Artikelen bij COM(2024)576 - Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on cooperation among enforcement authorities responsible for the enforcement of Directive (EU) 2019/633 on unfair trading practices in business-to-business relationships in the agricultural and food supply chain

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



HOOFDSTUK I

INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

In deze verordening worden bepaalde regels vastgesteld op grond waarvan de handhavingsautoriteiten die door hun lidstaten zijn aangewezen als verantwoordelijk voor de handhaving van het verbod op oneerlijke handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen op grond van Richtlijn (EU) 2019/633 samenwerken en acties met elkaar coördineren.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1. Deze verordening is van toepassing op de handhaving van het in artikel 3, leden 1 en 2, van Richtlijn (EU) 2019/633 neergelegde verbod op oneerlijke handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen met een grensoverschrijdende dimensie.

Artikel 5 van deze verordening is echter ook van toepassing op nationale voorschriften in de zin van artikel 9 van Richtlijn (EU) 2019/633, indien de lidstaat daartoe besluit in overeenstemming met lid 4 van dat artikel.

2. Deze verordening doet geen afbreuk aan de regels van de Unie en de nationale voorschriften met betrekking tot het internationale privaatrecht, in het bijzonder de regels met betrekking tot de rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijke recht.

3. Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepassing in de lidstaten van maatregelen inzake justitiële samenwerking in burgerlijke en strafzaken, met name de werking van het Europees justitieel netwerk zoals vastgesteld bij Besluit 2008/976/JBZ van de Raad0.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 2 van Richtlijn (EU) 2019/633. Daarnaast wordt verstaan onder:

a) “handhavingsautoriteit”: de nationale autoriteit of autoriteiten die door een lidstaat zijn aangewezen overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Richtlijn (EU) 2019/633;

b) “verzoekende handhavingsautoriteit”: de handhavingsautoriteit die om wederzijdse bijstand verzoekt;

c) “aangezochte handhavingsautoriteit”: de handhavingsautoriteit die een verzoek om wederzijdse bijstand ontvangt;

d) “oneerlijke handelspraktijk met een grensoverschrijdende dimensie”: elke oneerlijke handelspraktijk in de zin van Richtlijn (EU) 2019/633 waarbij een leverancier en een afnemer betrokken zijn die gevestigd zijn in verschillende lidstaten;

e) “wijdverbreide oneerlijke handelspraktijk met een grensoverschrijdende dimensie”: elke oneerlijke handelspraktijk in de zin van Richtlijn (EU) 2019/633 waarbij ten minste drie lidstaten betrokken zijn;

f) “definitief besluit”: een besluit waartegen op grond van gangbare rechtsmiddelen geen of niet langer beroep openstaat.


HOOFDSTUK II

MIDDELEN EN DESKUNDIGHEID

Artikel 4

Middelen en deskundigheid

De lidstaten zorgen ervoor dat de handhavingsautoriteiten over de nodige middelen en deskundigheid beschikken voor de toepassing van deze verordening.


HOOFDSTUK III

MECHANISME VOOR WEDERZIJDSE BIJSTAND

Artikel 5

Verzoeken om informatie

1. Op verzoek van een verzoekende handhavingsautoriteit bezorgt een aangezochte handhavingsautoriteit de verzoekende handhavingsautoriteit onverwijld en binnen zestig dagen tenzij anders overeengekomen de gevraagde informatie om vast te stellen of in de lidstaat van de verzoekende handhavingsautoriteit een oneerlijke handelspraktijk met een grensoverschrijdende dimensie plaatsvindt of heeft plaatsgevonden.

2. De verzoekende handhavingsautoriteit vermeldt bij het verzenden van een informatieverzoek aan de aangezochte handhavingsautoriteit deze verordening, de nationale wet tot omzetting van Richtlijn (EU) 2019/633 en de overeenkomstige bepalingen van Richtlijn (EU) 2019/633 als rechtsgrondslag, evenals het doel van het verzoek, en licht nader toe welke informatie vereist is.


3. De verstrekte informatie wordt alleen door de aangezochte handhavingsautoriteit verzameld en door de verzoekende handhavingsautoriteit gebruikt overeenkomstig hun nationale recht.

4. De lidstaten kunnen beslissen dat de handhavingsautoriteiten gebruik kunnen maken van de in dit artikel genoemde mogelijkheden met betrekking tot de nationale voorschriften in de zin van artikel 9 van Richtlijn (EU) 2019/633.

Wanneer een verzoekende handhavingsautoriteit gebruik maakt van de in de eerste alinea geboden mogelijkheid mag de aangezochte handhavingsautoriteit weigeren om informatie te verstrekken, met vermelding van de redenen voor de weigering.

