat de status van langdurig ingezetene is toegekend, in andere lidstaten mogen verblijven ⇨ van de in punt a) bedoelde onderdanen van derde landen en hun gezinsleden in andere lidstaten dan de lidstaat die als eerste de status van langdurig ingezetene van de EU heeft toegekend ⇦.
Artikel 2
Begripsomschrijvingen
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
a) “onderdaan van een derde land”: eenieder die geen burger van de Unie is in de zin van artikel 17 ⌦ 20 ⌫, lid 1, van het Verdrag;
b) “langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫”: iedere onderdaan van een derde land die de in de artikelen 4 tot en met 7 bedoelde status van langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ bezit;
c) “eerste lidstaat”: de lidstaat die als eerste de status van langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ heeft toegekend aan de betrokken onderdaan van een derde land;
d) “tweede lidstaat”: de lidstaat waarin een onderdaan van een derde land zijn ⌦ of haar ⌫ recht van verblijf uitoefent en die niet de lidstaat is die hem ⌦ of haar ⌫ als eerste de status van langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ heeft toegekend;
e) “gezinsleden”: onderdanen van een derde land die in de betrokken lidstaat verblijven overeenkomstig Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging37;
🡻 2011/51/EU artikel 1, punt 1
f) “internationale bescherming”: internationale bescherming zoals omschreven in artikel 2, onder punt a), van Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming38.;
🡻 2003/109/EG (aangepast)
g) “EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen ⌦ van de EU ⌫”: verblijfsvergunning die door de betrokken lidstaat wordt afgegeven bij de toekenning van de status van langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫.
Artikel 3
Werkingssfeer
1. Deze richtlijn is van toepassing op onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven.
2. Deze richtlijn is niet van toepassing op onderdanen van derde landen die:
a) in een lidstaat verblijven voor een studie of een beroepsopleiding;
b) toestemming hebben in een lidstaat te verblijven uit hoofde van een tijdelijke bescherming of op diezelfde grond toestemming om aldaar te verblijven hebben aangevraagd en een beslissing over hun status afwachten;
🡻 2011/51/EU artikel 1, punt 2, a)
c) toestemming hebben om in een lidstaat te verblijven uit hoofde van een andere vorm van bescherming dan internationale bescherming of op deze grond toestemming hebben aangevraagd om aldaar te verblijven en een beslissing over hun status afwachten;
d) een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend waarover nog geen definitieve beslissing is gegeven;
🡻 2003/109/EG (aangepast)
e) in een lidstaat verblijven uitsluitend om redenen van tijdelijke aard, bijvoorbeeld als au pair of seizoensarbeider, of als gedetacheerd werknemer van een dienstverlener in het kader van grensoverschrijdende dienstverlening, of als verlener van grensoverschrijdende diensten , of in gevallen waarin hun verblijfsvergunning formeel beperkt is;
f) een juridische status hebben die valt onder de bepalingen van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer van 1961, het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963, het Verdrag van New York inzake speciale missies van 1969, of het Verdrag van Wenen inzake de vertegenwoordiging van staten in hun betrekkingen met internationale organisaties met een universeel karakter van 1975.
3. Deze richtlijn geldt onverminderd de gunstiger bepalingen van:
a) bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ of de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ en haar lidstaten enerzijds en derde landen anderzijds;
b) reeds voor de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn tussen een lidstaat en een derde land gesloten bilaterale overeenkomsten;
🡻 2011/51/EU artikel 1, punt 2, b)
c) het Europees Vestigingsverdrag van 13 december 1955, het Europees Sociaal Handvest van 18 oktober 1961, het gewijzigd Europees Sociaal Handvest van 3 mei 1987, het Europees Verdrag inzake de rechtspositie van migrerende werknemers van 24 november 1977, punt 11 van de bijlage bij het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, zoals gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967, en het Europees Verdrag inzake de overdracht van verantwoordelijkheid met betrekking tot vluchtelingen van 16 oktober 1980.
🡻 2003/109/EG (aangepast)
⇨ nieuw
HOOFDSTUK II
DE STATUS VAN LANGDURIG INGEZETENE IN EEN LIDSTAAT
Artikel 4
Verblijfsduur
1. ⇨ Niettegenstaande lid 3 van dit artikel, ⇦ kennen de De lidstaten kennen de status van langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ toe aan onderdanen van derde landen die legaal en ononderbroken sedert de vijf jaar onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het de desbetreffende verzoek aanvraag op hun grondgebied verblijven.
⇩ nieuw
2. De lidstaten stellen passende controlemechanismen in om ervoor te zorgen dat de naleving van het vereiste inzake legaal en ononderbroken verblijf naar behoren wordt gecontroleerd, met name met betrekking tot aanvragen die worden ingediend door onderdanen van derde landen die houder zijn en/of zijn geweest van een verblijfsvergunning die is verleend op grond van enigerlei investering in een lidstaat.
3. De lidstaten staan onderdanen van derde landen toe perioden van verblijf in verschillende lidstaten te cumuleren om aan het vereiste inzake de verblijfsduur te voldoen, mits deze onderdanen twee jaar legaal en ononderbroken op het grondgebied van de lidstaat waar de aanvraag voor de status van langdurig ingezetene van EU wordt ingediend, hebben verbleven onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van die aanvraag. Voor de cumulatie van verblijfsperioden in verschillende lidstaten houden de lidstaten geen rekening met verblijfsperioden als houder van een verblijfsvergunning die is verleend op grond van enigerlei investering in een andere lidstaat.
🡻 2011/51/EU artikel 1, punt 3, a) (aangepast)
1 bis4. De lidstaten kennen de status van langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ niet toe op basis van internationale bescherming, indien de internationale bescherming is ingetrokken of beëindigd, of indien is geweigerd deze te verlengen, overeenkomstig artikel 14, lid 3, en artikel 19, lid 3, van Richtlijn 2011/95/EU2004/83/EG.
⇩ nieuw
5. Alle verblijfsperioden van een houder van een visum voor langdurig verblijf of een verblijfsvergunning afgegeven op grond van het Unierecht of het nationaal recht, met inbegrip van de in artikel 3, lid 2, punten a), b), c) en e), bedoelde gevallen, worden in aanmerking genomen voor de berekening van de in lid 1 bedoelde periode, wanneer de betrokken onderdaan van een derde land een verblijfstitel heeft verkregen die hem of haar in staat stelt de status van langdurig ingezetene van de EU te verkrijgen.
🡻 2003/109/EG
2. Perioden van verblijf voor de in artikel 3, lid 2, onder e) en f), vermelde redenen worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van de duur van het in lid 1 bedoelde verblijf.
In de in artikel 3, lid 2, onder a), bedoelde gevallen waarin de betrokken onderdaan van een derde land een verblijfsvergunning heeft verkregen die hem in staat stelt de status van langdurig ingezetene te verkrijgen, mogen de perioden van verblijf in verband met een studie of een beroepsopleiding slechts voor de helft meegerekend worden bij de berekening van de duur van het in lid 1 bedoelde verblijf.
🡻 2011/51/EU artikel 1, punt 3, b)
Voor personen aan wie internationale bescherming is verleend, wordt ten minste de helft van de periode tussen de datum van indiening van het verzoek om internationale bescherming op grond waarvan die internationale bescherming is verleend, en de datum van afgifte van de in artikel 24 van Richtlijn 2004/83/EG2011/95/EU bedoelde verblijfsvergunning, of de gehele periode indien die 18 maanden overschrijdt, in aanmerking genomen bij de berekening van de duur van de in lid 1 bedoelde periode.
🡻 2003/109/EG
36. De perioden van afwezigheid van het grondgebied van de betrokken lidstaat vormen geen onderbreking van het in lid 1 bedoelde verblijf en tellen mee bij de berekening van de duur van dat verblijf, indien zij minder dan zes achtereenvolgende maanden duren en binnen de in lid 1 bedoelde periode niet langer zijn dan in totaal tien maanden.
