Artikelen bij COM(1999)296 - Energierendementseisen voor voorschakelapparaten voor fluorescentielampen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Artikel 1

Deze richtlijn is van toepassing op nieuwe, voor aansluiting op het elektriciteitsnet bestemde voorschakelapparaten voor fluorescentielampen, als omschreven in bijlage I, hierna 'voorschakelapparaten' genoemd.

Zij geldt evenwel niet voor voorschakelapparaten die bestemd zijn voor uitvoer uit de Gemeenschap, hetzij als losse onderdelen, hetzij als onderdelen van verlichtingsarmaturen.

Artikel 2

1. De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de onder deze richtlijn vallende voorschakelapparaten slechts in de Gemeenschap in de handel gebracht en in gebruik genomen kunnen worden wanneer het opgenomen vermogen voor het voorschakelapparaat in kwestie niet hoger is dan de toegestane maximumwaarde van het opgenomen vermogen voor zijn categorie, berekend overeenkomstig de procedure van bijlage I.

2. De fabrikant van een voorschakelapparaat dat onder deze richtlijn valt, zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde vertegenwoordiger of degene die verantwoordelijk is voor het op de communautaire markt brengen van het betreffende apparaat, dient erop toe te zien dat elk voorschakelapparaat dat op de markt wordt gebracht, aan de in lid 1 bedoelde eis voldoet.

Artikel 3

1. De lidstaten verbieden, beperken noch belemmeren op hun grondgebied het in de handel brengen of in gebruik nemen van voorschakelapparaten waarop de CE-markering, die aangeeft dat deze apparaten aan alle bepalingen van deze richtlijn voldoen, is aangebracht.

2. Tenzij het tegendeel wordt bewezen gaan de lidstaten uit van het vermoeden dat voorschakelapparaten die van de krachtens artikel 5 vereiste CE-markering zijn voorzien, aan alle voorschriften van deze richtlijn voldoen.

3. (a) Indien voorschakelapparaten met betrekking tot andere aspecten onder andere richtlijnen vallen die voorzien in het aanbrengen van de CE-markering, geeft deze markering aan dat, tenzij het tegendeel wordt bewezen, deze apparaten geacht worden ook aan de voorschriften van deze andere richtlijnen te voldoen.

(b) Indien echter in een of meer van deze richtlijnen gedurende een overgangsperiode de fabrikant de keuze van de toe te passen regeling wordt gelaten, geeft de CE-markering alleen aan dat aan de voorschriften van de door de fabrikant toegepaste richtlijnen is voldaan. In dat geval moeten de in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakte referenties van de toegepaste richtlijnen worden vermeld op de door deze richtlijnen vereiste documenten, handleidingen of gebruiksaanwijzingen die bij de voorschakeltoestellen zijn gevoegd.

(c) Wanneer voorschakelapparaten hetzij als losse onderdelen, hetzij als onderdelen van verlichtingsarmaturen uit de Gemeenschap worden uitgevoerd, dient dit door de fabrikant, zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde vertegenwoordiger of degene die verantwoordelijk is voor het op de communautaire markt brengen van de betreffende apparaten, duidelijk te worden vermeld in de documenten, handleidingen of gebruiksaanwijzingen die bij de voorschakeltoestellen zijn gevoegd.

Artikel 4

De overeenstemmingsbeoordelingsprocedures en de verplichtingen met betrekking tot de CE-markering op voorschakelapparaten zijn beschreven in bijlage II.

Artikel 5

1. Wanneer voorschakelapparaten in de handel worden gebracht, moeten zij zijn voorzien van de CE-markering. Deze bestaat uit de beginletters CE. De vorm van de te gebruiken markering is aangegeven in bijlage III. De CE-markering wordt zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar op de voorschakelapparaten en, in voorkomend geval, op de verpakking aangebracht.

2. Op voorschakelapparaten mogen geen markeringen worden aangebracht die derden kunnen misleiden omtrent de betekenis en de grafische vorm van de CE-markering. Op apparaten, verpakkingen, gebruiksaanwijzingen of andere documenten mogen andere markeringen worden aangebracht op voorwaarde dat de zichtbaarheid en de leesbaarheid van de CE-markering niet worden verminderd.

Artikel 6

1. Wanneer een lidstaat vaststelt dat de CE-markering ten onrechte is aangebracht, is de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde vertegenwoordiger verplicht om onder de door deze lidstaat gestelde voorwaarden het product in overeenstemming te brengen met de richtlijn en aan de overtreding een einde te maken. Indien noch de fabrikant noch zijn gemachtigde vertegenwoordiger in de Gemeenschap is gevestigd, moet degene die verantwoordelijk is voor het op de communautaire markt brengen van het voorschakelapparaat, aan die verplichting voldoen.

2. Indien de tekortkoming blijft bestaan, treft de lidstaat overeenkomstig artikel 7 alle nodige maatregelen om het in de handel brengen van het bewuste product te beperken of te verbieden dan wel het uit de handel te laten nemen.

Artikel 7

1. Elk besluit dat uit hoofde van deze richtlijn wordt genomen en tot gevolg heeft dat beperkingen worden opgelegd aan het in de handel brengen van voorschakelapparaten, moet nauwkeurig worden gemotiveerd. Van dit besluit wordt onverwijld kennis gegeven aan de betrokkenen, met vermelding van de mogelijkheden van beroep krachtens de in die lidstaat geldende wetgeving en van de termijnen binnen welke dat beroep moet worden ingesteld.

2. De lidstaat stelt de Commissie onverwijld in kennis van een dergelijke maatregel en licht zijn besluit toe. De Commissie deelt deze informatie aan de andere lidstaten mee.

Artikel 8

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen worden aangenomen en bekendgemaakt om binnen één jaar na de aanneming van deze richtlijn aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan dadelijk in kennis.

Zij passen deze bepalingen toe na afloop van een termijn van één jaar te rekenen vanaf de datum van aanneming van deze richtlijn.

In de bepalingen die de lidstaten aannemen, dan wel bij de officiële bekendmaking ervan, wordt naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden door de lidstaten vastgesteld.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

3. Gedurende één jaar na de aanneming van deze richtlijn staan de lidstaten het in de handel brengen toe van voorschakelapparaten die voldoen aan de voorwaarden die op de datum van aanneming van deze richtlijn op hun grondgebied van toepassing waren.

Artikel 9

1. Vier jaar na de aanneming van deze richtlijn gaat de tweede reeks van toegestane maximumwaarden van het opgenomen vermogen, als gedefinieerd in bijlage IA, in.

2. Binnen een termijn van vier jaar na de aanneming van deze richtlijn evalueert de Commissie de behaalde resultaten en vergelijkt die met de verwachte resultaten. Met het oog op de overgang naar een derde fase van rendementsverhoging, onderzoekt de Commissie dan in overleg met de betrokken partijen of het nodig is een derde reeks van toegestane maximumwaarden van het opgenomen vermogen vast te stellen om het rendement van voorschakelapparaten aanmerkelijk te verbeteren. In dat geval worden de rendementsniveaus en de datum van inwerkingtreding ervan zo bepaald dat zij in het licht van de dan heersende omstandigheden economisch en technisch gerechtvaardigd zijn. Ook andere maatregelen ter verbetering van het energierendement van voorschakelapparaten kunnen dan in overweging worden genomen.

Artikel 10

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 11

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.