Artikelen bij COM(1999)220 - Bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid voor gemeenschappelijke kinderen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Inhoudsopgave

Hoofdstuk I - - Toepassingsgebied


Artikel 1

1. Deze verordening is van toepassing op:

a) burgerlijke rechtsvorderingen tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk;

b) burgerlijke rechtsvorderingen betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid voor gemeenschappelijke kinderen van de echtgenoten ter gelegenheid van de onder a) bedoelde rechtsvorderingen betreffende het huwelijk.

2. Met gerechtelijke procedures worden gelijkgesteld de andere in een lidstaat officieel erkende procedures. Onder 'rechter' en 'rechterlijke instantie' worden alle terzake bevoegde instanties in de lidstaten verstaan.


Hoofdstuk II – Rechterlijke bevoegdheid


Afdeling 1 – Algemene bepalingen

Artikel 2 - Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en nietigverklaring van het huwelijk

Ter zake van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk zijn bevoegd de rechterlijke instanties van de lidstaat:

a) op het grondgebied waarvan:

- de echtgenoten hun gewone verblijfplaats hebben, of

- zich de laatste gewone verblijfplaats van de echtgenoten bevindt indien een van hen daar nog verblijft, of

- de verweerder zijn gewone verblijfplaats heeft, of

- in geval van een gemeenschappelijk verzoek, zich de gewone verblijfplaats van een van de echtgenoten bevindt, of

- zich de gewone verblijfplaats van de verzoeker bevindt indien hij daar sedert ten minste een jaar onmiddellijk voorafgaand aan het verzoek verblijft, of

- zich de gewone verblijfplaats van de verzoeker bevindt indien hij daar sedert ten minste zes maanden onmiddellijk voorafgaand aan het verzoek verblijft, en onderdaan van de betrokken lidstaat is;

b) waarvan beide echtgenoten de nationaliteit hebben.

Artikel 3 - Ouderlijke verantwoordelijkheid

1. De rechterlijke instanties van een lidstaat zijn, in de uitoefening van hun bevoegdheid overeenkomstig artikel 2 ter zake van een verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk, bevoegd ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid voor een gemeenschappelijk kind van de echtgenoten dat gewoonlijk in die lidstaat verblijft.

2. Indien het kind niet gewoonlijk in de in lid 1 bedoelde lidstaat verblijft, zijn de rechterlijke instanties van die lidstaat bevoegd ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid, mits het kind gewoonlijk in een van de lidstaten verblijft en:

a) ten minste een van de echtgenoten de ouderlijke verantwoordelijkheid voor het kind draagt en

b) de bevoegdheid van de rechterlijke instanties door de echtgenoten is aanvaard en door het belang van het kind wordt gerechtvaardigd.

3. De in de leden 1 en 2 bedoelde instanties zijn bevoegd:

a) totdat de beslissing houdende toewijzing of afwijzing van het verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk definitief is geworden, of

b) ingeval een procedure over de ouderlijke verantwoordelijkheid aanhangig is op het onder a) bedoelde tijdstip, totdat een beslissing in die procedure definitief is geworden, of

c) totdat de onder a) en b) bedoelde procedures om een andere reden een einde hebben genomen.

Artikel 4 - Ontvoering van kinderen

De bevoegde rechterlijke instanties in de zin van artikel 3 oefenen hun bevoegdheid uit overeenkomstig het Verdrag van 's-Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen, inzonderheid de artikelen 3 en 16.

Artikel 5 - Tegenvorderingen

De rechterlijke instantie waarbij het bodemgeschil op grond van de artikelen 2 tot en met 4 aanhangig is, is ook bevoegd kennis te nemen van tegenvorderingen die onder deze verordening vallen.

Artikel 6 - Omzetting van de scheiding van tafel en bed in echtscheiding

Onverminderd artikel 2 is de rechterlijke instantie van een lidstaat die een beslissing inzake scheiding van tafel en bed heeft gegeven, ook bevoegd om die scheiding om te zetten in echtscheiding, indien de wet van die lidstaat daarin voorziet.