In gevallen van specifieke of buitengewone redenen van tijdelijke aard en overeenkomstig hun nationale recht, mogen lidstaten ermee akkoord gaan dat een langere dan de in de eerste alinea bedoelde periode van afwezigheid geen onderbreking vormt van het in lid 1 bedoelde verblijf. In dergelijke gevallen houden de lidstaten bij de berekening van de in lid 1 bedoelde totale duur van het verblijf geen rekening met deze periode.
In afwijking van de tweede alinea, mogen de lidstaten bij de berekening van de in lid 1 bedoelde totale duur van het verblijf wel rekening houden met perioden van afwezigheid in verband met beroepsmatige detachering, ook als dat in het kader van grensoverschrijdende dienstverlening is.
🡻 2003/109/EG (aangepast)
⇨ nieuw
Artikel 5
Voorwaarden voor het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫
1. De lidstaten verlangen van onderdanen van derde landen het bewijs dat zij voor zichzelf en de gezinsleden te hunnen laste beschikken over:
a) vaste en regelmatige inkomsten ⇨, inclusief die welke door een derde ter beschikking zijn gesteld, ⇦ die voldoende zijn om zichzelf en hun gezinsleden te onderhouden zonder een beroep te hoeven doen op het stelsel van sociale bijstand van de betrokken lidstaat. De lidstaten beoordelen deze inkomsten afgaande op de aard en de regelmaat ervan, waarbij zij rekening mogen houden met het niveau van het minimumloon en minimumpensioen voordat het verzoek de aanvraag om toekenning van de status van langdurig ingezetene werd ingediend;
b) een ziektekostenverzekering voor alle risico's die in de betrokken lidstaat normaliter voor de eigen onderdanen zijn gedekt.
⇩ nieuw
2. Voor de toepassing van lid 1, punt a), beoordelen de lidstaten de vaste en regelmatige inkomsten afgaande op de aard en de regelmaat ervan, waarbij zij rekening mogen houden met het niveau van het minimumloon en minimumpensioen voordat de aanvraag om toekenning van de status van langdurig ingezetene werd ingediend. De lidstaten kunnen een bepaald bedrag als referentiebedrag opgeven, maar zij kunnen niet een minimuminkomen bepalen waaronder alle aanvragen om toekenning van de status van langdurig ingezetene van de EU worden afgewezen, zonder enige concrete beoordeling van de situatie van iedere aanvrager.
🡻 2003/109/EG
32. De lidstaten mogen eisen dat onderdanen van derde landen voldoen aan integratievoorwaarden overeenkomstig het nationaal recht.
⇩ nieuw
4. Wanneer de lidstaten conform artikel 14 nationale verblijfsvergunningen afgeven, mogen zij niet verlangen dat de aanvragers van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen voldoen aan strengere voorwaarden inzake inkomsten en integratie dan die welke gelden voor aanvragers van dergelijke nationale verblijfsvergunningen.
🡻 2003/109/EG (aangepast)
Artikel 6
Openbare orde en binnenlandse veiligheid
1. De lidstaten mogen om redenen van openbare orde of openbare veiligheid weigeren de status van langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ toe te kennen.
De lidstaat houdt bij zijn besluitvorming mede rekening met de ernst van de inbreuk of het soort van inbreuk dat op de openbare orde of de openbare veiligheid is gepleegd, respectievelijk met het gevaar dat van de persoon in kwestie uitgaat, en let daarbij tevens terdege op de duur van het verblijf en het bestaan van banden met het land van verblijf.
2. De in lid 1 bedoelde weigering berust niet op economische gronden.
Artikel 7
Verwerving van de status van langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫
1. Om de status van langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ te verkrijgen dient de betrokken onderdaan van een derde land een verzoek aanvraag in bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar hij ⌦ of zij ⌫ verblijft. Het verzoek De aanvraag gaat vergezeld van in de nationale wet te bepalen bewijsstukken waaruit blijkt dat de betrokkene aan de in de artikelen 4 en 5 geformuleerde voorwaarden voldoet en, indien nodig, van een geldig reisdocument of een gewaarmerkt afschrift ervan.
De in de eerste alinea bedoelde bewijsstukken kunnen tevens documentatie bevatten met betrekking tot passende huisvesting.
2. Zo spoedig mogelijk doch in geen geval later dan zes maanden nadat ⌦ de volledige aanvraag ⌫ het verzoek is ingediend, doen de bevoegde nationale autoriteiten aan de betrokkene schriftelijk mededeling van de genomen beslissing. Een dergelijke beslissing wordt aan de betrokken onderdaan van een derde land meegedeeld conform de kennisgevingsprocedures die hiervoor in de nationale wetgeving zijn voorgeschreven.
In bijzondere omstandigheden die verband houden met het complexe karakter van de behandeling van het verzoek, kan de in de eerste alinea bedoelde termijn worden verlengd.
⇩ nieuw
Indien de ter staving van de aanvraag verstrekte documenten of gegevens ontoereikend of onvolledig zijn, delen de bevoegde autoriteiten de aanvrager mee welke aanvullende documenten of gegevens er vereist zijn en stellen zij voor de verstrekking daarvan een redelijke termijn vast. De in de eerste alinea bedoelde termijn wordt opgeschort totdat de autoriteiten de gevraagde aanvullende documenten of gegevens hebben ontvangen. Indien de vereiste aanvullende documenten of gegevens niet binnen die termijn zijn verstrekt, kan de aanvraag worden afgewezen.
🡻 2003/109/EG (aangepast)
Bovendien wordt de De betrokkene wordt meegedeeld welke rechten en plichten hij ⌦ of zij ⌫ krachtens deze richtlijn heeft.
De gevolgen van het uitblijven van een beslissing bij het verstrijken van de in deze bepaling bedoelde termijn worden bij de nationale wetgeving van de betrokken lidstaat geregeld.
3. Indien de voorwaarden van de artikelen 4 en 5 vervuld zijn en de betrokkene geen bedreiging vormt in de zin van artikel 6, kent de lidstaat de status van langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ toe aan de betrokken onderdaan van een derde land.
⇩ nieuw
4. Indien een aanvraag voor een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen betrekking heeft op een onderdaan van een derde land die houder is van een nationale verblijfsvergunning die door dezelfde lidstaat conform artikel 14 is afgegeven, verlangt die lidstaat niet dat de aanvrager aantoont dat hij of zij aan de in artikel 5, leden 1 en 2, vastgestelde voorwaarden voldoet, indien de inachtneming van die voorwaarden reeds werd gecontroleerd in het kader van de aanvraag voor de nationale verblijfsvergunning.
🡻 2003/109/EG (aangepast)
Artikel 8
EG⌦ EU ⌫-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen
1. De status van langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ is permanent, onverminderd artikel 9.
2. De lidstaten verstrekken aan langdurig ingezetenen een EG ⌦ EU ⌫‑verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen. De verblijfsvergunning is ten minste vijf jaar geldig. De vergunning wordt, indien nodig en op verzoek, bij het verstrijken van die periode automatisch verlengd.
3. Een EG ⌦ EU ⌫-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen mag worden afgegeven in de vorm van een sticker of van een afzonderlijk document. De vergunning wordt afgegeven volgens de voorschriften en het standaardmodel van Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfsvergunningen voor onderdanen van derde landen39. In de rubriek “soort vergunning” vermelden de lidstaten “EG-langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫”.
🡻 2011/51/EU artikel 1, punt 4 (aangepast)
4. Wanneer een lidstaat een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen afgeeft aan een onderdaan van een derde land aan wie hij internationale bescherming heeft verleend, brengt hij op die EU-verblijfsvergunning de volgende opmerking in de rubriek “opmerkingen” aan: “Internationale bescherming verleend op [datum] door [naam van de lidstaat]”.
5. Wanneer een tweede lidstaat een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen afgeeft aan een onderdaan van een derde land die reeds een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen bezit die door een andere lidstaat is afgegeven en die de in lid 4 bedoelde opmerking bevat, brengt de tweede lidstaat dezelfde opmerking aan op de ⌦ door hem afgegeven ⌫ EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen aan.
