Artikelen bij COM(2024)612 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2024)612 - .
document COM(2024)612
datum 19 juni 2024

Aanbeveling voor een

AANBEVELING VAN DE RAAD

inzake het economisch, sociaal, werkgelegenheids-, structuur- en begrotingsbeleid van Italië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EU) 2024/1263 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2024 betreffende de doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en betreffende het multilaterale begrotingstoezicht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad1, en met name artikel 3, lid 3,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden2, en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad3, waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De herstel- en veerkrachtfaciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de EU. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt zij bij tot het economisch en sociaal herstel en de uitvoering van duurzame hervormingen en investeringen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen en de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de EU te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen.

(2) De REPowerEU-verordening4, die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de EU geleidelijk onafhankelijker te maken van de invoer van Russische fossiele brandstoffen. Dit zou moeten bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de EU en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. Italië heeft een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toegevoegd aan zijn nationale herstel- en veerkrachtplan om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken.

(3) Op 16 maart 2023 heeft de Commissie de mededeling “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”5 gepubliceerd, als basis voor beleidsbeslissingen en met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. De mededeling schetst het concurrentievermogen rond negen elkaar versterkende aanjagers. Deze aanjagers zijn onder meer de toegang tot particulier kapitaal, onderzoek en innovatie, onderwijs en vaardigheden, en de eengemaakte markt als de belangrijkste beleidsprioriteiten voor hervormingen en investeringen om de huidige productiviteitsuitdagingen aan te pakken en het concurrentievermogen van de EU en haar lidstaten op lange termijn op te bouwen. Volgend op deze mededeling heeft de Commissie op 14 februari 2024 het jaarverslag over de eengemaakte markt en het concurrentievermogen6 gepubliceerd. In dat verslag worden de sterke punten van en uitdagingen voor de eengemaakte markt van de EU uiteengezet, waarbij de jaarlijkse ontwikkeling van negen vastgestelde factoren voor het concurrentievermogen wordt gevolgd.

(4) Op 21 november 2023 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 20247 en daarmee de aanzet gegeven tot de cyclus 2024 van het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid. De Europese Raad heeft op 22 maart 2024 zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de analyse rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid. Op 21 november 2023 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2024 aangenomen, waarin zij Italië heeft genoemd als een van de lidstaten die mogelijk door onevenwichtigheden is geraakt of het risico loopt daardoor geraakt te worden, en waarvoor een diepgaande evaluatie nodig zou zijn. Op dezelfde datum heeft de Commissie een advies goedgekeurd over het ontwerpbegrotingsplan 2024 van Italië. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, die de Raad op 12 april 2024 heeft aangenomen, alsook het voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2024 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd, dat de Raad op 11 maart 2024 heeft aangenomen.

(5) Op 30 april 2024 is het nieuwe EU-kader voor economische governance in werking getreden. Het kader omvat de nieuwe Verordening (EU) 2024/1263 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en het multilaterale begrotingstoezicht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad. Het bevat ook de gewijzigde Verordening (EG) nr. 1467/97 over de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten en de gewijzigde Richtlijn 2011/85/EU over de begrotingskaders van de lidstaten8. Het nieuwe kader heeft tot doel de overheidsschuld houdbaarder te maken en voor duurzame en inclusieve groei te zorgen door middel van geleidelijke begrotingsconsolidatie en hervormingen en investeringen. Het bevordert nationale verantwoordelijkheid en legt meer nadruk op de middellange termijn, in combinatie met een meer doeltreffende en coherente handhaving. Elke lidstaat moet bij de Raad en de Commissie een nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn indienen. De nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn bevatten de budgettaire, hervormings- en investeringsverbintenissen van een lidstaat, die een planningsperiode van vier of vijf jaar bestrijken, afhankelijk van de normale duur van de nationale zittingsperiode. Het netto-uitgaventraject9 in de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn moet voldoen aan de vereisten van Verordening (EU) 2024/1263, met inbegrip van de vereisten om de overheidsschuld uiterlijk aan het einde van de aanpassingsperiode op een plausibel neerwaarts traject te brengen of te houden, of om op een prudent niveau onder 60 % van het bbp te blijven, en om het overheidstekort op middellange termijn onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp te brengen en/of te houden. Wanneer een lidstaat zich overeenkomstig de criteria van Verordening (EU) 2024/1263 verbindt tot een reeks relevante hervormingen en investeringen, kan de aanpassingsperiode met ten hoogste drie jaar worden verlengd. Ter ondersteuning van de voorbereiding van die plannen moet de Commissie de lidstaten op [21 juni] 2024 richtsnoeren verstrekken over de inhoud van de plannen en de daaropvolgende jaarlijkse voortgangsverslagen die zij moeten indienen, en zal zij hun overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2024/1263 technische richtsnoeren over de begrotingsaanpassingen toezenden (referentietrajecten en technische informatie indien van toepassing). Lidstaten moeten hun budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn uiterlijk op 20 september 2024 indienen, tenzij de lidstaat en de Commissie een redelijke verlenging van de termijn overeenkomen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat hun nationale parlementen hierbij worden betrokken en dat onafhankelijke begrotingsinstellingen, sociale partners en andere nationale belanghebbenden worden geraadpleegd, naargelang het geval.

