Artikelen bij COM(2025)26 - Jaarverslag over de eengemaakte markt en het concurrentievermogen 2025 - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)26 - Jaarverslag over de eengemaakte markt en het concurrentievermogen 2025. |
---|---|
document | COM(2025)26 |
datum | 29 januari 2025 |
Inleiding
Het vermogen van de Europese Unie om ondanks de huidige geopolitieke uitdagingen te concurreren en goed te presteren op de wereldmarkt, is van essentieel belang voor de welvaart van Europa. Het is dan ook zaak haar sterke en zwakke punten duidelijk te identificeren, aangezien deze de basis vormen voor een toekomstgerichte strategie waarin de tekortkomingen worden aangepakt, de sterke punten worden versterkt en nieuwe kansen worden ontsloten.
De eengemaakte markt, met bijna 450 miljoen inwoners, 23 miljoen bedrijven en een bbp van 17 biljoen EUR, is cruciaal voor het concurrentievermogen van de EU op lange termijn. Dankzij de eengemaakte markt is de EU een van de drie grootste economieën ter wereld, die ongeveer een zesde van de wereldeconomie vertegenwoordigt. Aanhoudende belemmeringen op de eengemaakte markt en de administratieve rompslomp weerhouden deze markt er echter van haar volledige potentieel te benutten. De vooruitgang op het gebied van de integratie van de eengemaakte markt is vertraagd, terwijl de belemmeringen nog steeds bestaan, met name op het gebied van de dienstensector. Bedrijven, met name kleine en middelgrote ondernemingen, geven hun moeilijkheden om de administratieve rompslomp te verwerken en zich aan de overheidsvoorschriften te houden door. Dit maakt het moeilijker om zaken te doen en verkleint de mogelijkheden voor bedrijven om op te schalen.
Het concurrentievermogen van de EU-economie staat onder steeds grotere druk vanuit verschillende hoeken. Het lijdt onder structureel hoge energie- en elektriciteitsprijzen. Deze laatste zijn momenteel twee tot drie keer hoger dan in de VS1. Europese bedrijven ondervinden tijdens hun investeringstraject uitdagingen en moeilijkheden bij de commercialisering van hun onderzoeksresultaten, belemmerd door een gebrek aan publieke en particuliere investeringen in de meest veelbelovende technologieën en sectoren. Als gevolg hiervan blijven de ontwikkeling en toepassing van digitale en andere geavanceerde technologieën achter bij concurrerende economieën. Ook is er een tekort aan geschoolde arbeidskrachten. De steeds instabieler wordende geopolitieke situatie vraagt om bijzondere aandacht voor strategische afhankelijkheden.
De productiviteit in Europa blijft voortdurend achter bij die in de VS, maar heeft een groot potentieel om deze achterstand in te halen. De arbeidsproductiviteit in de EU, gemeten aan de hand van het bbp per gewerkt uur met koopkrachtcorrectie, stond in 2023 op 77,8 % van het Amerikaanse niveau (zie figuur 1). Een positief punt is dat de economie voorligt op het VK en Japan, zowel wat betreft het niveau als de dynamiek van de afgelopen jaren. Binnen de EU gaan achter dit gemiddelde enkele verschillen schuil, waarbij de lidstaten die recentelijk zijn toegetreden de Amerikaanse niveaus inhalen.
De aantrekkelijkheid van Europa als zakelijke bestemming neemt af. Sinds 2008 heeft een derde van de zogenaamde “eenhoornbedrijven” besloten naar het buitenland te verhuizen2. Slechts 4 van de 50 grootste technologiebedrijven zijn gevestigd in de EU en geen van de meest gewaardeerde bedrijven in de EU is vanaf de grond opgebouwd3 in de afgelopen 50 jaar4, wat wijst op een gebrek aan marktdynamiek, een onvoldoende innovatief klimaat en grote belemmeringen voor markttoetreding en opschaling. Als gevolg hiervan is het vertrouwen in de EU als plaats van vestiging voor bedrijven afgenomen, waarbij de buitenlandse directe investeringen zijn afgenomen en aanzienlijke bedragen van het spaartegoed van huishoudens elders zijn geïnvesteerd. Tegelijkertijd bestaat er een enorm potentieel om de investeringen in sectoren en technologieën die van cruciaal belang zijn voor het concurrentievermogen van de EU te verhogen — door gebruik te maken van de sterke punten van de EU — als de juiste randvoorwaarden worden gecreëerd.
Het jaarverslag over de eengemaakte markt en het concurrentievermogen biedt de analytische context voor het kompas voor concurrentievermogen, dat tegelijk met het eerste grote initiatief van de nieuwe Commissie wordt gepresenteerd. Het verslag beoogt een diagnose te stellen ter ondersteuning van de Clean Industrial Deal en de strategie voor de eengemaakte markt. Het is gebaseerd op de verslagen van voormalig premier Letta over de eengemaakte markt5, voormalig premier Draghi over het concurrentievermogen6 en voormalig president Niinistö over paraatheid7. Het verslag geeft gehoor aan de oproep van bedrijven om het concurrentievermogen centraal te stellen op de EU-agenda8.
Figuur 1: Ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit in de EU en andere geavanceerde economieën
Bron: Ameco-databank. Bbp per hoofd van de bevolking in koopkrachtpariteiten (KKP) per gewerkt uur. Waarden geïndexeerd met EU op 100 in 2023.
Het verslag biedt aan de hand van 22 kernprestatie-indicatoren (KPI’s)9 een analyse van de belangrijkste drijvende krachten achter het concurrentievermogen en de productiviteit van de EU op de lange termijn, evenals van de stand van zaken van de eengemaakte markt. Het dient als uitgangspunt voor besprekingen met de lidstaten en het Europees Parlement, waardoor de balans kan worden opgemaakt van de eengemaakte markt en het concurrentievermogen van de EU als onderdeel van een jaarlijks voortgangsverslag10, naar aanleiding van een verzoek van de Europese Raad11, voortbouwend op de mededeling uit 2023 over het concurrentievermogen op lange termijn van de EU12. Het verslag wordt ondersteund door twee werkdocumenten van de diensten van de Commissie waarin aanvullende gegevens en analyses met betrekking tot de KPI’s worden verstrekt, een overzicht van weerbaarheidsmaatregelen van geselecteerde wereldwijde spelers en een monitor van industriële ecosystemen. Deze elementen worden aangevuld met het scorebord van de eengemaakte markt en het concurrentievermogen, dat nog eens 150 aanvullende indicatoren bevat13.
In het verslag worden de sterke punten aangegeven waarop kan worden voortgebouwd en de zwakke punten die moeten worden aangepakt. Het begint met een beoordeling van de werking van de eengemaakte markt, en vervolgens wordt de balans opgemaakt van het concurrentievermogen van de EU aan de hand van de drie pijlers van het kompas voor concurrentievermogen. Er wordt gekeken naar de vooruitgang die de EU heeft geboekt bij het dichten van de innovatiekloof. Het verslag geeft vervolgens een overzicht van de actuele factoren die bijdragen tot het koolstofvrij maken van de industrie en van investeringen. Ten slotte wordt in het verslag gekeken naar de vooruitgang bij de verbetering van de economische veiligheid en de vermindering van de afhankelijkheid.
AFDELING 1 — Een goed functionerende eengemaakte markt
KPI | Wat wordt gemeten | Doelstelling | Recentste EU-cijfers |
KPI 1: Arbeidsproductiviteit | Bbp per gewerkt uur in KKP’s | 77,8 % van het Amerikaanse niveau (2023) 74,2 % van het Amerikaanse niveau (2022) | |
KPI 2: Integratie in de eengemaakte markt | Aandeel van het bbp van de EU dat wordt vertegenwoordigd door handel tussen EU-lidstaten | 23,8 % voor goederen (2023) 26,0 % voor goederen (2022) 7,6 % voor diensten (2023) 7,8 % voor diensten (2022) | |
KPI 3: Nalevingsachterstand | Aandeel van de door de lidstaten omgezette EU-richtlijnen inzake de eengemaakte markt waarvoor de Commissie inbreukprocedures wegens onjuiste omzetting heeft ingeleid | < 0,5 % | 0,9 % (2024) 1,1 % (2023) |
KPI 4: Gemak van naleving van de regelgeving | Gemak van naleving van de regelgeving, op basis van enquêtegegevens bij bedrijven die antwoord gaven op de vraag: “Hoe gemakkelijk is het in uw land voor bedrijven om te voldoen aan overheidsvoorschriften en administratieve vereisten (bv. vergunningen, rapportage, wetgeving)? (1 = overdreven ingewikkeld; 7 = extreem gemakkelijk)” in het onderzoek voor de Global Competitiveness Index van het World Economic Forum. | 3,87 (2023) 3,80 (2022) |
Legenda | Verbeterd | Stabiel | Verslechterd |
Een goed functionerende eengemaakte markt is de belangrijkste versterker voor productiviteitsgroei, aangezien deze voorziet in een grote vraagpool en gediversifieerde bevoorradingsbronnen. De eengemaakte markt biedt schaalvoordelen voor bedrijven om te innoveren en te groeien. Een van de belangrijkste voordelen ervan is een stabiele omgeving op basis van de rechtsstaat. De eerbiediging van de rechtsstaat is van cruciaal belang voor de werking van de eengemaakte markt en zorgt voor een stabiele werkomgeving die de EU en haar lidstaten een mondiaal concurrentievoordeel geeft. De rechtsstaat garandeert een ondernemingsklimaat waarin het recht doeltreffend en uniform wordt toegepast, waarin bedrijven op gelijke voet met lokale bedrijven in een andere lidstaat kunnen werken, en begrotingsmiddelen op transparante en objectieve wijze worden besteed.
De integratie van de eengemaakte markt vordert, met een trendmatige toename van de handel binnen de EU in de afgelopen decennia. De grensoverschrijdende handel in goederen binnen de EU is gestegen van iets meer dan 20 % van het bbp van de EU in 2018 naar 23,8 % nu (KPI 2). De situatie met betrekking tot de integratie van diensten is meer gemengd — veel langzamer en vanaf veel lagere niveaus — van ongeveer 7 % van het bbp naar 7,8 % in dezelfde periode. In 2023 was er een aanzienlijke daling voor goederen en een kleine daling voor diensten14, maar deze ligt nog steeds aanzienlijk boven het niveau van vóór de pandemie. Een belangrijk deel van de recente waardedaling van de handel in goederen kan worden toegeschreven aan de daling van de energieprijzen, waardoor de prijzen van de verhandelde goederen daalden, hoewel er ook sprake was van een daling van de werkelijke volumes. Het is misschien nog te vroeg om een definitieve conclusie te trekken over deze trends; toekomstige gegevens zullen verdere bewijzen opleveren.
1. Belemmeringen op de eengemaakte markt
In de loop der jaren heeft de EU veel handelsbelemmeringen op de eengemaakte markt weggenomen, maar tegelijkertijd blijven er nieuwe belemmeringen en fragmentatieoorzaken ontstaan. De Single Market Barriers Tracker15 (tracker voor belemmeringen op de eengemaakte markt) en een analyse door de Europese Ronde Tafel van Industriëlen16, Eurochambres17 en andere belanghebbenden wijzen op een patroon van toegenomen belemmeringen. De situatie moet vanuit verschillende invalshoeken worden gemonitord om zo te kunnen bepalen welke beleidsmaatregelen het meest geschikt zijn om deze belemmeringen te verminderen.
Wat de diensten betreft, blijft de eengemaakte markt versnipperd door een combinatie van regelgevende en administratieve belemmeringen. Tot de belangrijkste belemmeringen op regelgevingsgebied behoren de wettelijke vereisten voor de toegang tot gereglementeerde beroepen en voor de bedrijven die diensten mogen verlenen, naast uiteenlopende arbeids- en belastingwetgeving. Administratieve belemmeringen omvatten complexe vereisten voor de verklaring van de detachering van werknemers en het bewijs van socialezekerheidsdekking. De complexiteit van het vennootschapsrecht en de verschillen tussen de regels in de verschillende lidstaten die van toepassing zijn bij het opzetten van een nieuw bedrijf of het registreren van een dochteronderneming, blijven een belemmering voor diensten die afhankelijk zijn van hun nabijheid tot hun klanten.
Figuur 2: Gerapporteerde belemmeringen per categorie, verdeeld over de top 15.
Bron: Dashboard Single Market Barriers Tracker, op basis van gegevens van Your Europe, kmo-feedbackenquête, Solvit en Your Europe — Advies, tussen 2022 en oktober 2024.
Het grensoverschrijdende verkeer van goederen binnen de EU krijgt vaak te maken met verschillende soorten belemmeringen, zoals blijkt uit de gegevens van de Single Market Barriers Tracker. Zo dwingen nationale vereisten inzake verpakking en etikettering producenten om producten te maken die op specifieke lidstaten zijn afgestemd, in plaats van de hele eengemaakte markt te bedienen. De markttoegang voor goederen staat ook onder druk door juridische en administratieve toetredingsbelemmeringen, waaronder het verkrijgen van machtigingen en vergunningen. Niet-regelgevende belemmeringen, zoals territoriale beperkingen op leveringen18, worden regelmatig gemeld door belanghebbenden (zie punt 1.4 over het vrije verkeer van goederen). Een van de belemmeringen voor goederen is de manier waarop de markttoegang wordt beperkt door vereisten voor regelingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. De door de lidstaten vastgestelde marktvereisten voor de wederzijdse erkenning van niet-geharmoniseerde goederen alsook de uitvoer, het vervoer en het gebruik van secundaire materialen hebben de eengemaakte markt verder versnipperd. Figuur 2 geeft een overzicht van de 15 belangrijkste belemmeringen, zoals gerapporteerd in de Single Market Barriers Tracker.
