Artikelen bij COM(2010)598 - Gewijzigde begroting nr. 10 bij de begroting 2010, Afdeling III - Commissie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


1. Inleiding 5

2. hogere ramingen van de ontvangsten 5

2.1. Herziening van de eigen middelen 5

2.2. Overige ontvangsten 6

3. Vermindering van de betalingskredieten 6

3.1. Rubriek 1a Concurrentiekracht ter bevordering van groei en werkgelegenheid 7

3.2. Rubriek 1b Cohesie voor groei en werkgelegenheid 7

3.3. Rubriek 2 Behoud en beheer van de natuurlijke hulpbronnen 7

3.4. Rubriek 4 De EU als mondiale partner 8

4. Wijzigingen in rubriek 1a 11

4.1. Opvoering van een nieuw begrotingsonderdeel 11

4.2. Verlaging vastleggingskredieten 12

5. Instandhouding en beheer van natuurlijke hulpbronnen 13

5.1. Lagere ramingen voor landbouwuitgaven 13

5.2. Reserve voor visserijovereenkomsten 14

5.3. EU-actieprogramma voor klimaatverandering 14

6. Europese scholen van het type II 14

6.1 Inleiding 14

6.2 Belangrijkste stappen in het hervormingsproces 15

6.3 EU-bijdrage en verzoek voor 2010 16

6.4 Herkomst van de kredieten 17

7. Overzichtstabel per rubriek van het financieel kader 19

De wijzigingen in de staat van ontvangsten en uitgaven per afdeling zijn beschikbaar via (http://eur-lex.europa.eu/budget/www/index-en.htm). Ter informatie is een Engelse versie van de wijzigingen in deze staat per afdeling als budgettaire bijlage bijgevoegd.

1. Inleiding

Dit ontwerp van gewijzigde begroting (OGB) nr. 10 voor 2010 heeft betrekking op het volgende:

- een netto opwaartse bijstelling van de geraamde ontvangsten (466 miljoen EUR) na de herziening van de raming van eigen middelen en andere ontvangsten;

- een verlaging van de betalingskredieten in begrotingsonderdelen voor de rubrieken 1a, 1b, 2 en 4 (755,6 miljoen EUR), nadat rekening is gehouden met de voorgestelde herschikkingen in het kader van de zogenaamde 'globale overschrijving', waarbij de betalingen over de begrotingsonderdelen opnieuw in evenwicht worden gebracht om rekening te houden met de tot dusver geboekte vooruitgang bij de uitvoering van de begroting;

- de invoering van een nieuwe begrotingspost 06 04 14 04 voor de financiering van projecten op het vlak van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie in het kader van het Europees economisch herstelplan;

- een verlaging van de vastleggingskredieten ten belope van 15 miljoen EUR voor sommige maatregelen voor rubriek 1a;

- een verlaging van de vastleggings- en betalingskredieten ten belope van 330 miljoen EUR bij rubriek 2 voor begrotingsartikel 05 02 03 Restituties voor niet in bijlage I genoemde producten en voor begrotingsartikel 05 02 12 Melk en zuivelproducten, en een verdere vermindering met 28 miljoen EUR vastleggingskredieten en 5 miljoen EUR betalingskredieten van de reserve;

- de opvoering van begrotingspost 26 01 51 31 EU-bijdrage voor de zogeheten Europese scholen van het type II. Het bedrag van 4,83 miljoen EUR in vastleggings- en betalingskredieten voor 2010 zal beschikbaar worden dankzij een herschikking binnen beleidsterrein 26 Administratie van de Commissie.

In totaal resulteren de wijzigingen op het vlak van de uitgaven in een vermindering van 373 miljoen EUR vastleggingskredieten en 1 090,6 miljoen EUR betalingskredieten.

2. HOGERE RAMINGEN VAN DE ONTVANGSTEN

2.1. Herziening van de eigen middelen

Overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van 22 mei 2000, heeft de Commissie de raming van de ontvangsten aan eigen middelen herzien. Deze herziening heeft in het bijzonder betrekking op de saldi van de btw (belasting over de toegevoegde waarde) en het bni (bruto nationaal inkomen), alsmede op de traditionele eigen middelen.

Wat betreft de btw- en bni-saldi van de eigen middelen en op basis van de beschikbare informatie stelt de Commissie voor een bedrag van -627,9 miljoen EUR op te nemen. Deze verlaging heeft betrekking op de hoofdstukken 31 en 32 van de ontvangstenzijde van de begroting.

Op dit moment hebben de berekeningen met betrekking tot de saldi van de lidstaten nog steeds een voorlopig karakter, als gevolg van de verificatie van de bni- en btw-gegevens die thans plaatsvindt. De Commissie kan in de loop van deze OGB-procedure de cijfers dus nog herzien.

De Commissie stelt ook voor de traditionele eigen middelen (TEM) in hoofdstuk 12 van de ontvangsten met 100 miljoen EUR te verlagen. Indien door de nieuwe gegevens voor het laatste kwartaal van het jaar deze raming aanzienlijk moet worden gewijzigd, zal de Commissie haar cijfers in de loop van de begrotingsprocedure herzien.