(6) In 2024 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de herstel- en veerkrachtfaciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen daadwerkelijk helpen bij het aanpakken van alle of een aanzienlijk deel van de problemen die zijn aangehaald in de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen 2019, 2020, 2022 en 2023 blijven ook relevant voor herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(7) Op 30 april 2021 heeft Italië zijn nationale herstel- en veerkrachtplan bij de Commissie ingediend, overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 13 juli 2021 heeft de Raad zijn besluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Italië aangenomen10, dat werd gewijzigd op 8 december 2023 overeenkomstig artikel 18, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241 om de maximale financiële bijdrage voor niet-terugbetaalbare financiële steun bij te werken, en het REPowerEU-hoofdstuk op te nemen11. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 besluit dat Italië de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. “Bevredigende verwezenlijking” houdt in ieder geval ook in dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(8) Op 30 april 2024 heeft Italië zijn nationaal hervormingsprogramma 2024 en zijn stabiliteitsprogramma 2024 ingediend, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2024 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Italië over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(9) De Commissie heeft het landverslag 2024 voor Italië12 op 19 juni 2024 gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Italië heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2023 heeft vastgesteld en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Italië van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van deze analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Italië heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de EU inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN.

(10) De Commissie heeft uit hoofde van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 een diepgaande evaluatie uitgevoerd voor Italië. De belangrijkste bevindingen van de beoordeling door de diensten van de Commissie van macro-economische kwetsbaarheden voor Italië voor de toepassing van die verordening zijn in april 2024 gepubliceerd13. Op 19 juni 2024 heeft de Commissie geconcludeerd dat Italië wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden, nadat in 2023 sprake was van buitensporige onevenwichtigheden. Er blijft met name sprake van kwetsbaarheden in verband met de hoge overheidsschuld en de zwakke productiviteitsgroei, in een context van een kwetsbare arbeidsmarkt en enkele overgebleven zwakke punten in de financiële sector, die van grensoverschrijdend belang zijn. De overheidsschuldquote van Italië is aanzienlijk gedaald ten opzichte van de piek tijdens de COVID-19-pandemie, met name als gevolg van een sterke groei van het nominale bbp. Met 137 % van het bbp in 2023 is de overheidsschuldquote echter nog steeds hoog, en er wordt verwacht dat de neerwaartse trend dit jaar en volgend jaar zal ombuigen. Dit is toe te schrijven aan een grote schuldverhogende stock-flow adjustment, nog steeds grote — zij het afnemende — overheidstekorten, en een lagere groei van het nominale bbp. De productiviteitsgroei is over het algemeen positief maar beperkt geweest, hetgeen bevestigt dat hervormingen en investeringen nodig zijn om structurele tekortkomingen te verhelpen en omstandigheden te creëren waarin de productiviteit kan groeien. De situatie op de arbeidsmarkt is de afgelopen jaren verbeterd en heeft zich niet vertaald in loondruk. De arbeidsparticipatie is hoger dan ooit, maar nog steeds relatief laag. De financiële sector is verder versterkt door verbeteringen in de kwaliteit en winstgevendheid van bankactiva, maar Italiaanse banken staan nog steeds in aanzienlijke mate bloot aan staatsleningen en door de staat gegarandeerde leningen op hun balans. Het beleid heeft een gunstig effect gehad op de aanpak van de kwetsbaarheden, onder meer door de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, dat onder andere de productiviteit en de potentiële bbp-groei stimuleert om de overheidsschuldquote op langere termijn te helpen verlagen. Het blijft van essentieel belang om het tempo van de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan te handhaven, en extra beleidsinspanningen zouden gunstig zijn. Er zijn duidelijk meer maatregelen nodig om de hoge overheidsschuldquote terug te dringen. Het hervormde stabiliteits- en groeipact, met inbegrip van de toepassing van de buitensporigtekortprocedure, biedt een geschikt en sterk toezichtmechanisme om de risico’s voor de houdbaarheid van de begroting aan te pakken en om het toezicht in het kader van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden (PMO) aan te vullen.