Artikel 6

Verzoeken om handhavingsmaatregelen

1. Op verzoek en in naam van een verzoekende handhavingsautoriteit oefent de aangezochte handhavingsautoriteit de in artikel 6, lid 1, eerste alinea, punten a), b) en c), van Richtlijn (EU) 2019/633 beschreven bevoegdheden uit, overeenkomstig de nationale voorschriften van haar lidstaat.

2. Wanneer een aangezochte handhavingsautoriteit de in artikel 6, lid 1, eerste alinea, punten a), b) en c), van Richtlijn (EU) 2019/633 beschreven bevoegdheden uitoefent op verzoek van en in naam van een verzoekende handhavingsautoriteit, mogen door de verzoekende handhavingsautoriteit gemachtigde of aangewezen ambtenaren en andere begeleidende personen de verzoekende handhavingsautoriteit vergezellen en bijstaan, onder toezicht van de ambtenaren van de aangezochte handhavingsautoriteit.

3. De aangezochte handhavingsautoriteit informeert de verzoekende handhavingsautoriteit over de genomen stappen en maatregelen, alsook over de stappen en maatregelen die zij voornemens is te nemen.

Artikel 7

Verzoeken om handhaving van besluiten waarbij geldboeten of andere even doeltreffende sancties en voorlopige maatregelen worden opgelegd

1. Op verzoek van een verzoekende handhavingsautoriteit handhaaft de aangezochte autoriteit overeenkomstig haar nationaal recht definitieve besluiten waarbij overeenkomstig artikel 6, lid 1, eerste alinea, punt e), van Richtlijn (EU) 2019/633 vastgestelde geldboeten of andere even doeltreffende sancties en voorlopige maatregelen worden opgelegd.

2. Lid 1 is slechts van toepassing voor zover de verzoekende handhavingsautoriteit, nadat zij redelijke inspanningen heeft geleverd op haar eigen grondgebied, is nagegaan dat de afnemer jegens wie de geldboete en de andere sancties en voorlopige maatregelen uitvoerbaar zijn, niet over voldoende activa beschikt op het grondgebied van haar lidstaat.

3. De verzoekende handhavingsautoriteit kan uitsluitend verzoeken om de uitvoering van een definitief besluit.

4. Vragen in verband met de verjaringstermijnen voor de uitvoering van geldboeten, andere even doeltreffende sancties en voorlopige maatregelen worden geregeld door het nationaal recht van de lidstaat van de aangezochte autoriteit.

Artikel 8

Kennisgevingsmechanisme

Een handhavingsautoriteit stelt alle andere handhavingsautoriteiten in kennis van een besluit tot vaststelling van het optreden van een oneerlijke handelspraktijk met een grensoverschrijdende dimensie, binnen één maand na de vaststelling ervan.

Artikel 9

Procedure voor verzoeken om wederzijdse bijstand

1. De verzoekende autoriteit verstrekt bij het verzoek om wederzijdse bijstand alle noodzakelijke informatie om de aangezochte handhavingsautoriteit in staat te stellen aan dat verzoek te voldoen, waaronder alle informatie die alleen in de lidstaat van de verzoekende handhavingsautoriteit kan worden verkregen.

2. Verzoeken om wederzijdse bijstand en alle daarmee verband houdende communicatie worden schriftelijk ingediend met behulp van standaardformulieren.

Artikel 10

Weigering gevolg te geven aan een verzoek om wederzijdse bijstand

1. Een aangezochte handhavingsautoriteit kan alleen weigeren gevolg te geven aan een verzoek om informatie overeenkomstig artikel 5 indien een of beide van de onderstaande gevallen van toepassing zijn:

a) na overleg met de verzoekende handhavingsautoriteit blijkt deze de gevraagde informatie niet nodig te hebben om vast te stellen of een oneerlijke handelspraktijk met een grensoverschrijdende dimensie plaatsvindt of heeft plaatsgevonden;

b) met betrekking tot dezelfde oneerlijke handelspraktijk is tegen dezelfde afnemer al een strafrechtelijk onderzoek ingesteld of een gerechtelijke procedure ingeleid voor de autoriteiten in de lidstaat van de aangezochte of van de verzoekende handhavingsautoriteit.