2.2. Overige ontvangsten

Gezien de bedragen die dit jaar al zijn ontvangen of waarschijnlijk worden ontvangen, wordt voorgesteld om de oorspronkelijke raming te verhogen met een nettobedrag van 1 194 miljoen EUR. In de onderstaande tabel zijn de cijfers voor de betreffende ontvangsten vermeld:

Ontvangsten | Begroting 2010 | OGB 10/2010 | Nieuw bedrag |

6 6 0 1 - Andere bijdragen en terugbetalingen zonder specifieke bestemming | 30 000 000 | 30 000 000 | 60 000 000 |

7 0 0 0 - Invorderbare rente wegens te late overmakingen op de rekeningen bij de schatkisten van de lidstaten | 5 000 000 | 8 000 000 | 13 000 000 |

7 0 1 - Achterstandsrente en andere rente op boeten | 15 000 000 | 161 000 000 | 176 000 000 |

7 1 0 - Geldboeten, dwangsommen en andere sancties | 100 000 000 | 995 000 000 | 1 095 000 000 |

Totaal | 150 000 000 | 1 194 000 000 | 1 344 000 000 |

3. Vermindering van de betalingskredieten

De Commissie stelt voor het niveau van de betalingskredieten voor bepaalde begrotingsonderdelen aan te passen om deze beter af te stemmen op de laatste ramingen van de behoeften, waarbij wordt uitgegaan van de veronderstelling dat de door de Commissie in het kader van de zogeheten globale overschrijving (DEC 53/2010) afzonderlijk aangevraagde herschikking van betalingskredieten tussen begrotingsonderdelen door de begrotingsautoriteit zal worden aanvaard. De voorgestelde verlaging van de betalingskredieten bedraagt 755,6 miljoen EUR. In de onderstaande afdelingen wordt toelichting verstrekt bij de voorgestelde verlagingen van het niveau van de betalingskredieten voor de desbetreffende zeventien begrotingsonderdelen.

3.1. Rubriek 1a Concurrentiekracht ter bevordering van groei en werkgelegenheid

06 04 14 01 - Energieprojecten ter ondersteuning van het economisch herstel — Energienetwerken (-34 miljoen EUR)

Tegen de verwachtingen in hebben sommige begunstigden geen beroep gedaan op voorfinanciering, omdat aan bepaalde voorwaarden niet was voldaan, zoals bankgaranties, milieuvergunningen of een formeel investeringsbesluit. Bijgevolg vallen de voor voorfinancieringen vereiste middelen lager uit dan verwacht. Deze vertraging was reeds onder de aandacht gebracht in de informatienota van juni in het kader van het waarschuwingssysteem en zal geen gevolgen hebben voor de algemene tenuitvoerlegging van het herstelplan.

3.2. Rubriek 1b Cohesie voor groei en werkgelegenheid

19 08 02 02 - Grensoverschrijdende samenwerking (CBC) bijdrage uit rubriek 1b (-18,1 miljoen EUR)

De lager uitgevallen betalingsbehoeften voor de CBC-programma's in het kader van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI) zijn het gevolg van het feit dat de voltooiing van de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen en de ondertekening van de subsidieovereenkomsten veel meer tijd hebben gevergd dan oorspronkelijk gepland. Dit is weer veroorzaakt door de complexiteit van de CBC-programma's (deelname van verschillende landen, betrokkenheid van het gemengd monitoringcomité (JMC) bij het selectieproces, het politieke karakter van de CBC-programma's) en het innovatieve karakter van de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen (de standaardprocedures van de praktijkgids inzake contractprocedures voor externe acties van de EG zijn grotendeels aangepast aan de specifieke behoeften van de deelnemende landen).

3.3. Rubriek 2 Behoud en beheer van de natuurlijke hulpbronnen

05 04 02 01 - Voltooiing van het EOGFL, afdeling Oriëntatie - Regio’s van doelstelling 1 (2000-2006) (-345,4 miljoen EUR)

Wat betreft het EOGFL, afdeling Oriëntatie, was het voorontwerp van begroting 2010 gebaseerd op de veronderstelling dat de afsluiting van de programma's in 2009 van start zou gaan en dat de betalingen zouden oplopen tot 50% van de nog betaalbaar te stellen vastleggingen. Weliswaar is de afsluiting van de programma's reeds in 2010 van start gegaan, maar de lidstaten zijn pas begonnen afsluitingsdocumenten in te dienen toen de in de verordening vastgestelde uiterste termijn bijna was verstreken (31 maart 2010 voor 40 programma's, 30 september 2010 voor 106 andere programma's, waarbij de einddatum van de subsidiabiliteit met een termijn van zes maanden is verlengd). Onder deze omstandigheden is de raming van de betalingsbehoeften voor de rest van het jaar voor doelstelling 1 met een bedrag van 345,4 miljoen EUR neerwaarts herzien.

11 06 12 - Europees Visserijfonds (EVF) – Convergentiedoelstelling (-85,7 miljoen EUR) en 11 06 13 - Europees Visserijfonds (EVF) – Gebieden die niet onder de convergentiedoelstelling vallen (-26,9 miljoen EUR)

De beheers- en controlesystemen voor de operationele programma's die bijna 40% van het EVF vertegenwoordigen, moeten nog steeds worden goedgekeurd en voor deze programma's kunnen geen tussentijdse betalingen worden verricht. Voorts vallen de tussentijdse betalingen voor sommige operationele programma's waarbij de uitvoering op het terrein vertraging heeft opgelopen, lager uit dan oorspronkelijk gepland. Daarnaast wordt verwacht dat verscheidene kostendeclaraties pas zeer laat op het einde van het jaar zullen worden ingediend – te laat om de betaling in 2010 te verwerken. Ten slotte hebben problemen bij de tenuitvoerlegging van tot as 1 behorende maatregelen (voor de aanpassing van de vissersvloot van de Unie), in het bijzonder met betrekking tot de naleving van de EVF-bepalingen voor overheidssteun voor de tijdelijke en permanente stopzetting van de activiteiten in sommige lidstaten, ertoe geleid dat de desbetreffende tussentijdse betalingen zijn onderbroken.

40 02 41 - Reserve voor visserijovereenkomsten (-13 miljoen EUR)

De reserve 40 02 41 omvat kredieten voor de nieuwe visserijovereenkomsten die mogelijk gesloten zullen worden met bepaalde derde landen. Er zullen voor 31 december 2010 echter geen nieuwe overeenkomsten in werking treden. Daarom zijn de beschikbare betalingskredieten van 13 miljoen EUR niet nodig. Dit resulteert ook in een daling van de vastleggingskredieten met 13 miljoen EUR, hetgeen in afdeling 5.2 wordt gememoreerd.