2. Uitvoering en handhaving op de eengemaakte markt
De EU-lidstaten en de Commissie zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het handhaven van het EU-recht en moeten er onder meer voor zorgen dat de regels inzake de eengemaakte markt worden nageleefd en dat de rechten van de burgers worden gehandhaafd. De werkzaamheden van de Commissie om de naleving van de regels te waarborgen, omvatten drie belangrijke aspecten: betere preventie van belemmeringen, samenwerking met de lidstaten en corrigerende maatregelen bij niet-naleving.
Wat het preventieve aspect van de handhaving betreft, werkt de Commissie nauw samen met de lidstaten om een doeltreffende toepassing van de bestaande kennisgevingsmechanismen en de transparantie ervan te waarborgen. Op verzoek van de lidstaten heeft de Commissie het éénloketsysteem voor kennisgevingen gelanceerd en werkt verder aan de ontwikkeling hiervan. Het is een onlineplatform dat een overzicht biedt van en eenvoudige toegang biedt tot de verschillende kennisgevingsprocedures die voortvloeien uit sectorale wetgeving die gevolgen heeft voor de eengemaakte markt.
De taskforce voor de handhaving van de eengemaakte markt (Single Market Enforcement Taskforce — SMET) bevordert een gevoel van gezamenlijke verantwoordelijkheid tussen de Commissie en de lidstaten voor het naar behoren uitvoeren van de EU-regels en samenwerking om specifieke belemmeringen in de eengemaakte markt aan te pakken. Het verslag van de taskforce voor de handhaving van de eengemaakte markt19 geeft een uitgebreid overzicht. Voorbeelden van de resultaten van de afgelopen jaren zijn de opheffing van meer dan 90 administratieve belemmeringen voor vergunningen voor wind- en zonne-energieprojecten en de steun voor de invoering van vijf goede vergunningspraktijken die bijdragen tot meer investeringen in hernieuwbare energie. Samenwerking binnen de taskforce zelf verminderde ook de IBAN-discriminatie op vijf gebieden (belastingen, sociale uitkeringen, pensioenen, betalingen voor gezondheidszorg, en telecommunicatie). De identificatie van nieuwe projecten van de taskforce op andere gebieden, zoals digitale diensten, verpakkings- en etiketteringsvoorschriften en wederzijdse erkenning, is nog gaande20.
Wat het corrigerende aspect van de handhaving van de eengemaakte markt betreft, is er sprake van een gestage verbetering van de situatie. Volgens het scorebord van de eengemaakte markt21 is er sprake van een verdere daling van het aantal inbreukzaken op de eengemaakte markt (– 6 % in het afgelopen jaar) die de Commissie heeft ingeleid tegen EU-lidstaten wegens het niet naar behoren uitvoeren van EU-wetgeving22. Het aantal inbreuken per lidstaat varieert aanzienlijk en de sectoren waar de meeste inbreuken op de eengemaakte markt zijn gepleegd, zijn milieu (35 %), vervoer (17 %) en energie (12 %). De Commissie blijft tevens toezien op de handhaving van het EU-mededingingsrecht tegen concurrentieverstorende praktijken van ondernemingen die leiden tot belemmeringen voor de goede werking van de eengemaakte markt. Volgens het Hof van Justitie kunnen particulieren aanspraak maken op financiële compensatie als een lidstaat het EU-recht ernstig schendt.
De nalevingsachterstand is langzaam teruggelopen ten opzichte van eerdere pieken, maar blijft nog steeds achter bij de EU-streefwaarde23. Dit wordt gemeten als het aandeel van de door de lidstaten omgezette EU-richtlijnen inzake de eengemaakte markt waarvoor de Commissie inbreukprocedures wegens onjuiste omzetting heeft ingeleid (KPI 3). Nadat de nalevingsachterstand aanzienlijk is gestegen van 0,8 % in 2018 naar een piek van 1,4 % in 2020, loopt deze nu langzaam terug naar 0,9 % in 2023. Het blijft echter ruim boven de EU-doelstelling van 0,5 %.
De verordening inzake noodsituaties op de interne markt en veerkracht van de interne markt24 versterkt de crisisparaatheid en -respons door verstoringen in de toeleveringsketens aan te pakken en de coördinatie tussen de lidstaten te verbeteren. De Commissie voert noodplannen uit, waaronder crisissimulaties en verbeterde communicatie-instrumenten, om de naadloze werking van de eengemaakte markt voor burgers, bedrijven en overheden te waarborgen.
3. Grensoverschrijdende dienstverlening op de eengemaakte markt
De dienstensector is goed voor ongeveer 70 % van het bbp en de werkgelegenheid in de EU25, maar toch blijft de eengemaakte markt voor diensten beneden haar kunnen presteren. De handel in grensoverschrijdende diensten bedraagt minder dan een derde van de handel in goederen26 en is, in tegenstelling tot goederen, niet hoger dan de handel in diensten met niet-EU-landen. De groei van de arbeidsproductiviteit in de dienstensector blijft ook laag27 en heeft een negatief effect op het concurrentievermogen van zowel de dienstensector zelf als de productie-industrieën in de EU, aangezien diensten bijna 40 % van de toegevoegde waarde van de productie-industrie voor hun rekening nemen28.
Op grond van de dienstenrichtlijn, die tot doel heeft belemmeringen voor investeringen en de handel in grensoverschrijdende diensten weg te nemen, genieten de lidstaten een aanzienlijke vrijheid om hun eigen regels vast te stellen. Dit leidt tot grote verschillen tussen de nationale voorschriften. Hoewel specifieke nationale vereisten gerechtvaardigd en evenredig kunnen zijn om legitieme doelstellingen van algemeen belang te verwezenlijken, vormen zij belemmeringen voor professionals en bedrijven die diensten in andere EU-lidstaten willen aanbieden. De Commissie schat dat, ondanks een eerste vermindering van de regelgevingsbelemmeringen na de omzetting van de dienstenrichtlijn, ongeveer 60 % van deze belemmeringen van hetzelfde type is als 20 jaar geleden29, met beperkte wederzijdse erkenning.
Dienstensectoren zoals de bouw en de detailhandel zijn economisch belangrijk, maar presteren beneden hun kunnen30. Het aanbod van nieuwe woningen en de renovatie van het Europese gebouwenbestand wordt afgeremd door een complex regelgevend en administratief kader met grote verschillen, niet alleen tussen de lidstaten, maar ook binnen de lidstaten, waardoor de grensoverschrijdende verlening van bouwdiensten wordt beperkt. Andere voorbeelden zijn onder meer beperkingen ten aanzien van de vestiging van de detailhandel en beperkingen die van invloed zijn op het dagelijkse functioneren van de detailhandel, die aanzienlijke belemmeringen vormen voor een beter presterende detailhandel met positieve overloopeffecten op verschillende niveaus van de toeleveringsketen en op de consument.
De lidstaten beperken de toegang tot meer dan 5 700 gereglementeerde beroepen in de EU31, die ongeveer 22 % van de beroepsbevolking vertegenwoordigen32. Het aandeel van de beroepsbevolking in gereglementeerde beroepen varieert aanzienlijk tussen de lidstaten, variërend van 14 % in Denemarken tot 33 % in Duitsland33. De reglementering van beroepen kan doelstellingen van algemeen belang beschermen, maar als nadelig gevolg hebben dat binnenlandse en andere EU-burgers verhinderd worden deze beroepen uit te oefenen, tenzij zij voldoen aan de verplichtingen in de nationale wetgeving. Bij een reeks beroepen die door bedrijven gewoonlijk als externe dienstverleners worden ingehuurd, zoals accountants, architecten, civiele ingenieurs en advocaten, varieert het niveau van de beperking sterk, waarbij sommige lidstaten geen beperkingen opleggen, terwijl andere de mogelijkheid van buitenlandse onderdanen om het beroep uit te oefenen, sterk beperken34.
Wanneer een lidstaat een beroep reglementeert, moeten burgers uit andere lidstaten een procedure ondergaan om hun beroepskwalificatie te laten erkennen. Dankzij de processen die zijn vastgelegd in de richtlijn betreffende de erkenning van beroepskwalificaties35 heeft ruim 90 % van de bijna 1 miljoen erkenningsverzoeken een positief resultaat opgeleverd36. Toch krijgen burgers te maken met praktische problemen wanneer zij hun beroepskwalificaties willen laten erkennen37. Een aanhoudend probleem is ook de trage en inefficiënte erkenning van kwalificaties van onderdanen van derde landen, die de mobiliteit tegenhoudt, bijdraagt aan overkwalificatie, en de integratie op de Europese arbeidsmarkt beperkt. De Commissie werkt aan mogelijke oplossingen om het systeem voor de erkenning van beroepskwalificaties te versnellen en te vereenvoudigen.
Hoewel verklaringen van de detachering van werknemers gerechtvaardigd kunnen zijn om hun rechten te beschermen, vormen zij een aanzienlijke administratieve belemmering voor de tijdelijke grensoverschrijdende verrichting van diensten. De Commissie werkt samen met de autoriteiten van de lidstaten in de taskforce voor de handhaving van de eengemaakte markt om te zorgen voor gerechtvaardigde en evenredige verplichtingen inzake verklaringen. De Commissie heeft voorts een verordening voorgesteld om een gemeenschappelijk en vrijwillig digitaal portaal op te zetten om de aangifte van de detachering van werknemers te vereenvoudigen, en dat te koppelen aan het Informatiesysteem interne markt (IMI)38. Hierdoor zouden bedrijven via de openbare interface op één plaats detacheringsverklaringen kunnen indienen voor alle EU-landen, waardoor de administratieve lasten voor bedrijven en nationale autoriteiten worden verlicht en tegelijkertijd de rechten van werknemers worden beschermd.
De postsector wordt geconfronteerd met uitdagingen als gevolg van de structurele daling van de brievenpostactiviteit en de stijgende kosten per eenheid, waardoor de kosten van de universele dienstverlening onder druk komen te staan. De postdienstsector is van vitaal belang voor de economie en de eengemaakte markt, vertegenwoordigt 0,8 % van het bbp van de EU en biedt werk aan 1,65 miljoen mensen. Nieuwkomers op de markt, vooral e-commerce-reuzen, verstoren de concurrentie op het gebied van pakketbezorging. Volgens een recente studie39 wordt de sector geconfronteerd met uitdagingen zoals een toenemende versnippering van de regelgeving en uiteenlopende kwaliteitsniveaus.
4. Grensoverschrijdend verkeer van goederen op de eengemaakte markt
Het nieuwe wetgevingskader (NWK) heeft de samenhang van de EU-productwetgeving verbeterd, maar staat wel voor uitdagingen. Het nieuwe wetgevingskader, dat betrekking heeft op producten zoals batterijen, machines en persoonlijke beschermingsmiddelen40, vormt de basis voor ongeveer 80 % van de industriële productie en 74 % van de productie binnen de EU. De evaluatie van het nieuwe wetgevingskader in 2022 heeft echter dringende kwesties aan het licht gebracht, waaronder mogelijke buitenlandse invloed, illegale praktijken, en tekortkomingen in de aanpak van digitalisering en de circulaire economie. Het aanpakken van deze uitdagingen is van essentieel belang om de samenhang te waarborgen en de kosten voor marktdeelnemers en autoriteiten te verlagen.
Het vrije verkeer van goederen wordt ondermijnd wanneer producten niet voldoen aan de vereisten inzake gezondheid, veiligheid en duurzaamheid. Het EU-kader voor markttoezicht is erop gericht dit tegen te gaan en betreft alle niet-voedingsproducten die onder de harmonisatiewetgeving vallen. Deze producten vertegenwoordigen ongeveer twee derde van de handel in goederen binnen de EU. De Commissie ondersteunt en coördineert de activiteiten van de nationale autoriteiten die de naleving controleren van producten die op de EU-markt worden gebracht en financiert 36 lopende gezamenlijke handhavingsacties in verschillende productsectoren die onder de harmonisatiewetgeving van de Unie vallen. In 2024 hebben de handhavingsinstanties meer dan 36 916 onderzoeken met betrekking tot niet-voedingsproducten geregistreerd en in meer dan 23 389 gevallen maatregelen genomen om de consument te beschermen en gelijke kansen voor bedrijven te waarborgen.
Nieuwe trends in de internationale e-commerce en herconfiguraties van toeleveringsketens zetten de douanecontroles, het markttoezicht en de consumentenbeschermingsautoriteiten onder druk. Het aantal in de EU ingevoerde e-commercepakketten is gestegen van 1,1 miljard in 2022 naar 2,2 miljard in 2023 en zal naar verwachting in 2024 de 4 miljard bereiken. In 2023 werden ongeveer 152 miljoen namaakartikelen tegengehouden aan de EU-grens en op de eengemaakte markt, wat een aanzienlijke stijging is ten opzichte van 86 miljoen in 202241. Er zijn belangrijke stappen gezet om het probleem van niet-conforme goederen die de eengemaakte markt bereiken, aan te pakken, onder meer via onlineverkoop. Dit omvat de uitvoering van de verordening inzake markttoezicht42, ondersteund door het Unienetwerk voor productconformiteit, de vaststelling van de verordening inzake algemene productveiligheid43 om de regels inzake productveiligheid te versterken, en voorstellen voor een hervorming van de douane-unie van de EU om de invoer van producten beter te controleren. Daarnaast neemt de Commissie maatregelen uit hoofde van de digitaledienstenverordening.
