Artikelen bij COM(2000)412 - Industrial property: Community patent - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2000)412 - Industrial property: Community patent. |
---|---|
document | COM(2000)412 ![]() ![]() |
datum | 5 juli 2000 |
Inhoudsopgave
- HOOFDSTUK I - ALGEMENE BEPALINGEN
- Artikel 1 - Gemeenschappelijk octrooirecht
- Artikel 2 - Gemeenschapsoctrooi
- Artikel 3 - Toepassing op de zee en de onderzeese gebieden en in de ruimte
- HOOFDSTUK II - OCTROOIRECHT
- Afdeling 1 - Recht op het octrooi
- Artikel 4 - Recht op het Gemeenschapsoctrooi
- Artikel 5 - Opeising van het recht op het Gemeenschapsoctrooi
- Artikel 6 - Gevolgen van verandering in het houderschap van het Gemeenschapsoctrooi
- afdeling 2 - Rechtsgevolgen van het Gemeenschapsoctrooi en van de aanvrage ervan
- Artikel 7 - Verbod van directe toepassing van de uitvinding
- Artikel 8 - Verbod van indirecte toepassing van de uitvinding
- Artikel 9 - Beperking van de rechtsgevolgen van het Gemeenschapsoctrooi
- Artikel 10 - Gemeenschappelijke uitputting van uit het Gemeenschapsoctrooi voortvloeiende rechten
- Artikel 11 - Na de bekendmaking ervan uit de Gemeenschapsoctrooiaanvrage voortvloeiende rechten
- Artikel 12 - Recht van voorgebruik van de uitvinding
- Artikel 13
- Afdeling 3 - Het Gemeenschapsoctrooi als deel van het vermogen
- Artikel 14 - Behandeling van het Gemeenschapsoctrooi als nationaal octrooi
- Artikel 15 - Overdracht
- Artikel 16 - Zakelijke rechten
- Artikel 17 - Gedwongen tenuitvoerlegging
- Artikel 18 - Faillissementsprocedures of soortgelijke procedures
- Artikel 19 - Contractuele licenties
- Artikel 20 - Licenties van rechtswege
- Artikel 21 - Verlening van dwanglicenties
- Artikel 22 - De op dwanglicenties toepasselijke voorwaarden
- Artikel 23 - Werking jegens derden
- Artikel 24 - De Gemeenschapsoctrooiaanvrage als deel van het vermogen
- HOOFDSTUK III - INSTANDHOUDING, VERVAL EN NIETIGHEID VAN HET GEMEENSCHAPSOCTROOI
- Afdeling 1 - Instandhouding en verval
- Artikel 25 - Jaarlijkse heffingen
- Artikel 26 - Afstand
- Artikel 27 - Verval
- Afdeling 2 - Nietigheid van het Gemeenschapsoctrooi
- Artikel 28 - Nietigheidsgronden
- Artikel 29 - Rechtgevolgen van nietigheid
- HOOFDSTUK IV - BEVOEGDHEID EN PROCEDURE INZAKE RECHTSVORDERINGEN BETREFFENDE GEMEENSCHAPSOCTROOIEN
- Afdeling 1 - Vorderingen inzake geldigheid, inbreuk en gebruik van het Gemeenschapsoctrooi
- Artikel 30 - Vorderingen en verzoeken die op het Gemeenschapsoctrooi van toepassing zijn - uitsluitende bevoegdheid van het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom
- Artikel 31 - Vordering tot nietigverklaring
- Artikel 32 - Vordering in reconventie tot nietigverklaring
- Artikel 33 - Vordering inzake inbreuk
- Artikel 34 - Vordering tot verklaring van niet-inbreuk
- Artikel 35 - Vordering inzake het gebruik van de uitvinding vóór de verlening van het octrooi
- Artikel 36 - Vordering inzake het recht van voorgebruik van de uitvinding
- Artikel 37 - Verzoek tot beperking
- Artikel 38 - Verzoek tot vervallenverklaring
- Artikel 39 - Beroep
- Artikel 40 - Handelingsbevoegdheid van de Commissie
- Artikel 41 - Omvang van de bevoegdheid
- Artikel 42 - Voorlopige en bewarende maatregelen
- Artikel 43 - Sancties
- Artikel 44 - Vorderingen of verzoeken tot schadevergoeding
- Artikel 45 - Verjaring
- Afdeling 2 - Bevoegdheid en procedure voor andere vorderingen betreffende het Gemeenschapsoctrooi
- Artikel 46 - Bevoegdheid van de nationale rechterlijke instanties
- Artikel 47 - Toepassing van het Bevoegdheids- en Executieverdrag
- Artikel 48 - Vorderingen betreffende het recht op octrooi tussen werkgever en werknemer
- Artikel 49 - Vorderingen inzake gedwongen tenuitvoerlegging betreffende het Gemeenschapsoctrooi
- Artikel 50 - Aanvullende bepalingen inzake bevoegdheid
- Artikel 51 - Verplichtingen van de nationale rechterlijke instantie
- Artikel 52 - Toepasselijk procesrecht
- Afdeling 3 - Arbitrage
- Artikel 53 - Arbitrage
- HOOFDSTUK V - GEVOLGEN VOOR HET NATIONALE RECHT
- Artikel 54 - Verbod van dubbele bescherming
- Artikel 55 - Nationale gebruiksmodellen en gebruikscertificaten
- HOOFDSTUK VI - SLOTBEPALINGEN
- Artikel 56 - Register van Gemeenschapsoctrooien
- Artikel 57 - Mededelingenblad betreffende Gemeenschapsoctrooien
- Artikel 58 - Facultatieve vertalingen
- Artikel 59 - Uitvoeringsverordening
- Artikel 60 - Uitvoeringsverordening inzake de heffingen
- Artikel 61 - Instelling van een comité en procedure voor het vaststellen van de uitvoeringsbepalingen
- Artikel 62 - Verslag over de tenuitvoerlegging van deze verordening
- Artikel 63 - Inwerkingtreding
HOOFDSTUK I - ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 - Gemeenschappelijk octrooirecht
Een dergelijk octrooi moet voor de toepassing van deze verordening als een Gemeenschapsoctrooi worden beschouwd.