3.4. Rubriek 4 De EU als mondiale partner

Artikel 04 - 06 01 - Instrument voor pretoetredingssteun (IPA) — Ontwikkeling van het menselijk potentieel (-19 miljoen EUR)

Bij de opstelling van de begroting 2010 zijn de bij begrotingsartikel 04 06 01 opgenomen betalingskredieten berekend met het oog op een vlotte tenuitvoerlegging van IPA afdeling IV (operationeel programma voor de ontwikkeling van het menselijk potentieel), waarbij in aanmerking is genomen dat de overdracht van beheer in de kandidaat-lidstaten veel langer duurde dan oorspronkelijk gepland. Voorts werd ook de N+3-regel in aanmerking genomen (artikel 166 van het Financieel Reglement), hetgeen ertoe kan leiden dat middelen reeds eind 2010 voor Turkije en in 2011 voor Kroatië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (FYROM) worden geannuleerd.

Voor Turkije en FYROM geldt evenwel dat de uitgaven die door de eindbegunstigden zijn verricht en betaald en door de nationale ordonnateur zijn gecertificeerd, nog steeds ver beneden de ramingen zullen liggen.

In Turkije duurden de voorbereidingen voor de erkenning en overdracht van gedecentraliseerd beheer door de Turkse autoriteiten veel langer dan de termijn die de Turkse autoriteiten bij aanvang hadden voorzien. Bijgevolg is het besluit van de Commissie betreffende de overdracht van gedecentraliseerd beheer slechts in augustus 2009 vastgesteld en is de financieringsovereenkomst voor het operationele programma voor de ontwikkeling van het menselijk potentieel voor Turkije slechts in september 2009 afgesloten. De vertraging die zich heeft voorgedaan bij de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, is dus ook opgetreden bij de betalingen.

Voor FYROM gaat het om dezelfde oorzaken. De gereedheid van de acties die met middelen van het operationele programma voor de ontwikkeling van het menselijk potentieel moeten worden gefinancierd, blijft onvoldoende wegens ontoereikende administratieve capaciteit. In het eerste kwartaal van 2010 is er weliswaar vooruitgang geboekt bij de opbouw van de administratieve capaciteit, maar dit is ontoereikend om de verloren tijd en de niet-besteding van de beschikbare middelen te compenseren.

Post 05 05 01 01 - Pretoetredingsinstrument SAPARD — Afronding van het programma (2000-2006) (-78 miljoen EUR)

In december 2009 zijn de aanvragen ingediend voor het eindsaldo van de drie SAPARD-programma's (Kroatië, Roemenië en Bulgarije). Uit de lopende afsluitingsprocedures blijkt dat geen nieuwe betalingen noodzakelijk zijn en dat de afsluiting zal resulteren in terugvorderingen die wellicht in 2011 zullen worden afgehandeld. Bijgevolg worden de in de begroting 2010 opgenomen betalingskredieten ten belope van 78 miljoen EUR niet benut.

De verklaring voor deze situatie ligt in het feit dat de betalingsbehoeften voor 2010 zijn berekend op basis van nog betaalbaar te stellen vastleggingen tijdens de begrotingsopmaak begin 2009. De onderbreking van de betalingen in de periode juni 2008 – september 2009 en de extra controles die volgden op de tenuitvoerlegging van de actieplannen door beide begunstigde landen (Roemenië en Bulgarije) hadden evenwel tot gevolg dat het totaalbedrag waarvoor contracten waren afgesloten, aanzienlijk lager was dan de vastleggingen in de begroting. De extra controles hadden ook tot gevolg van de omvang van de betalingen lager uitviel dan de bedragen van de door de begunstigden ingediende betalingsverzoeken.

07 02 04 - Voorbereidende actie — Milieumonitoring van het Zwarte-Zeebekken en een gemeenschappelijk Europees kaderprogramma voor de ontwikkeling van de Zwarte-Zeeregio (-1,7 miljoen EUR)

Deze voorbereidende actie was goedgekeurd in het kader van de begroting 2010 en de Commissie heeft aangegeven dat de goedgekeurde kredieten niet volledig benut zouden moeten worden om de doelstelling van de actie te bereiken. Rekening houdend met de vereiste om op bestaande projecten en resultaten van het vorige proefproject voort te bouwen en overlappingen met lopende of reeds geplande activiteiten te vermijden, en met de absorptiecapaciteit van eventuele uitvoerende organisaties in de regio, schat de Commissie dat voor eventuele activiteiten in 2010 niet meer dan 500 000 EUR nodig zal zijn.

Het door de Commissie vastgestelde financieringsbesluit (Besluit C (2010)5759 van 25.8.2010) voorziet in de uitvoering van de voorbereidende actie door toekenning van subsidies aan de Zwarte-Zeecommissie en de OESO. Verwacht wordt dat de subsidie-overeenkomsten in november 2010 ondertekend zullen worden en de voorfinancieringen voor een bedrag van maximum 300 000 EUR in december 2010 tot stand zullen komen. Het resterende bedrag aan betalingskredieten (1,7 miljoen EUR) is derhalve niet nodig.

13 05 01 01 - Pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid (ISPA) — Voltooiing van andere vroegere projecten (2000-2006) (-3,7 miljoen EUR)

Het begrotingsonderdeel heeft betrekking op de voltooiing van de ISPA-pretoetredingssteun voor Bulgarije, Roemenië en Kroatië. In het geval van Bulgarije en Roemenië wordt ISPA beheerd in het kader van een gedeeld beheer tussen de Commissie en het ontvangend land, in het kader van de verordening die van toepassing is op het Cohesiefonds. Op verzoek van Bulgarije en Roemenië kan een uitbreiding van de subsidiabiliteitsperiode van projecten door de Commissie worden verleend (mededeling van de Commissie SEC(2010) 405 van 19 april 2010 met betrekking tot de richtsnoeren voor het afsluiten van projecten in het kader van het Cohesiefonds en ISPA). Er zal niet dus niet worden verzocht om de betalingen die bij het opstellen van de begroting in 2010 waren verwacht. Zij zullen worden uitgesteld (aangezien de uitbreidingen van de subsidiabiliteit per project worden vastgesteld, kan de subsidiabiliteit thans tot in december 2012 gelden). Voorts hadden talrijke projecten met vertragingen te kampen bij hun uitvoering, grotendeels als gevolg van problemen met openbare aanbestedingen. Na overleg met de betrokken lidstaten zijn de geraamde betalingskredieten voor 2010 met 7,7 miljoen EUR verminderd waarbij wordt voorgesteld een deel ervan (4 miljoen EUR) te benutten voor de globale overschrijving, terwijl het resterende bedrag (3,7 miljoen EUR) in deze gewijzigde begroting is opgenomen.