Artikel 7 - Exclusieve aard van de bevoegdheden van de artikelen 2 tot en met 6

Een echtgenoot die:

a) zijn gewone verblijfplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, of

b) onderdaan is van een lidstaat

kan alleen krachtens de artikelen 2 tot en met 6 voor de rechterlijke instanties van een andere lidstaat worden gedaagd.

Artikel 8 - Residuele bevoegdheden

1. Voorzover geen rechterlijke instantie van een lidstaat krachtens de artikelen 2 tot en met 6 bevoegd is, wordt de bevoegdheid in elke lidstaat beheerst door de wet van die staat.

2. Een onderdaan van een lidstaat die zijn gewone verblijfplaats heeft op het grondgebied van een andere lidstaat kan, evenals de onderdanen van die staat, een beroep doen op de daar geldende bevoegdheidsregels tegenover een verweerder die zijn gewone verblijfplaats niet op het grondgebied van een lidstaat heeft en die niet de nationaliteit van een lidstaat heeft.


Afdeling 2 – Toetsing van de bevoegdheid en de ontvankelijkheid

Artikel 9 - Toetsing van de bevoegdheid

De rechterlijke instantie van een lidstaat waarbij een zaak aanhangig is gemaakt waarvoor krachtens deze verordening niet deze rechterlijke instantie, maar een rechterlijke instantie van een andere lidstaat bevoegd is, verklaart zich ambtshalve onbevoegd.

Artikel 10 - Toetsing van de ontvankelijkheid

1. Wanneer de verweerder niet verschijnt, is de bevoegde rechterlijke instantie verplicht haar uitspraak aan te houden zolang niet vaststaat dat de verweerder in de gelegenheid is gesteld het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk, zo tijdig als met het oog op zijn verdediging nodig was, te ontvangen, of dat daartoe al het nodige is gedaan.

2. De nationale maatregelen tot omzetting van Richtlijn .../EG van de Raad van …… betreffende de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (34) worden toegepast in plaats van het bepaalde in lid 1, indien de toezending van het stuk dat het geding inleidt, overeenkomstig het bepaalde in die richtlijn moest geschieden.

(34) PB L …, blz…

Tot de inwerkingtreding van de nationale maatregelen tot omzetting van Richtlijn ../EG wordt het bepaalde in het Verdrag van 's-Gravenhage van 15 november 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken toegepast indien de toezending van het stuk dat het geding inleidt, overeenkomstig het bepaalde in dat verdrag moest geschieden.


Afdeling 3 – Aanhangigheid en onderling afhankelijke vorderingen

Artikel 11

1. Wanneer bij rechterlijke instanties van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen vorderingen aanhangig zijn, welke hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, houdt de rechterlijke instantie waarbij de zaak het laatst is aangebracht, haar uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van de rechterlijke instantie waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat.

2. Wanneer bij rechterlijke instanties van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen vorderingen tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk aanhangig zijn die niet hetzelfde onderwerp of dezelfde oorzaak hebben, houdt de rechterlijke instantie waarbij de zaak het laatst is aangebracht, haar uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van de rechterlijke instantie waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat.

3. Wanneer de bevoegdheid van de rechterlijke instantie waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat, verwijst de rechterlijke instantie waarbij de zaak het laatst is aangebracht, partijen naar die rechterlijke instantie.

In dat geval kan de partij die de vordering aanhangig heeft gemaakt bij de rechterlijke instantie waarbij de zaak het laatst is aangebracht, de vordering aanhangig maken bij de rechterlijke instantie waarbij de zaak het eerst is aangebracht.

Afdeling 4 - - Voorlopige en bewarende maatregelen



Artikel 12

In spoedeisende gevallen staan de bepalingen van dit verdrag er niet aan in de weg dat de rechterlijke instanties van een lidstaat betreffende de personen of de goederen die zich in die staat bevinden voorlopige of bewarende maatregelen nemen waarin de wetgeving van die lidstaat voorziet, zelfs indien een rechterlijke instantie van een andere lidstaat krachtens dit verdrag bevoegd is van het bodemgeschil kennis te nemen.