Voordat de tweede lidstaat de in lid 4 bedoelde opmerking aanbrengt, verzoekt hij de in die opmerking vermelde lidstaat informatie te verschaffen over de vraag of de langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ nog steeds internationale bescherming geniet. De in de opmerking vermelde lidstaat antwoordt op het verzoek om informatie uiterlijk één maand na de ontvangst van het verzoek om informatie. Indien de internationale bescherming bij een definitief besluit is ingetrokken, brengt de tweede lidstaat die opmerking niet aan.
6. Indien de verantwoordelijkheid voor de internationale bescherming van de langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ overeenkomstig de desbetreffende internationale instrumenten of het nationaal recht aan de tweede lidstaat werd overgedragen na de afgifte van de in lid 5 bedoelde EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, wijzigt de tweede lidstaat uiterlijk drie maanden na de overdracht van verantwoordelijkheid de in lid 4 bedoelde opmerking in overeenkomstige zin.
🡻 2003/109/EG (aangepast)
⇨ nieuw
Artikel 9
Intrekking of verlies van de status
1. Langdurig ingezetenen ⌦ van de EU ⌫ mogen de status van langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ niet langer behouden indien:
a) wordt vastgesteld dat de status van langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ op frauduleuze wijze is verkregen;
b) een verwijderingsmaatregel ⌦ besluit tot beëindiging van het legaal verblijf ⌫ wordt genomen onder de voorwaarden van artikel 1312;
c) zij gedurende een aaneengesloten periode van twaalf ⇨ 24 ⇦ maanden niet op het grondgebied van de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ verblijven.
2. De lidstaten mogen, in afwijking van lid 1, punt onder c), bepalen dat afwezigheid van meer dan twaalf ⇨ 24 ⇦ aaneensluitende maanden of afwezigheid om specifieke of uitzonderlijke redenen, niet leidt tot intrekking of verlies van de status.
3. De lidstaten mogen bepalen dat de langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ zijn ⌦ of haar ⌫ status van langdurig ingezetene niet langer mag behouden wanneer hij ⌦ of zij ⌫, gelet op de ernst van de feiten die hij ⌦ of zij ⌫ heeft gepleegd, een bedreiging vormt voor de openbare orde; dit is evenwel geen reden voor verwijdering ⌦ de beëindiging van zijn of haar legaal verblijf ⌫ in de zin van artikel 1312.
🡻 2011/51/EU artikel 1, punt 5 (aangepast)
43 bis. De lidstaten kunnen een op grond van internationale bescherming verkregen status van langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ intrekken indien de internationale bescherming is ingetrokken of beëindigd of indien is geweigerd deze te verlengen, overeenkomstig artikel 14, lid 3, en artikel 19, lid 3, van Richtlijn 2004/83/EG2011/95/EU.
🡻 2003/109/EG (aangepast)
54. De langdurig ingezetene die overeenkomstig hoofdstuk III in een andere lidstaat heeft verbleven, mag zijn ⌦ of haar ⌫ in de eerste lidstaat verkregen status van langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ niet langer behouden indien een dergelijke status overeenkomstig artikel 2623 in een andere lidstaat is verleend.
Wanneer de betrokkene zes jaar afwezig is geweest van het grondgebied van de lidstaat die de status van langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ heeft verstrekt, mag hij ⌦ of zij ⌫ zijn ⌦ of haar ⌫ status in deze lidstaat in geen geval meer behouden.
In afwijking van de tweede alinea mag de betrokken lidstaat bepalen dat de langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ zijn ⌦ of haar ⌫ status in deze lidstaat om specifieke redenen mag behouden ofschoon hij ⌦ of zij ⌫ langer dan zes jaar afwezig is geweest.
⇩ nieuw
De betrokken lidstaten kunnen informatie uitwisselen met het oog op de verificatie van het verlies of de intrekking van de status in de in dit lid bedoelde gevallen.
🡻 2003/109/EG (aangepast)
65. Voor de in lid 1, punt onder c), en in lid 4 bedoelde gevallen zorgen de lidstaten die de status hebben verleend, voor een vereenvoudigde procedure voor het opnieuw verkrijgen van de status van langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫.
Deze procedure geldt in het bijzonder voor personen die om studieredenen in een tweede lidstaat hebben verbleven.
De voorwaarden en de procedure voor het opnieuw verkrijgen van de status van langdurig ingezetene worden door de nationale wet bepaald.
⇩ nieuw
In die gevallen kunnen de lidstaten beslissen niet te eisen dat aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 1, wordt voldaan.
De lidstaten verlangen van onderdanen van derde landen die een aanvraag indienen om opnieuw de status van langdurig ingezetene van de EU te verkrijgen, niet dat zij aan integratievoorwaarden voldoen.
🡻 2003/109/EG (aangepast)
76. Het feit dat de geldigheidsduur van de EG⌦ EU ⌫-verblijfsvergunning van een langdurig ingezetene is verstreken, mag in geen geval leiden tot intrekking of verlies van de status ⌦ van langdurig ingezetene van de EU ⌫.
87. Wanneer de intrekking of het verlies van de status van langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ niet leidt tot verwijdering ⌦ de beëindiging van het legaal verblijf ⌫, staat de lidstaat de betrokken persoon toe op zijn grondgebied te blijven, indien hij ⌦ of zij ⌫ voldoet aan de voorwaarden die in de wetgeving van deze lidstaat worden gesteld en/of indien hij ⌦ of zij ⌫ geen gevaar vormt voor de openbare orde of veiligheid.
Artikel 10
Procedurele waarborgen
1. Beslissingen tot afwijzing van een verzoek aanvraag om toekenning van de status van langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ of tot intrekking van deze status moeten met redenen worden omkleed. Een dergelijke beslissing wordt aan de betrokken onderdaan van een derde land meegedeeld conform de kennisgevingsprocedures die hiervoor in de nationale wetgeving zijn voorgeschreven. In deze kennisgeving worden de beroepsmogelijkheden vermeld die openstaan voor de betrokkene, en binnen welke termijn daarvan gebruik moet worden gemaakt.
2. Indien het verzoek de aanvraag om toekenning van de status van langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ wordt afgewezen, of indien deze status wordt ingetrokken of verloren dan wel de verblijfsvergunning niet wordt verlengd, kan de betrokkene in de desbetreffende lidstaat beroep instellen.
⇩ nieuw
3. Wanneer de lidstaten conform artikel 14 nationale verblijfsvergunningen afgeven, verlenen zij de houders en aanvragers van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen dezelfde procedurele waarborgen als die welke in hun nationale regelingen zijn opgenomen, indien de procedurele waarborgen uit hoofde van die nationale regelingen gunstiger zijn dan die waarin de leden 1 en 2 van dit artikel en artikel 7, lid 2, voorzien.
Artikel 11
Leges
De lidstaten kunnen de betaling van leges verlangen voor de behandeling van aanvragen overeenkomstig deze richtlijn. De door een lidstaat in rekening gebrachte leges voor de behandeling van aanvragen mogen niet onevenredig of buitensporig zijn.
Wanneer de lidstaten conform artikel 14 nationale verblijfsvergunningen afgeven, mogen zij van de aanvragers van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen geen hogere leges verlangen dan van de aanvragers van nationale verblijfsvergunningen.