19 09 02 - Voorbereidende maatregel — Samenwerking met landen met een middeninkomen in Latijns-Amerika (-1,9 miljoen EUR)

Betalingsprognoses in het kader van dit begrotingsonderdeel hebben betrekking op vier lopende financieringsovereenkomsten, Uruguay (plus MERCOSUR-project), Colombia en Nicaragua (Panama-project). Het volledige bedrag van 3,5 miljoen EUR voor de actie was reeds in de voorbije jaren aanbesteed en verwacht wordt dat vóór het einde van het jaar 1,1 miljoen EUR wordt uitbetaald. Het resterende bedrag van 1,9 miljoen EUR is bijgevolg niet nodig in 2010.

19 10 01 03 - Voorbereidende acties — Handels- en wetenschappelijke uitwisselingen met China (-2,5 miljoen EUR)

De combinatie van de aard van de actie en de aanvankelijke moeilijkheden bij de uitvoering van de drie contracten met betrekking tot de oprichting van European Business and Technology Centres in India (EBTC) hebben geleid tot een daling van de betalingsbehoeften. Slechts twee betalingen voor een totaalbedrag van 1,6 miljoen EUR zullen in 2010 nog worden uitgevoerd.

20 02 01 — Buitenlandse handelsbetrekkingen, met inbegrip van de toegang tot de markt van derde landen (-2 miljoen EUR)

Dit begrotingsonderdeel heeft betrekking op initiatieven die verband houden met de nieuwe multilaterale handelsbesprekingen en het EU-beleid voor buitenlandse handel, bijstand bij de tenuitvoerlegging van bestaande handelsovereenkomsten, activiteiten in verband met de markttoegangsstrategie van de EU, bevordering van eerlijke handelspraktijken en het beheer van het SIGL-systeem ( Système intégré de gestion de licences — geïntegreerd systeem voor de administratie van invoervergunningen). Sommige openbare aanbestedingen worden momenteel afgesloten (met betrekking tot de werking en de evaluatie van de databank markttoegang, evaluatie van het TDI (Trade Defence Instrument - handelsbeschermingsinstrument) en de evaluatie achteraf van het handelshoofdstuk van de associatieovereenkomst tussen de EU en Chili); verwacht wordt dat zij eind 2010 ondertekend zullen worden. Bijgevolg zullen de verwachte resultaten van deze contracten en de overeenkomstige betalingen pas in 2011 tot stand komen.

21 04 01 - Milieu en duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van energie (-14 miljoen EUR)

Het bestedingspercentage van het Wereldfonds voor energie-efficiency en hernieuwbare energie (Geeref) valt trager uit dan oorspronkelijk gepland. Dit is voornamelijk toe te schrijven aan de wereldwijde financiële crisis die de investeringsfondsen in het algemeen heeft getroffen. Derhalve moet de betaling van de tranche 2010 van de bijdrage uit de EU-begroting aan het Geeref tot 2011 worden uitgesteld.

21 05 01 07 - Voorbereidende actie voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van armoedegerelateerde, tropische en verwaarloosde ziekten (-1,5 miljoen EUR)

Naar aanleiding van een herziening van de oorspronkelijke raming van december 2009. Het opzetten van een nieuwe maatregel op het vlak van onderzoek en ontwikkeling vereiste passende deskundigheid en technisch overleg met de Wereldgezondheidsorganisatie, alsook de herziening van de ontwerpvoorstellen. Aangezien dit proces zeer tijdrovend is, zal de nieuwe vastlegging naar verwachting eind dit jaar worden vastgesteld, waarbij de desbetreffende voorfinanciering in 2011 wordt gepland.

22 02 01 - Bijstand voor het overgangsproces en institutionele opbouw aan toekomstige kandidaat-lidstaten (-54,6 miljoen EUR)

Bij het opstellen van de betalingsprognoses voor Turkije in de ontwerpbegroting 2010 kon geen rekening worden gehouden met bepaalde moeilijkheden, zoals de noodzaak voor wijzigingen aan het technisch ontwerp van sommige ingediende voorstellen, de extra tijd die nodig was voor het opstellen van het aanbestedingsdossier voor een aantal projecten, alsook de beperkte capaciteit van administratieve structuren (gebrek aan specifiek personeel) en extra onvoorziene werklast voor het Turkse uitvoeringsorgaan voor onderdeel I (Bijstand voor het overgangsproces en institutionele opbouw).

22 02 02 - Bijstand voor het overgangsproces en institutionele opbouw aan toekomstige kandidaat-lidstaten (-53,5 miljoen EUR)

Sommige projecten in het kader van de nationale programma's van het Instrument voor pretoetredingssteun (IPA) 2007 hebben vertraging opgelopen en moesten worden verlengd als gevolg van de onvoorziene complexiteit en wijzigingen aan het technisch ontwerp. De sluiting van contracten en de uitvoering door de nationale autoriteiten verliepen trager dan verwacht, hetgeen de voortgang bij de uitbetaling heeft belemmerd.

Als gevolg van de duur van sommige specifieke nationale procedures heeft de ondertekening van de financieringsovereenkomsten voor IPA 2008 en 2009 in sommige landen enkele maanden vertraging opgelopen. Dit resulteerde in een kettingreactie en heeft de geplande afsluitingen/betalingen vooruitgeschoven. Politieke problemen en een ontoereikende gereedheid hebben ook tot gevolg gehad dat projecten met internationale financiële instellingen met een aanzienlijke termijn zijn uitgesteld.