Territoriale beperkingen op leveringen in de detailhandel en de groothandel versnipperen de eengemaakte markt, beperken de keuze voor de consument en dragen bij aan aanzienlijke prijsverschillen in de hele EU44. Deze beperkingen worden opgelegd door grote merkfabrikanten om het voor de detailhandelaren zeer moeilijk of onmogelijk te maken om producten in de ene lidstaat te kopen en in een andere lidstaat door te verkopen. Hoewel het mededingingsrecht een doeltreffend instrument is om dergelijke praktijken45 te bestraffen, vallen er echter veel buiten het toepassingsgebied ervan46. Om oplossingen voor dit probleem te vinden, heeft de Commissie met de lidstaten in de taskforce voor de handhaving van de eengemaakte markt een feitenonderzoek opgestart en zal zij een dialoog aangaan met de betrokken belanghebbenden in de industrie (detailhandelaren en groothandelaren, fabrikanten, consumenten).
Geharmoniseerde technische normen bevorderen het vrije verkeer van goederen doordat zij ervoor zorgen dat producten voldoen aan de veiligheids-, kwaliteits- en prestatie-eisen in de lidstaten. De CE-markering geeft aan dat producten voldoen aan de geharmoniseerde productwetgeving van de EU, waardoor zij in heel Europa kunnen worden verkocht. Normen verminderen handelsbelemmeringen, zorgen voor de interoperabiliteit van producten en vergroten het concurrentievermogen van Europese bedrijven. Het ontbreekt het normalisatiekader soms aan snelheid en flexibiliteit, vooral voor nieuwe waardeketens voor de groene en de digitale transitie. Het is van het allergrootste belang om een snelle levering van normen en deelname van de EU-industrie aan te moedigen bij de werkzaamheden inzake normalisatieverzoeken op gebieden die van cruciaal belang zijn voor het concurrentievermogen van de EU. Dergelijke prioriteitsgebieden worden jaarlijks vastgesteld via het jaarlijkse werkprogramma van de Unie voor Europese normalisatie47. De Commissie beoordeelt momenteel het rechtskader voor de Europese normalisatie om te bepalen welke verdere maatregelen nodig zijn.
Uit de evaluatie van de verordening inzake de etikettering van textielproducten blijkt dat er een wildgroei aan etiketteringsvoorschriften is. Dit maakt de informatie die aan klanten wordt verstrekt nog complexer, wat leidt tot opdeling van de eengemaakte markt. De Commissie concludeert ook48 dat het bestaande regelgevingskader op Europees niveau geen betrekking heeft op informatie met betrekking tot recycling en niet-fysieke etiketten, d.w.z. digitale etikettering.
5. Regeldruk op de eengemaakte markt
Bedrijven ervaren de regeldruk in Europa als te zwaar; 32 % van de EU-bedrijven beschouwt regelgeving als een “groot obstakel” voor hun investeringsactiviteiten. Nog eens 34 % van de EU-bedrijven beschouwt regelgeving als een klein obstakel, wat betekent dat in totaal twee derde van de bedrijven vindt dat zij door buitensporige regelgeving gehinderd worden bij het investeren49. Ter vergelijking: slechts 21 % van de bedrijven in de VS noemt de regelgeving voor bedrijven een grote belemmering voor investeringen. Vergeleken met vorig jaar is het beeld van EU-bedrijven over de druk van overheidsregulering over het algemeen stabiel gebleven, met een kleine verbetering van 3,4 in 2019 tot 3,9 in 202350, hoewel deze nog steeds te belastend is (zie KPI 4).
41 % van de bedrijven beschouwt de hogere regeldruk als de belangrijkste risicofactor met negatieve gevolgen voor de aantrekkingskracht van de EU als locatie voor buitenlandse directe investeringen (BDI)51. Dit kan gedeeltelijk de aanzienlijke daling verklaren van het EU-aandeel in de jaarlijkse wereldwijde BDI-stromen van 36 % (2019) naar 4 % (2023)52. De regeldruk is bijzonder lastig voor kmo’s. 28 % van de kmo’s in de EU meldt dat meer dan 10 % van hun personeel werkzaam is om de regelgevende eisen en normen te beoordelen en na te leven53. Vergunningsprocedures voor nieuwe of gemoderniseerde productiefaciliteiten kunnen bijvoorbeeld tijdrovend en kostbaar zijn en interactie met een groot aantal overheidsdiensten met zich meebrengen. Andere gebieden die door bedrijven herhaaldelijk als bijzonder belastend worden genoemd, zijn de detachering van werknemers, de duurzaamheidsrapportage door bedrijven en de wetgeving inzake chemische stoffen.
6. Digitale instrumenten voor de eengemaakte markt
Marktdeelnemers melden moeilijkheden in verband met de toegang tot informatie en het vervullen van administratieve formaliteiten online. Volgens recente enquêtes54 zijn de belangrijkste problemen onder meer de moeilijke toegang tot informatie over regels en vereisten en de te ingewikkelde administratieve procedures. Om dit probleem aan te pakken, kunnen digitale instrumenten de toegang vergemakkelijken en de administratieve lasten verlichten. De digitale toegangspoort is bijvoorbeeld een e-overheidsinitiatief van de EU dat reeds fungeert als centraal loket voor burgers en bedrijven die in een ander EU-land willen werken, studeren of zakendoen. Het toepassingsgebied ervan is geleidelijk uitgebreid met nieuwe terreinen en wetgevingsinitiatieven55. Toch moet er nog aanzienlijke vooruitgang worden geboekt, met name wat betreft het toegankelijk maken van procedures voor grensoverschrijdende gebruikers.
Een gefragmenteerde samenwerking tussen de autoriteiten van de lidstaten en de Europese Commissie kan de doeltreffende uitvoering van het EU-recht ondermijnen. Het Informatiesysteem interne markt (IMI) speelt een belangrijke rol bij het faciliteren van samenwerking en snelle uitwisselingen tussen ruim 12 000 overheidsinstanties in heel Europa. Vorig jaar is de databank van gereglementeerde beroepen in het IMI opgenomen. Bijkomende toepassingen van het IMI, zoals de voorgestelde oprichting van een centraal digitaal aangifteportaal voor de detachering van werknemers, zouden de administratieve lasten verder kunnen verlichten.
De inconsistente invoering van elektronische facturering maakt de administratieve processen voor bedrijven, met name bij overheidsopdrachten, nog ingewikkelder. De richtlijn inzake elektronische facturering bij overheidsopdrachten56 verplicht alle aanbestedende diensten in Europa om e-facturen te ontvangen en verwerken die aan de norm voldoen. Het percentage Europese bedrijven dat e-facturen verzendt, is gestegen van 10,3 % in 2013 naar 32,2 % in 2020.
Het gebrek aan uitgebreide en toegankelijke informatie over de levenscyclus van producten belemmert de inspanningen op het gebied van transparantie en duurzaamheid. Het digitaal productpaspoort (DPP), opgesteld op grond van de sinds juli 2024 van kracht zijnde verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten, zal, zodra het is aangemaakt en operationeel is, uitgebreide informatie bieden over de levenscyclus van een product, inclusief nalevingsdocumentatie, veiligheidsinstructies en richtsnoeren voor de verwijdering van producten.
Ten slotte zorgt de interoperabiliteit van de overheidssector ervoor dat overheidsdiensten onderling kunnen samenwerken en diensten kunnen verlenen zonder belemmerd te worden door de grenzen van landen, sectoren en organisaties. Grensoverschrijdende interoperabiliteit kan bedrijven jaarlijks tussen de 5,7 en 19,2 miljard EUR besparen57.
7. Kmo’s
De kleine en middelgrote ondernemingen in de EU (99,8 % van de ondernemingen) vormen de kern van de economische structuur van de EU, maar toch blijft het economische klimaat voor hen een uitdaging. Zoals uit de evaluatie van de prestaties van kmo’s van 2024 (DG GROW) blijkt, is de toegevoegde waarde van kmo’s in reële termen in 2023 met 1,6 % gedaald en wordt voor 2024 een verdere daling van 1,0 % verwacht. Vergeleken met grote ondernemingen vertoont de productiviteit van kmo’s een trend in de verkeerde richting: in 2008 bedroeg de productiviteit van kmo’s ongeveer 68 % ten opzichte van de totale productiviteit van grote ondernemingen, maar in 2024 was dit cijfer gedaald tot 60 %58.
Kmo’s blijven de motor van groei en innovatie in Europa. De meeste scale-ups in de EU met een snelle groei en hoge productiviteit zijn kmo’s59. Micro-ondernemingen met minder dan tien werknemers hebben de afgelopen drie jaar bijna vier miljoen banen gecreëerd, en in elf van de veertien industriële ecosystemen is de banengroei in kmo’s in 2023 groter geweest dan de groei bij grote ondernemingen60.
Vier belangrijke uitdagingen houden de kmo’s tegen: regelgevingsbelemmeringen of administratieve lasten, betalingsachterstanden, toegang tot financiering, en vaardigheden61. 35 % van de kmo’s ziet complexe administratieve of juridische procedures als een belangrijke belemmering voor de uitvoering van maatregelen voor hulpbronnenefficiëntie62, terwijl de toegang tot vaardigheden door 29 % van de kmo’s wordt gezien als het belangrijkste probleem63. Bovendien wordt het probleem van betalingsachterstand in Europa steeds groter: de werkelijke betalingstermijnen bij transacties tussen bedrijven zijn gestegen van 52 dagen in 2022 tot 62 dagen in 2024. Het gebrek aan dynamiek in het kmo-segment is het gevolg van een tragere algemene groei van de economie, maar ook een indicatie dat het moeilijker is geworden om de schaal te vergroten en dat de schaalvoordelen van de eengemaakte markt verder kunnen worden benut.
8. Mogelijke uitbreiding en integratie van de kandidaat-lidstaten in de eengemaakte markt
Economische integratie van de kandidaat-lidstaten in de eengemaakte markt van de EU is een belangrijke prioriteit voor de Commissie64. Het vergemakkelijkt de handels- en investeringsstromen en stimuleert uiteindelijk de economische groei, zowel in de EU als in de kandidaat-lidstaten. De Commissie blijft deze integratie ondersteunen door de voortgang van de kandidaat-lidstaten bij het in overeenstemming brengen van hun wetgeving met de EU-wetgeving te monitoren en hun politieke en economische hervormingen te ondersteunen. De integratie van andere economieën in de eengemaakte markt zal naar verwachting positieve gevolgen hebben voor belangrijke sectoren zoals grondstoffen, machines en toerisme.
Initiatieven om de banden met Oekraïne en Moldavië aan te halen, hebben onder meer betrekking op de integratie van de regulering van geselecteerde industriële sectoren. De rol van de EU als belangrijke handelspartner voor beide landen is sinds 2022 gestaag gegroeid en is inmiddels goed voor meer dan 50 % van hun totale handel. Met Oekraïne wordt jaarlijks een dialoog over industriële samenwerking georganiseerd; in maart 2024 presenteerde de Oekraïense regering het Oekraïneplan65, een lijst van hervormingen en investeringen die het land dichter bij de EU en de eengemaakte markt zouden brengen. In het kader van mogelijke overeenkomsten betreffende conformiteitsbeoordeling en aanvaarding van industrieproducten (“OCA”) versterkt de Commissie de administratieve capaciteiten van kandidaat-lidstaten om hen te helpen de EU-wetgeving inzake industrieproducten uit te voeren. Het doel is om de geleidelijke integratie van de kandidaat-lidstaten in de eengemaakte markt en de economische waardeketens van de EU te garanderen.
Het bevorderen van de economische ontwikkeling in de buurlanden van de EU kan ook de EU zelf ten goede komen, doordat er zo handelsmogelijkheden ontstaan. Het groeiplan voor de westelijke Balkan66 biedt een geleidelijke integratie in de eengemaakte markt van de EU voor goederen en diensten en een betere aansluiting op de toeleveringsketens van de EU. De totstandbrenging van een gemeenschappelijke regionale markt voor de westelijke Balkan, die in overeenstemming is met de EU-regels, kan ertoe leiden dat de economieën van de regio in het komende decennium verdubbelen.
AFDELING 2 — Het dichten van de innovatiekloof
1. Onderzoek en innovatie
KPI | Wat wordt gemeten | Doelstelling | Recentste EU-cijfers |
KPI 5: O&O-uitgaven | Totale particuliere en publieke uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling als aandeel van het bbp. | >3 % tegen 2030 | 2,22 % (2023) 2,21 % (2022) |
KPI 6: Octrooiaanvragen | Octrooiaanvragen per miljoen inwoners | 152,8 (2023) 151,8 (2022) | |
KPI 7: Durfkapitaalinvesteringen | Durfkapitaalinvesteringen (percentage van het bbp) | 0,05 % (2023) 0,09 % (2022) |
De uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling (O&O) en het genereren van intellectuele eigendom zijn belangrijke maatstaven voor de innovatiecapaciteit van de EU-economie. In de huidige kenniseconomie is intellectuele eigendom van cruciaal belang voor commercieel succes en geeft blijk van het innovatievermogen van bedrijven. Start-ups hebben tien keer zoveel kans om durfkapitaal in een vroeg stadium te verwerven als zij over geregistreerde patenten of handelsmerken beschikken. Bovendien wordt aan het bezit van intellectuele-eigendomsrechten een 200 % hogere slaagkans toegeschreven67. Daarnaast vormen immateriële activa 90 % van de marktwaarde van bedrijven uit de S&P 50068.
De uitgaven voor O&O zijn de afgelopen jaren slechts mondjesmaat toegenomen tot 2,2 % van het bbp in 2023 vergeleken met 2,1 % in 201569. Deze waarde blijft onder het streefcijfer van de EU om 3 % van het bbp aan O&O te besteden. Bovendien blijven de uitgaven voor O&O achter bij die van de andere landen: Zuid-Korea (5,2 %), de VS (3,6 %), Japan (3,4 %) en China (2,6 %) gaan de EU70 (KPI 5) voor.
