Artikelen bij COM(1996)355 - Sluiting van de Overeenkomst inzake de visserij tussen de EG en Estland

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Artikel 1

De Overeenkomst inzake de visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Estland wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van de Overeenkomst is aan deze verordening gehecht.

Artikel 2

De Voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de personen aan te wijzen die bevoegd zijn de Overeenkomst te ondertekenen teneinde daardoor de Gemeenschap te binden.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.


Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.


OVEREENKOMST inzake de visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Estland

DE EUROPESE GEMEENSCHAP,

hierna de 'Gemeenschap' te noemen, en

DE REPUBLIEK ESTLAND,

hierna 'Estland' te noemen,

beide hierna 'Partijen' te noemen,

GEZIEN de nauwe betrekkingen tussen de Gemeenschap en Estland, met name in het kader van de Europa-Overeenkomst tussen de Gemeenschap en Estland en van de op 5 juli 1993 te Brussel ondertekende Overeenkomst inzake de visserij tussen de Gemeenschap en Estland, en de gemeenschappelijke wens om deze betrekkingen te intensiveren;

OVERWEGENDE dat het Koninkrijk Zweden en de Republiek Finland op 1 januari 1995 tot de Gemeenschap zijn toegetreden;

OVERWEGENDE dat de visserijovereenkomsten die het Koninkrijk Zweden, op 24 februari 1993, en de Regering van de Republiek Finland, op 21 januari 1994, met de Regering van de Republiek Estland hebben gesloten, thans door de Gemeenschap worden beheerd;

GEZIEN hun gemeenschappelijke wens om deze overeenkomsten te vervangen door één nieuwe overeenkomst tussen Estland en de Gemeenschap zoals samengesteld op 1 januari 1995;

GEZIEN hun gemeenschappelijke wens om de instandhouding en het rationele beheer van de visbestanden in hun kustwateren te waarborgen;

GELET OP de bepalingen van het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 1982;

BEVESTIGEND dat de kuststaten bij de uitbreiding van de gebieden waarin de visbestanden onder hun jurisdictie vallen en bij de uitoefening van hun soevereine rechten in die wateren met het oog op de exploratie, de exploitatie, de instandhouding en het beheer van deze visbestanden, moeten handelen op grond van en in overeenstemming met de beginselen van het internationale recht;

GELET OP het feit dat Estland een exclusieve economische zone heeft ingevoerd waarbinnen het soevereine rechten uitoefent wat betreft de exploratie, de exploitatie, de instandhouding en het beheer van de natuurlijke hulpbronnen en dat de Gemeenschap is overeengekomen dat voor de visserijzones van haar Lid-Staten (hierna 'de visserijzone van de Gemeenschap' te noemen) de 200-mijlsgrens geldt en dat voor de uitoefening van de visserij in dit gebied de bepalingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid van toepassing zijn;

REKENING HOUDENDE met het feit dat een gedeelte van de visbestanden in de Oostzee bestaat uit gezamenlijke bestanden of sterk onderling afhankelijke bestanden die worden geëxploiteerd door vissers van beide Partijen en dat een efficiënte instandhouding en een rationeel beheer van deze bestanden daarom alleen mogelijk is door samenwerking tussen de Partijen in de betrokken internationale organisaties en met name de Internationale Visserijcommissie voor de Oostzee (IBSFC);

GELET OP de uitkomst van de Conferentie van de Verenigde Naties over de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden, alsmede op de Gedragscode voor een verantwoorde visserij;

VERLANGENDE hun samenwerking voor de instandhouding, de rationele exploitatie en het beheer van alle betrokken visbestanden in de bevoegde internationale visserijorganisaties voort te zetten;

GELET OP deze samenwerking voor de instandhouding, het beheer, de exploratie en de exploitatie van de visbestanden, op het belang van wetenschappelijk onderzoek voor de instandhouding, de rationele exploitatie en het beheer van de bestanden, en geleid door de wens deze samenwerking te intensiveren;