4. Wijzigingen in rubriek 1a

4.1. Opvoering van een nieuw begrotingsonderdeel

In mei 2010 heeft de Commissie voorgesteld om Verordening (EG) nr. 663/2009 te wijzigen om de niet-vastgelegde middelen van hoofdstuk II van de EERP-verordening te benutten voor de oprichting van een specifiek financieringsinstrument ter ondersteuning van initiatieven op het gebied van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie.

De financieringsregeling moet dienen ter ondersteuning van rendabele projecten op het gebied van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie en ter bevordering van de financiering van investeringen op dat gebied, met name in stedelijke omgevingen. Om een groot aantal gespreide investeringen aan te moedigen, zijn de begunstigden gemeentelijke, lokale en regionale autoriteiten. Overeenkomstig de EERP-verordening blijft de regeling beperkt tot de financiering van maatregelen met een snelle, meetbare en substantiële impact op het economische herstel in de EU, een hogere energiezekerheid en de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen.

Dit voorstel is volledig in overeenstemming met de in overweging 7 van de EERP-verordening bedoelde verklaring van de Commissie, waarin zij haar voornemen kenbaar maakt om maatregelen voor te stellen die het mogelijk maken niet-vastgelegde middelen te herbestemmen voor de financiering van projecten op het gebied van energie-efficiëntie en energie uit hernieuwbare bronnen.

De voorgestelde wijzigingsverordening wordt momenteel besproken door het Europees Parlement en de Raad.

Derhalve stelt de Commissie voor een nieuw begrotingsonderdeel 06 04 14 04 - Energieprojecten ter ondersteuning van het economisch herstel - energie-efficiëntie en hernieuwbare energie op te voeren.

4.2. Verlaging vastleggingskredieten

Tegelijkertijd worden de beschikbare vastleggingskredieten op de volgende begrotingsonderdelen van rubriek 1a verlaagd:

Begrotingspost | Bedrag (in miljoen EUR) | Uitleg |

01 04 09 01 Europees Investeringsfonds — Terbeschikkingstelling van de te storten bedragen van het geplaatste kapitaal | -0,99 | De kapitaalverhoging van het Europees Investeringsfonds is dit jaar tot stand gekomen door de betaling van de laatste tranche. De niet-bestede kredieten kunnen dus beschikbaar worden gesteld. |

02 03 03 01 Europees Chemicaliënagentschap — Bijdrage titels 1 en 2 | -4,4 | De bijdrage uit de EU-begroting 2010 voor het Europees Chemicaliënagentschap zal niet volledig worden benut, aangezien het agentschap sneller dan verwacht over de vergoedingsontvangsten uit het REACH-registratieproces kan beschikken. |

02 03 03 02 Europees Chemicaliënagentschap — Bijdrage titel 3 | -2,65 |

09 02 04 01 Orgaan de Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) — Bijdrage titels 1 en 2 | -2,1 | De goedkeuring van de personeelsformatie voor het BEREC vergde meer tijd dan oorspronkelijk gepland (gewijzigde begroting nr. 3/2010 is uiteindelijk goedgekeurd op 7 september 2010). De oprichting van het agentschap, en in het bijzonder de indiensttreding, liep derhalve vertraging op. Deze vertraging heeft tot gevolg dat de op deze begrotingsposten beschikbare kredieten niet volledig kunnen worden benut. |

09 02 04 02 Orgaan de Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) — Bijdrage titel 3 | -0,86 |

14 04 02 Douane 2013 | -2,0 | De op deze begrotingsposten beschikbare kredieten zullen in 2010 niet volledig worden besteed, aangezien de kosten voor externe IT-activiteiten lager uitvallen dan was geraamd. |

14 05 03 Fiscalis 2013 | -2,0 |

Totaal | 15,0 |

5. INSTANDHOUDING EN BEHEER VAN NATUURLIJKE HULPBRONNEN

5.1. Lagere ramingen voor landbouwuitgaven

De toestand op de zuivelmarkt is aanzienlijk verbeterd sedert de opstelling van de begroting 2010 en een totaalbedrag van 280 miljoen EUR vastleggings- en betalingskredieten zal niet worden benut op het begrotingsartikel 05 02 12 Melk en zuivelproducten, aangezien de behoefte voor marktinterventies sterk is afgenomen. Derhalve wordt voorgesteld de kredieten (vastleggingen en betalingen) als volgt te verminderen:

05 02 12 01 Restituties voor melk en zuivelproducten -210 miljoen EUR

05 02 12 02 Interventie in de vorm van opslag van mageremelkpoeder -20 miljoen EUR

05 02 12 04 Interventie in de vorm van opslag van boter en room -50 miljoen EUR

Deze verlaging past binnen de algemene ontwikkeling van deze drie begrotingsonderdelen. In de begroting 2009 bedroeg het niveau van de kredieten voor deze drie begrotingsonderdelen (die overeenstemmen met uitvoerrestituties en opslag) 26 miljoen EUR. Wegens de melkcrisis van vorig jaar werd een beroep gedaan op de interventiemaatregelen en zijn de begrotingsonderdelen versterkt. Met de definitieve implementatie in 2009 was een bedrag gemoeid van 268 miljoen EUR. In de begroting 2010 ging de Commissie uiterst behoedzaam tewerk om ervoor te zorgen dat zij de crisis zou kunnen aanpakken indien deze bleef aanhouden. De op de begroting voorziene middelen voor deze onderdelen bedroegen 560 miljoen EUR – een stijging ten opzichte van het bestedingsniveau 2009. Gelukkig is de toestand van de zuivelmarkt aanzienlijk verbeterd. De uitvoerrestituties zijn eind 2009 stopgezet en de voorraden worden thans behoedzaam door de Commissie verkocht. De prijs van verse melk is aanzienlijk gestegen en de prijs voor zuivelproducten zoals boter of melkpoeder ligt aanzienlijk boven het interventieniveau. Dit verklaart waarom een aanzienlijk deel van de begroting 2010 naar verwachting niet zal worden besteed.