Artikel 2 - Gemeenschapsoctrooi
2. Het Gemeenschapsoctrooi is zelfstandig. Het is slechts onderworpen aan de bepalingen van deze verordening en aan de algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht. Deze verordening laat de toepasselijkheid van het recht van de lidstaten inzake strafrechtelijke aansprakelijkheid en oneerlijke concurrentie echter onverlet.
3. Tenzij anders wordt bepaald, hebben de in deze verordening gebruikte termen dezelfde betekenis als de overeenkomstige termen in het Verdrag van München.
4. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder Gemeenschapsoctrooiaanvrage verstaan een aanvrage van een Europees octrooi voor het grondgebied van de Gemeenschap.
Artikel 3 - Toepassing op de zee en de onderzeese gebieden en in de ruimte
2. Deze verordening is van toepassing op uitvindingen die zijn gedaan of gebruikt in de kosmische ruimte, met inbegrip van de hemellichamen, en in of op ruimtevoorwerpen die op grond van het internationale recht onder de rechtsmacht en de controle van een of meer lidstaten zijn geplaatst.
HOOFDSTUK II - OCTROOIRECHT
Afdeling 1 - Recht op het octrooi
Artikel 4 - Recht op het Gemeenschapsoctrooi
2. Wanneer de uitvinder een werknemer is, wordt het recht op het Gemeenschapsoctrooi bepaald overeenkomstig het recht van de staat op het grondgebied waarvan de werknemer zijn hoofdwerkzaamheid verricht. Indien niet kan worden vastgesteld in welke staat de hoofdwerkzaamheid wordt verricht, is het toepasselijke recht het recht van de staat waar de vestiging van de werkgever zich bevindt waaraan de werknemer is verbonden.
3. Wanneer verscheidene personen de uitvinding onafhankelijk van elkaar hebben gedaan, komt het recht op het Gemeenschapsoctrooi toe aan degene wiens octrooiaanvrage de oudste datum van indiening of eventueel de oudste voorrangsdatum heeft. Deze bepaling is alleen van toepassing indien de eerste Gemeenschapsoctrooiaanvrage is gepubliceerd.
Artikel 5 - Opeising van het recht op het Gemeenschapsoctrooi
2. Degene die slechts op een deel van het Gemeenschapsoctrooi recht heeft, kan overeenkomstig het eerste lid eisen dat het octrooi aan hem als mederechthebbende wordt overgedragen.
3. De in de leden 1 en 2 bedoelde rechten kunnen slechts binnen twee jaar na de datum waarop de verlening van het Gemeenschapsoctrooi in het in artikel 57 bedoelde Mededelingenblad betreffende Gemeenschapsoctrooien is bekendgemaakt, in rechte worden uitgeoefend. Deze bepaling is niet van toepassing indien de octrooihouder ten tijde van de verlening of de verkrijging van het octrooi wist dat hij geen recht op het octrooi had.
4. De instelling van een rechtsvordering wordt ingeschreven in het in artikel 56 bedoelde Register van Gemeenschapsoctrooien. Ook in kracht van gewijsde gegane beslissingen over rechtsvorderingen of enige vorm van afstand ervan worden ingeschreven
Artikel 6 - Gevolgen van verandering in het houderschap van het Gemeenschapsoctrooi
2. Indien vóór de inschrijving van de indiening van deze rechtsvordering,
a) de octrooihouder de uitvinding op het grondgebied van de Gemeenschap heeft toegepast of hiertoe daadwerkelijke en wezenlijke voorbereidingen heeft getroffen,
of indien
b) een licentiehouder een licentie heeft verkregen en de uitvinding op het grondgebied van de Gemeenschap heeft toegepast of hiertoe daadwerkelijke en wezenlijke voorbereidingen heeft getroffen,
kan hij de toepassing voortzetten, mits hij de nieuwe in het Register van Gemeenschapsoctrooien ingeschreven octrooihouder om een niet-uitsluitende licentie verzoekt. Dit verzoek dient binnen de in de uitvoeringsverordening voorgeschreven termijn te worden gedaan. De licentie moet voor een redelijke tijdsduur en op redelijke voorwaarden worden verleend.
3. Lid 2 is niet van toepassing indien de octrooihouder of de licentiehouder te kwader trouw was toen hij met de toepassing van de uitvinding of de voorbereiding hiertoe begon.
afdeling 2 - Rechtsgevolgen van het Gemeenschapsoctrooi en van de aanvrage ervan
Artikel 7 - Verbod van directe toepassing van de uitvinding
a) een product waarop het octrooi betrekking heeft, te vervaardigen, aan te bieden, in het verkeer te brengen, te gebruiken, dan wel tot deze doeleinden in te voeren of in voorraad te hebben;
b) een werkwijze waarop het octrooi betrekking heeft, toe te passen of, indien de derde weet, dan wel indien uit de omstandigheden duidelijk blijkt, dat de toepassing van de werkwijze zonder toestemming van de octrooihouder verboden is, voor toepassing op het grondgebied van de lidstaten aan te bieden;
c) product dat rechtstreeks volgens de werkwijze waarop het octrooi betrekking heeft, is verkregen, aan te bieden, in het verkeer te brengen, te gebruiken, dan wel tot deze doeleinden in te voeren of in voorraad te hebben.