Het aandeel van Europa in de wereldwijde octrooiaanvragen is tussen 2000 en 2021 gedaald van 30 % naar 17 %, hoewel het in absolute termen stabiel is gebleven71 (KPI 6). EU-ondernemingen, met name kleine en middelgrote ondernemingen, maken onvoldoende gebruik van de mogelijkheden om hun intellectuele eigendom, zoals octrooien, handelsmerken en ontwerpen, formeel te beschermen. Slechts 9 % van de kmo’s heeft intellectuele-eigendomsrechten laten registreren, tegenover meer dan 55 % van de grote ondernemingen.
Hoewel de technologische basis van de EU meer gediversifieerd is dan die van andere grote economieën, is zij onevenredig meer gespecialiseerd in minder complexe technologieën dan haar tegenhangers. Dit wijst op een zekere “mid-tech trap” (het vastlopen in het middensegment van technologische ontwikkeling) die belemmeringen veroorzaakt voor het vermogen van de EU om nieuwe technologie-intensieve sectoren te betreden en te laten groeien, waardoor het toekomstige groeipotentieel wordt ondermijnd. Een overzicht van de mondiale top 50 van O&O-investeerders per sector in 2023, gepresenteerd in het EU-scorebord voor industriële O&O-investeringen van 2024, laat zien dat EU-bedrijven toonaangevend waren in de automobielsector (aandeel van 61 % in het totaal, VS 18 %, China 5 %, Japan 15 %), terwijl in andere technologie-intensieve sectoren EU-investeerders achterbleven: gezondheidszorg (EU 14 % versus VS 51 %, Japan 4 %); ICT-hardware (EU 8 % versus VS 55 %, China 15 %); ICT-software (EU 4 % versus VS 82 %, China 10 %, Japan 4 %)72. De innovatie-output in de EU is de afgelopen tien jaar licht verbeterd (8 %), maar blijft lager dan die in de VS, het VK en Japan, waarbij China zijn achterstand snel inhaalt met een stijging van 28 % in dezelfde periode73.
Bedrijven en universiteiten ondervinden moeilijkheden bij de initiële uitrol en commercialisering van hun onderzoek. Zo wordt slechts een derde van de door Europese universiteiten geoctrooieerde uitvindingen commercieel ingezet74. Dit wordt over het algemeen toegeschreven aan zwakke samenwerkingsverbanden tussen bedrijven en de academische wereld, inconsistente regels voor het beheer van intellectuele eigendom en gesloten academische loopbanen zonder voldoende prikkels voor commercialisering en ondernemerschap. Op zakelijk gebied worden bedrijven geconfronteerd met tal van uitdagingen bij het commercialiseren van hun door intellectuele eigendom beschermde innovatie, zoals een versnipperd regelgevingslandschap op het gebied van intellectuele eigendom en een gebrek aan particulier kapitaal.
De durfkapitaalinvesteringen zijn gedaald ten opzichte van een toch al laag niveau: van 0,09 % van het bbp in 2022 naar 0,05 % in 2023 (zie KPI 7 en figuur 3). Veel innovatieve, snelgroeiende bedrijven zijn voor hun groei afhankelijk van risicodragend kapitaal in de vorm van durfkapitaalinvesteringen. De durfkapitaalmarkt van de EU (gemeten als aandeel van de investeringen met durfkapitaal van het bbp) is naar schatting nog steeds tien keer kleiner dan die van de VS en zeven keer kleiner dan die van China. Daarom worden veel hooginnovatieve Europese bedrijven belemmerd door beperkte toegang tot kapitaal, wat hen vaak dwingt om financiering in het buitenland te zoeken of zelfs te verhuizen naar een gunstiger financieringsklimaat zoals in de VS. Zo ging in de geavanceerde productie-industrie van 2017 tot 2023 bijna 90 % van de waarde van het durfkapitaal naar bedrijven in de VS of China (respectievelijk 47 % en 39 %), terwijl slechts 4 % van het wereldwijd in die industrie aangetrokken durfkapitaal naar bedrijven in de EU ging75.
Figuur 3: Durfkapitaalinvesteringen als percentage van het bbp in 2023
Bronnen: Invest Europe; Eurostat; OESO; Statista
De EU-begroting omvat een reeks programma’s die belangrijke hefbomen vormen voor publieke en particuliere investeringen en onderzoeksinspanningen. Zo heeft InvestEU al 218 miljard EUR aan investeringen vrijgemaakt voor een meer innovatieve en concurrerende EU. Het programma Horizon Europa voorziet in 93,5 miljard EUR aan financiering voor onderzoek en innovatie in de periode 2021‑2027 en het Innovatiefonds ondersteunt innovatieve koolstofarme technologieën (zie punt 3.2). Hoewel er in de EU-begroting aanzienlijke financieringsmogelijkheden zijn, zijn de EU-uitgaven verdeeld over te veel programma’s, wat complexiteit en rigiditeit toevoegt die de kracht door schaal, die wordt nagestreefd door middelen te bundelen om belangrijke projecten op EU-niveau te financieren, belemmeren en tegengaan76.
Het platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP) is in 2024 opgericht om de EU-financiering van prioritaire projecten, technologieën en sectoren te sturen. Het stimuleert investeringen en verhoogt de steun voor de ontwikkeling en vervaardiging in Europa van innovatieve en strategische technologieën. Het STEP zamelt middelen in en stuurt financiering in elf EU-programma’s voor digitale technologieën en deeptech-innovatie, schone en hulpbronnenefficiënte technologieën, en biotechnologieën. De Commissie heeft al ongeveer 30 STEP-oproepen tot het indienen van voorstellen gepubliceerd voor een totaalbedrag van meer dan 8,5 miljard EUR en de lidstaten hebben meer dan 6 miljard EUR omgeleid naar STEP-projecten.
2. Digitalisering
KPI | Wat wordt gemeten | Doelstelling | Recentste EU-cijfers |
KPI 8: Digitale intensiteit in kmo’s77 | Aandeel EU-ondernemingen met ten minste een basisniveau van digitale intensiteit. Dit houdt in het gebruik van ten minste vier van de twaalf geselecteerde digitale technologieën (zoals het gebruik van AI-technologie, de verkoop via elektronische handel die ten minste 1 % van de totale omzet uitmaakt enz.) zoals gedefinieerd in het beleidsprogramma voor het digitale decennium. | 90 % tegen 2030 | 57,7 % (2023) 54,8 % (2021) |
KPI 9: Invoering van digitale technologieën door bedrijven | Percentage van de Europese ondernemingen dat gebruik heeft gemaakt van cloudcomputingdiensten, gegevensanalyse en/of artificiële intelligentie. Doelstelling vastgesteld in het beleidsprogramma voor het digitale decennium. | 75 % tegen 2030 | Cloudcomputingdiensten: 38,9 % (2023) 34,0 % (2021) Gegevensanalyse: 33,2 % (2023) Big data: 14,2 % (2020)78 Artificiële intelligentie: 8,0 % (2023) 7,6 % (2021) |
De EU loopt op digitaal gebied achter op haar concurrenten. Er zijn bijvoorbeeld slechts 263 eenhoornbedrijven in de EU gevestigd, vergeleken met 1 539 in de VS en 387 in China. De EU bevindt zich nog steeds in een concurrentiepositie op terreinen als geavanceerde productie en mobiele netwerkapparatuur, maar is er niet in geslaagd gelijke tred te houden met het algemene tempo van de mondiale concurrenten in zowel de hardware- als de softwaresegmenten van de sector informatie- en communicatietechnologie (ICT). Terwijl het aandeel van de EU in de wereldwijde ICT-markt de afgelopen tien jaar is gehalveerd (tot 10,8 %), is het aandeel van de VS met een derde toegenomen (tot 38 %)79. Bovendien bevindt de kennisbasis van de EU voor de ontwikkeling van digitale technologieën zich grotendeels buiten de Unie, waarbij octrooicitaties van buiten de EU ongeveer 70 % van de digitale octrooiaanvragen vertegenwoordigen80.
De digitale intensiteit van kmo’s en de invoering van digitale technologieën door bedrijven nemen nog niet snel genoeg toe. In 2023 had 57,7 % van de kmo’s in de EU ten minste een basisniveau van digitale intensiteit, wat een stijging is ten opzichte van twee jaar geleden, maar niet snel genoeg om op koers te blijven voor de doelstelling van een digitale basisintensiteit van 90 % tegen 2030 (KPI 8). Het aandeel EU-bedrijven met meer dan tien werknemers dat belangrijke digitale technologieën heeft ingevoerd, is ook toegenomen: 33,2 % van de bedrijven gebruikt data-analyse, 38,9 % maakt gebruik van de cloud en 8 % heeft artificiële intelligentie (AI) in hun bedrijf ingevoerd81, maar ook deze cijfers voldoen niet aan het traject dat nodig is om de doelstelling van 75 % in 2030 te bereiken (KPI 9).
De uitrol van geavanceerde productie in traditionele industrieën, zoals additieve productie en robotica, verloopt nog te langzaam. De robotdichtheid in de EU bedraagt 22 eenheden per 1 000 werknemers, wat lager is dan in de VS (29) en aanzienlijk lager dan in Zuid-Korea (101), China (47) en Japan (42) 82.
De meest ontwrichtende en veelbelovende technologische ontwikkelingen zullen zich afspelen rond artificiële intelligentie (AI), waarbij Europa momenteel een duidelijke achterstand heeft. De EU is er tot nu toe niet in geslaagd de kracht te benutten die de eengemaakte markt met zich mee kan brengen om grootschalige toegang tot vrije gegevensstromen en sterke opschalingsvooruitzichten mogelijk te maken, die beide noodzakelijke voorwaarden zijn voor een succesvolle technologie-industrie. Bedrijven hebben grote investeringen in AI in gang gezet, waarbij het leeuwendeel in Amerikaanse bedrijven terechtkomt. De waarde van de sector zal naar verwachting tot 2030 meer dan vertienvoudigen83. Om de omstandigheden voor technologische ontwikkeling te verbeteren, breidt de EU haar wereldwijd toonaangevende infrastructuur voor high-performance computing uit om “AI-fabrieken” op te zetten die dienen als een éénloketsysteem voor ondernemingen om AI-modellen te trainen en te ontwikkelen.
Een grotere inzet van digitale technologieën in de productie kan de productiviteit in de hele economie aanzienlijk verhogen. Het inzetten van technologie is net zo belangrijk als het ontwikkelen ervan en een relatief gemakkelijk te verwezenlijken doelstelling (“laaghangend fruit”) vergeleken met de grotere uitdaging om op het gebied van de ontwikkeling van AI een snelle inhaalslag te maken op de VS en China, die al ver vooruit zijn. Het stimuleren van de uitrol van geavanceerde digitale technologieën in de industrie, de dienstensector en de publieke sector zal van cruciaal belang zijn om de economie als geheel een impuls te geven.
3. Vaardigheden en onderwijs
KPI | Wat wordt gemeten | Doelstelling | Recentste EU-cijfers |
KPI 10: Nettoarbeidsparticipatie | Het aandeel van de beroepsbevolking met een baan. | 78 % tegen 2030 | 75,3 % (2023) 74,6 % (2022) |
KPI 11: Deelname van volwassenen aan onderwijs en opleiding | Aandeel van de volwassen bevolking dat minstens één keer per jaar onderwijs en/of een opleiding volgt. | 60 % tegen 2030 | 39,5 % (2022) 37,4 % (2016) |
KPI 12: ICT-specialisten | ICT-specialisten als aandeel van het totale aantal werkende personen | 20 miljoen ICT-specialisten, ca. 10 % van het totale aantal werkzame personen | 9,8 miljoen, 4,8 % van het aantal werkende personen (2023) 9,4 miljoen, 4,6 % van het aantal werkende personen (2022) |
KPI 13: PISA-score | De prestaties van 15-jarigen in de PISA-tests van de OESO voor wiskunde, lezen en natuurwetenschappen. Hoge scores duiden op betere prestaties. | Wiskunde: 474 (2022) Wiskunde: 492 (2018) Lezen: 475 (2022) Lezen: 488 (2018) Wetenschappen: 484 (2022) Wetenschappen: 488 (2018) |
Terwijl de arbeidsparticipatie in de EU gestaag in de richting van de doelstelling van 78 % in 203084 (KPI 10) beweegt, blijven de onderwijsresultaten in het secundair onderwijs achter. De arbeidsparticipatie in de EU bedroeg in 2023 meer dan 75 %, vergeleken met 72 % in 201885. Deze prestaties komen grotendeels overeen met die in de VS, maar liggen lager dan de trends in Japan en het VK86. Tegelijkertijd heeft Europa een probleem met het bijbrengen van basisvaardigheden aan jonge mensen. De gemiddelde PISA-scores die de prestaties van 15-jarigen op het gebied van wiskunde, lezen en natuurwetenschappen aangeven, zijn voor alle vakken gedaald, waarmee de neerwaartse trend uit eerdere onderzoeken wordt voortgezet. EU-scholieren presteren slechter dan hun leeftijdsgenoten in het VK, de VS, Japan en China87 (KPI 13). Een grotere participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt helpt het tekort aan vaardigheden aan te pakken, maar de arbeidskloof tussen mannen en vrouwen is in de afgelopen jaren nauwelijks verkleind.