Hoofdstuk III – Erkenning en tenuitvoerlegging

1. In deze verordening wordt onder 'beslissing' verstaan een door een rechter van een lidstaat uitgesproken echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk, alsmede een ter gelegenheid daarvan gegeven beslissing over de ouderlijke verantwoordelijkheid van de echtgenoten, ongeacht de benaming van die beslissing, zoals arrest, vonnis of beschikking.

2. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn ook van toepassing op het bepalen van de hoogte van de proceskosten uit hoofde van procedures die krachtens deze verordening zijn aangespannen en op de tenuitvoerlegging van elke beslissing over die kosten.

3. Voor de toepassing van deze verordening worden authentieke akten, verleden en uitvoerbaar in een lidstaat, en gerechtelijke schikkingen die in de loop van een geding tot stand zijn gekomen en die uitvoerbaar zijn in de lidstaat van herkomst, onder dezelfde voorwaarden erkend en uitvoerbaar verklaard als de in lid 1 bedoelde beslissingen.

Afdeling 1 - - Erkenning



Artikel 14 - Erkenning van een beslissing

1. De in een lidstaat gegeven beslissingen worden in de andere lidstaten zonder vorm van proces erkend.

2. Inzonderheid is er, onverminderd lid 3, geen bijzondere procedure vereist om de akten van de burgerlijke stand van een lidstaat aan te passen overeenkomstig een in een andere lidstaat gegeven beslissing houdende echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk, waartegen volgens de wet van de lidstaat geen beroep meer openstaat.

3. Elke belanghebbende kan overeenkomstig de procedures van de afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk verzoeken dat de beslissing al dan niet wordt erkend.

4. Indien de erkenning van een beslissing voor de rechter van een lidstaat bij wege van tussenvordering wordt opgeworpen, kan die rechter uitspraak doen.

Artikel 15 - Weigeringsgronden

1. Een beslissing ter zake van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk wordt niet erkend:

a) indien de erkenning kennelijk strijdig is met de openbare orde van de aangezochte lidstaat;

b) indien het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk, niet regelmatig en zo tijdig als met het oog op zijn verdediging nodig was, aan de verweerder tegen wie verstek werd verleend, is betekend of meegedeeld, tenzij vaststaat dat hij ondubbelzinnig met de beslissing instemt;

c) indien zij onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen in de aangezochte lidstaat gegeven beslissing;

d) indien zij onverenigbaar is met een beslissing die vroeger in een andere lidstaat of een derde land tussen dezelfde partijen is gegeven, mits de vroegere beslissing voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in de aangezochte lidstaat.

2. Een beslissing betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid van de echtgenoten die ter gelegenheid van een rechtsvordering betreffende het huwelijk als bedoeld in artikel 13 is gegeven, wordt niet erkend:

a) indien de erkenning, gelet op het belang van het kind, kennelijk strijdig is met de openbare orde van de aangezochte lidstaat;

b) behalve in spoedeisende gevallen, indien zij is gegeven zonder dat het kind, in strijd met de fundamentele procesregels van de aangezochte lidstaat, de gelegenheid heeft gekregen te worden gehoord;

c) indien het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk, niet regelmatig en zo tijdig als met het oog op zijn verdediging nodig was, aan de persoon tegen wie verstek werd verleend, is betekend of meegedeeld, tenzij vaststaat dat deze persoon ondubbelzinnig met de beslissing instemt;

d) ten verzoeke van eenieder die beweert dat de beslissing in de weg staat aan de uitoefening van zijn ouderlijke verantwoordelijkheid, indien zij is gegeven zonder dat die persoon de gelegenheid heeft gekregen te worden gehoord;

e) indien zij onverenigbaar is met een latere beslissing betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid, die in de aangezochte lidstaat is gegeven; of

f) indien zij onverenigbaar is met een latere beslissing betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid, die in een andere lidstaat of in een derde land van de gewone verblijfplaats van het kind is gegeven, mits die latere beslissing voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in de aangezochte lidstaat.