2. Een aangezochte handhavingsautoriteit kan, na overleg met de verzoekende handhavingsautoriteit, alleen weigeren gevolg te geven aan een verzoek om handhavingsmaatregelen overeenkomstig de artikelen 6 en 7, wanneer een of beide van de onderstaande gevallen van toepassing zijn:

a) met betrekking tot dezelfde oneerlijke handelspraktijk is al een strafrechtelijk onderzoek ingesteld of een gerechtelijke procedure ingeleid, een rechterlijke beslissing genomen of een gerechtelijke schikking getroffen voor de gerechtelijke autoriteiten in de lidstaat van de aangezochte handhavingsautoriteit;

b) met betrekking tot dezelfde inbreuk binnen de Unie en tegen dezelfde handelaar zijn al de nodige handhavingsbevoegdheden uitgeoefend, of is er met betrekking tot dezelfde inbreuk binnen de Unie en tegen dezelfde handelaar in de lidstaat van de aangezochte autoriteit reeds een administratief besluit vastgesteld, om dezelfde oneerlijke handelspraktijk spoedig en doeltreffend te doen beëindigen;

c) met betrekking tot dezelfde oneerlijke handelspraktijk is ten aanzien van dezelfde afnemer al een strafrechtelijk onderzoek ingesteld of een gerechtelijke procedure ingeleid voor de gerechtelijke autoriteiten van de verzoeker;

d) de verzoekende handhavingsautoriteit heeft niet de krachtens artikel 5 vereiste informatie verstrekt.

3. De aangezochte handhavingsautoriteit stelt de verzoekende handhavingsautoriteit in kennis van de weigering gevolg te geven aan een verzoek om wederzijdse bijstand en motiveert deze weigering.

Artikel 11

Talenregeling

1. Met de betrokken handhavingsautoriteiten wordt in onderling overleg vastgesteld welke talen zij gebruiken voor verzoeken, kennisgevingen en voor alle onder dit hoofdstuk vallende communicatie in verband met het mechanisme voor wederzijdse bijstand.

2. Indien er tussen de betrokken handhavingsautoriteiten geen overeenstemming kan worden bereikt, worden de verzoeken om wederzijdse bijstand toegezonden in de officiële taal, of een van de officiële talen, van de lidstaat van de verzoekende handhavingsautoriteit, en de antwoorden in de officiële taal, of een van de officiële talen, van de lidstaat van de aangezochte handhavingsautoriteit.

Artikel 12

Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen ter bepaling van de standaardformulieren voor de verzoeken om wederzijdse bijstand op grond van artikel 9, lid 2.

De in de eerste alinea bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 21 bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.


HOOFDSTUK IV

ONDERZOEKS- EN HANDHAVINGSMECHANISME VOOR WIJDVERBREIDE ONEERLIJKE HANDELSPRAKTIJKEN MET EEN GRENSOVERSCHRIJDENDE DIMENSIE

Artikel 13

Inleiden van een gecoördineerde actie en aanwijzen van de coördinator

1. Indien er een redelijk vermoeden bestaat dat er mogelijk sprake is van een wijdverbreide oneerlijke handelspraktijk met een grensoverschrijdende dimensie, leiden de handhavingsautoriteiten die bij die praktijk betrokken zijn in onderling overleg een gecoördineerde actie in. Van de inleiding van een gecoördineerde actie wordt onverwijld kennisgegeven aan de Commissie.

2. De handhavingsautoriteiten die betrokken zijn bij een wijdverbreide oneerlijke handelspraktijk met een grensoverschrijdende dimensie wijzen een handhavingsautoriteit als coördinator aan.

3. De handhavingsautoriteiten die betrokken zijn bij de wijdverbreide oneerlijke handelspraktijk met een grensoverschrijdende dimensie voeren onderzoeken op basis van de informatie waarover zij beschikken. Zij stellen de andere handhavingsautoriteiten overeenkomstig artikel 19 in kennis van de resultaten van die onderzoeken.

4. Een handhavingsautoriteit voegt zich bij de gecoördineerde actie indien tijdens de gecoördineerde actie blijkt dat zij betrokken is bij de wijdverbreide oneerlijke handelspraktijk met een grensoverschrijdende dimensie.

5. Om vast te stellen of een handhavingsautoriteit betrokken is bij een wijdverbreide oneerlijke handelspraktijk met een grensoverschrijdende dimensie, moeten alle aspecten in aanmerking worden genomen, en met name:

a) de lidstaten waar de afnemers gevestigd zijn;

b) de lidstaten waar de leveranciers die mogelijk getroffen worden door de oneerlijke handelspraktijk gevestigd zijn.