Artikel 8 - Verbod van indirecte toepassing van de uitvinding
2. Lid 1 geldt niet indien de daarin bedoelde middelen algemeen in de handel verkrijgbare producten zijn, tenzij de derde degene aan wie hij levert aanzet tot het verrichten van krachtens artikel 7 verboden handelingen.
3. Zij die de in artikel 9, onder a), b) en c), bedoelde handelingen verrichten, worden niet geacht in de zin van lid 1 gerechtigd te zijn de uitvinding toe te passen.
Artikel 9 - Beperking van de rechtsgevolgen van het Gemeenschapsoctrooi
a) handelingen die in de particuliere sfeer en voor niet-commerciële doeleinden worden verricht;
b) proefnemingen die het voorwerp van de geoctrooieerde uitvinding betreffen;
c) de bereiding per eenheid voor direct gebruik op medisch voorschrift van geneesmiddelen in apotheken, noch tot handelingen betreffende de aldus bereide geneesmiddelen;
d) het gebruik, aan boord van schepen van niet-lidstaten, van het voorwerp van de geoctrooieerde uitvinding in het schip zelf, de machines, het scheepswant, de tuigage en andere bijbehorende zaken, wanneer die schepen zich tijdelijk of bij toeval in de wateren van de lidstaten begeven, mits dit gebruik uitsluitend ten behoeve van het schip plaatsvindt.
e) het gebruik van het voorwerp van de geoctrooieerde uitvinding bij de bouw of het gebruik van luchtvaartuigen of landvoertuigen of van andere vervoermiddelen van niet-lidstaten of toebehoren van deze toestellen, wanneer zij zich tijdelijk of bij toeval op het grondgebied van de lidstaten begeven.
f) de handelingen vermeld in artikel 27 van het Verdrag van 7 december 1944 inzake de internationale burgerlijke luchtvaart, wanneer deze handelingen betrekking hebben op een luchtvaartuig van een andere staat dan een lidstaat.
Artikel 10 - Gemeenschappelijke uitputting van uit het Gemeenschapsoctrooi voortvloeiende rechten
Artikel 11 - Na de bekendmaking ervan uit de Gemeenschapsoctrooiaanvrage voortvloeiende rechten
2. De redelijke vergoeding is alleen verschuldigd indien de eiser, hetzij bij de persoon die de uitvinding toepast, hetzij bij het Bureau een vertaling van de conclusies heeft ingediend die het Bureau voor het publiek toegankelijk heeft gemaakt, in de officiële taal van de lidstaat waar degene die de uitvinding toepast, is gevestigd of zijn zetel heeft of, wanneer die lidstaat meer officiële talen heeft, in de door die persoon aanvaarde of aangewezen taal, mits de betwiste toepassing volgens de originele tekst van de aanvrage en volgens de tekst van de vertaling een inbreuk op de aanvrage vormt. Indien degene die de uitvinding toepast de tekst van de Gemeenschapsoctrooiaanvrage echter kan begrijpen in de taal waarin deze voor het publiek toegankelijk is gemaakt, is de redelijke vergoeding verschuldigd zonder dat een vertaling is ingediend.
3. Bij de vaststelling van de redelijke vergoeding wordt rekening gehouden met de goede trouw van degene die de uitvinding heeft toegepast.
4. De in lid 2 bedoelde officiële taal is een officiële taal van de Gemeenschap.
Artikel 12 - Recht van voorgebruik van de uitvinding
2. De overdracht of overgang van het recht van de voorgebruiker onder levenden of wegens overlijden is alleen mogelijk samen met diens onderneming of met het gedeelte van zijn onderneming waar het gebruik of de voorbereidingen daartoe hebben plaatsgehad.
Artikel 13
1. Wanneer een Gemeenschapsoctrooi betrekking heeft op een werkwijze tot vervaardiging van een nieuw voortbrengsel, wordt ieder identiek voortbrengsel dat zonder toestemming van de octrooihouder is vervaardigd, behoudens tegenbewijs, geacht met toepassing van die werkwijze te zijn verkregen.
2. Bij het leveren van tegenbewijs wordt rekening gehouden met het gerechtvaardigde belang van de verweerder bij de bescherming van fabricage- en bedrijfsgeheimen.
Afdeling 3 - Het Gemeenschapsoctrooi als deel van het vermogen
Artikel 14 - Behandeling van het Gemeenschapsoctrooi als nationaal octrooi
a) de aanvrager op de dag van indiening van de Gemeenschapsoctrooiaanvrage zijn woonplaats of zetel had;
b) indien het onder a) gestelde niet van toepassing is, de aanvrager op die dag een vestiging had;
c) indien het onder a) en b) gestelde niet van toepassing is, de eerste in het Register van Gemeenschapsoctrooien ingeschreven gemachtigde van de aanvrager op de dag van inschrijving kantoor hield.
In alle andere gevallen is de bedoelde lidstaat de staat waar de Europese Octrooiorganisatie is gevestigd.