Het snel veranderende karakter van de arbeidsmarkt, in combinatie met demografische veranderingen, benadrukt de noodzaak om Europeanen nieuwe vaardigheden bij te brengen. Toch geeft meer dan 70 % van de bedrijven aan dat het gebrek aan de juiste vaardigheden hun investeringen belemmert en bijna vier op de vijf kmo’s melden dat het moeilijk is om werknemers met de juiste vaardigheden te vinden88. Het probleem wordt nog vergroot doordat de Europese bevolking in de werkende leeftijd tussen nu en 2050 naar schatting jaarlijks gemiddeld met een miljoen mensen zal afnemen89 als deze trend niet wordt omgebogen. Hoewel er veel en steeds meer vraag is naar ICT-vaardigheden, beschikt naar schatting slechts 56 % van de bevolking over digitale basisvaardigheden of over meer dan digitale basisvaardigheden90, wat wijst op de noodzaak van bij- en omscholing van de beroepsbevolking. 45 % van de kmo’s meldt dat een tekort aan vaardigheden een belemmering vormt voor hun vermogen om digitale technologieën in te voeren of op doeltreffende wijze te gebruiken91. In 2023 waren er 10 miljoen ICT-specialisten, wat 4,8 % van de totale werkgelegenheid vertegenwoordigt92 en vooruitgang betekent op weg naar de doelstelling om tegen 2030 10 % van de beroepsbevolking uit ICT-specialisten te laten bestaan (KPI 12). Toch neemt slechts 39,5 % van de volwassen bevolking deel aan onderwijs of scholing (KPI 11), wat aangeeft dat levenslang leren moet worden bevorderd. Het Europees Sociaal Fonds draagt bij tot de om- en bijscholing van de beroepsbevolking met een begroting van 142,7 miljard EUR voor de periode 2021-2027. Als reactie op de vaardigheidskloven in sectoren van cruciaal belang, zoals nettonultechnologieën, cyberbeveiliging en bouw, zijn in samenwerking met het bedrijfsleven op maat gemaakte industrie-academies gelanceerd.
AFDELING 3 — Het koolstofvrij maken van de industrie en de investeringen
1. Toegang tot particulier kapitaal en particuliere investeringen
KPI | Wat wordt gemeten | Recentste EU-cijfers |
KPI 14: Particuliere investeringen | Particuliere investeringen (percentage van het bbp) | 18,5 % (2023) 19,3 % (2022) |
KPI 15: Particulier spaartegoed belegd in obligaties, aandelen, beleggingsfondsen en dergelijke | Omvang van het spaartegoed van huishoudens in obligaties; beursgenoteerde aandelen; en beleggings-, verzekerings- en pensioenfondsen, in verhouding tot de omvang van de kasposities en bankdeposito’s van huishoudens. Het geeft een idee van het aandeel van de besparingen dat rechtstreeks wordt aangewend voor investeringen in de reële economie, waardoor de toegang van bedrijven tot financiering wordt vergemakkelijkt. | 43 % (2023) 42 % (2022) |
Er zijn enorme investeringen nodig voor bedrijven om de groene en de digitale transitie in goede banen te leiden. Deze transities vergen investeringen in de opwekking, de overdracht en de opslag van elektriciteit, de elektrificatie van industriële processen, energie-efficiëntie, computercapaciteit, automatisering en vele andere gebieden. Zij vereisen eveneens investeringen in de halfgeleiderindustrie en in de winning, verwerking en recycling van veel kritieke grondstoffen.
De particuliere investeringen zijn de afgelopen jaren met ongeveer 19 % van het bbp vrij stabiel gebleven (KPI 14). Over het geheel genomen liggen de niveaus iets hoger dan die in de VS en aanzienlijk hoger dan die het VK93. De specifieke analyse van de ontwikkeling van durfkapitaal en de daarmee samenhangende KPI zijn gepresenteerd in afdeling 2.
Vergeleken met andere geavanceerde economieën gaat een veel kleiner deel van het particuliere spaartegoed in de EU rechtstreeks naar investeringen in bedrijven en risicovollere vormen van investeringen. De productieve investeringen zijn laag en de particuliere spaartegoeden zijn hoog94. Het aandeel van het spaartegoed van huishoudens in de EU dat naar bedrijfsobligaties, beursgenoteerde aandelen, beleggingsfondsen en dergelijke gaat, is relatief laag en komt overeen met 43 % van het spaarniveau op traditionele bankrekeningen (KPI 15)95. Het overeenkomstige niveau in het VK is 55 % en in de VS 72 % (zie figuur 4)96. Een hoge participatiegraad op de financiële markten helpt bedrijven hun financiering te diversifiëren. Sterke kapitaalmarkten zijn belangrijk om de toegang van bedrijven tot financiering te vergemakkelijken en financiering voor scale-ups te ontsluiten97.
Figuur 4: Spaartegoeden van huishoudens belegd in obligaties, aandelen, beleggingsfondsen en dergelijke.
Opmerking: Omvang van het spaartegoed van huishoudens in bedrijfsobligaties; beursgenoteerde aandelen; en beleggings-, verzekerings- en pensioenfondsen, in verhouding tot de omvang van de kasposities en bankdeposito’s van huishoudens.
Bron: Europese Commissie, DG FISMA
Een aanzienlijk deel van het geld van EU-spaarders wordt op bankrekeningen gestort of in het buitenland geïnvesteerd. Hoewel de omvang van de particuliere spaartegoeden in de EU in 2022 bijna 65 % groter was dan in de VS, hebben de huishoudens in de EU een aanzienlijk lagere totale rijkdom dan hun Amerikaanse tegenhangers98, grotendeels vanwege de lagere rendementen die zij over het algemeen van de financiële markten ontvangen. Terwijl het nettovermogen van de Amerikaanse huishoudens in de afgelopen 15 jaar met ongeveer 150 % is gegroeid, was de overeenkomstige groei in de eurozone slechts 55 %99. Dit is grotendeels te wijten aan het gebrek aan capaciteit in het financiële systeem van de EU om investeringen met een hoog rendement te stimuleren, wat kan worden verklaard door een combinatie van een gebrek aan fiscale prikkels en lastige fiscale rapportageverplichtingen in veel lidstaten, samen met de publieke opinie dat het algemene ondernemingsklimaat niet veelbelovend genoeg is, waardoor het vertrouwen in de vooruitzichten op rendement op investeringen afneemt. Van het spaartegoed van huishoudens in de EU dat in bedrijfsobligaties, beursgenoteerde aandelen en beleggingsfondsen is belegd, wordt een aanzienlijk deel, ongeveer 300 miljard EUR per jaar, niet in de EU, maar in het buitenland100, en dan vooral in de VS, belegd. Tegelijkertijd bedroegen de buitenlandse directe investeringen van de EU in de VS in 2023 3,27 biljoen EUR101.
Het aantal nieuwe bankleningen aan kmo’s is sinds de COVID-19-pandemie afgenomen, waardoor nieuwe investeringen in gevaar komen. Hoewel een groter aandeel van de financiering aan bedrijven via bedrijfsobligaties, beursgenoteerde aandelen, risicokapitaal en investeringsfondsen wenselijk zou zijn, blijft de bankfinanciering van cruciaal belang voor het stimuleren van de groei en het concurrentievermogen van het grootste deel van de Europese kmo’s die gebruikmaken van traditionele bankleningen om investeringen te financieren (57 % van hun totale financiering, zie figuur 5). De kredietverlening aan kmo’s, die na het begin van de COVID-pandemie door de massale overheidsinterventies sterk is gestegen, neemt echter aanzienlijk af naarmate de overheidssteun wordt ingetrokken. De huidige niveaus van nieuwe bankfinanciering zijn gedaald tot onder het niveau van vóór de pandemie (figuur 6), wat deels ook te wijten is aan de stijging van de rente tot 2024.
Figuur 5: Type financiering dat in 2023 door kmo’s werd gebruikt (aandeel van het totaal) | Figuur 6: Nieuwe bankleningen aan niet-financiële vennootschappen |
Bron: “The Survey on the Access to Finance of Enterprises (SAFE)” (Enquête over de toegang tot financiering van ondernemingen), december 20231 | Bron: Europese Centrale Bank, MFI-rentestatistieken2 |
2. Overheidsinvesteringen en infrastructuur
KPI | Wat wordt gemeten | Recentste EU-cijfers |
KPI 16: Overheidsinvesteringen | Overheidsinvesteringen (percentage van het bbp) | 3,49 % (2023) 3,24 % (2022) |
De overheidsinvesteringen zijn de afgelopen jaren langzaam gestegen en hebben in 2024 3,5 % van het bbp bereikt, tegen 3,1 % in 2018 (KPI 16). Hoewel de overheidsuitgaven op EU-niveau gelijk zijn aan die van de VS, die eveneens 3,5 % van het bbp bedragen, is het financieringslandschap in de EU versnipperd en complex, waarbij de meeste financiering op nationaal niveau plaatsvindt. Zo wordt in het geval van O&O 93 % van de jaarlijks geïnvesteerde overheidsmiddelen verstrekt via nationale programma’s102.
Op EU-niveau helpen de fondsen van het cohesiebeleid, de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere instrumenten de groene en de digitale transitie te financieren103. Sinds 2021 heeft de herstel- en veerkrachtfaciliteit 306 miljard EUR uitbetaald104. De nationale plannen moeten zorgvuldig worden uitgevoerd om een tijdige en volledige uitbetaling van de resterende bedragen te garanderen. De fondsen van het cohesiebeleid hebben in de periode 2021-2024 249 miljard EUR uitbetaald. Het Innovatiefonds zal in het komend decennium naar schatting 40 miljard EUR beschikbaar stellen voor de ontwikkeling en invoering van koolstofarme technologieën, met name in energie-intensieve industrieën, energieopwekking en energieopslag.
Ondanks relevante bronnen van overheidsfinanciering, zoals InvestEU en STEP, blijft er een financieringskloof bestaan voor het opschalen van de productiecapaciteit, aangezien minder dan 5 % van de EU-financiering voor schone technologie de productie van nettonultechnologie op de hoogste niveaus van technologische paraatheid ondersteunt (8-9)105.
Het EU-staatssteunkader heeft gerichte overheidsinvesteringen door de lidstaten mogelijk gemaakt, terwijl buitensporige concurrentieverstoringen zijn voorkomen en een gelijk speelveld is gehandhaafd. In 2022 gaven de lidstaten bijna 228 miljard EUR, wat overeenkomt met 1,4 % van hun bbp, uit aan staatssteun (inclusief crisismaatregelen). Het scorebord van de eengemaakte markt en het concurrentievermogen van dit jaar — dat samen met dit verslag wordt gepubliceerd — bevat een nieuwe indicator die de concentratie van de staatssteun vergelijkt met de concentratie van het bbp in de EU. Daarbij wordt geconstateerd dat staatssteun de afgelopen tien jaar ongelijker over de lidstaten is verdeeld106.
Belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI’s) zijn een belangrijk instrument voor gecoördineerde publieke en particuliere investeringen in de EU ter ondersteuning van baanbrekende innovatie- en infrastructuurprojecten op het gebied van kritieke technologieën. IPCEI’s zijn een stap in de richting van een betere coördinatie tussen de landen van het industriebeleid binnen de EU, een ontwikkeling die nog verder moet gaan. Tot op heden zijn tien geïntegreerde IPCEI’s goedgekeurd voor een waarde van meer dan 37 miljard EUR aan nationale overheidssteun, waarmee meer dan 66 miljard EUR aan particuliere investeringen is vrijgemaakt (zie figuur 7). Er is behoefte om het ontwerp- en beoordelingsproces voor IPCEI eenvoudiger en sneller te maken om strategische projecten snel van de grond te krijgen. Het gemeenschappelijk Europees forum (Joint European Forum — JEF) voor IPCEI, gelanceerd in oktober 2023, helpt deze problemen aan te pakken door strategische gebieden voor toekomstige IPCEI’s te identificeren en het ontwerp en de uitvoering ervan te verbeteren.
Figuur 7: Overzicht van IPCEI’s en vrijgemaakte investeringsvolumes (tegen najaar 2024).
Bron: “Approved IPCEIs” (Goedgekeurde IPCEI’s) — Europese Commissie
Overheidsopdrachten kunnen dienen als een strategisch instrument om overheidsinvesteringen te bestemmen voor het vormgeven van de toekomst van de Europese economie ter ondersteuning van doelstellingen zoals de groene transitie en de veerkracht van de EU-economie, maar de uitvoering ervan kan een uitdaging zijn. De richtlijnen inzake overheidsopdrachten zorgen voor gemeenschappelijke regels voor de hele eengemaakte markt en elk jaar besteden ruim 250 000 overheidsinstanties in de EU ongeveer 14 % van het bbp (2 000 miljard EUR in 2022) aan diensten, werken en leveringen. Hoewel de bestaande regels sociale, duurzaamheids- en veerkrachtcriteria mogelijk maken, is de toepassing ervan beperkt, onder meer vanwege problemen bij de uitvoering.
3. Energie
KPI | Wat wordt gemeten | Doelstelling | Recentste EU-cijfers |
KPI 17: Elektriciteitsprijzen voor niet-huishoudelijke verbruikers | Elektriciteitsprijzen voor niet-huishoudelijke verbruikers (verbruiksschijf ID van de EU, grote commerciële verbruikers) exclusief terugvorderbare belastingen en heffingen. | 0,16 EUR per kWh (2024) 0,20 EUR per kWh (2023) | |
KPI 18: Elektrificatie | Elektriciteit als aandeel van het totale energieverbruik107. | 21,3 % (2022) 20,8 % (2021) | |
KPI 19: Aandeel energie uit hernieuwbare bronnen | Opwekking van hernieuwbare energie als aandeel van het totale energieverbruik. | 45 % in 2030 | 24,5 % (2023) 23 % (2022) |
De stijging van de energieprijzen in de afgelopen jaren heeft de Europese energie-intensieve industrieën, zoals staal-, cement-, glas- en papierfabrikanten en fabrikanten van chemische stoffen, getroffen. De productie is sterk gedaald — in sommige segmenten met meer dan 10 % ten opzichte van vóór 2021108. Zo bedragen bij de productie van aluminium de energiekosten doorgaans de helft van de totale productiekosten109. De energiekosten hebben een aanzienlijke invloed op het vermogen van bedrijven in de EU om op de internationale markten te concurreren.