(11) Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens14 is het algehele overheidstekort van Italië van 8,6 % van het bbp in 2022 afgenomen tot 7,4 % in 2023, terwijl de overheidsschuld van 140,5 % van het bbp eind 2022 afnam tot 137,3 % eind 2023. Zoals aangekondigd in de richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 202415 neemt de Commissie de eerste stap voor het inleiden van op tekorten gebaseerde buitensporigtekortprocedures op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met bestaande wettelijke bepalingen. Op 19 juni 2024 heeft de Commissie een verslag16 op grond van artikel 126, lid 3, VWEU aangenomen. In dat verslag wordt de begrotingssituatie van Italië beoordeeld, aangezien het overheidstekort van het land in 2023 de referentiewaarde van 3 % van het bbp overschreed. Gezien deze beoordeling en na bestudering van het advies van het bij artikel 126, lid 4, van het VWEU ingestelde Economisch en Financieel Comité, is de Commissie voornemens in juli de buitensporigtekortprocedure in te leiden door de Raad aan te bevelen op grond van artikel 126, lid 6, een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Italië vast te stellen.

(12) Op 12 juli 2022 heeft de Raad aanbevolen17 dat Italië in 2023 een prudent begrotingsbeleid voert, met name door de groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven te beperken tot onder de potentiële outputgroei op middellange termijn18, rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het meest kwetsbaar zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Tegelijkertijd moet Italië klaarstaan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Italië werd ook aanbevolen de overheidsinvesteringen voor de groene en digitale transitie en voor energiezekerheid uit te breiden, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere fondsen van de Unie. Volgens ramingen van de Commissie was de begrotingskoers19 in 2023 licht expansief, met 0,3 % van het bbp, tegen een achtergrond van hoge inflatie. De groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 heeft een contractieve bijdrage aan de begrotingskoers van 1,0 % van het bbp geleverd en was in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad. De contractieve bijdrage van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven was toe te schrijven aan de lagere kosten van de (gerichte en niet-gerichte) noodmaatregelen voor huishoudens en bedrijven in reactie op stijgingen van de energieprijzen (met 1,4 procentpunt van het bbp). Pensioenen en verlagingen van de loonbelastingwig waren de belangrijkste aanjagers van de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend de nieuwe inkomstenmaatregelen). In 2023 bedroegen de met subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen gefinancierde uitgaven 0,8 % van het bbp. De nationaal gefinancierde investeringen bedroegen 2,9 % van het bbp in 2023, een stijging van 0,3 procentpunt ten opzichte van 2022. Italië financierde aanvullende investeringen via de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen. Het deed overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, bijvoorbeeld om slimme netwerken te versterken, de “Tyrreense verbinding” te realiseren, systemen voor hogesnelheidsvervoer te ontwikkelen, waterstof op brownfields te produceren, snelle internetverbindingen tot stand te brengen en de overheid te digitaliseren, die gedeeltelijk worden gefinancierd met de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-middelen.

(13) De belangrijkste prognoses in het stabiliteitsprogramma 2024 kunnen als volgt worden samengevat. Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognoses ten grondslag ligt, gaat ervan uit dat het reële bbp in 2024 met 1,0 % en in 2025 met 1,2 % zal groeien, terwijl wordt uitgegaan van een GICP-inflatie (geharmoniseerd indexcijfer van de consumptieprijzen) van 1,2 % in 2024 en 1,8 % in 2025. Indien de wetgeving niet wordt gewijzigd, zal het overheidstekort naar verwachting afnemen tot 4,3 % van het bbp in 2024 en 3,7 % in 2025, terwijl de overheidsschuldquote naar verwachting met 0,5 procentpunt zal toenemen tot 137,8 % eind 2024 en vervolgens tot 138,9 % eind 2025. Het overheidstekort zal na 2025 naar verwachting afnemen tot 3,0 % van het bbp in 2026, en tot 2,2 % in 2027. Het overheidstekort zal dus naar verwachting in 2026 de tekortreferentiewaarde van 3 % van het bbp niet overschrijden. Naar verwachting zal de algehele overheidsschuldquote na 2025 echter verder toenemen tot 139,8 % in 2026 en vervolgens licht dalen tot 139,6 % in 2027.

(14) Volgens de voorjaarsprognoses 2024 van de Commissie zal het reële bbp in 2024 met 0,9 % en in 2025 met 1,1 % groeien, met een GICP-inflatie van 1,6 % in 2024 en 1,9 % in 2025.

(15) In de voorjaarsprognose 2024 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 4,4 % van het bbp in 2024 en een toename van de overheidsschuldquote tot 138,6 % eind 2024. De verwachte daling van het tekort in 2024 komt met name voort uit de volledige uitfasering van energiesteunmaatregelen en de sterk afgenomen begrotingskosten van belastingkredieten voor de renovatie van woningen (0,25 % van het bbp ten opzichte van 3,5 % in 2023) als gevolg van wetswijzigingen die ook hebben geleid tot de statistische classificatie van nieuwe belastingkredieten als “niet-uitkeerbaar” (terwijl eerdere belastingkredieten als “uitkeerbaar” waren geclassificeerd). De stijging van de schuldquote in 2024 weerspiegelt de sterke stijging van de stock-flow adjustment als gevolg van het vertraagde effect van de belastingkredieten voor woningrenovatie in de periode 2021‑2023 op de kasstroom. Volgens de ramingen van de Commissie zal het begrotingsbeleid in 2024 restrictief zijn, met 3,1 % van het bbp.