🡻 2003/109/EG (aangepast)
⇨ nieuw
Artikel 1211
Gelijke behandeling
1. Langdurig ingezetenen ⌦ van de EU ⌫ genieten op de volgende gebieden dezelfde behandeling als de eigen onderdanen:
a) werk als werknemer of zelfstandige, mits dit werk niet impliceert dat, al is het maar incidenteel, wordt deelgenomen aan de uitoefening van het openbaar gezag; hierbij is inbegrepen de toegang tot de arbeidsvoorwaarden, ook wat betreft salariëring en ontslag;
b) onderwijs en beroepsopleiding, met inbegrip van studietoelagen en -beurzen, overeenkomstig het nationale recht;
c) erkenning van beroepsdiploma's, -certificaten en andere titels, overeenkomstig de van toepassing zijnde nationale procedures;
d) ⇨ de takken van ⇦ sociale zekerheid, ⇨ als bedoeld in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad40, en ⇦ sociale bijstand en sociale bescherming zoals gedefinieerd in de nationale wetgeving;
e) fiscale voordelen;
f) toegang tot goederen en diensten en de levering van voor het publiek beschikbare goederen en diensten, ⇨ met inbegrip van toegang tot particuliere huisvesting, ⇦ alsmede tot procedures voor het verkrijgen van ⇨ openbare ⇦ huisvesting;
g) vrijheid van vereniging en aansluiting bij of participatie in een werkgevers- of werknemersorganisatie of een andere organisatie waarvan de leden een bepaald beroep uitoefenen, met inbegrip van de door dergelijke organisaties verschafte voordelen, zonder dat wordt geraakt aan de nationale bepalingen inzake openbare orde en binnenlandse veiligheid;
h) vrije toegang tot het gehele grondgebied van de betrokken lidstaat, binnen de beperkingen die om redenen van veiligheid door de nationale wetgeving worden opgelegd.
2. De betrokken lidstaat mag de gelijke behandeling ten aanzien van de punten b), d), e), f) en g), van lid 1 beperken tot gevallen waarin de geregistreerde of gebruikelijke verblijfplaats van de langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ of van de gezinsleden voor wie hij voordelen opeist, op het grondgebied van de lidstaat in kwestie is gelegen.
3. De lidstaten mogen de gelijke behandeling volgens onderstaande bepalingen beperken:
a) de lidstaten mogen beperkingen inzake de toegang tot werk als werknemer of als zelfstandige handhaven indien deze activiteiten, overeenkomstig bestaande nationale of communautaire wetgeving ⌦ Uniewetgeving ⌫, voorbehouden zijn aan eigen onderdanen, aan burgers van de EU of van de EER;
b) de lidstaten mogen voor toegang tot onderwijs en opleiding een bewijs van een passende taalvaardigheid eisen. Voor toegang tot de universiteit kan worden verlangd dat aan specifieke onderwijsvoorwaarden wordt voldaan.
4. De lidstaten kunnen, als het om sociale bijstand en sociale bescherming gaat, de gelijke behandeling beperken tot de belangrijkste prestaties.
🡻 2011/51/EU artikel 1, punt 6
44 bis. Met betrekking tot de lidstaat die internationale bescherming heeft verleend, gelden de leden 3 en 4 onverminderd Richtlijn 2004/83/EG2011/95/EU.
⇩ nieuw
5. Langdurig ingezetenen van de EU die naar een derde land verhuizen, of hun nabestaanden die in een derde land verblijven en rechten aan een langdurig ingezetene van de EU ontlenen, ontvangen onder dezelfde voorwaarden en tegen dezelfde tarieven als onderdanen van de betrokken lidstaten wanneer die naar een derde land verhuizen, bij ouderdom, invaliditeit of overlijden, wettelijke prestaties die gebaseerd zijn op de vroegere arbeid van de langdurig ingezetene van de EU en die verworven werden overeenkomstig de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde wetgeving.
🡻 2003/109/EG
56. De lidstaten mogen besluiten toegang te verlenen tot bijkomende voordelen op de in lid 1 bedoelde gebieden.
De lidstaten mogen ook besluiten tot gelijke behandeling op niet door lid 1 bestreken gebieden.
⇩ nieuw
7. Wanneer de lidstaten conform artikel 14 nationale verblijfsvergunningen afgeven, verlenen zij de houders van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen dezelfde rechten inzake gelijke behandeling als die welke worden verleend aan de houders van nationale verblijfsvergunningen, indien die rechten inzake gelijke behandeling gunstiger zijn dan die waarin dit artikel voorziet.
🡻 2003/109/EG (aangepast)
Artikel 1312
Bescherming tegen verwijdering ⌦ besluiten tot beëindiging van legaal verblijf ⌫
1. De lidstaten mogen uitsluitend een besluit tot verwijdering ⌦ beëindiging van het legaal verblijf ⌫ ten aanzien van een langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ nemen, wanneer hij ⌦ of zij ⌫ een actuele en voldoende ernstige bedreiging voor de openbare orde of de openbare veiligheid vormt.
2. Het in lid 1 bedoelde besluit mag niet op economische gronden berusten.
3. Alvorens tot verwijdering ⌦ beëindiging van het legaal verblijf ⌫ van een langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ wordt besloten, houden de lidstaten rekening met de volgende elementen:
a) de duur van het verblijf op het grondgebied,
b) de leeftijd van de betrokkene,
c) de gevolgen voor de betrokkene en de leden van zijn ⌦ of haar ⌫ gezin,
d) het bestaan van banden met het land van verblijf of het ontbreken van banden met het land van herkomst.
🡻 2011/51/EU artikel 1, punt 7, a) (aangepast)
3 bis4. Indien een lidstaat een besluit neemt tot verwijdering ⌦ beëindiging van het legaal verblijf ⌫ van een langdurig ingezetene ⌦ van de EU van wie de ⌫ wiens EU‑verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen de in artikel 8, lid 4, bedoelde opmerking bevat, verzoekt die lidstaat de in die opmerking vermelde lidstaat te bevestigen of de betrokkene aldaar nog steeds internationale bescherming geniet. De in de opmerking vermelde lidstaat antwoordt uiterlijk één maand na ontvangst van het verzoek om informatie.
3 ter5. Indien de langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ in de in de opmerking vermelde lidstaat nog steeds internationale bescherming geniet, wordt hij ⌦ van hem of haar ⌫ verwijderd ⌦ verlangd dat hij of zij zich overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2008/115/EG begeeft ⌫ naar deze lidstaat, die de langdurig ingezetene en zijn ⌦ of haar ⌫ gezinsleden onmiddellijk, zonder formaliteiten, terugneemt, onverminderd het toepasselijke Unie- of nationaal recht en het beginsel van de eenheid van het gezin.
3 quater6. In afwijking van lid 3 ter5 en met inachtneming van zijn internationale verplichtingen behoudt de lidstaat die het besluit tot verwijdering ⌦ beëindiging van het legaal verblijf ⌫ heeft vastgesteld, het recht de langdurig ingezetene te verwijderen ⌦ terug te leiden ⌫ naar een ander land dan de lidstaat die de internationale bescherming heeft verleend indien de langdurig ingezetene voldoet aan de voorwaarden, zoals gespecificeerd in artikel 21, lid 2, van Richtlijn 2004/83/EG2011/95/EU.
🡻 2003/109/EG (aangepast)
47. Wanneer een besluit tot verwijdering ⌦ beëindiging van het legaal verblijf van een langdurig ingezetene van de EU ⌫ is genomen, kan de langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ zich in de betrokken lidstaat tot de rechter wenden.
58. Aan de langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ die niet over voldoende middelen beschikt, wordt rechtsbijstand verleend onder dezelfde voorwaarden als aan de eigen onderdanen van de staat waar hij ⌦ of zij ⌫ verblijft.
🡻 2011/51/EU artikel 1, punt 7, b)
69. Dit artikel geldt onverminderd artikel 21, lid 1, van Richtlijn 2004/83/EG2011/95/EU.
🡻 2003/109/EG (aangepast)
⇨ nieuw
Artikel 1413
Gunstiger nationale bepalingen ⌦ Nationale permanente of onbeperkte verblijfsvergunningen ⌫
⇨ Deze richtlijn doet geen afbreuk aan het recht van de ⇦ De lidstaten mogen ⇨ om andere ⇦ permanente verblijfstitels of onbeperkte verblijfsvergunningen of verblijfstitels van onbeperkte duur afgeven af te geven ⇨ dan de overeenkomstig deze richtlijn afgegeven EU‑verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen ⇦ onder gunstiger voorwaarden dan die welke in deze richtlijn zijn vastgesteld. Deze verblijfstitels geven geen toegang tot het recht van verblijf in de andere lidstaten zoals bepaald in hoofdstuk III van deze richtlijn.