Artikel 16 - Geen controle van de bevoegdheid van de oorspronkelijke rechter

De bevoegdheid van de rechter van de lidstaat van herkomst mag niet worden getoetst. De bevoegdheidsregels in de artikelen 2 tot en met 8 betreffen niet de openbare orde als bedoeld in artikel 15, lid 1, onder a), en lid 2, onder a).

Artikel 17 - Verschillen in de toepasselijke wet

De erkenning van een beslissing ter zake van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk kan niet worden geweigerd omdat zij volgens de wet van de aangezochte lidstaat niet op dezelfde gronden gegeven had kunnen zijn.

Artikel 18 - Geen onderzoek van de juistheid

In geen geval wordt overgegaan tot een onderzoek van de juistheid van de beslissing.

Artikel 19 - Aanhouding van de uitspraak

De rechterlijke instantie van een lidstaat, waarbij de erkenning van een in een andere lidstaat gegeven beslissing wordt ingeroepen, kan haar uitspraak aanhouden, indien tegen deze beslissing een gewoon rechtsmiddel is aangewend.

Afdeling 2 - - Tenuitvoerlegging



Artikel 20 - Uitvoerbare beslissingen

De beslissingen inzake de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid over een gemeenschappelijk kind van de partijen, welke in een lidstaat gegeven zijn en daar uitvoerbaar zijn, worden in een andere lidstaat ten uitvoer gelegd, nadat zij aldaar, op verzoek van een belanghebbende partij, uitvoerbaar zijn verklaard.

Artikel 21 - Relatief bevoegde rechterlijke instantie

1. Het verzoek wordt gericht:

- in België, tot de rechtbank van eerste aanleg of het 'tribunal de première instance' of het 'erstinstanzliche Gericht';

- in de Bondsrepubliek Duitsland, tot het 'Familiengericht';

- in Griekenland, tot de ' MoíoìåëÝò ((ùôoäéxåßo ';

- in Spanje, tot de 'Juzgado de Primera Instancia';

- in Frankrijk, tot de president van het 'tribunal de grande instance';

- in Italië, tot het "corte d'appello";

- in Luxemburg, tot de president van het "tribunal d'arrondissement";

- in Nederland, tot de president van de arrondissementsrechtbank;

- in Oostenrijk, tot het 'Bezirksgericht';

- in Portugal, tot het 'tribunal de Comarca' of het 'tribunal de família';

- in Finland, tot het 'käräjäoikeus' of 'tingsrätt';

- in Zweden, tot de 'Svea hovrätt'.

2. De relatief bevoegde rechterlijke instantie voor een verzoek tot tenuitvoerlegging is die van de gewone verblijfplaats van de persoon tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, of van de gewone verblijfplaats van een kind waarop het verzoek betrekking heeft.

Indien geen van de in de eerste alinea bedoelde plaatsen in de aangezochte lidstaat is gelegen, is de relatief bevoegde rechterlijke instantie die van de plaats van tenuitvoerlegging.

3. Voor de in artikel 14, lid 3, bedoelde procedures wordt de relatieve bevoegdheid van de rechterlijke instantie bepaald overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat waarin een verzoek tot erkenning of niet-erkenning wordt aangebracht.

Artikel 22 - Vereisten

1. De vereisten waaraan het verzoek moet voldoen, worden door de wet van de aangezochte lidstaat vastgesteld.

2. De verzoeker moet binnen het rechtsgebied van de rechterlijke instantie die van het verzoek kennis neemt, woonplaats kiezen. Kent de wetgeving van de aangezochte lidstaat echter geen woonplaatskeuze, dan wijst de verzoeker een procesgemachtigde aan.

3. Bij het verzoek worden de in de artikelen 33 en 34 genoemde documenten gevoegd.

Artikel 23 - Beslissing van de rechterlijke instantie

1. De rechterlijke instantie tot welke het verzoek is gericht, doet onverwijld uitspraak. De persoon tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, wordt in deze stand van de procedure niet gehoord.