(16) Volgens de voorjaarsprognoses 2024 van de Commissie zullen in 2024 uitgaven ten belope van 0,6 % van het bbp worden gefinancierd met niet-terugbetaalbare steun (subsidies) uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit, tegenover 0,8 % van het bbp in 2023. Uitgaven die met subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden gefinancierd, zullen hoogwaardige investeringen en productiviteitsverhogende hervormingen mogelijk maken zonder rechtstreekse gevolgen voor het overheidssaldo en de overheidsschuld van Italië. Volgens de voorjaarsprognoses 2024 van de Commissie zullen in 2024 uitgaven ten belope van 1,3 % van het bbp worden gedekt door leningen uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit, tegenover 0,3 % van het bbp in 2023.

(17) Op 14 juli 2023 heeft de Raad Italië aanbevolen20 een voorzichtig begrotingsbeleid te voeren, met name door de nominale stijging van de netto nationaal gefinancierde primaire uitgaven21 in 2024 te beperken tot maximaal 1,3 %. Bij het uitvoeren van hun begroting voor 2023 en het opstellen van hun ontwerpbegrotingsplan voor 2024 werden de lidstaten verzocht er rekening mee te houden dat de Commissie aan de Raad zou voorstellen op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te leiden op basis van de begrotingsresultaten voor 2023. Volgens de voorjaarsprognoses 2024 van de Commissie zullen de netto nationaal gefinancierde primaire uitgaven van Italië naar verwachting afnemen met 2,8 % in 202422, hetgeen minder dan de aanbevolen maximale groei is. Deze onderschrijding van de aanbevolen maximale groei van de netto nationaal gefinancierde primaire uitgaven komt overeen met 2,0 % van het bbp in 2024. De netto-uitgaven waren in 2023 echter hoger dan ten tijde van de aanbeveling werd verwacht (met een verschil van 2,9 % van het bbp). Aangezien de aanbeveling voor 2024 als groeipercentage werd geformuleerd, moet bij de beoordeling van de naleving derhalve ook het basiseffect van 2023 in aanmerking worden genomen. Indien de netto-uitgaven in 2023 gelijk zouden zijn aan de ten tijde van de aanbeveling verwachte uitgaven, zou het resulterende groeipercentage van de netto-uitgaven in 2024 0,9 % van het bbp boven het aanbevolen groeipercentage hebben gelegen. Daarom wordt geacht dat de netto nationaal gefinancierde primaire uitgaven het risico met zich meebrengen niet volledig in overeenstemming met de aanbeveling te zijn.

(18) Bovendien heeft de Raad Italië aanbevolen om de van kracht zijnde noodsteunmaatregelen voor energie zo snel mogelijk af te bouwen in 2023 en 2024 en de daarmee gepaard gaande besparingen te gebruiken om het overheidstekort terug te dringen. De Raad heeft verder aangegeven dat, indien nieuwe energieprijsstijgingen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, Italië ervoor moet zorgen dat deze gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn en stimulansen voor energiebesparing blijven bieden. Volgens de voorjaarsprognoses 2024 van de Commissie zullen de netto begrotingskosten23 van de steunmaatregelen voor energie naar verwachting 1,0 % van het bbp bedragen in 2023 en 0,0 % in 2024. Indien de daarmee gepaard gaande besparingen worden gebruikt om het overheidstekort terug te dringen, zoals aanbevolen door de Raad, zouden deze prognoses een begrotingsaanpassing van 1,0 % van het bbp in 2024 impliceren, terwijl de netto nationaal gefinancierde primaire uitgaven24 een contractieve bijdrage aan de begrotingskoers van 2,7 % van het bbp in dat jaar leveren. Dit laatste is echter het gevolg van de contractieve bijdrage van andere kapitaaluitgaven ten belope van 3,2 % van het bbp, die voornamelijk verband houdt met de voornoemde scherpe verlaging van de subsidies in verband met belastingkredieten voor de renovatie van woningen in 2024. Tegelijkertijd zal de bijdrage van de netto nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven aan de begrotingskoers, die worden beïnvloed door de uitfasering van de huidige energiesteunmaatregelen, naar verwachting expansief zijn met 0,4 % van het bbp, hetgeen erop wijst dat de besparingen van 0,8 % van het bbp van die huidige energiesteunmaatregelen in 2024 volledig worden ingezet voor expansief beleid ter verhoging van de netto lopende uitgaven, waaronder verlaging van de loonbelastingwig. De verwachting is dat de noodsteunmaatregelen voor energie zo snel mogelijk zullen worden afgebouwd in 2023 en 2024. Dit is in overeenstemming met wat de Raad heeft aanbevolen. De daarmee gepaard gaande besparingen zullen naar verwachting echter niet volledig worden gebruikt om het overheidstekort terug te dringen. Dit dreigt niet in overeenstemming te zijn met wat de Raad heeft aanbevolen.