⇩ nieuw
Artikel 15
Gezinsleden
1. De kinderen van een langdurig ingezetene van de EU die zijn geboren of geadopteerd op het grondgebied van de lidstaat die de betrokken EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen heeft verleend, verkrijgen automatisch de status van langdurig ingezetene van de EU, zonder dat zij aan de voorwaarden van de artikelen 4 en 5 hoeven te voldoen. De langdurig ingezetene van de EU dient bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar hij of zij verblijft een aanvraag in om voor zijn of haar kind de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen te verkrijgen.
2. In afwijking van artikel 4, lid 1, derde alinea, en artikel 7, lid 2, eerste alinea, van Richtlijn 2003/86/EG kunnen de daarin bedoelde integratievoorwaarden en -maatregelen alleen worden toegepast nadat aan de betrokken personen gezinshereniging is toegestaan.
3. In afwijking van artikel 5, lid 4, eerste alinea, van Richtlijn 2003/86/EG wordt, indien aan de voorwaarden voor gezinshereniging is voldaan, het besluit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 90 dagen na de datum van indiening van het verzoek tot gezinshereniging, vastgesteld en meegedeeld. Artikel 7, lid 2, en artikel 10 van deze richtlijn zijn van overeenkomstige toepassing.
4. In afwijking van artikel 14, lid 2, van Richtlijn 2003/86/EG voeren de lidstaten geen arbeidsmarkttoets uit.
5. Wanneer de lidstaten conform artikel 14 nationale verblijfsvergunningen afgeven, verlenen zij de gezinsleden van langdurig ingezetenen van de EU dezelfde rechten als die welke worden verleend aan de gezinsleden van houders van dergelijke nationale verblijfsvergunningen, indien deze rechten gunstiger zijn dan die waarin de leden 1 tot en met 4 van dit artikel voorzien.
🡻 2003/109/EG (aangepast)
⇨ nieuw
HOOFDSTUK III
VERBLIJF IN DE ANDERE LIDSTATEN
Artikel 1614
Principe
1. Een langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ krijgt het recht om ⇨ in een tweede lidstaat te verblijven ⇦ gedurende een periode van meer dan drie maanden te verblijven in een andere lidstaat dan die welke hem de status van langdurig ingezetene heeft toegekend, op voorwaarde dat voldaan wordt aan de in dit hoofdstuk gestelde voorwaarden.
2. Een langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ mag om onderstaande redenen in een tweede lidstaat verblijven:
a) om een economische activiteit uit te oefenen als werknemer of als zelfstandige,
b) om een studie of beroepsopleiding te volgen,
c) om andere redenen.
3. Wanneer het gaat om de uitoefening van een economische activiteit als werknemer of als zelfstandige, zoals bedoeld in lid 2, onder a), mogen de lidstaten de situatie van hun arbeidsmarkt bezien en hun nationale procedures hanteren ten aanzien van de vereisten voor, respectievelijk, het vervullen van een vacature en het hebben van toegang tot de arbeidsmarkt.
Om redenen van arbeidsmarktbeleid kunnen de lidstaten de voorkeur geven aan EU-burgers, aan onderdanen van derde landen — indien de communautaire wetgeving hierin voorziet — en aan onderdanen van derde landen die legaal in de betrokken lidstaat verblijven en daar een werkloosheidsuitkering ontvangen.
4. In afwijking van lid 1, mogen de lidstaten grenzen stellen aan het totale aantal personen dat een verblijfsrecht kan krijgen, mits deze grenzen voor de toelating van onderdanen van derde landen op het tijdstip van de vaststelling van deze richtlijn reeds vastgelegd zijn in de bestaande wetgeving.
53. Dit hoofdstuk heeft geen betrekking op het verblijf van een langdurig ingezetene op het grondgebied van de lidstaten:
a) als gedetacheerd werknemer van een dienstenverstrekker in het kader van grensoverschrijdende dienstverlening;
b) als verlener van grensoverschrijdende diensten.
De lidstaten kunnen in overeenstemming met hun nationale wetgeving de voorwaarden vaststellen waaronder langdurig ingezetenen die zich naar een tweede lidstaat willen verplaatsen teneinde daar een economische activiteit als seizoenwerker uit te oefenen, in die lidstaat mogen verblijven. Ook voor grensarbeiders kunnen in de nationale wetgeving specifieke bepalingen worden vastgesteld.
64. Het bepaalde in dit hoofdstuk laat de Gemeenschapswetgeving ⌦ Uniewetgeving ⌫ inzake sociale zekerheid voor onderdanen van derde landen onverlet.
Artikel 1715
Voorwaarden voorVerblijf in een tweede lidstaat
1. Zo spoedig mogelijk en uiterlijk drie maanden na aankomst op het grondgebied van de tweede lidstaat vraagt de langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ een verblijfsvergunning aan bij de bevoegde autoriteiten van deze lidstaat.
🡻 2003/109/EG (aangepast)
⇨ nieuw
De lidstaten mogen aanvaarden dat de langdurig ingezetene de aanvraag voor een verblijfsvergunning richt tot de bevoegde autoriteiten van de tweede lidstaat terwijl hij ⌦ of zij ⌫ nog op het grondgebied van de eerste lidstaat verblijft.
2. De lidstaten kunnen de betrokkene vragen bewijzen over te leggen waaruit blijkt dat hij ⌦ of zij ⌫ beschikt over:
a) vaste en regelmatige inkomsten ⇨, inclusief die welke door een derde ter beschikking zijn gesteld, ⇦ die voldoende zijn om zichzelf en zijn ⌦ of haar ⌫ gezinsleden te onderhouden zonder een beroep te hoeven doen op het stelsel van sociale bijstand van de betrokken lidstaat. Voor elke van de overeenkomstig lid 2 van artikel 1416 ingedeelde categorieën beoordelen de lidstaten deze inkomsten afgaande op de aard en de regelmaat ervan, waarbij zij rekening mogen houden met het niveau van het minimumloon en het minimumpensioen;
b) een ziektekostenverzekering voor alle risico's die in de tweede lidstaat normaliter voor de eigen onderdanen zijn gedekt.
3. De lidstaten mogen eisen dat onderdanen van derde landen voldoen aan integratievoorwaarden overeenkomstig het nationaal recht.
Deze voorwaarde is niet van toepassing indien de betrokken onderdanen van derde landen aan integratievoorwaarden hebben moeten voldoen om de status van langdurig ingezetene te verwerven overeenkomstig artikel 5, lid 2.
Onverminderd de tweede alinea, mag van de betrokkenen worden verlangd dat zij deelnemen aan taalcursussen.
4. De aanvraag gaat vergezeld van overeenkomstig de nationale wetgeving vereiste bewijsstukken waaruit blijkt dat de betrokkene voldoet aan de desbetreffende voorwaarden, alsmede van diens verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen en een geldig reisdocument of gewaarmerkte afschriften ervan.
De in de eerste alinea bedoelde bewijsstukken kunnen tevens documentatie omvatten met betrekking tot passende huisvesting.
In het bijzonder:
a) wanneer het gaat om de uitoefening van een economische activiteit mag de tweede lidstaat van de betrokkene onderstaand bewijs verlangen:
i) wanneer hij ⌦ of zij ⌫ werknemer is, het bewijs dat hij ⌦ of zij ⌫ beschikt over een arbeidsovereenkomst, een door de werkgever verstrekte verklaring van indienstneming of tewerkstelling of een voorstel voor een arbeidscontract, onder de voorwaarden die zijn vervat in de nationale wetgeving. De lidstaten bepalen welk van deze bewijzen wordt verlangd;
ii) wanneer het gaat om de uitoefening van een economische activiteit als zelfstandige, het bewijs dat hij ⌦ of zij ⌫ beschikt over de volgens het nationale recht noodzakelijke middelen om een dergelijke economische activiteit uit te oefenen, waarbij hij ⌦ of zij ⌫ de vereiste documenten en vergunningen overlegt;
b) wanneer het gaat om het volgen van een studie of een beroepsopleiding mag de tweede lidstaat de betrokkene vragen om het bewijs dat hij ⌦ of zij ⌫ ingeschreven is bij een erkende instelling om een studie of een beroepsopleiding te volgen.