2. Het verzoek kan slechts om een van de in de artikel 15 genoemde redenen worden afgewezen.

3. In geen geval wordt overgegaan tot een onderzoek van de juistheid van de beslissing.

Artikel 24 - Mededeling van de beslissing

De op het verzoek gegeven beslissing wordt door de griffier onverwijld ter kennis van de verzoeker gebracht op de in de wetgeving van de aangezochte lidstaat bepaalde wijze.

Artikel 25 - Verzet

1. Indien de tenuitvoerlegging wordt toegestaan, kan de persoon tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, binnen één maand na de betekening of de kennisgeving van de beslissing daartegen verzet doen.

2. Indien deze persoon zijn gewone verblijfplaats in een andere lidstaat heeft dan die waar de beslissing houdende verlof tot tenuitvoerlegging is gegeven, beloopt de termijn twee maanden en vangt deze aan op de dag dat de beslissing aan hem of aan zijn verblijfplaats is betekend of dat daarvan aan hem kennis is gegeven. Deze termijn mag niet op grond van de afstand worden verlengd.

Artikel 26 - Bevoegdheid ter zake van verzet en hogere voorziening

1. Het verzet wordt volgens de regels van de procedure op tegenspraak gebracht:

- in België, voor de rechtbank van eerste aanleg of het 'tribunal de première instance' of het 'erstinstanzliche Gericht';

- in de Bondsrepubliek Duitsland, voor het 'Oberlandesgericht';

- in Griekenland, voor het '(öåôåßo';

- in Spanje, voor de 'Audiencia Provincial';

- in Frankrijk, voor het "cour d'appel";

- in Italië, voor het "corte d'appello";

- in Luxemburg, voor het "Cour d'appel";

- in Nederland, voor de arrondissementsrechtbank;

- in Oostenrijk, voor het 'Bezirksgericht';

- in Portugal, voor het 'Tribunal da Relação';

- in Finland, voor het 'hovioikeus' of 'hovrätt';

- in Zweden, voor de 'Svea hovrätt'.

2. Tegen de op het verzet gegeven beslissing kan:

- in België, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland slechts een beroep in cassatie worden ingesteld;

- in de Bondsrepubliek Duitsland slechts het middel van 'Rechtsbeschwerde' worden aangewend;

- in Oostenrijk slechts het middel van 'Revisionsrekurs' worden aangewend;

- in Portugal slechts het rechtsmiddel van beroep over een rechtsvraag worden aangewend;

- in Finland slechts een beroep bij het 'korkein oikeus' of 'högsta domstolen' worden ingesteld; .

- in Zweden slechts een beroep bij het 'Högsta domstolen' worden ingesteld.

Artikel 27 - Aanhouding van de uitspraak

De rechter die over het verzet oordeelt kan op verzoek van de partij die het verzet heeft gedaan, zijn uitspraak aanhouden indien tegen de beslissing in de lidstaat van herkomst een gewoon rechtsmiddel is aangewend of indien de termijn daarvoor nog niet is verstreken. In dit laatste geval kan de rechter een termijn bepalen waarbinnen het rechtsmiddel moet worden aangewend.

Artikel 28 - Bevoegdheid ter zake van beroep tegen een afwijzende beslissing

1. Indien zijn verzoek is afgewezen, kan de verzoeker daartegen beroep instellen bij de volgende rechterlijke instanties:

- in België, het hof van beroep of het "cour d'appel";

- in de Bondsrepubliek Duitsland, het 'Oberlandesgericht';

- in Griekenland, het '(öåôåßo ';

- in Spanje, de 'Audiencia Provincial';

- in Frankrijk, het "cour d'appel";

- in Italië, het "corte d'appello";

- in Luxemburg, het "Cour d'appel";

- in Nederland, het gerechtshof;

- in Oostenrijk, het 'Bezirksgericht';

- in Portugal, het 'Tribunal da Relação';

- in Finland, het 'hovioikeus' of 'hovrätt';

- in Zweden, de 'Svea hovrätt'.