(19) Daarnaast heeft de Raad Italië ook aanbevolen nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand te houden en te zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen. Volgens de voorjaarsprognoses 2024 van de Commissie zullen de nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in 2024 2,8 % van het bbp bedragen (tegenover 2,9 % van het bbp in 2023)25. Dit is in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad. De overheidsuitgaven die worden gefinancierd met inkomsten uit EU-fondsen, met inbegrip van subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zullen daarentegen naar verwachting afnemen tot 0,8 % van het bbp in 2024 (tegenover 1,2 % van het bbp in 2023), met name als gevolg van ReactEU.

(20) Op basis van de op de afsluitdatum van de prognose bekende beleidsmaatregelen en ervan uitgaande dat het beleid niet verandert, wordt in de voorjaarsprognose 2024 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 4,7 % van het bbp in 2025. De toename van het tekort in 2025 is voornamelijk het gevolg van de verwachte verlenging van de verkleining van de loonbelastingwig en een verdere toename van de rente-uitgaven. De overheidsschuldquote neemt naar verwachting tegen eind 2025 verder toe tot 141,7 %. De verwachte stijging van de schuldquote in 2025 is voornamelijk het gevolg van een minder gunstige verhouding tussen de rentevoet en de groei en een schuldverhogende stock-flow adjustment in verband met de vertraagde kasimpact van door de overheid gesteunde woningrenovatie.

(21) De verhouding tussen de belastinginkomsten en het bbp van Italië is relatief hoog in vergelijking met vergelijkbare lidstaten, waarbij de belasting op arbeid het meeste bijdraagt. Nadat het parlement een machtigingswet heeft aangenomen die voorziet in een breed mandaat voor de hervorming van het belastingstelsel, heeft de regering verschillende uitvoeringsbesluiten vastgesteld. De tot dusver getroffen maatregelen bieden echter geen antwoord op de belangrijkste uitdagingen met betrekking tot het belastingstelsel, en de verlaging van de loonbelastingwig, die maar tot 2024 wettelijk is vastgelegd en met tijdelijke maatregelen wordt gefinancierd, heeft een vrij beperkte reikwijdte. Daarnaast zorgen de uitbreiding van forfaitaire belastingregelingen, onder meer voor zelfstandigen, ervoor dat de horizontale rechtvaardigheid en de efficiëntie van het belastingstelsel achteruitgaan, doordat specifieke groepen belastingbetalers worden bevoordeeld en de groei van bedrijven wordt belemmerd. Hoewel in het kader van het herstel- en veerkrachtplan verschillende belangrijke maatregelen op het gebied van belastingadministratie en -vereenvoudiging, zoals vooraf ingevulde btw-aangiften, worden uitgevoerd, kunnen andere recente maatregelen bovendien juist gevolgen hebben voor de belastingnaleving. Hierbij gaat het onder meer om de termijn van vijf jaar voor het innen van belastingaanslagen, lichtere sancties voor het ontduiken van belastingen en socialezekerheidsbijdragen, en het verlengen van maatregelen die vergelijkbaar zijn met belastingamnestie. Ook moet grondig worden nagegaan welk effect het systeem van voorafgaande afspraken tussen de belastingplichtige en de overheid over de fiscale verplichtingen van kleine ondernemers heeft op de belastingnaleving. In het algemeen zou voor een meer structurele en groeivriendelijke hervorming van het belastingstelsel de belastingdruk moeten worden verlegd van productieve factoren naar andere bronnen die minder schadelijk zijn voor de groei. Er zijn in dit verband nog geen details bekend over de geplande stroomlijning van de belasting over de toegevoegde waarde, terwijl de bijwerking van kadastrale waarden, die grotendeels achterhaald zijn en afwijken van de marktwaarden, niet was opgenomen in de machtigingswet voor de belastinghervorming. Daarnaast is sprake van aanzienlijke inkomstenderving met betrekking tot openbare concessies, waaronder stranden. Bovendien zou het Italiaanse belastingstelsel, ondanks de relatief hoge inkomsten uit milieubelastingen, de groene transitie beter kunnen ondersteunen, met name door de belasting af te stemmen op de CO2-emissies van energiebronnen en voertuigen, waaronder bedrijfswagens.