De elektriciteitsprijzen in de EU zijn gedaald ten opzichte van hun piek, maar zijn nog steeds bijna tweemaal zo hoog als de historische niveaus en aanzienlijk hoger dan in concurrerende regio’s (zie KPI 17). Bedrijven in de EU worden geconfronteerd met elektriciteitsprijzen die gemiddeld drie keer zo hoog zijn als die in de VS, en met aardgasprijzen die vier tot vijf keer zo hoog zijn110. Ook binnen de EU zijn er aanzienlijke prijsverschillen111. De prijsstijgingen hebben een rechtstreeks negatief effect op het investeerdersvertrouwen en hebben geresulteerd in het intrekken van buitenlandse directe investeringen en het stopzetten van uitbreidingsprojecten. 33 % van de bedrijven zegt dat volatiele en te hoge energieprijzen de belangrijkste factoren zijn die de aantrekkelijkheid van de EU als plaats van vestiging negatief beïnvloeden112.
Figuur 8: Elektriciteitsprijzen voor bedrijven in de EU en andere geavanceerde economieën.
Bron: Eurostat, het Amerikaanse agentschap voor informatie over energie (US Energy Information Administration — EIA), het Britse Ministerie van energiezekerheid en energieneutraliteit (DESNZ) en het Internationaal Energieagentschap (IEA)113.
De huidige prijsniveaus belemmeren ook de elektrificatie van de EU-economie. Elektriciteit als aandeel van de energiemix is sinds 2000 stabiel rond de 20 % en heeft nog geen grote vlucht genomen (KPI 18)114. Dit kan deels worden verklaard door een aanhoudend klein prijsverschil tussen gas en elektriciteit, dat onvoldoende economische prikkels biedt om over te stappen op elektriciteit, ondanks de hogere energie-efficiëntie van elektrische systemen. Dit heeft de transitie door de industrie en huishoudens ontmoedigd. Er wordt echter verwacht dat het aandeel elektriciteit diverse malen zal toenemen, gezien de steeds strengere emissieregels, hogere koolstofbeprijzingen115 en herziene regels voor energiebelasting116, die de elektrificatie van de industrie zullen aanwakkeren, het gebruik van warmtepompen voor verwarming zullen stimuleren en het gebruik van elektrische voertuigen zullen versnellen.
De economie van de EU is nog altijd sterk afhankelijk van fossiele brandstoffen, die ongeveer twee derde van de energiemix uitmaken. Het aandeel hernieuwbare energiebronnen neemt toe en bedraagt 24,5 % (KPI 19), terwijl kernenergie 12 % van de energiemix in de EU voor zijn rekening neemt117. Uit de effectbeoordeling van de mededeling over de klimaatdoelstelling voor Europa voor 2040 blijkt dat deze schone energiebronnen tegen 2040 in 75 % van de energiebehoeften in de EU zouden kunnen voorzien118. De huidige afhankelijkheid van geïmporteerde fossiele brandstoffen stelt de industrie bloot aan risico’s van verstoring van de voorziening en prijsvolatiliteit, terwijl een sterkere afhankelijkheid van koolstofarme energiebronnen in de toekomst de betaalbaarheid kan vergroten en de kwetsbaarheid van de industrie kan beperken.
Europa heeft een zeer goede staat van dienst als het gaat om schone technologie en energie-innovatie119, maar biedt nog niet voldoende randvoorwaarden om innovatieve producten op de markt te brengen of om ervoor te zorgen dat bedrijven kunnen groeien, wat op zijn beurt kan helpen de energie-efficiëntie te vergroten en de elektriciteitsvoorziening te stimuleren. De mondiale markt voor belangrijke, in massa geproduceerde schone technologieën zal tegen 2035 naar verwachting verdrievoudigen tot een jaarlijkse waarde van ongeveer 1,9 biljoen EUR120, wat enorme kansen biedt voor EU-bedrijven om hiervan gebruik te maken. De snelle uitvoering van de verordening voor een nettonulindustrie zal de EU helpen een sterke binnenlandse productiecapaciteit voor deze technologieën op te bouwen, die van cruciaal belang is om tegemoet te komen aan de maatschappelijke behoefte aan goedkopere en schonere energie.
4. Circulaire economie
KPI | Wat wordt gemeten | Doelstelling | Recentste EU-cijfers |
KPI 20: Percentage circulair materiaalgebruik | Teruggewonnen materiaal dat naar de economie wordt teruggevoerd, als aandeel van het totale materiaalgebruik. | 23,4 % tegen 2030 | 11,8 % (2023) 11,5 % (2022) |
Europa is langzaam op weg naar een meer circulaire economie121. Sinds 2000 is de circulariteit van de EU-economie, gemeten als het percentage circulair materiaalgebruik, gestegen van 8,2 % naar 11,8 % in 2023122 (KPI 20), wat een lager verbruik van primaire materialen, minder afval en een verminderde buitenlandse afhankelijkheid met zich meebrengt. De materiële voetafdruk van de EU, die de grondstoffenwinning voor EU-consumptie meet, bedroeg in 2022 14,8 ton per hoofd van de bevolking123.
Verschillende factoren belemmeren de transitie naar een circulaire economie. Economische beperkingen kunnen een afschrikkende werking hebben voor de invoering van circulaire bedrijfsmodellen, omdat deze vaak hogere initiële kosten met zich meebrengen en omdat secundaire grondstoffen doorgaans duurder zijn dan nieuwe grondstoffen. Innovatierisico’s en onzekerheid over het rendement op investeringen, samen met de moeilijkheid om op een versnipperde markt oplossingen op te schalen en te dupliceren, maken dat de businesscase voor circulariteit niet voor de hand ligt. De verschillen tussen de regelgevingskaders in de EU-lidstaten, met name op het gebied van criteria voor de einde-afvalfase, maken het bijvoorbeeld moeilijk om afval vrijelijk binnen de eengemaakte markt te verplaatsen. Dit verhindert de ontwikkeling van verbeterde toeleveringsketens en ontmoedigt de opschaling van innovatieve recyclingfaciliteiten. De mate van valorisatie van industrieel afval of bijproducten (industriële symbiose) varieert tussen de lidstaten en tussen bedrijfstakken, waarbij goedkoop storten en een gebrek aan voorspelbaarheid van het aanbod van afval/bijproducten obstakels vormen voor circulaire modellen. Er is ook ruimte om de repareerbaarheid van goederen te verbeteren, zodat de levensduur ervan wordt verlengd en het verbruik van hulpbronnen en energie in verband met de productie van nieuwe goederen wordt beperkt. Bovendien schuilt er een groot onbenut potentieel in de uitbreiding van het gebruik van biogebaseerde materialen, met name op hout gebaseerd bouwmateriaal en consumptiegoederen, uit de eigen Europese bossen. Dit zou het gebruik van eindige hulpbronnen beperken en ervoor zorgen dat meer gebouwen en goederen als koolstofputten kunnen fungeren.
De verordening kritieke grondstoffen en de verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten verbeteren de voorwaarden voor circulaire bedrijfsmodellen. In de verordening kritieke grondstoffen wordt de EU verplicht om tegen 2030 25 % van het jaarlijkse verbruik van strategische grondstoffen te recyclen en worden de investeringen in recyclingfaciliteiten gestroomlijnd. Op productniveau zal de verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten specifieke circulariteitscriteria voor specifieke productcategorieën vaststellen. Dit zal de versnippering van de markt als gevolg van uiteenlopende nationale voorschriften inzake duurzaamheid van producten helpen aanpakken. Het grondstoffeninformatiesysteem124 ondersteunt weloverwogen beleidsontwerpen en bedrijfsbeslissingen, met levenscyclusgegevens over belangrijke materialen.
AFDELING 4 — Veiligheid vergroten en afhankelijkheid verminderen
1. Handel en strategische afhankelijkheden
KPI | Wat wordt gemeten | Recentste EU-cijfers |
KPI 21: Handel met de rest van de wereld als percentage van het bbp | De mate van economische integratie van de EU met de rest van de wereld. | 14,8 % voor goederen (2023) 17,4 % voor goederen (2022) 7,4 % voor diensten (2023) 7,8 % voor diensten (2022) |
KPI 22: De uitvoer van goederen en diensten als aandeel van de wereldwijde invoer | Het mondiale gewicht en het marktaandeel van de EU-economie. | 20,4 % voor goederen (2023) 16,1 % voor goederen (2022) 31,9 % voor diensten (2023) 33,5 % voor diensten (2022) |
Internationale handel is van cruciaal belang voor de welvaart van de EU. Het biedt bedrijven de mogelijkheid om hun activiteiten op mondiaal niveau uit te breiden, banen en inkomsten te creëren, de efficiëntie te verbeteren en innovatie te bevorderen. Het draagt ook bij aan de Europese economische veiligheid door de toeleveringsketens veilig te stellen en te diversifiëren, en door kritieke inputs voor Europese bedrijven te importeren. De openheid van de EU-economie en het economische belang van de handel met de rest van de wereld zijn de afgelopen dertig jaar verdubbeld, waarbij de handel in goederen buiten de EU is gegroeid van 8 % van het bbp in 1995 naar 14,8 % in 2023 en de handel in diensten is gegroeid van 3 % van het bbp in 1995 naar 7,4 % in 2023 (KPI 21)125. Vergeleken met 2022 is de handel als aandeel van het bbp gedaald, vooral voor goederen. In navolging van de in punt 1.1 beschreven trends voor de handel binnen de EU, blijft de handel buiten de EU boven het niveau van zowel 2021 als vóór de pandemie, en heeft een belangrijk deel van de stijging in 2022 betrekking op (energie)prijseffecten. Figuur 9 laat dit zien.
De EU put economische en politieke kracht uit haar positie als wereldwijde handelsmacht: zij is de grootste exporteur van diensten ter wereld en de op één na grootste exporteur van goederen ter wereld. In de loop van de tijd is de EU consequent de economie geweest met het grootste exportvolume van diensten, met een gestage groei tot een piek van 36 % van de invoer van diensten in de rest van de wereld in 2021 en een daling tot net onder 32 % in 2023. De trend van de uitvoer van goederen als aandeel van de invoer van de rest van de wereld is het afgelopen decennium omgekeerd, met langzaam dalende EU-cijfers, afgezien van een sprong van 16 % in 2022 naar 20 % in 2023 (figuur 10, KPI 22)126.
Figuur 9: Handel van de EU met de rest van de wereld als aandeel van het bbp van de EU. | Figuur 10: De uitvoer van goederen en diensten als aandeel van de invoer van de rest van de wereld. |
Bronnen: Organisatie van de VN voor industriële ontwikkeling — Databank over de concurrentiepositie van de industrie; Databanken van de Wereldbank; Eurostat; Schattingen van de Europese Commissie. |
Deze trends ontstaan in het kader van bredere veranderingen in het wereldwijde handelslandschap. Hoewel er geen bewijs is voor een structurele deglobalisering, is het belang van de wereldhandel in verhouding tot het bbp sinds 2013 grotendeels gelijk gebleven. Dit wordt gedeeltelijk toegeschreven aan verschillende schokken, zoals de COVID-19-pandemie en de handelsspanningen tussen de VS en China. De afgelopen jaren hebben economische actoren over de hele wereld beleid ingevoerd om hun economische veiligheid en veerkracht te verbeteren (zie bijlage 2 over weerbaarheidsmaatregelen van geselecteerde mondiale spelers), wat heeft geleid tot een mondiale herconfiguratie van de toeleveringsketens. De toeleveringsketens van de EU zijn dynamische netwerken met een aanzienlijk aanpassingsvermogen ten aanzien van dit nieuwe wereldwijde landschap. Uit een recente analyse blijkt dat er aanwijzingen zijn voor een voortdurende herverdeling van de EU-invoer weg van niet-overeenkomstpartners127 naar landen binnen de EU (“reshoring”, d.w.z. terughalen), naburige overeenkomstpartners (“nearshoring”, d.w.z. dichterbij brengen) en niet-naburige overeenkomstpartners (“partnershoring”, d.w.z. partnerschap aangaan), met verschillende intensiteiten128. Dit heeft over het geheel genomen geleid tot een grotere diversificatie van de EU-invoer.
Handelsovereenkomsten en strategische partnerschappen bevorderen de toegang tot buitenlandse markten en creëren nieuwe investeringsmogelijkheden. Dit is van cruciaal belang gezien zowel de beperkingen van de binnenlandse productie van bepaalde goederen als de mogelijkheden voor EU-bedrijven om in het buitenland nieuwe wegen in te slaan. De Commissie heeft in de afgelopen vijf jaar 140 belemmeringen voor de EU-uitvoer in meer dan 40 landen weggenomen, waardoor alleen al in 2023 6,2 miljard EUR aan extra EU-uitvoer werd bewerkstelligd129.
Tegelijkertijd bestaan er aanzienlijke risico’s die voortvloeien uit toegenomen geopolitieke spanningen, oneerlijke handelspraktijken en strategische afhankelijkheden, waaraan een open economie als die van de EU is blootgesteld. Het feit dat er sprake is van een toename van de Chinese uitvoer tegen zeer concurrerende prijzen, in veel gevallen gefaciliteerd door staatssubsidies, zou ernstige schade kunnen toebrengen aan bepaalde segmenten van de productie in de EU. Daarom heeft de EU tarieven vastgesteld voor elektrische voertuigen uit China130. Bovendien heeft de EU een nieuwe verordening inzake buitenlandse subsidies ingevoerd en het kader voor het screenen van buitenlandse directe investeringen in strategische gebieden verscherpt. Bijlage 2 geeft inzicht in de weerbaarheidsmaatregelen van geselecteerde mondiale spelers131.