2. De persoon tegen wie de tenuitvoerlegging is gevraagd, wordt opgeroepen te verschijnen voor de rechterlijke instantie waarbij het beroep is ingesteld. In geval van verstek is artikel 10 van toepassing.

Artikel 29 - Bevoegdheid ter zake van hogere voorziening tegen een in beroep gegeven beslissing

Tegen de beslissing waarbij over het beroep, bedoeld in artikel 28, uitspraak wordt gedaan, kan

- in België, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland slechts een beroep in cassatie worden ingesteld;

- in de Bondsrepubliek Duitsland slechts het middel van 'Rechtsbeschwerde' worden aangewend;

- in Oostenrijk slechts het middel van 'Revisionsrekurs' worden aangewend;

- in Portugal slechts het rechtsmiddel van beroep over een rechtsvraag worden aangewend;

- in Finland slechts een beroep bij het 'korkein oikeus' of 'högsta domstolen' worden ingesteld; .

- in Zweden slechts een beroep bij het 'Högsta domstolen' worden ingesteld.

Artikel 30 - Gedeeltelijke tenuitvoerlegging

1. Wanneer in de beslissing uitspraak is gedaan over meer dan één punt van de vordering, en de tenuitvoerlegging niet voor het geheel kan worden toegestaan, staat de rechter de tenuitvoerlegging toe voor één of meer onderdelen daarvan.

2. De verzoeker kan vorderen dat het verlof tot tenuitvoerlegging een gedeelte van de beslissing betreft.

Artikel 31 - Rechtsbijstand

De verzoeker die in de lidstaat van herkomst in aanmerking kwam voor gehele of gedeeltelijke kosteloze rechtsbijstand of vrijstelling van kosten en uitgaven, komt in de procedure, vermeld in de artikelen 21 tot en met 24, in aanmerking voor de meest gunstige bijstand of voor de meest ruime vrijstelling die het recht van de aangezochte lidstaat kent.

Artikel 32 - Zekerheid of depot

Aan de partij die in een lidstaat de tenuitvoerlegging vraagt van een in een andere lidstaat gegeven beslissing, kan geen enkele zekerheid of depot, onder welke benaming ook, worden opgelegd omdat hij vreemdeling is dan wel wegens het ontbreken van een gewone verblijfplaats in eerstgenoemde lidstaat.


Afdeling 3 – Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 33 - Documenten

1. De partij die de erkenning van een beslissing inroept of aanvecht of de tenuitvoerlegging van een beslissing vraagt, moet overleggen:

a) een expeditie ervan die voldoet aan de voorwaarden nodig voor haar echtheid;

b) voorzover nodig, een document waaruit blijkt dat de verzoeker in de lidstaat van herkomst rechtsbijstand geniet.

2. Indien het een beslissing bij verstek betreft, moet de partij die de erkenning inroept of de tenuitvoerlegging vraagt, voorts overleggen:

a) het origineel of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het document waaruit blijkt dat het stuk dat de zaak heeft ingeleid, of een gelijkwaardig stuk aan de niet-verschenen partij is betekend of meegedeeld, of

b) een document waaruit blijkt dat de verweerder ondubbelzinnig met de beslissing instemt.

3. Degene die overeenkomstig artikel 14, lid 2, om aanpassing van de akten van de burgerlijke stand van een lidstaat verzoekt, moet eveneens een document overleggen waaruit blijkt dat volgens de wet van de lidstaat van herkomst geen beroep tegen de beslissing meer openstaat.

Artikel 34 - Andere documenten

De partij die de tenuitvoerlegging vraagt, moet behoudens de in artikel 33 bedoelde documenten, documenten overleggen waaruit blijkt dat de beslissing volgens de wet van de lidstaat van herkomst uitvoerbaar is en betekend is.

Artikel 35 - Ontbrekende documenten

1. Bij gebreke van overlegging van de in artikel 33, lid 1, onder b), of in artikel 33, lid 2, bedoelde documenten kan de rechterlijke instantie voor de overlegging een termijn bepalen of gelijkwaardige documenten aanvaarden, dan wel, indien zij zich voldoende voorgelicht acht, van de overlegging vrijstelling verlenen.