(22) Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van en criterium 2.2 van bijlage V bij Verordening (EU) 2021/241 bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. Daarvan wordt verwacht dat zij helpen bij het doeltreffend aanpakken van alle of een aanzienlijk deel van de uitdagingen die in de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen (LSA’s) zijn vastgesteld. Om het concurrentievermogen van Italië op lange termijn te stimuleren door middel van de groene en de digitale transitie, en tegelijkertijd sociale rechtvaardigheid te waarborgen, is het van essentieel belang om binnen deze krappe termijn snel werk te maken van de doeltreffende uitvoering van het plan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk. Om de toezeggingen van het plan uiterlijk in augustus 2026 na te komen, is het voor Italië van essentieel belang de hervormingen voort te zetten en de investeringen te versnellen door nieuwe vertragingen aan te pakken en tegelijkertijd te zorgen voor een sterke bestuurlijke capaciteit. Met name investeringen, die sterk zijn geconcentreerd tegen het einde van de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, verdienen bijzondere aandacht. De systematische betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners, het maatschappelijk middenveld en andere relevante belanghebbenden blijft belangrijk om te zorgen voor een breed draagvlak voor de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan.

(23) Als onderdeel van de tussentijdse evaluatie van de cohesiefondsen moet Italië overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) 2021/1060 uiterlijk in maart 2025 elk programma evalueren, en daarbij onder meer rekening houden met de uitdagingen die zijn vermeld in de landspecifieke aanbevelingen van 2024 en met zijn nationale energie- en klimaatplan. Die evaluatie is de basis voor de definitieve toewijzing van de in elk programma opgenomen EU-financiering. Hoewel Italië vooruitgang heeft geboekt bij de uitvoering van het cohesiebeleid en de Europese pijler van sociale rechten, blijven er uitdagingen bestaan en blijft er sprake van regionale verschillen tussen het noorden/midden en het zuiden van het land. Een snellere uitvoering van de programma’s van het cohesiebeleid, samen met een vergroting van de administratieve capaciteit, op nationaal en met name op subnationaal niveau, is van cruciaal belang. De in de programma’s overeengekomen prioriteiten blijven relevant. Naast de maatregelen voor bestuurlijke capaciteit, is het van bijzonder belang dat snel wordt geïnvesteerd in onderzoek, innovatie en concurrentievermogen, met name in de minder ontwikkelde regio’s, in combinatie met plannen voor infrastructuurontwikkeling en regionale strategieën voor slimme specialisatie. Italië moet in het zuiden de kwaliteit van essentiële openbare diensten, met name water- en afvaldiensten, blijven verhogen, onder meer door aan te moedigen dat er één exploitant per regio is. Het blijft belangrijk om bij- en omscholing te stimuleren, onder meer met het oog op de groene transitie, door het aantal afgestudeerden in het tertiair onderwijs en het percentage volwassenen dat een opleiding volgt te verhogen. Met name in het zuiden blijft het een prioriteit om het aantal jongeren dat geen werk heeft en geen onderwijs of opleiding volgt te verlagen door het onderwijsstelsel te verbeteren en het actieve arbeidsmarktbeleid doelgerichter te maken. Bovendien is het nodig om de arbeidsparticipatie van vrouwen te blijven ondersteunen door het aanbod van betaalbare en hoogwaardige kinderopvang te vergroten. Italië zou ook gebruik kunnen maken van het platform voor strategische technologieën voor Europa om de transformatie van industriële ecosystemen te ondersteunen, met name in het zuiden. Doeltreffend optreden kan de vorm aannemen van industriebeleid ter ondersteuning van de ontwikkeling en toepassing van strategische technologieën, in het bijzonder op het gebied van digitale innovatie, schone energie en efficiënt gebruik van hulpbronnen, met name in de sectoren die al sterk aanwezig zijn in het zuiden, zoals de automobiel- en luchtvaartindustrie. Het strategisch plan voor de nieuwe speciale economische zone voor het zuiden zou een coherent kader kunnen worden om de innovatie en productiviteit van het bedrijfsleven te stimuleren door zich te richten op kritieke projecten en de onderlinge integratie van waardeketens te versterken.

(24) Naast de economische en sociale uitdagingen die met het herstel- en veerkrachtplan en andere EU-middelen worden aangepakt, heeft Italië te maken met verschillende extra uitdagingen in verband met belastingen, demografie (met inbegrip van de gevolgen daarvan voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën), de industriestrategie en het mededingingsbeleid.