2. Wanneer twee of meer personen als medeaanvragers in het Register van Gemeenschapsoctrooien zijn ingeschreven, wordt lid 1, eerste alinea, op de eerstingeschrevene toegepast. Wanneer dit niet mogelijk is, wordt artikel 1, eerste alinea, op de eerstvolgende medeaanvrager in volgorde van inschrijving toegepast. Indien lid 1 op geen van de medeaanvragers wordt toegepast, is lid 1, tweede alinea, van toepassing.
3. De inwerkingtreding van een recht kan niet afhankelijk zijn van een eventuele inschrijving in een nationaal octrooiregister.
Artikel 15 - Overdracht
2. De overdracht van een onderneming in haar geheel houdt in dat ook het Gemeenschapsoctrooi overgaat, tenzij overeenkomstig de op de overdracht toepasselijke wetgeving een tegenovergestelde overeenkomst bestaat of dit duidelijk uit de omstandigheden blijkt. Deze bepaling is van toepassing op de verbintenis uit een overeenkomst tot overdracht van de onderneming.
3. De overdracht van een Gemeenschapsoctrooi geschiedt bij een schriftelijke akte die door de partijen bij de overeenkomst is ondertekend, behalve indien de overdracht het gevolg is van een rechterlijke beslissing; bij gebreke daarvan is de overgang nietig.
4. Onverminderd artikel 6, lid 1, laat een overdracht de door derden vóór de datum van de overdracht verkregen rechten onverlet.
5. Een overdracht kan eerst na inschrijving in het in artikel 56 bedoelde Register van Gemeenschapsoctrooien aan derden worden tegengeworpen, en wel in de omvang die blijkt uit de stukken die in de in artikel 59 bedoelde uitvoeringsverordening zijn voorgeschreven. De overdracht kan evenwel vóór de inschrijving worden tegengeworpen aan derden die na de datum van de overdracht rechten hebben verkregen, maar bij de verkrijging van deze rechten van de overdracht kennis droegen.
Artikel 16 - Zakelijke rechten
2. Op verzoek van een der partijen worden de in lid 1 bedoelde rechten in het in artikel 56 bedoelde Register van Gemeenschapsoctrooien ingeschreven en in het in artikel 57 bedoelde Mededelingenblad betreffende Gemeenschapsoctrooien bekendgemaakt.
Artikel 17 - Gedwongen tenuitvoerlegging
2. Op verzoek van een der partijen wordt de tenuitvoerlegging in het in artikel 56 bedoelde Register van Gemeenschapsoctrooien ingeschreven en in het in artikel 57 bedoelde Mededelingenblad betreffende Gemeenschapsoctrooien bekendgemaakt.
Artikel 18 - Faillissementsprocedures of soortgelijke procedures
2. In geval van mede-eigendom van een Gemeenschapsoctrooi is lid 1 op het deel van de mede-eigenaar van toepassing.
3. Wanneer een Gemeenschapsoctrooi in een faillissementsprocedure of een soortgelijke procedure is betrokken, wordt op verzoek van de bevoegde nationale instantie de desbetreffende vermelding in het in artikel 56 van deze verordening bedoelde Register van Gemeenschapsoctrooien ingeschreven en in het in artikel 57 bedoelde Mededelingenblad betreffende Gemeenschapsoctrooien gepubliceerd.
Artikel 19 - Contractuele licenties
2. De aan het Gemeenschapsoctrooi verbonden rechten kunnen worden ingeroepen tegen een licentiehouder die handelt in strijd met een van de grenzen van de licentieovereenkomst.
3. Artikel 15, leden 4 en 5, is van overeenkomstige toepassing op de verlening of de overdracht van een licentie van een Gemeenschapsoctrooi.
Artikel 20 - Licenties van rechtswege
2. De verklaring kan op elk ogenblik door een schriftelijke kennisgeving aan het Bureau worden ingetrokken mits nog niemand de octrooihouder van zijn voornemen de uitvinding toe te passen in kennis heeft gesteld. De intrekking wordt van kracht bij ontvangst van genoemde kennisgeving door het Bureau. Het bedrag waarmee de jaarlijkse heffingen verlaagd zijn, dient alsnog te worden betaald binnen een termijn van één maand na de intrekking; artikel 25, lid 2, is van toepassing, met dien verstande dat de termijn van zes maanden bij het verstrijken van voornoemde termijn begint te lopen.
3. De verklaring kan niet worden ingediend zolang een uitsluitende licentie in het Register van Gemeenschapsoctrooien is ingeschreven of indien een verzoek tot inschrijving van een dergelijke licentie bij het Bureau is ingediend.
4. Ingevolge de verklaring is een ieder bevoegd de uitvinding als licentiehouder toe te passen onder de voorwaarden genoemd in de in artikel 59 bedoelde uitvoeringsverordening. Een krachtens dit artikel verkregen licentie wordt voor de toepassing van deze verordening met een contractuele licentie gelijkgesteld.
5. Op schriftelijk verzoek van een van de partijen stelt de Commissie het bedrag van de in lid 1 bedoelde vergoeding vast, of wijzigt zij dit indien er zich feiten hebben voorgedaan of feiten bekend zijn geworden waaruit blijkt dat dit bedrag kennelijk onredelijk is.
6. Een verzoek tot inschrijving van een uitsluitende licentie in het Register van Gemeenschapsoctrooien is niet ontvankelijk nadat de verklaring is ingediend, tenzij deze is ingetrokken of wordt geacht te zijn ingetrokken.