Uit de analyse van de externe kwetsbaarheid van de EU-economie blijkt dat de EU meer dan China, maar minder dan de VS, is blootgesteld aan kwetsbaarheden in de buitenlandse handel. Voor alle industriële producten geldt dat de index voor externe kwetsbaarheid (EXVI)132 van de EU op 0,22, die van China op 0,13 en die van de VS op 0,28 staat. In strategische toeleveringsketens zoals halfgeleiders, nettonultechnologieën en kritieke grondstoffen is de EU het meest kwetsbaar voor grondstoffen (0,28), wanneer vergeleken met halfgeleiders (0,22) en nettonultechnologieën (0,18). In vergelijking met haar belangrijkste handelspartners lijkt de EU in alle drie de specifieke toeleveringsketens kwetsbaarder voor externe factoren dan China. Vergeleken met de VS is de EU echter alleen kwetsbaarder in de toeleveringsketen van halfgeleiders. In het afgelopen decennium is de kwetsbaarheid van kritieke grondstoffen in de EU enigszins afgenomen, terwijl de kwetsbaarheden in de toeleveringsketens voor halfgeleiders en nettonultechnologieën relatief stabiel bleven, zoals in deel II van bijlage 1 wordt uiteengezet.
EU-bedrijven hebben gemeld dat het moeilijk is om toegang te krijgen tot bepaalde grondstoffen zoals staal, koper, fossiele brandstoffen, lithium enz., waarbij 37 % van de bedrijven dit een belangrijke belemmering noemt133. Andere belangrijke obstakels zijn de toegang tot halfgeleiders en microchips (23 %), alsook andere componenten, halffabricaten en apparatuur (27 %)134. Om de toegang tot kritieke grondstoffen te vergroten, heeft de EU 14 partnerschappen voor grondstoffen ondertekend, en er worden er nog meer voorbereid135. Met de Global Gateway136 blijft de EU de handelsbetrekkingen met groeipolen versterken en de toeleveringsketens op kritieke gebieden veiligstellen.
Conclusies
Dit verslag geeft een beeld van de sterke en zwakke punten van de EU-economie en haar concurrentievermogen. Het laat zien dat de integratie in de eengemaakte markt voortduurt, zij het inmiddels in een trager tempo. Hoewel de nalevingsachterstand wat is ingelopen, blijft er voor goederen en diensten sprake van te veel versnippering en is de administratieve last te hoog. Europa loopt het risico achter te blijven op het gebied van innovatie. De particuliere en publieke uitgaven voor O&O blijven lager dan die in andere landen. Bedrijven worstelen met het opschalen en de rol van durfkapitaal blijft veel kleiner dan in concurrerende economieën. De werkgelegenheid neemt toe, maar er is nog steeds een tekort aan geschoolde arbeidskrachten. De digitalisering vordert, zoals blijkt uit de invoering van digitale technologieën, maar nog niet in voldoende tempo. Het koolstofvrij maken van de industrie en energiesystemen en de stappen richting circulariteit boeken eveneens vooruitgang, maar moeten versnellen. De hoge energieprijzen hebben een negatieve invloed op het concurrentievermogen van Europa. Publieke en particuliere investeringen vinden niet altijd hun weg naar de meest veelbelovende technologieën en sectoren. Europa profiteert van het feit dat zij een zeer open economie heeft, maar strategische afhankelijkheden moeten zorgvuldig worden gemonitord.
Er zijn veel mogelijkheden om het concurrentievermogen van Europa op de lange termijn te versterken en de kracht en het potentieel van de eengemaakte markt van de EU volledig te benutten door de hier uiteengezette uitdagingen en belemmeringen resoluut aan te pakken. De moeilijkheden waarmee bedrijven te maken krijgen als zij willen opschalen, innoveren of hun productiviteit willen verhogen, moeten worden aangepakt. Aangezien veel van de concurrentiefactoren nauw met elkaar verbonden zijn, zal voor de bevordering van het concurrentievermogen en de welvaart van Europa een samenhangende en strategische aanpak nodig zijn, vooral tegen de uitdagende geopolitieke achtergrond.
Het jaarverslag over de eengemaakte markt en het concurrentievermogen zal het uitgangspunt vormen voor de politieke bespreking over concurrentievermogen en welvaart en als input dienen voor de volgende stappen aangaande beleidsmaatregelen. Dit verslag voorziet in een gezamenlijke diagnose en wijst op de beleidsprioriteiten voor het industriebeleid, met name voor de komende Clean Industrial Deal, en voor de eengemaakte markt, met name voor de op handen zijnde strategie voor de eengemaakte markt. In samenhang hiermee bakent het kompas voor concurrentievermogen het kader af voor toekomstige beleidsmaatregelen ter versterking van het Europese concurrentievermogen en de Europese groei. Bovendien zal dit verslag het uitgangspunt vormen voor de bespreking in de Europese Raad, de Raad Concurrentievermogen en het Europees Parlement, alsook met de lidstaten. Het kan eveneens als basis dienen voor nauwe samenwerking en dialoog met belanghebbenden, waaronder bedrijven. Het verslag zal input leveren voor de besprekingen over het Europees Semester en het instrument voor de coördinatie van het concurrentievermogen, alsmede over het fonds voor het concurrentievermogen en het volgende meerjarig financieel kader. Samengevat zorgt dit verslag voor een nauwlettend toezicht op het concurrentievermogen van Europa, zodanig dat de verschillende Europese actoren de vooruitgang kunnen volgen en op jaarbasis beleidsprioriteiten kunnen vaststellen.
1 Eurostat; US Energy Information Administration (EIA). Zie afdeling 3.3.
2 Voormalig premier Draghi, “The future of European competitiveness — A competitiveness strategy for Europe” (De toekomst van het Europese concurrentievermogen — Een strategie betreffende het concurrentievermogen van Europa). Deel A, blz. 2.
3 In plaats van via fusies, overnames of spin-offs van gevestigde bedrijven.
4 Voormalig premier Draghi, “The future of European competitiveness — A competitiveness strategy for Europe” (De toekomst van het Europese concurrentievermogen — Een strategie betreffende het concurrentievermogen van Europa). Deel A, blz. 10.
5 Voormalig premier Letta, “Much more than a Market” (“Veel meer dan een markt”).
6 Voormalig premier Draghi, “The future of European competitiveness — A competitiveness strategy for Europe” (De toekomst van het Europese concurrentievermogen — Een strategie betreffende het concurrentievermogen van Europa).
7 Voormalig premier Niinistö, “Enhancing the European Union’s Resilience for Future Uncertainties” (Het vergroten van de veerkracht van de Europese Unie ten aanzien van toekomstige onzekerheden).
8 Een voorbeeld van oproepen vanuit het bedrijfsleven is de Verklaring van Antwerpen voor een Europese industriële deal.
9 De editie van dit jaar van het verslag gaat uit van de 17+2 KPI’s van het jaarverslag over de eengemaakte markt en het concurrentievermogen van 2024 en wordt aangevuld met een beperkt aantal toevoegingen om de analyse te verdiepen op gebieden van cruciaal belang.
10 Mededeling “30 jaar eengemaakte markt”, COM(2023) 162).
11 In de conclusies van de Europese Raad van december 2022 werd de Commissie verzocht een strategie op EU-niveau te presenteren om het concurrentievermogen en de productiviteit te stimuleren.
12 Mededeling “Concurrentievermogen van de EU op de lange termijn:blik op de periode na 2030” (COM(2023) 168).
13 Europese Commissie, Scorebord van de eengemaakte markt.
14 Afgezien van het duidelijke prijseffect zijn er verschillende redenen die de handel binnen de EU mogelijk hebben belemmerd, waaronder de toenemende relevantie van mondiale waardeketens, geopolitieke spanningen, structurele veranderingen in de EU-economie zoals de achteruitgang van de productie en de opkomst van de dienstensector, het besluit van het Verenigd Koninkrijk om de EU te verlaten, en aanhoudende belemmeringen voor handel en investeringen, zoals niet-tarifaire belemmeringen en verschillen in regelgeving.
15 De Single Market Barriers Tracker is een instrument dat is ontwikkeld in het kader van de verordening tot oprichting van één digitale toegangspoort om gegevens te verzamelen over belemmeringen op de eengemaakte markt bij burgers en bedrijven: Single Market Barriers Tracker.
16 “Single Market — Compendium of obstacles — 13 Feb. 2024” (Eengemaakte markt — Compendium van obstakels — 13 februari 2024).
17 Eurochambres-enquête over de eengemaakte markt: “Overcoming obstacles, developing solutions” (Obstakels overwinnen, oplossingen ontwikkelen).
18 Territoriale beperkingen op leveringen zijn door particuliere leveranciers ingestelde belemmeringen in de toeleveringsketen, die gevolgen kunnen hebben voor detailhandelaren of groothandelaren. Deze kunnen ertoe leiden dat detailhandelaren of groothandelaren verhinderd of belemmerd worden bij de inkoop van goederen in een andere EU-lidstaat dan die waar zij gevestigd zijn, en/of hen verhinderen goederen te distribueren (d.w.z. door te verkopen) naar andere EU-lidstaten dan die waar zij gevestigd zijn.
19 Europese Commissie, “SMET report” (Verslag van de taskforce voor de handhaving van de eengemaakte markt).
20 “SMET report” (Verslag van de taskforce voor de handhaving van de eengemaakte markt).
21 Scorebord van de eengemaakte markt.
22 Scorebord van de eengemaakte markt. Het aantal aanhangige inbreukzaken is teruggedrongen, ondanks het feit dat er 25 % meer nieuwe zaken zijn ingeleid in vergelijking met de vorige verslagperiode (172, tegenover 138).
23 Europese Commissie — Scorebord van de eengemaakte markt.
24 Verordening inzake noodsituaties op de interne markt en veerkracht van de interne markt.
25 Scoreboard van de eengemaakte markt, “Toegang tot diensten en dienstenmarkten”.
26 Dit is voornamelijk te wijten aan de in afdeling 1.1 genoemde belemmeringen, zoals de reglementering voor beroepen en bedrijven die diensten mogen verlenen, uiteenlopende arbeids- en belastingwetgeving, complexe vereisten voor de verklaring van de detachering van werknemers en het bewijs van socialezekerheidsdekking.
27 ECB, Eurostat, de groei van de arbeidsproductiviteit in de EU in de dienstensector is lager dan in de productie-industrie (0,96 % versus 1,55 % in de periode 2010-2019). De groei van de arbeidsproductiviteit per uur in de dienstensector in de EU blijft ook achter bij die van de VS (groei van 3,8 % versus 12,4 % in de periode 2019-2024).
28 ECSIP-consortium, “Study on the relation between industry and services in terms of productivity and value creation” (Studie naar de relatie tussen industrie en diensten in termen van productiviteit en waardecreatie).
29 30 jaar eengemaakte markt — inventarisatie en vooruitblik; “Business Europe, Examples of Single Market barriers for businesses — 2023” (Business Europe, Voorbeelden van belemmeringen op de eengemaakte markt voor het bedrijfsleven — 2023).
30 De bouwsector vertegenwoordigt bijvoorbeeld 11 % van het bbp van de EU, maar slechts 1 % van de EU-handel in diensten. De arbeidsproductiviteit per uur in de bouw bedraagt ongeveer 35 EUR per uur, 30 % minder dan in de productie-industrie.
31 Databank met gereglementeerde beroepen.
32 “Measuring Prevalence and Labour Market Impacts of Occupational Regulation in the EU” (Meten van de prevalentie en de gevolgen van beroepsreglementering op de arbeidsmarkt in de EU).
33 Idem.
34 Europese Commissie, Single Market Scoreboard, “Barriers to accessing professional services markets” (Scorebord van de eengemaakte markt, “Belemmeringen voor de toegang tot de markten voor professionele diensten”); EU restrictiveness indicator (EURI) database (Databank met EU-beperkingsindicator).
35 Richtlijn betreffende de erkenning van beroepskwalificaties.
36 Databank met gereglementeerde beroepen.
37 Hoewel procedures voor automatische erkenning op basis van geharmoniseerde minimumopleidingseisen of op basis van beroepservaring voor specifieke beroepen en sectoren gelden, is hun reikwijdte in de praktijk te beperkt en blijven de procedures te vaak complex en traag.
38Voorstel van de Commissie van 13 november 2024 tot oprichting van een centraal digitaal aangifteportaal.
39 Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf — Postdiensten.
40 Batterijen: Verordening (EU) 2023/1542; machines: Verordening (EU) 2023/1230; persoonlijke beschermingsmiddelen: Verordening (EU) 2016/425.
41 Dit brengt bijzondere uitdagingen met zich mee voor de productveiligheid en het markttoezicht, aangezien ongeveer driekwart van de geïdentificeerde gevaarlijke producten in de EU afkomstig zijn van buiten de EU en niet voor alle consumptiegoederen de vereiste geldt dat er in de EU een verantwoordelijke persoon moet zijn die kan worden bereikt om corrigerende maatregelen te treffen. Dit heeft negatieve gevolgen voor het gelijke speelveld in de EU.
42 Verordening (EU) 2019/1020.
43 Verordening (EU) 2023/988.
44 Uit een onafhankelijke studie die in 2020 in opdracht van de Europese Commissie werd uitgevoerd, werd geschat dat als de territoriale beperkingen op leveringen zouden worden afgeschaft, consumenten tot 14,1 miljard EUR per jaar zouden kunnen besparen op hun aankopen van bepaalde producten.