(25) Italië heeft van alle EU-lidstaten een van de oudste bevolkingen en een van laagste geboortecijfers, en de leeftijd waarop vrouwen hun eerste kind krijgen, ligt boven het gemiddelde. De migratiebalans blijft positief, maar compenseert het lage geboortecijfer niet meer. Als gevolg daarvan blijft de bevolking in de beroepsgeschikte leeftijd afnemen, waardoor het groeipotentieel wordt beperkt. Ongunstige demografische ontwikkelingen zullen naar verwachting tot 2040 leiden tot meer pensioenuitgaven ten opzichte van het bbp, hetgeen nog wordt verergerd door de vervroegde-uittredingsregelingen die de afgelopen jaren zijn ingevoerd. Op langere termijn zullen de pensioenuitgaven naar verwachting geleidelijk dalen, mede dankzij de pensioenhervorming van 2011, die onder meer vervroegde-uittredingsregelingen beperkt, mits deze volledig wordt toegepast. Een sterkere en inclusievere arbeidsmarkt voor vrouwen en jongeren, gecombineerd met hoogwaardigere werkgelegenheid, ook in de zin van minder armoede onder werkenden en betere toegang tot sociale bescherming voor mensen met atypisch werk, kan de demografische uitdaging helpen verlichten. Daarbij kan gezinsbeleid, waaronder maatregelen om het evenwicht tussen werk en privéleven en gelijke kansen te bevorderen en voor toegankelijke en hoogwaardige opvangdiensten te zorgen, ook een belangrijke rol spelen. Bovendien kan migratie ook worden benut om de demografische achteruitgang tegen te gaan, met name op korte en middellange termijn. Hoewel door de in 2024 getroffen maatregelen meer onderdanen van derde landen tot Italië worden toegelaten en de erkenning van buitenlandse diploma’s eenvoudiger is geworden, blijft het van groot belang hoogopgeleide werknemers en studenten aan te trekken en te behouden om de braindrain en de demografische trends tegen te gaan. In dit verband zouden al deze maatregelen ook bijdragen tot opwaartse sociale convergentie, in overeenstemming met de tweede analyse van de diensten van de Commissie op basis van de kenmerken van het kader voor sociale convergentie26.

(26) De economie van het zuiden heeft bijgedragen tot het herstel na COVID-19. Toch leveren de economische activiteiten in de zuidelijke regio’s doorgaans nog steeds minder toegevoegde waarde op dan die in de regio’s in het midden/noorden van het land. Bovendien zal de uitvoer van het zuiden naar verwachting in het bijzonder worden getroffen door decarbonisatie-inspanningen. Verschillende beleidsmaatregelen, met name fiscale prikkels, ondersteunen economische activiteiten in het zuiden. In 2023 heeft Italië één speciale economische zone voor het zuiden gecreëerd, waarbij de verantwoordelijkheid voor de voorgaande zones werd samengebracht bij één orgaan binnen het voorzitterschap van de Raad van Ministers. Het strategisch plan voor deze zone moet nog worden goedgekeurd. Met de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-middelen wordt bijgedragen aan investeringen en hervormingen in zuidelijke regio’s. Er is een industriële en ontwikkelingsstrategie voor het zuiden nodig om de bestaande beleidsmaatregelen doelgerichter te maken en de toegevoegde waarde van EU- en nationale investeringen te verhogen. In dit verband beschikt het zuiden over een aanzienlijk potentieel in een aantal sectoren, bijvoorbeeld de logistiek in het Middellandse Zeegebied en waardeketens voor hernieuwbare energie. Bovendien is het versterken van de banden tussen de wetenschap en het bedrijfsleven om wetenschappelijke kennis om te zetten in praktische oplossingen van cruciaal belang voor industriële revitalisering en voor de positionering van het zuiden in mondiale waardeketens. Met name in het zuiden zal een verdere institutionalisering van de rol van bureaus voor technologieoverdracht daarvoor van groot belang zijn, bijvoorbeeld door de administratieve capaciteit te versterken. Het aanwijzen en selecteren van die strategische sectoren in een ontwikkelingsstrategie is een relevante factor voor het vergroten van het concurrentievermogen van zuidelijke regio’s, met een positief effect op nationaal niveau. Door bestaande beleidsmaatregelen en geplande investeringen op deze sectoren te richten, kan de economische invloed ervan verder worden vergroot.