OVERWEGENDE het belang van beide Partijen bij de visserij in de visserijzone van de andere Partij in de Oostzee;

VASTBESLOTEN met het oog op de ontwikkeling van de sector nauwer samen te werken op visserijgebied, met name via de bevordering van gemengde vennootschappen en tijdelijke samenwerkingsverbanden van het bedrijfsleven;

ERVAN OVERTUIGD dat deze nieuwe vorm van samenwerking de modernisering en de omschakeling van de vloot van Estland en de herstructurering van de vloot van de Gemeenschap in de hand zal werken;

VERLANGENDE de bepalingen en de voorwaarden vast te stellen die de wederzijdse visserijbetrekkingen beheersen, en de richting voor de verdere ontwikkeling van de samenwerking aan te geven,

KOMEN ALS VOLGT OVEREEN:

Artikel 1

Partijen werken samen met het oog op de instandhouding en een rationeel beheer van de visbestanden in de visserijzones van beide Partijen en de daaraan grenzende gebieden. Partijen streven hetzij rechtstreeks, hetzij via de betrokken regionale organisaties naar overeenstemming met derde partijen over maatregelen voor de instandhouding en een rationeel gebruik van deze bestanden, met inbegrip van maatregelen ten aanzien van de totaal toegestane vangst en de toewijzing daarvan.

Artikel 2

Elke Partij verleent de vissersvaartuigen van de andere Partij toegang tot de visserij in haar visserijzone in de Oostzee, buiten de twaalfmijlszone gemeten vanaf de basislijnen voor de vaststelling van de territoriale zee, volgens de hierna vermelde bepalingen.

Artikel 3

1. Elke Partij bepaalt, zo nodig, jaarlijks voor zijn visserijzone in de Oostzee, onder voorbehoud van aanpassingen in verband met onvoorziene omstandigheden, uitgaande van een rationeel beheer van de levende rijkdommen van de zee:

a) de totaal toegestane vangst per bestand of groep van bestanden en baseert zich daarbij op de beste wetenschappelijke informatie waarover zij beschikt, de onderlinge afhankelijkheid van de bestanden, de werkzaamheden van de betrokken internationale organisaties en andere relevante factoren;

b) na passend overleg, de toe te wijzen hoeveelheden voor de vissersvaartuigen van de Partijen en streeft daarbij naar een wederzijds bevredigend evenwicht in de betrekkingen op visserijgebied;

c) de regelingen voor de wederzijdse toegang tot de visserij in het kader van regelingen voor het beheer van gezamenlijke bestanden.

2. Elke Partij treft de overige maatregelen die zij nodig acht voor de instandhouding van de visbestanden of het herstel daarvan tot een niveau waarbij de maximale duurzame vangst kan worden behaald. Bij de vaststelling van dergelijke maatregelen en bij alle verdere maatregelen in het kader van de jaarlijkse bepaling van de vangstmogelijkheden dient ervoor te worden gezorgd dat de uitoefening van de in het kader van deze Overeenkomst toegekende visserijrechten niet in gevaar wordt gebracht.

Artikel 4

Het staat Estland vrij extra vangstmogelijkheden in zijn exclusieve economische zone te verlenen in ruil voor een financiële vergoeding van de Gemeenschap. Deze vergoeding wordt door Estland ter bevordering van de ontwikkeling van zijn visserijsector gebruikt, en wel zo dat de belangen van de Gemeenschap niet worden geschaad.

Artikel 5

1. Partijen bevorderen de totstandbrenging van gemengde vennootschappen in de visserijsector tussen bedrijven uit de Gemeenschap en uit Estland.

2. Estland bevordert de totstandkoming en de handhaving van een gunstig en stabiel klimaat voor de totstandbrenging en de werking van dergelijke gemengde vennootschappen.