7. Een lidstaat kan geen licenties van rechtswege op een Gemeenschapsoctrooi verlenen.
Artikel 21 - Verlening van dwanglicenties
2. De Commissie kan aan de houder van een nationaal octrooi of een Gemeenschapsoctrooi of aan de houder van een kwekersrecht die zijn octrooi (tweede octrooi) of zijn nationale of communautaire kwekersrecht niet kan uitoefenen zonder inbreuk te maken op een Gemeenschapsoctrooi (eerste octrooi), op aanvrage een dwanglicentie op het eerste octrooi verlenen, mits de uitvinding of het kweekproduct dat voorwerp van het tweede octrooi of het kwekersrecht is, een belangrijke technische vooruitgang van aanzienlijk economisch belang vormt ten opzichte van de uitvinding die voorwerp van het eerste octrooi is. De Commissie kan iedere maatregel nemen die zij noodzakelijk acht om na te gaan of een dergelijke situatie zich voordoet. In geval van een dwanglicentie ten behoeve van een afhankelijk octrooi of kwekersrecht heeft de houder van het eerste octrooi recht op een wederkerige licentie tegen redelijke voorwaarden om de geoctrooieerde uitvinding of het beschermde kweekproduct te gebruiken.
3. De Commissie kan, in een crisisperiode of andere uiterste noodsituaties of wanneer moet worden opgetreden tegen praktijken die in de uitspraak in een gerechtelijke of administratieve procedure als mededingingbeperkend zijn aangemerkt, de toepassing van een Gemeenschapsoctrooi toestaan.
4. Bij de technologie van halfgeleiders is de toepassing uitsluitend in de in lid 3 bedoelde situaties mogelijk.
5. Een in de leden 1, 2 en 3 bedoelde licentie of toepassing kan slechts worden toegekend indien de kandidaat-gebruiker heeft getracht tegen redelijke commerciële voorwaarden toestemming van de octrooihouder te krijgen en deze pogingen niet binnen een redelijke termijn zijn geslaagd. In de in lid 3 bedoelde situaties kan de Commissie echter van deze voorwaarde afwijken. In die gevallen wordt de houder van het recht zo spoedig als redelijkerwijze mogelijk is, gewaarschuwd.
6. De uitvoeringsbepalingen en de te volgen procedures voor de toepassing van de in dit artikel vervatte beginselen worden in de uitvoeringsverordening vastgesteld.
Artikel 22 - De op dwanglicenties toepasselijke voorwaarden
a) de reikwijdte en de duur van de toepassing worden beperkt tot de doelen waarvoor de dwanglicentie is toegestaan;
b) de toepassing is niet uitsluitend;
c) de toepassing is niet overdraagbaar, behalve samen met het deel van de onderneming of het bedrijf waaraan de dwanglicentie is verleend;
d) de toepassing wordt voornamelijk toegestaan om de interne markt van de Gemeenschap te bevoorraden, behalve wanneer een einde moet worden gemaakt aan een praktijk die in de uitspraak in een gerechtelijke of administratieve procedure als mededingingbeperkend is aangemerkt;
e) de Commissie kan op grond van een gemotiveerd verzoek besluiten de toestemming te beëindigen indien op dat moment de omstandigheden die tot die toestemming hebben geleid, zich niet meer voordoen en zich waarschijnlijk ook niet meer zullen voordoen en onder de voorwaarde dat de gerechtvaardigde belangen van degenen aan wie de toestemming was verleend doeltreffend worden beschermd;
f) de licentiehouder moet de rechthebbende een redelijke vergoeding betalen, die wordt vastgesteld aan de hand van de economische waarde van de toestemming en van de eventuele noodzaak een mededingingbeperkende praktijk te beëindigen;
g) bij een dwanglicentie ten behoeve van een afhankelijk octrooi of een kwekersrecht is de toegestane toepassing van het eerste octrooi niet overdraagbaar, tenzij het tweede octrooi of het kwekersrecht eveneens wordt overgedragen.
2. De lidstaten kunnen geen dwanglicenties op een Gemeenschapsoctrooi verlenen.
Artikel 23 - Werking jegens derden
2. Lid 1 is niet van toepassing op degene die het Gemeenschapsoctrooi of een recht op het Gemeenschapsoctrooi heeft verworven door overdracht van de onderneming in haar geheel of krachtens andere rechtsopvolging onder algemene titel.
Artikel 24 - De Gemeenschapsoctrooiaanvrage als deel van het vermogen
2. Door derden verworven rechten op een in lid 1 bedoelde Gemeenschapsoctrooiaanvrage behouden hun werking met betrekking tot het Gemeenschapsoctrooi dat op die aanvrage is verleend.
HOOFDSTUK III - INSTANDHOUDING, VERVAL EN NIETIGHEID VAN HET GEMEENSCHAPSOCTROOI
Afdeling 1 - Instandhouding en verval
Artikel 25 - Jaarlijkse heffingen
2. Wanneer een jaarlijkse heffing niet op de vervaldatum is betaald, kan deze heffing alsnog binnen zes maanden na de vervaldag rechtsgeldig worden betaald, mits gelijktijdig een toeslag wordt betaald.
3. Een jaarlijkse heffing voor een Gemeenschapsoctrooi die binnen twee maanden na de bekendmaking van de verlening van het Gemeenschapsoctrooi vervalt, wordt geacht rechtsgeldig te zijn betaald indien zij binnen de in lid 2 genoemde termijn is betaald. In dat geval wordt geen toeslag geheven.