(27) Een verbetering van het ondernemingsklimaat zou ondernemerschap vergemakkelijken, en betere randvoorwaarden op het gebied van de mededinging zouden leiden tot een doelmatigere toewijzing van middelen, tot verbetering van het concurrentievermogen en tot een toename van de productiviteit. Meer concurrentie en verbeterde sectorale regelgeving zouden ook ten goede komen aan de consument en de overheidsfinanciën, waarmee wordt bijgedragen tot de aanpak van de Italiaanse kwetsbaarheden van een hoge staatsschuld en een zwakke productiviteitsgroei, zoals vermeld in overweging 10. De jaarlijkse wet markt en mededinging voor 2022, die in december 2023 is vastgesteld, moet correct worden toegepast. Overeenkomstig de Italiaanse wetgeving voorziet het Italiaanse herstel- en veerkrachtplan in de vaststelling van een jaarlijkse wet inzake mededinging. Daarin worden echter niet alle sectoren gespecificeerd waarop de jaarlijkse mededingingswetgeving betrekking moet hebben. Er is met name een wetgevingsinitiatief nodig voor de detailhandel (met name over de regels voor het openen van winkels en verkoopbevordering), voor gereglementeerde beroepen (met name om de voorwaarden voor toegang daartoe te versoepelen) en voor spoorwegen (om gunning van opdrachten voor regionaal vervoer en intercitydiensten concurrerend te maken). Bovendien is er volgens de Italiaanse mededingingsautoriteit nog steeds sprake van aanzienlijke belemmeringen voor de mededinging in een aantal andere sectoren, zoals postdiensten, geneesmiddelen, kamers van koophandel en passagiersvervoer in voertuigen met chauffeur.

Aangezien de economieën van de lidstaten van de eurozone in hoge mate met elkaar zijn verweven en zij collectief bijdragen tot de werking van de economische en monetaire unie, heeft de Raad in 2024 de lidstaten van de eurozone aanbevolen actie te ondernemen, onder meer via hun herstel- en veerkrachtplannen, teneinde uitvoering te geven aan de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone. Voor Italië dragen de aanbevelingen 1, 2, 3 en 4 bij tot de uitvoering van de eerste, tweede, derde en vierde aanbeveling voor de eurozone.

(28) In het licht van de diepgaande evaluatie van de Commissie en haar conclusie betreffende het bestaan van onevenwichtigheden zijn de aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 in de onderstaande aanbevelingen 1, 2, 3 en 4 weergegeven. Het in aanbeveling 1 bedoelde beleid helpt om kwetsbaarheden in verband met de hoge overheidsschuld aan te pakken. Het in de aanbevelingen 2, 3 en 4 bedoelde beleid helpt om de kwetsbaarheden in verband met een zwakke productiviteitsgroei aan te pakken, waarmee bij uitbreiding de potentiële bbp-groei wordt ondersteund en daarmee ook wordt bijgedragen tot de aanpak van aanbeveling 1. De aanbevelingen 1, 2, 3 en 4 dragen bij tot zowel de aanpak van onevenwichtigheden als de uitvoering van de aanbeveling voor de eurozone, overeenkomstig overweging 27,

BEVEELT AAN dat Italië in 2024 en 2025 de volgende actie onderneemt:

1. het budgettair-structureel plan voor de middellange termijn tijdig in te dienen; overeenkomstig de vereisten van het hervormde stabiliteits- en groeipact de groei van de netto-uitgaven27 in 2025 te beperken tot een percentage waarmee de overheidsschuld op een plausibel neerwaarts traject op de middellange termijn komt en het algehele overheidstekort te verlagen in de richting van de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp; het belastingstelsel beter af te stemmen op groei, met de nadruk op het verkleinen van de loonbelastingwig en in overeenstemming met de duurzaamheidsdoelstellingen, onder meer door de belastinguitgaven te verminderen en de kadastrale waarden bij te werken, en daarbij de billijkheid en progressiviteit te waarborgen en de groene transitie te ondersteunen;

2. de bestuurlijke capaciteit om EU-middelen te beheren te versterken, investeringen te versnellen en het momentum in de uitvoering van hervormingen te handhaven; beginnende vertragingen aan te pakken om een voortdurende, snelle en doeltreffende uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, inclusief het REPowerEU-hoofdstuk, mogelijk te maken, en te zorgen voor de voltooiing van hervormingen en investeringen tegen uiterlijk augustus 2026; de uitvoering van de cohesiebeleidsprogramma’s te versnellen; in zijn tussentijdse evaluatie de nadruk te blijven leggen op de overeengekomen prioriteiten en rekening te houden met de mogelijkheden die het platform voor strategische technologieën voor Europa biedt om het concurrentievermogen te verbeteren;

3. negatieve demografische trends aan te pakken om de effecten daarvan op het groeipotentieel te beperken, onder meer door hoogopgeleide werknemers aan te trekken en te behouden en door uitdagingen op de arbeidsmarkt aan te pakken, met name voor vrouwen en jongeren en wat betreft armoede onder werkenden, met name werkenden met atypische arbeidsovereenkomsten;

4. een industriële en ontwikkelingsstrategie vast te stellen om de regionale verschillen te verkleinen door de huidige beleidsmaatregelen te stroomlijnen en rekening te houden met belangrijke infrastructuurprojecten en strategische waardeketens; beperkingen voor de mededinging aan te pakken, met name in de detailhandel en met betrekking tot gereglementeerde beroepen en de spoorwegen.