Daartoe neemt Estland met name maatregelen voor de bevordering en de bescherming van investeringen die alle bedrijven uit de Gemeenschap welke deelnemen in dergelijke gemengde vennootschappen waarborgen dat zij niet worden gediscrimineerd en eerlijk en billijk worden behandeld. Dit houdt onder andere het recht in om de zeevisserij te beoefenen.

3. Partijen komen overeen overleg te plegen over de meest geschikte manier om de totstandkoming van dergelijke gemengde vennootschappen van Estse en communautaire reders voor de gezamenlijke exploitatie van visbestanden in de visserijzone van Estland te stimuleren in het kader van een regeling waarbij de Gemeenschap financiële ondersteuning en Estland vangstmogelijkheden, bovenop die als bedoeld in de artikelen 3 en 4, verleent.

Artikel 6

Elke Partij kan eisen dat vissersvaartuigen van de andere Partij die de visserij uitoefenen in haar visserijzone in het bezit dienen te zijn van een vergunning. De grenzen waarbinnen deze vergunningen worden afgegeven worden in overleg tussen de Partijen bepaald. De bevoegde autoriteiten van elke Partij verstrekken de andere Partij tijdig de naam, het registratienummer en andere relevante gegevens over de vissersvaartuigen die de visserij mogen uitoefenen binnen de visserijzone van de andere Partij. Laatstgenoemde Partij verstrekt vervolgens vergunningen binnen de overeengekomen grenzen.

Artikel 7

1. Elke Partij neemt in overeenstemming met haar wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat haar vaartuigen zich houden aan de instandhoudingsmaatregelen en aan alle andere bepalingen en voorwaarden, voorschriften en regels die de andere Partij voor de uitoefening van de visserij in haar visserijzone heeft vastgesteld.

2. Elke Partij kan, met inachtneming van het internationale recht, in haar visserijzone de maatregelen nemen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de instandhoudingsmaatregelen en de andere bepalingen, voorwaarden, voorschriften en regels worden nageleefd.

3. Elke Partij stelt de andere Partij tijdig en op passende wijze in kennis van maatregelen of voorwaarden voor de uitoefening van de visserij in haar visserijzone, en van de wijzigingen daarvan.

4. De maatregelen die elke Partij neemt met het oog op de instandhouding van de visbestanden, moeten worden gebaseerd op objectieve en wetenschappelijke criteria en mogen noch in feite, noch in rechte discriminatie inhouden van de andere Partij.

Artikel 8

Partijen aanvaarden dat hun vaartuigen in de visserijzone van de andere Partij worden geïnspecteerd door de ter zake bevoegde instanties van de andere Partij. Zij verlenen hun medewerking aan dergelijke inspecties om de naleving van de in artikel 7 bedoelde maatregelen, bepalingen, voorwaarden, voorschriften en regels te verifiëren.

Artikel 9

De bevoegde instanties van een Partij die een vissersvaartuig van de andere Partij aanhouden of in beslag nemen, stellen de bevoegde instanties van deze laatste langs diplomatieke weg onverwijld in kennis van de verdere actie die wordt ondernomen.

De bevoegde instanties van elke Partij spannen zich in om de vrijlating van de vaartuigen die zijn aangehouden of in beslag genomen wegens overtreding van de instandhoudingsmaatregelen of andere visserijvoorschriften, alsmede van de bemanningen, tegen betaling door de reders of hun vertegenwoordiger van een op grond van de toepasselijke wetgeving vastgestelde redelijke borgsom of verstrekking van een andere zekerheid, te bespoedigen.

Artikel 10

Partijen komen overeen informatie van wetenschappelijke en technische aard over de ontwikkelingen in hun visserijsector, betreffende onder meer de gevangen hoeveelheden en de bestemming ervan, uit te wisselen.