Artikel 26 - Afstand
2. De afstand moet schriftelijk door de octrooihouder aan het Bureau worden gemeld. De afstand wordt pas van kracht na inschrijving in het Register van Gemeenschapsoctrooien.
3. De afstand wordt slechts in het Register van Gemeenschapsoctrooien ingeschreven met toestemming van degene die een in dit register ingeschreven zakelijk recht heeft of op wiens naam een inschrijving overeenkomstig artikel 5, lid 4, eerste zin, is verricht. Indien een licentie in het register is ingeschreven, wordt de afstand slechts ingeschreven indien de octrooihouder aantoont dat hij de licentiehouder vooraf van zijn voornemen afstand te doen in kennis heeft gesteld. De inschrijving van de afstand geschiedt na het verstrijken van de in de in artikel 59 bedoelde uitvoeringsverordening voorgeschreven termijn.
Artikel 27 - Verval
a) na afloop van twintig jaar vanaf de datum waarop de aanvrage is ingediend;
b) indien de octrooihouder afstand doet overeenkomstig de in artikel 26 bepaalde voorwaarden;
c) indien een jaarlijkse heffing en de eventuele toeslag niet tijdig zijn betaald.
2. Het verval van het Gemeenschapsoctrooi wegens niet-tijdige betaling van een jaarlijkse heffing en van de eventuele toeslag wordt geacht op de vervaldatum van de jaarlijkse heffing te hebben plaatsgehad.
Afdeling 2 - Nietigheid van het Gemeenschapsoctrooi
Artikel 28 - Nietigheidsgronden
a) het voorwerp van het octrooi is op grond van de artikelen 52 tot en met 57 van het Verdrag van München niet octrooieerbaar;
b) het octrooischrift bevat geen beschrijving van de uitvinding die zodanig duidelijk en volledig is dat een deskundige deze uitvinding kan toepassen;
c) het voorwerp van het octrooi wordt niet gedekt door de inhoud van de octrooiaanvrage zoals die is ingediend of, indien het octrooi is verleend op een afgesplitste of een nieuwe octrooiaanvrage die overeenkomstig artikel 61 van het Verdrag van München is ingediend, door de inhoud van de oorspronkelijke aanvrage zoals die is ingediend;
d) de beschermingsomvang van het octrooi is uitgebreid;
e) de octrooihouder was niet de rechthebbende op het octrooi in de zin van artikel 4, leden 1 en 2, van deze verordening;
f) het voorwerp van het octrooi is niet nieuw ten opzichte van de inhoud van een nationale octrooiaanvrage of een nationaal octrooi die of dat in een lidstaat voor het publiek toegankelijk is gemaakt op de indieningsdatum of op een latere datum of, indien voorrang is ingeroepen, op de voorrangsdatum van het Gemeenschapsoctrooi maar met een indieningsdatum of een voorrangsdatum die eerder dan die datum is.
2. Indien de nietigheidsgronden het octrooi slechts gedeeltelijk aantasten, wordt de nietigheid zodanig uitgesproken dat het octrooi dienovereenkomstig wordt beperkt. De beperking kan geschieden in de vorm van een wijziging van de conclusies, van de beschrijving of van de tekeningen.
Artikel 29 - Rechtgevolgen van nietigheid
2. De terugwerkende kracht van de nietigheid van het octrooi heeft geen gevolgen voor:
a) beslissingen over inbreuk die vóór de vervallen- of nietigverklaring in kracht van gewijsde zijn gegaan en ten uitvoer zijn gelegd;
b) vóór de vervallen- of nietigverklaring gesloten overeenkomsten, voor zover die vóór die verklaring zijn uitgevoerd; uit billijkheidsoverwegingen kan echter terugbetaling van de op grond van deze overeenkomst betaalde bedragen worden geëist en wel in de mate die door de omstandigheden wordt gerechtvaardigd.
HOOFDSTUK IV - BEVOEGDHEID EN PROCEDURE INZAKE RECHTSVORDERINGEN BETREFFENDE GEMEENSCHAPSOCTROOIEN
Afdeling 1 - Vorderingen inzake geldigheid, inbreuk en gebruik van het Gemeenschapsoctrooi
Artikel 30 - Vorderingen en verzoeken die op het Gemeenschapsoctrooi van toepassing zijn - uitsluitende bevoegdheid van het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom
2. Met betrekking tot het Gemeenschapsoctrooi is geen vordering inzake dreigende inbreuk mogelijk.
3. Voor de in lid 1 bedoelde vorderingen en verzoeken is uitsluitend het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom bevoegd. Zij worden in eerste instantie bij de kamer van eerste aanleg van dit gerecht ingesteld.
4. Onverminderd de bepalingen van het Verdrag en van deze verordening worden de voorwaarden en voorschriften betreffende de in lid 1 bedoelde vorderingen en verzoeken alsook de regels die op de genomen beslissingen van toepassing zijn, in het statuut of reglement voor de procesvoering van het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom vastgesteld.
Artikel 31 - Vordering tot nietigverklaring
2. Een ieder kan een vordering tot nietigverklaring instellen; in het in artikel 28, lid 1, onder e), genoemde geval kan de vordering echter uitsluitend worden ingesteld door degene die als octrooihouder recht heeft op inschrijving in het Register van Gemeenschapsoctrooien of gezamenlijk door degenen die als mederechthebbenden op dit octrooi recht hebben op inschrijving uit hoofde van artikel 5 .