Het bedrag voor de specifieke melkactie van begroting 2010 (300 miljoen EUR) waarover op de bemiddelingsbijeenkomst overeenstemming is bereikt, is ten uitvoer gelegd.

Naast het bedrag van 280 miljoen EUR bij artikel 05 02 12 wordt ervan uitgegaan dat een bedrag van 50 miljoen EUR vastleggings– en betalingskredieten niet zal worden besteed bij begrotingsartikel 05 02 03 Restituties voor niet in bijlage I genoemde producten.

5.2. Reserve voor visserijovereenkomsten

Zoals in afdeling 3.3 is uiteengezet, zijn geen nieuwe overeenkomsten gepland vóór 31 december 2010. Derhalve is het mogelijk de vastleggings- en betalingskredieten bij begrotingsartikel 40 02 41 Reserve voor visserijovereenkomsten met 13 miljoen EUR te verlagen.

5.3. EU-actieprogramma voor klimaatverandering

In een wijziging van de ontwerpbegroting 2010 heeft het Europees Parlement een begrotingsartikel 07 03 23 - EU-actieprogramma ter bestrijding van klimaatverandering opgevoerd met 15 miljoen EUR vastleggingskredieten en 5 miljoen EUR betalingskredieten. Deze bedragen werden opgenomen in reserve (40 02 41 01). In de begrotingstoelichting werd het volgende medegedeeld: ' dit artikel is bedoeld om een bijdrage te leveren aan de financiering van acties ter verzachting van de gevolgen van de klimaatverandering en om de nodige aanpassingen in de EU door te voeren teneinde de doelstellingen die in december 2009 overeengekomen zijn op de Klimaatconferentie in Kopenhagen te verwezenlijken. '

Bij ontstentenis van een rechtsgrondslag (artikel 49 van het Financieel Reglement) was de Commissie niet in staat de kredieten te besteden. Derhalve wordt voorgesteld de uitgaven voor 2010 te schrappen. In de ontwerpbegroting 2011 is evenwel een soortgelijke actie voorgesteld in het kader van het proefproject Mainstreaming van klimaatmaatregelen en aanpassing aan klimaatverandering (begrotingsartikel 07 13 03).

6. Europese scholen van het type 2

6.1 Inleiding

Het stelsel van de Europese scholen (SEE) is opgezet op basis van een intergouvernementele overeenkomst waarbij de Europese Unie is aangesloten. De Europese Commissie vertegenwoordigt de EU in de raad van bestuur, het orgaan dat het SEE controleert.

Op 23 april 2009 heeft de raad van bestuur een algemeen akkoord over de hervorming van het SEE goedgekeurd. Met deze hervorming werd het stelsel van de Europese scholen opengesteld door de oprichting van zogeheten Europese scholen van het type II (EET2), d.w.z. scholen die behoren tot het nationale onderwijsstelsel van een lidstaat, waarbij een of meer talenafdelingen het Europees baccalaureaat kunnen aanbieden. Normaal gesproken zijn deze scholen gevestigd in de omgeving van een orgaan van de Unie, bv. een instelling, een agentschap of een centrum voor onderzoek. Zowel leerlingen uit de lidstaat waar de school is gevestigd als kinderen van het bij dit orgaan werkzame personeel van de Unie volgen onderwijs op deze scholen.

Om het Europees baccalaureaat te kunnen aanbieden, ontvangen de EET2 een specifieke erkenning van de raad van bestuur, waarbij erop wordt toegezien dat zij voldoen aan een reeks voorwaarden met betrekking tot de opleidingsvereisten van het Europees curriculum. Het curriculum en het Europees baccalaureaat worden uitdrukkelijk in de overeenkomst vermeld, in het bijzonder in de artikelen 4 en 5. In de hervorming van april 2009 heeft de raad van bestuur een besluit genomen over het beginsel om een bijdrage uit de EU-begroting te verlenen aan dergelijke geaccrediteerde scholen. Deze bijdrage moet ook in verhouding staan tot het aantal geregistreerde leerlingen van de instellingen die deze EET2 bezoeken. In het hervormingsbesluit is ook de methode opgenomen voor de berekening van het bedrag per leerling, waarbij de specifieke kenmerken van het SEE in acht worden genomen.

Na het besluit van de raad van bestuur waarbij een school wordt erkend, voorziet de hervorming in de ondertekening van een goedkeuringsovereenkomst tussen de EET2 en het secretariaat-generaal van de Europese Scholen (SGEE). Op deze grondslag ondertekent de Commissie uiteindelijk een bijdrage-overeenkomst met de EET2 of de nationale overheid die verantwoordelijk is voor de school.

Vijf scholen ontvingen een erkenning voor het verzorgen van Europees onderwijs. Medio augustus 2010 erkende de raad van bestuur deze vijf scholen officieel als eerste EET2. Zodra de bijdrage-overeenkomsten met de Commissie zijn ondertekend, wordt dit geratificeerd.

6.2 Belangrijkste stappen in het hervormingsproces

De belangrijkste stappen die hebben geleid tot het akkoord van april 2009 over de algehele hervorming en de daaropvolgende tenuitvoerlegging worden hierna beschreven.

Op de ministeriële vergadering van de raad van bestuur van november 2006 is er overeenstemming bereikt over een aantal essentiële elementen van de hervorming, in het bijzonder over het beginsel van een bijdrage van de Unie aan de erkende nationale scholen, waarbij die bijdrage in verhouding zou staan tot het aantal geregistreerde leerlingen van de Unie en hetzij rechtstreeks aan de school, hetzij aan de autoriteit die verantwoordelijk is voor school, diende te worden betaald.

Op 16 november 2007 heeft de raad van bestuur besloten in de bijdrage-overeenkomst van elk EET2 een clausule op te nemen over deze bijdrage van de Unie en de toekenningsvoorwaarden. De Commissie zal dit onderdeel ondertekenen en zal derhalve in staat zijn controle uit te oefenen op de tenuitvoerlegging.

Op 23 april 2009 heeft de raad van bestuur de algehele hervorming van het hierboven beschreven stelsel goedgekeurd.