Artikel 14

Redenen tot weigering van deelname aan een gecoördineerde actie

1. Een handhavingsautoriteit kan alleen weigeren aan een gecoördineerde actie deel te nemen als een van de volgende redenen van toepassing is:

a) met betrekking tot dezelfde inbreuk is tegen dezelfde afnemer in de lidstaat van die bevoegde autoriteit al een strafrechtelijk onderzoek ingesteld of een gerechtelijke procedure ingeleid, een rechterlijke beslissing genomen of een gerechtelijke schikking getroffen;

b) met betrekking tot dezelfde oneerlijke handelspraktijk zijn tegen dezelfde afnemer in de lidstaat van die handhavingsautoriteit al vóór de afgifte van een waarschuwing als bedoeld in artikel 19 onderzoeken ingeleid, of is een administratief besluit vastgesteld, om de wijdverbreide oneerlijke handelspraktijk met een grensoverschrijdende dimensie te doen beëindigen;

c) de wijdverbreide oneerlijke handelspraktijk met een grensoverschrijdende dimensie heeft zich in de lidstaat van die handhavingsautoriteit niet voorgedaan en die handhavingsautoriteit hoeft derhalve geen handhavingsmaatregelen te nemen.

2. Indien een handhavingsautoriteit weigert aan de gecoördineerde actie deel te nemen, brengt zij de Commissie en de andere handhavingsautoriteiten die bij de wijdverbreide oneerlijke handelspraktijk met een grensoverschrijdende dimensie betrokken zijn, onverwijld op de hoogte van haar besluit, dat zij met redenen omkleedt en staaft met de nodige ondersteunende documenten.

Artikel 15

Onderzoeksmaatregelen bij gecoördineerde acties

1. De bij de gecoördineerde actie betrokken handhavingsautoriteiten waarborgen dat de onderzoeken en inspecties gecoördineerd worden gevoerd. Zij streven ernaar onderzoeken en inspecties te verrichten, en, voor zover het nationale recht dat toelaat, voorlopige maatregelen onderling gelijktijdig toe te passen.

2. De bij de gecoördineerde actie betrokken handhavingsautoriteiten leggen de resultaten van het onderzoek en de beoordeling van de wijdverbreide oneerlijke handelspraktijk met een grensoverschrijdende dimensie vast in een gemeenschappelijk standpunt, waarin de vastgestelde nationale besluiten worden samengevat.

3. Zonder afbreuk te doen aan de voorschriften betreffende geheimhouding en op het gebied van het beroeps- en handelsgeheim die zijn neergelegd in Richtlijn (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad0, maken de bij de gecoördineerde actie betrokken handhavingsautoriteiten het gemeenschappelijke standpunt of delen daarvan bekend op hun websites, en brengen zij de Commissie op de hoogte van de bekendmaking ervan.

Artikel 16

Handhavingsmaatregelen bij gecoördineerde acties

1. De bij de gecoördineerde actie betrokken handhavingsautoriteiten nemen binnen hun bevoegdheidsgebied overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn (EU) 2019/633 alle noodzakelijke handhavingsmaatregelen tegen de afnemer die verantwoordelijk is voor de wijdverbreide oneerlijke handelspraktijk met een grensoverschrijdende dimensie, teneinde die oneerlijke handelspraktijk te doen beëindigen.

2. Er worden handhavingsmaatregelen overeenkomstig lid 1 genomen door de handhavingsautoriteiten in overeenstemming met de nationale voorschriften van hun lidstaat en op een gecoördineerde wijze om de wijdverbreide oneerlijke handelspraktijk met een grensoverschrijdende dimensie te doen beëindigen. De betrokken handhavingsautoriteiten streven ernaar gelijktijdig handhavingsmaatregelen te nemen in de lidstaten die bij die wijdverbreide grensoverschrijdende inbreuk betrokken zijn.

Artikel 17

Beëindigen van een gecoördineerde actie

1. Er komt een einde aan een gecoördineerde actie als de bij de gecoördineerde actie betrokken handhavingsautoriteiten concluderen dat de wijdverbreide oneerlijke handelspraktijk met een grensoverschrijdende dimensie in alle betrokken lidstaten is beëindigd, of dat er geen wijdverbreide oneerlijke handelspraktijk met een grensoverschrijdende dimensie is bedreven.

2. De in artikel 13, lid 2, bedoelde coördinator informeert de handhavingsautoriteiten van de bij de gecoördineerde actie betrokken lidstaten in voorkomend geval onverwijld over de beëindiging van de gecoördineerde actie.