⇩ nieuw
Met betrekking tot de uitoefening van een economische activiteit in een gereglementeerd beroep in de zin van artikel 3, lid 1, punt a), van Richtlijn 2005/36/EG, genieten langdurig ingezetenen van de EU bij het aanvragen van een verblijfsvergunning in een tweede lidstaat wat betreft de erkenning van beroepskwalificaties dezelfde behandeling als burgers van de Unie, conform het toepasselijke Unierecht en nationaal recht.
5. De langdurig ingezetene van de EU mag uiterlijk 30 dagen na de datum van indiening van de volledige aanvraag in de tweede lidstaat beginnen met werken of studeren.
🡻 2003/109/EG (aangepast)
⇨ nieuw
Artikel 1816
⌦ Verblijf in de tweede lidstaat voor ⌫ Ggezinsleden
1. Wanneer de langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ zijn ⌦ of haar ⌫ verblijfsrecht uitoefent in een tweede lidstaat en het gezin reeds was gevormd in de eerste lidstaat, krijgen de leden van zijn ⌦ of haar ⌫ gezin die ⌦ zijn bedoeld in ⌫ voldoen aan de voorwaarden van lid 1 van artikel 4 van Richtlijn 2003/86/EG toestemming om de langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ te vergezellen of zich bij hem ⌦ of haar ⌫ te voegen.
2. Wanneer de langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ zijn ⌦ of haar ⌫ verblijfsrecht uitoefent in een tweede lidstaat en het gezin reeds was gevormd in de eerste lidstaat, kunnen andere leden van zijn ⌦ of haar ⌫ gezin dan bedoeld in lid 1 van artikel 4 van Richtlijn 2003/86/EG toestemming krijgen om de langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ te vergezellen of zich bij hem ⌦ of haar ⌫ te voegen.
3. Voor de indiening van de aanvraag voor een verblijfsvergunning geldt artikel 1517, lid 1.
4. De tweede lidstaat kan een gezinslid van een langdurig ingezetene vragen om samen met de aanvraag de volgende documenten over te leggen:
a) zijn ⌦ of haar ⌫ EG⌦EU⌫-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen of een andere verblijfsvergunning en een geldig reisdocument of gewaarmerkte afschriften ervan;
b) het bewijs dat hij ⌦ of zij ⌫ als gezinslid van een langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ in de eerste lidstaat heeft verbleven;
c) een bewijs dat de langdurig ingezetene financieel voor hem ⌦ of haar ⌫ instaat of dat hijzelf ⌦ of zij zelf ⌫ beschikt over vaste en regelmatige inkomsten ⇨ , inclusief die welke door een derde ter beschikking zijn gesteld, ⇦ die voldoende zijn om zichzelf te onderhouden zonder een beroep te hoeven doen op het stelsel van sociale bijstand van de betrokken lidstaat, alsmede dat hij ⌦ of zij ⌫ beschikt over een — eventueel via de langdurig ingezetene lopende — ziektekostenverzekering die alle risico's in de tweede lidstaat dekt. De lidstaten beoordelen deze inkomsten afgaande op de aard en de regelmaat ervan, waarbij zij rekening mogen houden met het niveau van het minimumloon en het minimumpensioen.
5. Wanneer het gezin nog niet was gevormd in de eerste lidstaat, is Richtlijn 2003/86/EG van toepassing.
Artikel 1917
Openbare orde en veiligheid
1. De lidstaten kunnen weigeren een verblijfsvergunning toe te kennen aan langdurig ingezetenen ⌦ van de EU ⌫ of aan hun gezinsleden indien de betrokkene een bedreiging voor de openbare orde of de openbare veiligheid vormt.
De lidstaat houdt bij zijn besluitvorming mede rekening met de ernst van de inbreuk of het soort van inbreuk dat door de langdurig ingezetene of zijn ⌦ of haar ⌫ gezinslid/gezinsleden op de openbare orde of de openbare veiligheid is gepleegd, respectievelijk met het gevaar dat van de persoon in kwestie uitgaat.
2. De in lid 1 bedoelde weigering berust niet op economische gronden.
Artikel 2018
Volksgezondheid
1. De lidstaten mogen weigeren een verblijfsvergunning toe te kennen aan langdurig ingezetenen ⌦ van de EU ⌫ of hun gezinsleden indien de persoon in kwestie een bedreiging vormt voor de volksgezondheid ⇨ , zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 21, van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad41 ⇦.
2. De enige ziekten uit hoofde waarvan de binnenkomst of het recht van verblijf op het grondgebied van de tweede lidstaat kan worden geweigerd, zijn de ziekten als omschreven in de relevante toepasselijke instrumenten van de Wereldgezondheidsorganisatie, alsmede andere besmettelijke, door infectie of parasieten teweeggebrachte ziekten, voorzover zij in het ontvangende land onder preventieve bepalingen ten aanzien van de eigen onderdanen vallen. De lidstaten voeren geen nieuwe strengere bepalingen of praktijken in.
3. Ziekten die na afgifte van de eerste verblijfsvergunning in de tweede lidstaat zijn ontstaan, kunnen op zichzelf geen grond zijn voor weigering van verlenging van de verblijfsvergunning of voor verwijdering van het grondgebied.
4. Een lidstaat kan van de onder deze richtlijn vallende personen een medisch onderzoek eisen, zodat kan worden aangetoond dat zij niet aan een van de in lid 2 bedoelde ziekten lijden. Een dergelijk, eventueel gratis, onderzoek wordt niet systematisch verricht.
Artikel 2119
Onderzoek van de aanvraag en afgifte van de verblijfsvergunning
1. De bevoegde nationale autoriteiten ⇨ nemen een besluit over de aanvraag en stellen de aanvrager zo spoedig mogelijk en uiterlijk 90 dagen na de datum waarop de aanvraag is ingediend, schriftelijk in kennis van het besluit ⇦ beschikken voor de behandeling van de aanvraag over een termijn van vier maanden, te rekenen vanaf de datum van de indiening ervan.
Indien de aanvraag niet vergezeld gaat van de bewijsstukken die in de artikelen 15 17 en 1618 worden genoemd of die in uitzonderlijke gevallen verband houden met de complexiteit van de aanvraag, mag de in de eerste alinea gestelde termijn met ten hoogste drie maanden ⇨ 30 dagen ⇦ worden verlengd. In dergelijke gevallen stellen de bevoegde nationale autoriteiten de aanvrager hiervan in kennis.
2. Indien aan de in de artikelen 1416, 15 17 en 16 18 gestelde voorwaarden is voldaan, en onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 17 19 en 1820 betreffende de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid, verstrekt de tweede lidstaat aan de langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ een verblijfsvergunning die kan worden verlengd. Deze verblijfsvergunning wordt, indien nodig en op verzoek, bij het verstrijken van de geldigheidsperiode verlengd. De tweede lidstaat stelt de eerste lidstaat in kennis van zijn besluit.
3. De tweede lidstaat verstrekt aan de gezinsleden van de langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ een verblijfsvergunning die kan worden verlengd en die dezelfde geldigheidsduur heeft als die welke hij aan de langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ heeft verstrekt.
⇩ nieuw
4. In afwijking van artikel 15, lid 1, van Richtlijn 2003/86/EG wordt voor de berekening van de verblijfsduur die vereist is voor het verkrijgen van een zelfstandige verblijfsvergunning, het verblijf in verschillende lidstaten gecumuleerd. De lidstaten kunnen een legaal en ononderbroken verblijf van twee jaar vereisen op het grondgebied van de lidstaat waar de aanvraag voor een zelfstandige verblijfsvergunning wordt ingediend, onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van de aanvraag voor een zelfstandige verblijfsvergunning.
🡻 2011/51/EU artikel 1, punt 8 (aangepast)
Artikel 2219 bis
Wijzigingen van EU-verblijfsvergunningen voor langdurig ingezetenen
1. Indien de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen de in artikel 8, lid 4, bedoelde opmerking bevat, en indien de verantwoordelijkheid voor de internationale bescherming van de langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ overeenkomstig de desbetreffende internationale instrumenten of het nationaal recht aan een tweede lidstaat is overgedragen voordat die lidstaat de in artikel 8, lid 5, bedoelde EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen afgeeft, verzoekt de tweede lidstaat de lidstaat die de EU‑verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen heeft afgegeven, die opmerking dienovereenkomstig te wijzigen.