Op 14 oktober 2009 heeft de Commissie Besluit C(2009)7719 goedgekeurd. In dit besluit is de rechtsgrondslag bepaald voor de EU-bijdrage. Het besluit is gebaseerd op i) artikel 49, lid 6, onder e), van het Financieel Reglement met betrekking tot de beheersautonomie van de instellingen en ii) de overeenkomst.

Op de trialoog van 15 oktober 2009 en zoals bepaald in punt 47, lid 2, van het Interinstitutioneel Akkoord betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer van 2006 is de begrotingsautoriteit door de Commissie in kennis gesteld van de oprichting van een nieuw type Europese school, waarbij de aandacht is gevestigd op de politieke urgentie voor de volledige tenuitvoerlegging van de hervorming na het algemene akkoord van april 2009.

6.3 EU-bijdrage en verzoek voor 2010

Het besluit van de Commissie van 14 oktober 2009 vormt de grondslag voor de toepassing van de EU-bijdrage die evenredig is met het aantal geregistreerde leerlingen van het personeel van de Unie dat les volgt op de door de raad van bestuur erkende scholen. Dit heeft betrekking op kinderen van personeelsleden van de EU-instellingen, statutaire ambtenaren, andere medewerkers die vallen onder het RAP (regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Gemeenschappen) en het personeel van elk ander EU-orgaan dat door de EU is opgericht en rechtspersoonlijkheid heeft.

De bijdrage geldt vanaf het schooljaar 2009-2010, d.i. september 2009. Op basis van de thans geldende omstandigheden bedraagt de geraamde impact voor de komende jaren ongeveer 2,2 miljoen EUR per jaar. Het definitieve bedrag van de jaarlijkse bijdrage hangt af van het aantal daadwerkelijk ingeschreven kinderen.

De methode voor de berekening van de EU-bijdrage aan de EET2 is in januari 2009 goedgekeurd door de raad van bestuur en is formeel opgenomen in het hervormingsakkoord van april 2009. Deze methode beschrijft hoe het jaarlijkse bedrag per leerling in een lagere of secundaire afdeling van een EET2 moet worden vastgesteld. Hierbij wordt niet alleen rekening gehouden met de jaarlijkse kosten per leerling in het SEE en in het desbetreffende nationale stelsel, maar ook met het aantal aangeboden taalafdelingen voor het Europese curriculum in EET2. Deze bedragen worden door de Commissie jaarlijks herzien. Voor deze herziening maakt de Commissie gebruik van de meest recente gegevens van EUROSTAT voor de nationale stelsels en van haar contactpunt bij het SEE.

Voor het begrotingsjaar 2010 heeft de begroting betrekking op de schooljaren 2009-2010 en 2010-2011. Derhalve bedraagt het geraamde bedrag ongeveer 4,83 miljoen EUR. Het bedrag voor het schooljaar 2009-2010 kon niet worden opgenomen in het voorontwerp van begroting (VOB 2010), omdat het VOB is vastgesteld voordat de hervormingsakkoord werd goedgekeurd.

In haar ontwerpbegroting 2011 heeft de Commissie voorzien in de opname van een specifiek begrotingsonderdeel 26 01 51 31 en een bedrag van 2,5 miljoen EUR om de kosten te dekken voor het schooljaar 2011-2012. Een specifiek begrotingsonderdeel is noodzakelijk om een onderscheid te maken tussen de EET2-bijdrage en de bijdrage voor de andere Europese scholen die gefinancierd blijven worden uit de begrotingsonderdelen 26 01 51 01 tot 26 01 51 28.

In dit ontwerp van gewijzigde begroting wordt voorgesteld een specifieke begrotingspost 26 01 51 31 op te voeren in de begroting 2010 en om 4,83 miljoen EUR aan die nieuwe begrotingspost toe te wijzen.

6.4 Herkomst van de kredieten

Het aan begrotingspost 26 01 51 31 toe te wijzen bedrag van 4,83 miljoen EUR zal ter beschikking worden gesteld door een verlaging van de bestaande kredieten (vastleggings- en betalingskredieten) van rubriek 5 in de begroting 2010 waarvoor de behoeften in 2010 lager uitvielen dan oorspronkelijk was begroot. Het totaalbedrag aan kredieten waarover de Commissie kan beschikken, wordt evenwel niet gewijzigd.

De kredieten van de volgende begrotingsposten worden verlaagd:

Begrotingspost | Bedrag (miljoen EUR) | Uitleg |

26 01 11 01 Publicatieblad van de Europese Unie | -2,08 | Een nieuw contract voor de productie van de L&C-series van het Publicatieblad trad in 2009 in werking en heeft geleid tot een aanzienlijke vermindering van de productiekosten. Bijgevolg heeft de Commissie haar verzoek om begrotingsmiddelen voor 2010 (-29 %) verlaagd en voor 2011 zelfs nog verder verminderd (-10%). De in 2010 door het nieuwe contract tot stand gebrachte besparingen zijn evenwel nog groter dan verwacht. Voorts wordt het volume van het aantal geproduceerde bladzijden beïnvloed door de wetgevende activiteiten. Het volume viel lager uit dan oorspronkelijk geraamd. |

26 01 50 04 Interinstitutionele samenwerking op sociaal gebied | -0,75 | Vertraging opgelopen bij de ondertekening van contracten voor extra plaatsen bij particuliere kinderopvangvoorzieningen (crèches) |

26 01 51 01 Bureau van de secretaris-generaal van de Europese scholen (Brussel) | -0,6 | Lagere personeelsuitgaven dan oorspronkelijk geraamd, als gevolg van het verminderde aantal dienstreizen, bijeenkomsten, behoeften aan vertalingen en vertolkingsvoorzieningen van de raad van bestuur en de verscheidene werkgroepen. |

26 01 51 25 Alicante (ES) | -0,4 | Lagere personeelsuitgaven dan oorspronkelijk gepland. |