Artikel 18

Rol van de coördinator

1. De overeenkomstig artikel 13 aangewezen coördinator doet met name het volgende:

a) ervoor zorgen dat de betrokken handhavingsautoriteiten naar behoren en tijdig worden geïnformeerd over de voortgang van het onderzoek of van de handhavingsactie, de verwachte volgende stappen en de vast te stellen maatregelen;

b) coördineren van en toezien op de overeenkomstig deze verordening door de betrokken handhavingsautoriteiten genomen onderzoeksmaatregelen;

c) coördineren van de opstelling en verspreiding van alle benodigde documenten onder de betrokken handhavingsautoriteiten;

d) onderhouden van contact met de afnemer en andere partijen die betrokken zijn bij de onderzoeks- of handhavingsmaatregelen, naargelang het geval, tenzij anders is overeengekomen door de betrokken handhavingsautoriteiten en de coördinator;

e) indien van toepassing, coördineren van de beoordeling, de raadplegingen en het toezicht door de betrokken handhavingsautoriteiten, evenals van de andere stappen die nodig zijn om de door de betrokken afnemer voorgestelde toezeggingen uit te voeren;

f) in voorkomend geval, coördineren van handhavingsmaatregelen die zijn vastgesteld door de betrokken handhavingsautoriteiten;

g) coördineren van verzoeken om wederzijdse bijstand die zijn ingediend door de betrokken handhavingsautoriteiten uit hoofde van hoofdstuk III.


2. De coördinator wordt niet verantwoordelijk gehouden voor de handelingen of omissies van de andere betrokken handhavingsautoriteiten wanneer zij gebruikmaken van de in artikel 6 van Richtlijn (EU) 2019/633 en de in de voorschriften van deze verordening vermelde bevoegdheden.

Artikel 19

Waarschuwingen

1. Een handhavingsautoriteit waarschuwt de Commissie en de andere handhavingsautoriteiten onverwijld wanneer mogelijk een wijdverbreide oneerlijke handelspraktijk met een grensoverschrijdende dimensie plaatsvindt.

2. De handhavingsautoriteit verstrekt bij het afgeven van de in lid 1 bedoelde waarschuwing informatie over de vermoede wijdverbreide oneerlijke handelspraktijk met een grensoverschrijdende dimensie, zoals gedefinieerd in deze verordening, onder meer:

a) een beschrijving van de wijdverbreide oneerlijke handelspraktijk met een grensoverschrijdende dimensie;

b) nadere gegevens over het onderwerp van de wijdverbreide oneerlijke handelspraktijk met een grensoverschrijdende dimensie;

c) de lidstaten die betrokken zijn bij of die mogelijk betrokken zijn bij de wijdverbreide oneerlijke handelspraktijk met een grensoverschrijdende dimensie;

d) de identiteit van de afnemer of afnemers van wie wordt vermoed dat hij of zij de wijdverbreide oneerlijke handelspraktijk met een grensoverschrijdende dimensie heeft of hebben bedreven;

e) de betrokken oneerlijke handelspraktijk overeenkomstig Richtlijn (EU) 2019/633 en met verwijzing naar het nationale recht;

f) een beschrijving van alle gerechtelijke procedures, handhavingsmaatregelen of andere maatregelen die met betrekking tot de wijdverbreide oneerlijke handelspraktijk met een grensoverschrijdende dimensie zijn genomen evenals de data en duur alsmede de status daarvan;

g) de identiteit van de handhavingsautoriteiten die de procedure voeren en andere maatregelen nemen.

3. Bij het afgeven van een waarschuwing kan de handhavingsautoriteit handhavingsautoriteiten in andere lidstaten verzoeken na te gaan of er, uitgaande van informatie waarover de desbetreffende handhavingsautoriteiten beschikken of die voor hen gemakkelijk toegankelijk is, mogelijk soortgelijke wijdverbreide oneerlijke handelspraktijken met een grensoverschrijdende dimensie plaatsvinden op het grondgebied van die andere lidstaten, dan wel of er in die andere lidstaten al procedures aanhangig zijn of handhavingsmaatregelen tegen dergelijke oneerlijke handelspraktijken zijn genomen. De handhavingsautoriteiten in die lidstaten antwoorden onverwijld op het verzoek.

Artikel 20

Talenregeling

1. Door de betrokken handhavingsautoriteiten wordt in onderling overleg vastgesteld welke talen zij gebruiken voor kennisgevingen en voor alle onder dit hoofdstuk vallende communicatie in verband met gecoördineerde acties.

2. Indien er tussen de betrokken handhavingsautoriteiten geen overeenstemming kan worden bereikt, worden kennisgevingen en andere mededelingen toegezonden in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat die de kennisgeving of de andere communicatie doet uitgaan.


HOOFDSTUK V

PROCEDURELE BEPALINGEN

Artikel 21

Comitéprocedure


1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten dat is ingesteld bij artikel 229 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad0. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.


HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN


Artikel 22

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van [+ één jaar na de vaststelling ervan].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.