Artikelen bij COM(1999)565 - Instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in werkgelegenheid en beroep - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(1999)565 - Instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in werkgelegenheid en beroep. |
---|---|
document | COM(1999)565 |
datum | 27 november 2000 |
Inhoudsopgave
- HOOFDSTUK I - ALGEMENE BEPALINGEN
- Artikel 1 - Doel
- Artikel 3 - Materiële werkingssfeer
- Artikel 4 - Wezenlijke beroepskwalificaties
- Artikel 5 - Rechtvaardiging van verschillen in behandeling op leeftijdsgronden
- Artikel 6 - Positieve acties
- Artikel 7 - Minimumvereisten
- HOOFDSTUK II - RECHTSMIDDELEN EN RECHTSHANDHAVING
- Artikel 8 - Verdediging van rechten
- Artikel 9 - Bewijslast
- Artikel 10 - Slachtoffering
- Artikel 11 - Verspreiding van informatie
- Artikel 12 - Sociale dialoog
- HOOFDSTUK III - SLOTBEPALINGEN
- Artikel 13 - Naleving van de richtlijn De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor zorg te dragen dat
- Artikel 14 - Sancties
- Artikel 15 - Tenuitvoerlegging
- Artikel 16 - Verslag
- Artikel 17 - Inwerkingtreding
- Artikel 18 - Adressaten
HOOFDSTUK I - ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 - Doel
1. Voor de doeleinden van deze richtlijn betekent het beginsel van gelijke behandeling dat er tussen personen wegens ook maar één van de in artikel 1 genoemde gronden geen enkele vorm van directe of indirecte discriminatie mag bestaan.
2. Voor de doeleinden van lid 1 is er:
a) 'directe discriminatie', wanneer iemand wegens één van de in artikel 1 genoemde gronden ongunstiger dan een ander wordt, is of zou worden behandeld;
b) 'indirecte discriminatie', wanneer een ogenschijnlijk neutrale bepaling of praktijk of een ogenschijnlijk neutraal criterium een schadelijke weerslag heeft op een persoon of op personen op wie een in artikel 1 genoemde grond van toepassing is, tenzij die bepaling of praktijk of dat criterium objectief door een legitiem doel wordt gerechtvaardigd en de middelen om dat doel te verwezenlijken, gepast en nodig zijn.
3. Seksuele intimidatie van een persoon welke verband houdt met een van de in artikel 1 genoemde discriminatieredenen en die tot doel of tot gevolg heeft een intimiderende, vijandige, agressieve of storende omgeving te creëren, wordt als discriminatie in de zin van lid 1 beschouwd.
4. Teneinde de naleving van het beginsel van gelijke behandeling voor gehandicapten te waarborgen, worden waar nodig, redelijke maatregelen genomen om die personen de mogelijkheid te verschaffen toegang tot werk te hebben, in werk te participeren en daarin bevorderd te worden, tenzij dit vereiste onbillijke gevolgen meebrengt.
Artikel 3 - Materiële werkingssfeer
a) op de voorwaarden voor toegang tot werkgelegenheid, tot als zelfstandige uitgeoefende activiteiten en tot een beroep, met inbegrip van de selectie- en aanstellingscriteria, ongeacht de sector of tak van activiteit en op alle niveaus van de beroepshiërarchie, met inbegrip van bevorderingskansen;
b) op de toegang tot alle vormen en alle niveaus van beroepsoriëntatie, beroepsopleiding, hogere beroepsopleiding en omscholing;
c) op werkgelegenheid en arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van ontslag en salariëring;
d) op het lidmaatschap van of de betrokkenheid bij een organisatie van werknemers of werkgevers of enige andere organisatie waarvan de leden een specifiek beroep uitoefenen, en op de voordelen welke door die organisaties worden geboden.