26 03 03 Erasmus voor overheidsdiensten | -1,0 | De Commissie heeft voor ongeveer 1 miljoen EUR vastgelegd voor de tenuitvoerlegging van de voorbereidende actie als follow-up van de beide in 2008 en 2009 uitgevoerde proefprojecten. Wegens organisatorische redenen is het evenwel niet mogelijk meer dan vier stages van twee weken te organiseren. Anders komt ook de kwaliteit van het programma in het gedrang. Bijgevolg wordt het bedrag van 1 miljoen EUR vastleggings- en betalingskredieten niet benut voor het beoogde doel. |

Totaal | -4,83 |

7. Overzichtstabel per rubriek van het financieel kader

Financieel kader Rubriek/subrubriek | Financieel kader 2010 | Begroting 2010 (incl. GB nrs. 1-5/2010 en OGB nrs. 2, 3, 6, 8 en 9/2010 | OGB 10/2010 | Budget 2010 (incl. GB nrs. 1-5/2010 en OGB nrs. 2, 3, 6, 8, 9 en 10/2010 |

|VK |BK |VK |BK |VK |BK |VK |BK | | 1. DUURZAME GROEI | | | | | | | | | | 1a. Concurrentiekracht ter bevordering van groei en werkgelegenheid |14 167 000 000 | |14 861 853 253 |11 275 379 263 |-15 000 000 |-34 000 000 |14 846 853 253 |11 241 379 263 | |1b. Cohesie voor groei en werkgelegenheid |49 388 000 000 | |49 387 592 092 |36 371 862 500 | |-18 100 000 |49 387 592 092 |36 353 762 500 | | Totaal |63 555 000 000 | |64 249 445 345 |47 647 241 763 |-15 000 000 |-52 100 000 |64 234 445 345 |47 595 141 763 | | Marge

| | |-194 445 345 | | | |-179 445 345 | | | 2. INSTANDHOUDING EN BEHEER VAN NATUURLIJKE HULPBRONNEN | | | | | | | | | | waarvan marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen |47 146 000 000 | |43 819 801 768 |43 701 207 586 |-330 000 000 |-330 000 000 |43 489 801 768 |43 371 207 586 | | Totaal |59 955 000 000 | |59 498 833 302 |58 135 640 809 |-358 000 000 |-806 000 000 |59 140 833 302 |57 329 640 809 | | Marge | | |456 166 698 | | | |814 166 698 | | | 3. BURGERSCHAP, VRIJHEID, VEILIGHEID EN RECHTVAARDIGHEID | | | | | | | | | | 3a. Vrijheid, veiligheid en recht |1 025 000 000 | |1 006 487 370 |738 570 370 | | |1 006 487 370 |738 570 370 | |3b. Burgerschap |668 000 000 | |747 914 040 |739 301 540 | | |747 914 040 |739 301 540 | | Totaal |1 693 000 000 | |1 754 401 410 |1 477 871 910 | | |1 754 401 410 |1 477 871 910 | | Marge

| | |18 512 630 | | | |18 512 630 | | | 4. DE EU ALS MONDIALE PARTNER

|7 893 000 000 | | 8 160 182 000 |7 787 695 183 | |-232 539 617 |8 160 182 000 |7 555 155 566 | | Marge | | | -18 300 000 | | | | | | | 5. ADMINISTRATIE

|7 882 000 000 | |7 918 504 785 |7 917 999 785 | | |7 918 504 785 |7 917 999 785 | | Marge | | | 43 495 215 | | | | 43 495 215 | | | TOTAAL |140 978 000 000 |134 289 000 000 |141 581 366 842 |122 966 449 450 |-373 000 000 |-1 090 639 617 |141 208 366 842 |121 875 809 833 | | Marge | | |518 729 198 |11 651 432 550 | | |891 729 198 |12 808 963 707 | |

PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

PB L 64 van 12.3.2010.

PB L 183 van 16.7.2010.

PB L 206 van 6.8.2010.

COM(2010) 108.

COM(2010) 320.

COM(2010) 383.

COM(2010) 108.

COM(2010) 149.

COM(2010) 315.

COM(2010) 533.

COM(2010) xxx.

PB L 130 van 31.5.2000, blz. 1.

Saldi en aanpassing van de saldi van de btw-middelen betreffende voorafgaande begrotingsjaren als gevolg van de toepassing van artikel 10, leden 4, 5, en 8, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000.

Saldi en aanpassing van de saldi van bni/bnp-middelen betreffende voorafgaande begrotingsjaren als gevolg van de toepassing van artikel 10, leden 6 tot 8, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000.

Douanerechten en overige rechten zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, onder a), van Besluit 2007/436/EG.

SEC(2010) 767/2.

PB L 212 van 17.8.1994, blz. 3-14.

Het gaat om scholen in Parma (erkend in juli 2007), Dunshaughlin (juli 2007), Heraklion (oktober 2008), Helsinki (januari 2009) en Straatsburg (eerste fase – 16.11.2009).

PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1-17.

Geraamde behoeften voor schooljaar 2009-2010: 2,09 miljoen EUR en voor 2010-2011: 2,74 miljoen EUR, in totaal 4,83 miljoen EUR.

26 01 51 36 EU-bijdrage uit de begroting van de Commissie aan de Europese scholen van het type 2.

Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering wordt niet opgenomen in de berekening van de marge onder rubriek 1a (500 miljoen EUR); 195 miljoen EUR boven het maximum wordt met het flexibiliteitsinstrument gefinancierd.

Het bedrag voor het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (EUSF) wordt in de begroting opgenomen boven het maximum van de betrokken rubrieken van het financiële kader, overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 (PB C 139 van 14.6.2006).

De marge voor 2010 in rubriek 4 houdt geen rekening met de kredieten betreffende de reserve voor noodhulp (248,9 miljoen EUR).

Om de marge ten opzichte van het maximum van rubriek 5 te berekenen, wordt rekening gehouden met voetnoot 1 van het financieel kader 2007-2013 voor een bedrag van 80 miljoen EUR aan bijdragen van de personeelsleden aan het pensioenstelsel.