3. De vordering kan zelfs worden ingesteld wanneer nog oppositie kan worden ingesteld of er een oppositieprocedure bij het Bureau aanhangig is.
4. De vordering kan zelfs worden ingesteld wanneer het Gemeenschapsoctrooi is vervallen.
Artikel 32 - Vordering in reconventie tot nietigverklaring
2. Indien een vordering in reconventie wordt ingesteld in een procedure waarin de octrooihouder nog geen partij is, wordt hij daarvan in kennis gesteld en kan hij zich in het geding voegen.
Artikel 33 - Vordering inzake inbreuk
2. Een vordering inzake inbreuk wordt door de octrooihouder ingesteld. Een houder van een contractuele licentie kan slechts met toestemming van de octrooihouder een vordering inzake inbreuk instellen, tenzij in het contract anders is bepaald. Niettemin kan een houder van een uitsluitende licentie en een houder van een licentie van rechtswege of van een dwanglicentie een dergelijke vordering instellen indien de octrooihouder dit, na hiertoe te zijn aangespoord, niet zelf doet.
3. De octrooihouder mag zich voegen in een inbreukprocedure die op grond van lid 2 door een licentiehouder is aangespannen.
4. Iedere licentiehouder mag zich voegen in een inbreukprocedure die op grond van lid 2 door de octrooihouder is aangespannen teneinde de hem toekomende schadevergoeding te verkrijgen.
Artikel 34 - Vordering tot verklaring van niet-inbreuk
2. De geldigheid van een Gemeenschapsoctrooi kan niet worden betwist door een vordering tot verklaring van niet-inbreuk.
Artikel 35 - Vordering inzake het gebruik van de uitvinding vóór de verlening van het octrooi
Artikel 36 - Vordering inzake het recht van voorgebruik van de uitvinding
Artikel 37 - Verzoek tot beperking
2. Het verzoek kan niet worden ingesteld zolang nog oppositie kan worden ingesteld of een oppositieprocedure of een nietigheidsprocedure aanhangig is.
3. Het verzoek is slechts ontvankelijk met toestemming van degene die een in het Register van Gemeenschapsoctrooien ingeschreven zakelijk recht heeft of op wiens naam een inschrijving overeenkomstig artikel 5, lid 4, eerste zin, is verricht. Indien een licentie in het register is ingeschreven, is het verzoek slechts ontvankelijk indien de octrooihouder de toestemming van de licentiehouder aantoont of na een termijn van drie maanden nadat hij de licentiehouder in kennis heeft gesteld van zijn voornemen het octrooi te beperken.
4. Indien het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom na deze procedure van oordeel is dat, gezien de door de houder aangebrachte wijzigingen, de in artikel 28 bedoelde nietigheidsgronden zich niet tegen instandhouding van het Gemeenschapsoctrooi verzetten, besluit het Gerecht dit octrooi dienovereenkomstig te beperken. Indien het gerecht de wijzigingen niet aanvaardbaar acht, wijst het het verzoek af.
Artikel 38 - Verzoek tot vervallenverklaring
Artikel 39 - Beroep
2. Het beroep wordt binnen twee maanden na de kennisgeving van de beslissing bij de kamer van beroep ingesteld overeenkomstig het statuut van het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom.
3. De kamer van beroep is bevoegd zowel over de feiten als over het recht te oordelen en is bevoegd zowel de aangevochten beslissing te vernietigen als deze te wijzigen.
4. Elke partij in een procedure bij het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom kan beroep instellen tegen een beslissing die voor haar ongunstig is.
5. Het beroep heeft schorsende werking. De kamer van eerste aanleg kan haar beslissing echter direct uitvoerbaar verklaren en daaraan eventueel garanties verbinden.
Artikel 40 - Handelingsbevoegdheid van de Commissie
2. De Commissie kan zich ook, onder de in lid 1 bedoelde voorwaarden, in iedere bij het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom aanhangige procedure voegen.
Artikel 41 - Omvang van de bevoegdheid
Artikel 42 - Voorlopige en bewarende maatregelen
Artikel 43 - Sancties
a) een bevel aan de verweerder om de inbreukmakende handelingen te staken;
b) inbeslagname van de inbreukmakende voortbrengselen;
c) inbeslagname van de goederen, materialen en gereedschappen die dienen om de beschermde uitvinding toe te passen en die zijn geleverd of aangeboden onder de in artikel 8 omschreven omstandigheden;
d) andere maatregelen die bij de omstandigheden passen of die geschikt zijn om de onder de punten a), b) en c) bedoelde bevelen te doen naleven.
Artikel 44 - Vorderingen of verzoeken tot schadevergoeding
2. Bij de vaststelling van een gepaste schadevergoeding houdt het gerecht rekening met alle relevante elementen, zoals de economische consequenties van de inbreuk voor de benadeelde partij en het gedrag en de goede of kwade trouw van de partijen. De schadevergoeding heeft niet het karakter van een straf.
3. Totdat het tegendeel is bewezen, wordt voor de toepassing van lid 2 verondersteld dat de veronderstelde inbreukmaker wiens woonplaats of zetel zich bevindt in een lidstaat waarvan de officiële taal, die ook een officiële taal van de Gemeenschap is, niet de taal is waarin het octrooi is verleend of waarin een vertaling van het octrooi overeenkomstig artikel 58, voor het publiek toegankelijk is gemaakt, niet wist en geen redelijke redenen had om te weten dat hij inbreuk op het octrooi maakte. In dat geval is schadevergoeding wegens inbreuk slechts verschuldigd vanaf het moment waarop aan de veronderstelde inbreukmaker een vertaling van het octrooi is betekend in de officiële taal van de lidstaat waar zijn woonplaats of zetel zich bevindt.