Artikel 4 - Wezenlijke beroepskwalificaties
2. Lidstaten mogen bepalen dat, in het geval van publieke of particuliere organisaties die zich rechtstreeks en hoofdzakelijk op het gebied van het geven van begeleiding op het stuk van religie of geloof bewegen in verband met onderwijs, informatie en de uiting van overtuigingen, en voor de specifieke beroepsactiviteiten binnen deze organisaties die rechtstreeks en hoofdzakelijk met dit doel verband houden, een verschil in behandeling dat op een met religie of geloof verband houdend kenmerk berust, geen discriminatie vormt, indien een dergelijk kenmerk vanwege de aard van deze activiteiten een wezenlijke beroepskwalificatie vormt.
Artikel 5 - Rechtvaardiging van verschillen in behandeling op leeftijdsgronden
a) het verbod op de toegang tot werk of de vaststelling van bijzondere arbeidsvoorwaarden ter bescherming van jongeren en van oudere werknemers;
b) de vaststelling van een minimumleeftijd als een voorwaarde om voor pensionering of invaliditeitsuitkeringen in aanmerking te komen;
c) de vaststelling van verschillende leeftijden voor werknemers of voor groepen of categorieën werknemers voor het recht op pensionering of op invaliditeitsuitkeringen op grond van lichamelijke of geestelijke beroepsvereisten;
d) de vaststelling van een maximumleeftijd voor aanwerving welke is gebaseerd op de opleidingeisen voor de betrokken functie of op de noodzaak van een aan pensionering voorafgaand redelijk aantal arbeidsjaren;
e) de vaststelling van vereisten betreffende de duur van de beroepservaring;
f) de vaststelling van leeftijdsgrenzen die voor de verwezenlijking van legitieme arbeidsmarktdoelstellingen gepast en nodig zijn.
Artikel 6 - Positieve acties
Artikel 7 - Minimumvereisten
2. De tenuitvoerlegging van deze richtlijn vormt in geen enkele omstandigheid een reden voor de verlaging van het in de lidstaten reeds bestaande niveau van bescherming tegen discriminatie op de door de richtlijn bestreken terreinen.
HOOFDSTUK II - RECHTSMIDDELEN EN RECHTSHANDHAVING
Artikel 8 - Verdediging van rechten
2. De lidstaten dragen ervoor zorg dat verenigingen, organisaties en andere rechtspersonen ten behoeve van de klager of klaagster met zijn, respectievelijk haar toestemming daarvoor met het oog op de handhaving van de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen gerechtelijke en/of administratieve procedures kunnen aanspannen.
Artikel 9 - Bewijslast
2. Lid 1 belet de lidstaten niet voor de eiser gunstiger regels in te voeren.
3. Lid 1 is niet van toepassing op strafrechtelijke procedures, tenzij de lidstaten anders bepalen.
4. De leden 1, 2 en 3 zijn van toepassing op alle gerechtelijke procedures overeenkomstig artikel 8, lid 2.
Artikel 10 - Slachtoffering
Artikel 11 - Verspreiding van informatie
2. De lidstaten dragen ervoor zorg ervoor dat de bevoegde overheidsinstanties op gepaste wijze over alle uit hoofde van deze richtlijn genomen nationale maatregelen worden ingelicht.
Artikel 12 - Sociale dialoog
2. De lidstaten moedigen de werkgevers en werknemers aan om op het geëigende niveau, waaronder dat van de onderneming, overeenkomsten te sluiten die antidiscriminatieregels behelzen op de in artikel 3 genoemde gebieden die binnen de werkingssfeer van collectieve onderhandelingen vallen. Deze overeenkomsten moeten de onderhavige richtlijn en de relevante nationale maatregelen eerbiedigen.
HOOFDSTUK III - SLOTBEPALINGEN
Artikel 13 - Naleving van de richtlijn De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor zorg te dragen dat
b) alle met het beginsel van gelijke behandeling in strijd zijnde bepalingen in collectieve overeenkomsten, in individuele arbeidsovereenkomsten, in arbeidsreglementen van ondernemingen of in regels die de onafhankelijke beroepsactiviteiten, beroepen of werkgevers- en werknemersorganisaties beheersen, nietig worden verklaard of worden gewijzigd.
Artikel 14 - Sancties
De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op de in artikel 15 genoemde datum van de desbetreffende bepalingen in kennis en delen haar alle latere wijzigingen ervan zo spoedig mogelijk mee.
Artikel 15 - Tenuitvoerlegging
Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.