2. Indien de rechterlijke instantie dit verlangt, wordt van de documenten een vertaling overgelegd. De vertaling wordt gewaarmerkt door degene die in een van de lidstaten daartoe gemachtigd is.

Artikel 36 - Legalisatie of soortgelijke formaliteit

Geen enkele legalisatie of soortgelijke formaliteit mag worden geëist met betrekking tot de documenten genoemd in de artikelen 33 en 34 en in artikel 35, lid 2, alsook, in voorkomend geval, met betrekking tot de procesvolmacht.

Hoofdstuk IV - - Overgangsbepalingen


Artikel 37

1. De bepalingen van deze verordening zijn slechts van toepassing op rechtsvorderingen ingesteld, authentieke akten verleden en gerechtelijke schikkingen in de loop van een geding tot stand gekomen na de inwerkingtreding ervan.

2. Beslissingen, gegeven na de datum van inwerkingtreding van deze verordening naar aanleiding van vóór die datum ingestelde vorderingen, worden erkend en ten uitvoer gelegd overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk III, indien de toegepaste bevoegdheidsregels overeenkomen met de regels van hoofdstuk II of van een verdrag dat tussen de lidstaat van herkomst en de aangezochte lidstaat van kracht was toen de vordering werd ingesteld.


Hoofdstuk V – Algemene bepalingen

Artikel 38 - Verhouding tot verdragen

1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 37 en 40 en in lid 2 van het onderhavige artikel, vervangt deze verordening tussen de lidstaten die daarbij partij zijn, de op het tijdstip van de inwerkingtreding ervan bestaande verdragen en overeenkomsten tussen twee of meer lidstaten, die betrekking hebben op onderwerpen welke in deze verordening zijn geregeld.

2. Finland en Zweden hebben de mogelijkheid te verklaren dat de Overeenkomst van 6 februari 1931 tussen Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden houdende internationaal-privaatrechtelijke bepalingen ter zake van huwelijk, adoptie en voogdij, met bijbehorend slotprotocol, in hun onderlinge betrekkingen geheel of gedeeltelijk toepasselijk is in plaats van deze verordening. Deze verklaringen worden als bijlage bij deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt. Deze lidstaten kunnen te allen tijde verklaren daarvan geheel of gedeeltelijk af te zien.

Het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit van burgers van de Unie zal worden geëerbiedigd.

In alle toekomstige overeenkomsten tussen de in de eerste alinea genoemde lidstaten worden de bevoegdheidsregels die betrekking hebben op een in deze verordening geregeld onderwerp, in overeenstemming met de regels van deze verordening gebracht.

Beslissingen die zijn gegeven in een van de Noordse staten die de in de eerste alinea bedoelde verklaring heeft afgelegd, uit hoofde van een bevoegdheidsgrond die overeenkomt met een van de gronden waarin hoofdstuk II van deze verordening voorziet, worden in de overige lidstaten overeenkomstig de regels van hoofdstuk III erkend en ten uitvoer gelegd.

3. Door de lidstaten wordt aan de Commissie:

a) een afschrift gezonden van de in lid 2, eerste en derde alinea, bedoelde overeenkomsten en ontwerp-overeenkomsten en van eenvormige wetten voor de uitvoering daarvan;

b) mededeling gedaan van elke opzegging van of wijziging in deze overeenkomsten of eenvormige wetten.

Artikel 39 - Verhouding tot bepaalde multilaterale verdragen

In de betrekkingen tussen de lidstaten die er partij bij zijn, heeft deze verordening voorrang boven de volgende verdragen, voorzover deze betrekking hebben op onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld:

- het Verdrag van 's-Gravenhage van 5 oktober 1961 betreffende de bevoegdheid der autoriteiten en de toepasselijke wet inzake de bescherming van minderjarigen,

- het Verdrag van Luxemburg van 8 september 1967 inzake de erkenning van beslissingen betreffende de huwelijksband,

- het Verdrag van 's-Gravenhage van 1 juni 1970 inzake de erkenning van echtscheidingen en scheidingen van tafel en bed,

- het Europees Verdrag van 20 mei 1980 betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen,

- het Verdrag van 's-Gravenhage van 19 oktober 1996 inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen, op voorwaarde dat het kind gewoonlijk in een lidstaat verblijft.