Artikel 11

1. Partijen werken samen bij het verrichten van wetenschappelijk onderzoek dat noodzakelijk is voor de instandhouding en de rationele exploitatie van de visbestanden in hun visserijzones, bij het nemen van monsters en het verzamelen van biologische en statistische gegevens, betreffende onder meer de gevangen hoeveelheden, de geleverde visserij-inspanningen en het gebruik van verschillende vistuigtypes, alsmede bij de exploratie van nieuwe doelsoorten en visgronden en bij de beoordeling van de mogelijkheden voor gezamenlijke exploitatie.

2. Partijen moedigen samenwerking op het gebied van onderzoek en hun beider belangen betreffende visserijaangelegenheden aan. Uitwisselingen van wetenschappelijk onderzoekers en visserijdeskundigen zullen deel uitmaken van in onderling overleg vastgestelde programma's.

Artikel 12

1. Partijen werken hetzij bilateraal, hetzij in het kader van de ter zake bevoegde internationale organisaties samen, onder meer in de vorm van wetenschappelijk onderzoek, met het oog op de instandhouding, de rationele exploitatie en een doeltreffend beheer van de visbestanden in de visserijzone van elke Partij en in die van derde landen waar hun vissersvaartuigen de visserij beoefenen. Partijen plegen met elkaar overleg over hun belangen betreffende aangelegenheden die in het kader van de betrokken internationale organisaties worden behandeld.

2. Partijen werken samen bij het uitoefenen van de rechten en het nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit het internationaal recht, met het oog op de coördinatie van de instandhouding, de rationele exploitatie en een doeltreffend beheer van de visbestanden in de Noordatlantische Oceaan en de Oostzee.

Artikel 13

1. Met het oog op de instandhouding van de anadrome vissoorten verbinden Partijen zich tot de naleving van de relevante beginselen en bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 1982, en met name artikel 66 daarvan.

2. Daartoe werken Partijen samen, hetzij bilateraal, hetzij in het kader van de ter zake bevoegde internationale organisaties, met name de IBSFC.

Artikel 14

1. Partijen plegen overleg over kwesties in verband met de uitvoering en het functioneren van deze Overeenkomst.

2. Bij geschillen over de interpretatie of de toepassing van deze Overeenkomst wordt overleg gepleegd tussen Partijen.

Artikel 15

Geen enkele bepaling in deze Overeenkomst is van enigerlei invloed op het standpunt van Partijen met betrekking tot vraagstukken inzake het zeerecht.

Artikel 16

Deze overeenkomst laat onverlet de afbakening van de exclusieve economische zones of visserijzones tussen Estland en de Lid-Staten van de Europese Economische Gemeenschap.

Artikel 17

Deze Overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op de gebieden waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap geldt onder de in dat Verdrag neergelegde voorwaarden en, anderzijds, op het grondgebied van de Republiek Estland.

Artikel 18

Deze Overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de Partijen elkaar ervan kennis geven dat de hiertoe vereiste procedures zijn voltooid.

Op die datum vervangt zij de visserijovereenkomsten welke de Gemeenschap, op 5 juli 1993, de Regering van de Republiek Finland, op 21 januari 1994, en het Koninkrijk Zweden, op 24 februari 1993, met de Republiek Estland hebben gesloten.

Artikel 19

Deze Overeenkomst blijft van kracht voor een eerste periode van tien jaar na de datum van inwerkingtreding. Als de Overeenkomst niet door een der Partijen wordt beëindigd door opzegging ten minste negen maanden voor het verstrijken van deze periode, wordt zij telkens met periodes van drie jaar verlengd, tenzij ten minste negen maanden voor het verstrijken van een dergelijke periode een kennisgeving van opzegging is gedaan.

Deze Overeenkomst wordt opgesteld in twee exemplaren in de Spaanse, de Deense, de Duitse, de Griekse, de Engelse, de Franse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Finse, de Zweedse en de Estse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.


Voor de Europese Economische Gemeenschap

Voor de Republiek Estland