2. Indien een langdurig ingezetene in de tweede lidstaat internationale bescherming wordt verleend voordat die lidstaat de in artikel 8, lid 5, bedoelde EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen heeft afgegeven, verzoekt die lidstaat de lidstaat die de EU‑verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen heeft afgegeven, deze te wijzigen teneinde de in artikel 8, lid 4, bedoelde opmerking aan te brengen.
3. Na het in de leden 1 en 2 bedoelde verzoek geeft de lidstaat die de EU‑verblijfsvergunning van de langdurig ingezetene heeft afgegeven, uiterlijk drie maanden na ontvangst van het daartoe strekkende verzoek van de tweede lidstaat de gewijzigde EU‑verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen af.
🡻 2003/109/EG (aangepast)
⇨ nieuw
Artikel 2320
Procedurele waarborgen
1. Beslissingen tot afwijzing van een verzoek aanvraag om een verblijfsvergunning moeten met redenen worden omkleed. Een dergelijke beslissing wordt aan de betrokken onderdaan van een derde land, meegedeeld conform de kennisgevingsprocedures die hiervoor in de nationale wetgeving zijn voorgeschreven. In deze kennisgeving worden de beroepsmogelijkheden vermeld die openstaan voor de betrokkene, en binnen welke termijn daarvan gebruik moet worden gemaakt.
De gevolgen van het uitblijven van een beslissing bij het verstrijken van de in artikel 1921, lid 1, bedoelde termijn worden in de nationale wetgeving van de betrokken lidstaat geregeld.
2. Indien de verblijfsvergunning wordt geweigerd, niet wordt verlengd of wordt ingetrokken, kan de betrokkene in de desbetreffende lidstaat beroep instellen.
Artikel 2421
Behandeling in de tweede lidstaat
1. Zodra de langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ de in artikel 19 21 bedoelde verblijfsvergunning in de tweede lidstaat heeft verkregen, komt komen hij ⌦ of zij ⌫ ⇨ en zijn of haar gezinsleden ⇦ in deze lidstaat in aanmerking voor gelijke behandeling op de gebieden en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 1112.
2. Langdurig ingezetenen ⌦ van de EU ⌫ ⇨ en hun gezinsleden ⇦ hebben toegang tot de arbeidsmarkt overeenkomstig het bepaalde in lid 1.
De lidstaten kunnen bepalen dat de krachtens artikel 14, lid 2, onder a), op hun grondgebied verblijvende personen beperkte toegang hebben tot andere als werknemer uit te oefenen economische activiteiten dan die waarvoor zij een verblijfsvergunning hebben gekregen, zulks onder de voorwaarden als gesteld in de nationale wetgeving en voor een periode van ten hoogste twaalf maanden.
⇩ nieuw
De lidstaten kunnen bepalen dat langdurig ingezetenen van de EU en hun gezinsleden die een economische activiteit uitoefenen als werknemer of als zelfstandige, de bevoegde autoriteiten in kennis stellen van elke verandering van werkgever of economische activiteit. Dit vereiste doet geen afbreuk aan het recht van de betrokken personen om de nieuwe activiteit te aanvaarden en uit te oefenen.
🡻 2003/109/EG (aangepast)
⇨ nieuw
De lidstaten kunnen overeenkomstig hun nationale wetgeving de voorwaarden vaststellen waaronder de krachtens artikel 1416, lid 2, onder punt b) of c), op hun grondgebied verblijvende personen ⇨ en hun gezinsleden ⇦ toegang hebben tot een economische activiteit als werknemer of als zelfstandige.
3. Zodra zij de in artikel 19 bedoelde verblijfsvergunning in de tweede lidstaat hebben verkregen, komen de gezinsleden van de langdurig ingezetene in deze lidstaat in aanmerking voor de in artikel 14 van Richtlijn 2003/86/EG inzake het recht op gezinshereniging bedoelde rechten.
Artikel 2522
Intrekking van de verblijfsvergunning en terugnameverplichting
1. Totdat de onderdaan van een derde land de status van langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ heeft verkregen, kan de tweede lidstaat beslissen de verblijfsvergunning niet te verlengen of de vergunning in te trekken en de betrokkene en de leden van zijn gezin verplichten, overeenkomstig de procedures van de nationale wetgeving, verwijderingsprocedures daaronder begrepen, het grondgebied te verlaten. Dit geldt in de onderstaande gevallen:
a) om redenen die verband houden met de openbare orde of de openbare veiligheid , zoals bepaald in artikel 1719;
b) wanneer niet meer aan de voorwaarden van de artikelen 1416, 1517 en 1618 wordt voldaan;.
c) wanneer de onderdaan van een derde land niet legaal in de betrokken lidstaat verblijft.
2. Indien de tweede lidstaat een van de in lid 1 bedoelde maatregelen treft, ⇨ verlangt hij van de betrokkene en zijn of haar gezinsleden dat zij zich naar het grondgebied van de eerste lidstaat begeven overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2008/115/EG. ⇦ neemt dDe eerste lidstaat neemt de langdurig ingezetene en zijn ⌦ of haar ⌫ gezinsleden onmiddellijk en zonder formaliteiten terug. De tweede lidstaat ⌦ stelt ⌫ deelt zijn beslissing mee aan de eerste lidstaat ⌦ in kennis ⌫ ⇨ van de toepassing van de in artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2008/115/EG vastgestelde procedure ⇦.
3. Totdat de onderdaan van een derde land de status van langdurig ingezetene heeft verkregen, en onverminderd de in lid 2 bedoelde terugnameverplichting, kan de tweede lidstaat om ernstige redenen in verband met de openbare orde of de openbare veiligheid besluiten tot verwijdering van de onderdaan van het derde land van het grondgebied van de Unie, overeenkomstig en met toepassing van de waarborgen van artikel 12.
De tweede lidstaat raadpleegt de eerste lidstaat wanneer hij een dergelijk besluit neemt.
Wanneer de tweede lidstaat besluit de betrokken onderdaan van een derde land te verwijderen, neemt hij alle maatregelen die nodig zijn voor de effectieve uitvoering van dit besluit. De tweede lidstaat verstrekt de eerste lidstaat alle nodige informatie met betrekking tot de uitvoering van het verwijderingsbesluit.
🡻 2011/51/EU artikel 1, punt 9
⇨ nieuw
33 bis. Tenzij de internationale bescherming inmiddels is ingetrokken, of indien de persoon behoort tot een van de in artikel 21, lid 2, van Richtlijn 2004/83/EG2011/95/EU bepaalde categorieën, is lid 3 van dit artikel niet van toepassing op ⇨ leidt de tweede lidstaat ⇦ onderdanen van derde landen wier door de eerste lidstaat afgegeven EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen de in artikel 8, lid 4, van deze richtlijn bedoelde opmerking bevat, ⇨ niet terug ⇦.
Dit lid geldt onverminderd artikel 21, lid 1, van Richtlijn 2004/83/EG2011/95/EU.
🡻 2003/109/EG (aangepast)
4. De beslissing tot verwijdering mag niet gepaard gaan met een permanent verblijfsverbod in de gevallen genoemd in lid 1, onder b) en c).
45. De in lid 2 bedoelde terugnameverplichting doet geen afbreuk aan de mogelijkheid die aan de langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ en zijn ⌦ of haar ⌫ gezinsleden wordt geboden om zich naar een derde lidstaat te begeven.
Artikel 2623
Verwerving van de status van langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ in de tweede lidstaat
1. De tweede lidstaat kent de langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ op verzoek de in artikel 7 bedoelde status toe met inachtneming van de artikelen 3, 4, 5 en 6. De tweede lidstaat stelt de eerste lidstaat in kennis van zijn besluit.