Artikel 40 - Werkingssfeer

1. De in artikel 38, lid 1, en artikel 39 bedoelde overeenkomsten en verdragen blijven van kracht ten aanzien van onderwerpen waarop deze verordening niet van toepassing is.

2. Zij blijven voorts van kracht met betrekking tot vóór de inwerkingtreding van deze verordening gegeven beslissingen en verleden akten.

Artikel 41 - Overeenkomsten tussen lidstaten

1. Twee of meer lidstaten kunnen overeenkomsten sluiten of regelingen treffen om deze verordening aan te vullen of de toepassing ervan te vergemakkelijken.

De betrokken lidstaten dienen de Commissie:

a) een afschrift van deze ontwerp-overeenkomsten te bezorgen,

b) in te lichten over eventuele opzeggingen of wijzigingen van deze overeenkomsten.

2. In deze overeenkomsten of regelingen kan in geen geval worden afgeweken van de hoofdstukken II en III.

Artikel 42 - Verdragen met de Heilige Stoel

1. Deze verordening laat onverlet het op 7 mei 1940 te Vaticaanstad ondertekende internationale verdrag (concordaat) tussen de Heilige Stoel en de Portugese Republiek.

2. Elke beslissing ter zake van de nietigverklaring van een huwelijk, gegeven krachtens het in lid 1 genoemde concordaat, wordt in de lidstaten erkend overeenkomstig de in hoofdstuk III vermelde voorwaarden.

3. Het bepaalde in de leden 1 en 2 is tevens van toepassing op de volgende internationale verdragen (concordaten) met de Heilige Stoel:

- het Verdrag van Lateranen van 11 februari 1929 tussen de Italiaanse Republiek en de Heilige Stoel, gewijzigd bij de op 18 februari 1984 te Rome ondertekende overeenkomst met bijbehorend protocol;

- de Overeenkomst van 3 januari 1979 tussen de Heilige Stoel en Spanje over juridische kwesties.

4. De betrokken lidstaten zenden de Commissie:

a) een afschrift van de in de leden 1 en 3 genoemde verdragen;

b) elke opzegging van of wijziging in deze verdragen.

Artikel 43 - Lidstaten met twee of meer rechtsstelsels

Ten aanzien van een lidstaat waar voor de onderwerpen waarop deze verordening van toepassing is, twee of meer rechtsstelsels of regelingen van toepassing zijn in verschillende territoriale eenheden:

a) wordt met de gewone verblijfplaats in die lidstaat de gewone verblijfplaats in een territoriale eenheid bedoeld;

b) heeft de term nationaliteit betrekking op de territoriale eenheid die in de wet van die staat is aangeduid;

c) wordt met de instantie van een lidstaat waarbij een verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk wordt ingesteld, de instantie van de territoriale eenheid bedoeld waarbij dat verzoek wordt ingesteld;

d) worden met de voorschriften van de aangezochte lidstaat de voorschriften van de territoriale eenheid bedoeld waar de bevoegdheid, de erkenning of de tenuitvoerlegging wordt opgeworpen.

Hoofdstuk VI - - Slotbepalingen


Artikel 44 - Herziening

Uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité over de toepassing van deze verordening, inzonderheid de artikelen 38, 41, 42 en 44. Dit verslag gaat zonodig vergezeld van voorstellen tot wijziging van deze verordening.

Artikel 45 - Wijziging van de lijsten van bevoegde rechters en rechtsmiddelen

De in artikel 21, lid 1, artikel 26, leden 1 en 2, artikel 28, lid 1, en artikel 29 bedoelde bevoegde rechterlijke instanties of rechtsmiddelen kunnen bij een besluit van de Raad worden gewijzigd.

Artikel 46 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.