45 Op 23 mei 2024 heeft de Commissie Mondelez een boete van 337,5 miljoen EUR opgelegd wegens het belemmeren van de grensoverschrijdende handel in chocolade, koekjes en koffieproducten. Eerder, in 2019, had de Commissie AB InBev een boete van 200 miljoen EUR opgelegd wegens het beperken van de grensoverschrijdende verkoop van bier.
46 Het EU-mededingingsrecht is alleen van toepassing wanneer de territoriale beperkingen op leveringen zijn opgenomen in concurrentieverstorende overeenkomsten of eenzijdig worden uitgevoerd door een marktdeelnemer met een machtspositie.
47 Het jaarlijkse werkprogramma van de Unie voor Europese normalisatie.
48 Herziening van Verordening (EU) nr. 1007/2011. Zo worden er bijvoorbeeld nieuwe vezels ontwikkeld, met een toenemende complexiteit en snelheid, en zijn nieuwe recyclingtechnologieën snel beschikbaar, waardoor een betere identificatie van de vezels vereist is, en zijn digitale etiketteringstechnologieën nu direct beschikbaar en betaalbaar.
49 EIB, Investeringsbelemmeringen in de EU.
50 Op een schaal van 1 tot 7, waarbij 1 staat voor zeer complex en 7 voor zeer gemakkelijk.
51 Ernst & Young, Europe Attractiveness Survey 2024.
52 Europese Commissie — Scorebord van de eengemaakte markt; UNCTAD.
53 Europese Investeringsbank, EIB Investment Survey 2024.
54 Zie bijvoorbeeld de Eurochambres-enquête over de eengemaakte markt van 2024, Overcoming obstacles, developing solutions.
55Het toepassingsgebied is onlangs uitgebreid met de verordening betreffende Europese datagovernance, de verordening betreffende kortetermijnverhuur van accommodatie, de verordening voor een nettonulindustrie, en de verordening kritieke grondstoffen. Er zijn lopende voorstellen om de richtlijn voor een kader voor Europese grensoverschrijdende verenigingen, de richtlijn inzake rijbewijzen en de richtlijn betreffende de onderbouwing en mededeling van expliciete milieuclaims op te nemen.
56 Richtlijn 2014/55/EU.
57 Effectbeoordeling met betrekking tot de verordening Interoperabel Europa.
58 “SME performance review” (Evaluatie van de prestaties van kmo’s).
59 OESO, Helping SMEs scale up (het opschalen van kleine en middelgrote ondernemingen).
60 Europese Commissie, SME Performance Review 2024 (Evaluatie van de prestaties van kmo’s 2024).
61 Kmo’s meldden de volgende zaken als hun meest dringende problemen (in de enquête konden zij er meerdere noemen): regelgevingsbelemmeringen of administratieve lasten (55 %), betalingsachterstanden (35 %), gebrek aan liquiditeit en toegang tot financiering (21 %), en vaardigheden, waaronder leidinggevende vaardigheden (17 %). Bron: Eurobarometer 486, Steunpakket voor kleine en middelgrote ondernemingen.
62 Flash Eurobarometer 549 over kmo’s, hulpbronnenefficiëntie en groene markten.
63 Enquête over toegang tot financiering voor ondernemingen (SAFE) 2023.
64 Europese Commissie, Voorbereidingen voor pre-toetredingshervormingen en -beleidsevaluaties.
65 Raad van de Europese Unie, Oekraïneplan.
66 Europese Commissie, Groeiplan voor de Westelijke Balkan, goedgekeurd op 8 november 2023.
67 Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie, “Patents, trade marks and startup finance”.
68 Sun, “Review of the Importance of Technology Company Valuation and Commonly Used Methods”, deel 189, blz. 30.
69 Eurostat, R&D expenditure.
70 Opmerking: De waarden van de mondiale tegenspelers dateren uit 2021: Wereldbank, Research and development expenditure (% of GDP) |Gegevens.
71 Europese Commissie — DG RTD, “Science, Research and Innovation Performance of the EU 2024” (Prestaties op het gebied van wetenschap, onderzoek en innovatie in de EU, 2024), blz. 83.
72 Europese Commissie — DG RTD & DG JRC, The EU Industrial R&D Investment Scoreboard (EU-scorebord voor investeringen in industrieel onderzoek en ontwikkeling).
73 Europese Commissie, Volgen van de innovatieprestaties van landen: De outputindicator voor innovatie 2023.
74 Voormalig premier Draghi, “The future of European competitiveness – A competitiveness strategy for Europe” (De toekomst van het Europese concurrentievermogen — Een strategie betreffende het concurrentievermogen van Europa), deel B, blz. 244.
75 European Commission, Strategic Insights into the EU’s Advanced Manufacturing Industry, Report (2024) (Europese Commissie, Strategische inzichten in de geavanceerde productie-industrie van de EU, Verslag (2024)).
76 Voormalig premier Draghi, “The future of European competitiveness — A competitiveness strategy for Europe” (De toekomst van het Europese concurrentievermogen — Een strategie betreffende het concurrentievermogen van Europa).
77 Europese Commissie, verslagen over het digitale decennium.
78 Als gevolg van een wijziging van de definitie zijn het deel van KPI 16 dat gegevensanalyse meet in 2023 en big data in 2020, niet volledig vergelijkbaar.
79Statista, ICT global market share worldwide 2023 (Aandeel in de ICT-wereldmarkt per land, 2023).
80 Europese Commissie, DG JRC, The geography of EU green and digital inventions and their knowledge sources (De geografie van groene en digitale uitvindingen in de EU en hun kennisbronnen), 2023.
81 Eurostat, “Digitalisation in Europe — 2024 edition” (Digitalisering in Europa — editie 2024).
82 Internationale Federatie voor Robotica, Global Robot Density in Factories Doubled in Seven Years (De wereldwijde robotdichtheid in fabrieken is in zeven jaar verdubbeld).
83 Onderzoeksdienst van het Europees Parlement, AI investment:EU and global indicators (AI-investeringen: EU- en mondiale indicatoren).
84 Doelstelling vastgelegd in het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten.
85 Eurostat, Werkgelegenheid en activiteit naar geslacht en leeftijd — jaargegevens.
86 OESO, Labour force participation rate (Participatiegraad).
87 OESO, PISA 2022 Results (Resultaten PISA 2022).
88 Europese Commissie, Digitale vaardigheden en banen.
89 “Employment and social developments in Europe 2023 — Publications Office of the EU” (Werkgelegenheid en sociale ontwikkelingen in Europa 2023 — Bureau voor publicaties van de Europese Unie).
90 Eurostat, “Digitalisation in Europe — 2024 edition” (Digitalisering in Europa — editie 2024).
91 Europees Jaar van de Vaardigheden — Strategieën voor tekorten aan vaardigheden, aanwervings- en retentiestrategieën in kleine en middelgrote ondernemingen (september 2023). Verslag (september 2023) | Europese Commissie (europa.eu).
92 Eurostat, ICT specialists in employment (ICT-specialisten met beroepsactiviteit).
93 Europese Commissie, Ameco-databank.
94 Productieve investeringen worden hier gedefinieerd als de bruto-investeringen in vaste activa minus investeringen in woningen.
95 Opmerking: Een deel van deze spaartegoeden zal via de portefeuilletoewijzing van banken en andere financiële intermediairs bijdragen aan bedrijfsbeleggingen.
96 Opmerking: De reeks indicatoren van de Commissie over de kapitaalmarktenunie bevat gedetailleerde indicatoren die de ontwikkelingen op de kapitaalmarkten helpen volgen. “List of indicators to monitor progress towards the CMU objectives” (Lijst van indicatoren om de voortgang in de richting van de KMU-doelstellingen te monitoren).
97 Europese Investeringsbank (EIB), The scale-up gap.
98 Voormalig premier Draghi, “The future of European competitiveness – A competitiveness strategy for Europe” (De toekomst van het Europese concurrentievermogen — Een strategie betreffende het concurrentievermogen van Europa), deel B, blz. 1.
99 Verdelingsvermogensrekeningen van de ECB; Economische gegevens van de Amerikaanse Federal Reserve.
100Voormalig premier Letta, “Much more than a Market” (“Veel meer dan een markt”), blz. 11.
101 Statista, “Foreign direct investment from Europe into the United States from 2000 to 2023” (Buitenlandse directe investeringen vanuit Europa in de Verenigde Staten van 2000 tot 2023).
102 Voormalig premier Draghi, “The future of European competitiveness – A competitiveness strategy for Europe” (De toekomst van het Europese concurrentievermogen — Een strategie betreffende het concurrentievermogen van Europa), deel B, blz. 236.
103 In 2023 zullen de EU-begroting en NextGenerationEU in totaal 38 % van hun middelen besteden aan klimaatrelevante maatregelen en 19 % aan de digitale prioriteiten van de EU.
104 Europese Commissie, Recovery and Resilience Scoreboard (Scorebord voor herstel en veerkracht).
105 Niveaus van technologische paraatheid zijn een maatstaf voor de maturiteit van een technologie, waarbij 1 de laagste maturiteit is (basisonderzoek) en 9 de hoogste maturiteit is (klaar voor lancering/operationeel).
106 Europese Commissie, Scorebord van de eengemaakte markt.
107 Elektriciteit als aandeel van het bruto-eindverbruik van energie.
108 Eurostat; Europese Commissie — DG GROW.
109 International Aluminium Institute.
110 Eurostat; het Amerikaanse agentschap voor informatie over energie (Energy Information Administration — EIA), het Britse Ministerie van energiezekerheid en energieneutraliteit (DESNZ) en het Internationaal Energieagentschap (IEA).
111 Zie de nationale cijfers voor KPI 17 in bijlage 1 bij dit verslag.
112 Ernst & Young, “EY Europe Attractiveness Survey June 2024” (Enquête over de aantrekkingskracht van Europa, EY, juni 2024).
113Verbruiksschijf IC van de EU = middelgrote industriële verbruikers met een jaarlijks verbruik tussen 500 MWh en 2 000 MWh. Verbruiksschijf ID van de EU = grote industriële verbruikers met een jaarlijks verbruik tussen 2 000 MWh en 20 000 MWh.
114 Statistische energiegegevensbladen voor de EU-landen.
115 EU-emissiehandelssysteem.
116 Er wordt momenteel onderhandeld over de herziene energiebelastingrichtlijn van de EU.
117 Eurostat, Energy statistics (Energiestatistieken).
118 Europese Commissie, Werkdocument van de diensten van de Commissie bij de mededeling over de klimaatdoelstelling voor Europa voor 2040.
119 Europese Commissie — DG RTD — Octrooistatistieken tonen aan dat EU-bedrijven 29 % van de octrooien op het gebied van schone energie en 24 % van de octrooien op het gebied van energie-efficiëntie genereren.
120 Internationaal Energieagentschap, Energy Technology Perspectives, 2024. Verslag vermeldt 2 biljoen USD, omgerekend eind 2024.
121 Europese Rekenkamer, speciaal verslag:Circulaire economie — Trage overgang van de lidstaten ondanks EU-maatregelen.
122 Eurostat, “Material flows and resource productivity” (Materiaalstromen en hulpbronnenproductiviteit).
123 Europees Milieuagentschap, De materiële voetafdruk van Europa.
124127Europese Commissie, Informatiesysteem voor grondstoffen.
125 Eurostat — Internationale handel in goederen (ext_go); Internationale handel in diensten (ext_ser).
126 Organisatie van de VN voor industriële ontwikkeling — Databank over de concurrentiepositie van de industrie; Databanken van de Wereldbank; Eurostat; Schattingen van de Europese Commissie.
127 Tot de “overeenkomstpartners” behoren derde landen waarmee de EU handelsovereenkomsten (al dan niet voorlopig toegepast) of partnerschappen op het gebied van grondstoffen deelt, of die ondertekenaars zijn van de gezamenlijke verklaring inzake samenwerking op het gebied van wereldwijde toeleveringsketens uit 2022. De overige derde landen worden beschouwd als “niet-overeenkomstpartners” (waaronder bijvoorbeeld Rusland en China).
128 R. Arjona, W. Connell, C. Herghelegiu (2024): “Supply Chain Tectonics: Empirics on how the EU is plotting its path through global trade fragmentation”, Europese Commissie, Single Market Economics Papers 28.
129 Europese Commissie, De uitvoering en de handhaving van het handelsbeleid van de EU.
130 EU-tarieven op de invoer van elektrische voertuigen op batterijen uit China.
131 Deze bijlage schetst de mondiale context van de handel en toeleveringsketens en beschrijft de door de VS, het VK, China, Japan, India, Canada, Australië, Zuid-Korea, Singapore en Taiwan genomen weerbaarheidsmaatregelen.
132 Analyse uitgevoerd via de nieuwe index voor externe kwetsbaarheid (EXVI) van de Europese Commissie, een samengestelde indicator die is ontworpen om de externe kwetsbaarheid van producten, sectoren, toeleveringsketens en de totale economie te beoordelen. Het geeft de kwetsbaarheid van de economie aan voor externe schokken met een score van 0 (lage kwetsbaarheid) tot 1 (hoge kwetsbaarheid). De index is gebaseerd op twee pijlers: de eerste pijler is gericht op de risico’s van buitenlandse afhankelijkheid, waarbij de concentratie van handelsstromen en de afhankelijkheid van buitenlandse markten worden onderzocht, terwijl bij de tweede pijler de risico’s van een zwakke positie op de wereldmarkt aan bod komen, waarbij de sterke en zwakke punten van de concurrentie worden beoordeeld aan de hand van prijsverschillen en relatieve comparatieve voordelen.
133 Europese Investeringsbank, EIB Investment Survey.
134 Europese Investeringsbank, https://www.eib.org/en/publications/20240179-navigating-supply-chain-disruptions.
135Europese Commissie, “Raw materials diplomacy” (Grondstoffendiplomatie).
136Europese Commissie, Global Gateway.
NL NL