⇩ nieuw
2. In afwijking van artikel 4, leden 1 en 3, kent de tweede lidstaat de status van langdurig ingezetene van de EU toe aan onderdanen van derde landen die, na overeenkomstig dit hoofdstuk het recht van verblijf te hebben verkregen, legaal en ononderbroken op zijn grondgebied hebben verbleven gedurende de drie jaar onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van de desbetreffende aanvraag.
3. De tweede lidstaat is niet verplicht het recht op sociale bijstand of op steun voor levensonderhoud in de vorm van een studiebeurs of –lening voor studies, beroepsopleiding inbegrepen, toe te kennen aan langdurig ingezetenen van de EU die geen werknemer of zelfstandige zijn, en aan hun gezinsleden, voordat de periode van vijf jaar van legaal en ononderbroken verblijf op zijn grondgebied is verstreken.
De tweede lidstaat kan beslissen dergelijke bijstand toe te kennen aan langdurig ingezetenen van de EU vóór het verstrijken van de periode van vijf jaar van legaal en ononderbroken verblijf, mits deze lidstaat dezelfde behandeling waarborgt voor burgers van de Unie die hun recht van vrij verkeer uitoefenen overeenkomstig Richtlijn 2004/38/EG of artikel 21 VWEU en die niet de hoedanigheid hebben van werknemer of zelfstandige of persoon die deze status heeft behouden, en voor hun gezinsleden, alsook voor onderdanen van derde landen die op grond van een overeenkomst tussen de Unie en haar lidstaten enerzijds en derde landen anderzijds een recht van vrij verkeer genieten dat gelijkwaardig is aan dat van burgers van de Unie, en voor hun gezinsleden.
4. In afwijking van artikel 13, lid 2, en uitsluitend vóór het verstrijken van de periode van vijf jaar van legaal en ononderbroken verblijf op zijn grondgebied, kan de tweede lidstaat een besluit nemen tot beëindiging van het legaal verblijf van een langdurig ingezetene van de EU die zijn of haar activiteit als werknemer of als zelfstandige heeft beëindigd, indien deze ingezetene niet beschikt over voldoende bestaansmiddelen voor zichzelf en zijn of haar gezinsleden noch over een verzekering die alle ziektekosten dekt, teneinde te voorkomen dat hij of zij een onredelijke belasting zou vormen voor het socialebijstandsstelsel van de tweede lidstaat.
🡻 2003/109/EG (aangepast)
25. Op de indiening en het onderzoek van het verzoek de aanvraag om toekenning van de status van langdurig ingezetene ⌦ van de EU ⌫ in de tweede lidstaat is de procedure van artikel 7 van toepassing. Op de afgifte van de verblijfsvergunning zijn de bepalingen van artikel 8 van toepassing. Wanneer het verzoek de aanvraag wordt afgewezen gelden de in artikel 10 bedoelde procedurele waarborgen.
HOOFDSTUK IV
SLOTBEPALINGEN
⇩ nieuw
Artikel 27
Toegang tot informatie
1. De lidstaten zorgen ervoor dat aanvragers van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen gemakkelijk toegang hebben tot informatie over
(a) de bewijsstukken die bij een aanvraag moeten worden gevoegd;
(b) de voorwaarden voor het verkrijgen van de status en het verblijf die van toepassing zijn op onderdanen van derde landen en hun gezinsleden, met inbegrip van hun rechten en verplichtingen en de procedurele waarborgen.
2. Wanneer de lidstaten conform artikel 14 nationale verblijfsvergunningen afgeven, zorgen zij voor dezelfde toegang tot informatie over de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als die welke met betrekking tot dergelijke nationale verblijfsvergunningen wordt geboden.
🡻 2003/109/EG (aangepast)
Artikel 2824
Verslag en rendez-vous-clausule
Op gezette tijden en voor het eerst uiterlijk op 23 januari 2011 ⌦ [twee jaar na het verstrijken van de omzettingstermijn] ⌫ , legt de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad een verslag voor over de toepassing van deze richtlijn in de lidstaten en dient ⌦ stelt ⌫ zij eventueel noodzakelijk geachte voorstellen ⌦ wijzigingen ⌫ in ⌦ voor ⌫. Deze ⌦ eventuele ⌫ wijzigingsvoorstellen hebben bij voorrang betrekking op de artikelen 4, 5, 9, 11 12 en op hoofdstuk III.
⇩ nieuw
In het bovenbedoelde verslag beoordeelt de Commissie specifiek de gevolgen van de in artikel 4, lid 1, vastgestelde verblijfsduur die vereist is voor de integratie van onderdanen van derde landen, met inbegrip van de mogelijke voordelen van een verkorting van deze verblijfsduur, waarbij zij onder meer rekening houdt met de verschillende factoren die relevant zijn voor de integratie van onderdanen van derde landen in de lidstaten.
🡻 2011/51/EU artikel 1, punt 10
⇨ nieuw
Artikel 2925
Contactpunten
De lidstaten wijzen contactpunten aan die verantwoordelijk zijn voor het ontvangen en toezenden van de in de artikelen 8, ⇨ 9, ⇦ 1213, 1921, 19 bis22, 22 25 en 2326 bedoelde informatie en documenten.
🡻 2003/109/EG (aangepast)
⇨ nieuw
De lidstaten zorgen voor passende samenwerking in het kader van de in de eerste alinea bedoelde uitwisseling van informatie en van documentatie.
Artikel 3026
Omzetting in nationaal recht
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 23 januari 2006 ⇨ […] ⇦ aan deze richtlijn te voldoen ⌦ aan artikel 1, punt b), artikel 4, leden 1, 2, 3 en 5, artikel 5, leden 2 en 4, artikel 7, leden 1, 2 en 4, artikel 8, lid 3, artikel 9, lid 1, punt c), en leden 2, 5 en 6, artikel 10, lid 3, artikel 11, artikel 12, lid 1, punten d) en f), en leden 2, 5 en 7, artikel 13, artikel 14, artikel 15, artikel 16, lid 1, artikel 17, leden 1, 2, 4 en 5, artikel 18, lid 1, artikel 20, artikel 21, leden 1 en 4, artikel 24, artikel 25, leden 1, 2 en 3, artikel 26, leden 2, 3 en 4, artikel 27, artikel 28, en artikel 29 ⌫. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis ⌦ delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee ⌫.
Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. ⌦ In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. ⌫ De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. ⌦ De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten. ⌫
⌦ 2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. ⌫
⌦ Artikel 31 ⌫
⌦ Intrekking ⌫
⌦ Richtlijn 2003/109/EG, zoals gewijzigd bij de in bijlage I, deel A, genoemde richtlijn, wordt met ingang van [de dag volgende op de in artikel 30, lid 1, eerste alinea, van deze richtlijn vastgestelde datum] ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in intern recht van de aldaar genoemde richtlijnen. ⌫
⌦ Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II. ⌫
Artikel 3227
Inwerkingtreding ⌦ en toepassing ⌫
Deze richtlijn treedt in werking op de ⌦ twintigste ⌫ dag ⌦ na die ⌫ van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
⌦ Artikel 1, punt a), artikel 3, artikel 4, leden 4 en 6, artikel 5, leden 1 en 2, artikel 6, artikel 7, lid 3, artikel 8, leden 2, 4, 5 en 6, artikel 9, lid 1, punten a) en b), en leden 2, 3, 4, 7 en 8, artikel 10, leden 1 en 2, artikel 12, lid 1, punten a), b) en c), en punten e) tot en met h), en leden 3, 5 en 7, artikel 13, lid 1 en leden 3 tot en met 9, artikel 16, leden 2, 3 en 4, artikel 17, leden 2 en 3, artikel 18, leden 2 tot en met 5, artikel 19, artikel 20, artikel 21, leden 2 en 3, artikel 22, artikel 23, artikel 25, leden 3 en 4, artikel 26, leden 1 en 3, zijn van toepassing met ingang van [de dag volgend op de in artikel 30, lid 1, eerste alinea, vastgestelde datum]. ⌫
Artikel 3328
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten, overeenkomstig ⌦ de Verdragen ⌫ het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.