4. Indien de in lid 3 bedoelde lidstaat twee of meer officiële talen heeft die ook officiële talen van de Gemeenschap zijn, heeft de inbreukmaker recht op een kennisgeving in de taal die hij kent.
Artikel 45 - Verjaring
Afdeling 2 - Bevoegdheid en procedure voor andere vorderingen betreffende het Gemeenschapsoctrooi
Artikel 46 - Bevoegdheid van de nationale rechterlijke instanties
Artikel 47 - Toepassing van het Bevoegdheids- en Executieverdrag
PB C 27 van 26.1.1998, blz. 3.
Artikel 48 - Vorderingen betreffende het recht op octrooi tussen werkgever en werknemer
2. Een bevoegdheidsovereenkomst is slechts geldig indien zij na het ontstaan van het geschil is gesloten of indien de werknemer zich hierdoor tot andere rechterlijke instanties dan de op grond van lid 1 bevoegde instanties kan wenden.
Artikel 49 - Vorderingen inzake gedwongen tenuitvoerlegging betreffende het Gemeenschapsoctrooi
Artikel 50 - Aanvullende bepalingen inzake bevoegdheid
2. Indien op grond van de artikelen 47 en 48 en van lid 1 van dit artikel geen rechterlijke instantie voor een rechtsvordering betreffende een Gemeenschapsoctrooi bevoegd is, kan deze rechtsvordering worden ingediend bij de rechterlijke instanties van de lidstaat waar de Europese Octrooiorganisatie is gevestigd.
Artikel 51 - Verplichtingen van de nationale rechterlijke instantie
2. De nationale rechterlijke instantie waarbij een andere vordering betreffende een Gemeenschapsoctrooi dan die bedoeld in artikel 30 wordt ingediend, moet dat octrooi als geldig beschouwen tenzij het door het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom in een in kracht van gewijsde gegane beslissing nietig is verklaard.
3. De nationale rechterlijke instantie waarbij een andere vordering of een ander verzoek betreffende een Gemeenschapsoctrooi dan die bedoeld in artikel 30 wordt ingediend, schort de behandeling op indien naar haar mening voor haar vonnis een beslissing over een vordering of een verzoek als bedoeld in artikel 30, ingediend bij het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom noodzakelijk is. Deze opschorting geschiedt hetzij ambtshalve nadat de partijen zijn gehoord, wanneer een vordering of verzoek als bedoeld in artikel 30 bij het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom is ingediend, hetzij op verzoek van een van de partijen nadat de andere partijen zijn gehoord, indien de zaak nog niet bij het Gemeenschappelijke Gerecht aanhangig is. In het laatste geval verzoekt de nationale rechterlijke instantie de partijen de zaak aanhangig te maken binnen een door haar toegestane termijn. Indien de zaak niet binnen die termijn aanhangig wordt gemaakt, wordt de procedure voortgezet.
Artikel 52 - Toepasselijk procesrecht
Afdeling 3 - Arbitrage
Artikel 53 - Arbitrage
HOOFDSTUK V - GEVOLGEN VOOR HET NATIONALE RECHT
Artikel 54 - Verbod van dubbele bescherming
a) de termijn voor het instellen van oppositie tegen de verlening van een Gemeenschapsoctrooi door het Bureau is verstreken zonder dat oppositie is ingesteld;
b) de oppositieprocedure is afgesloten, waarbij het Gemeenschapsoctrooi in stand is gebleven;
c) het nationaal octrooi is verleend indien deze datum ligt na de datum bedoeld onder a) of b), al naar het geval.
2. Het verval of de nietigverklaring van het Gemeenschapsoctrooi op een later tijdstip laat het in lid 1 bepaalde onverlet.
3. Elke lidstaat kan de procedure vaststellen volgens welke wordt vastgesteld of, en zo ja in hoeverre, het nationaal octrooi geen rechtsgevolgen meer heeft. De lidstaat kan bovendien bepalen dat het nationaal octrooi van de aanvang af geen rechtsgevolgen heeft gehad.
4. De dubbele bescherming door een Gemeenschapsoctrooi of een Gemeenschapsoctrooiaanvrage en door een nationaal octrooi of een nationale octrooiaanvrage bestaat tot de in lid 1 bedoelde datum.
Artikel 55 - Nationale gebruiksmodellen en gebruikscertificaten
HOOFDSTUK VI - SLOTBEPALINGEN
Artikel 56 - Register van Gemeenschapsoctrooien
Artikel 57 - Mededelingenblad betreffende Gemeenschapsoctrooien
Artikel 58 - Facultatieve vertalingen
Artikel 59 - Uitvoeringsverordening
2. Deze uitvoeringsverordening wordt volgens de procedure van artikel 61, lid 2, vastgesteld en gewijzigd.
Artikel 60 - Uitvoeringsverordening inzake de heffingen
2. De verordening inzake de heffingen wordt volgens de procedure van artikel 61, lid 2, vastgesteld en gewijzigd.
Artikel 61 - Instelling van een comité en procedure voor het vaststellen van de uitvoeringsbepalingen
2. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, is de regelgevingsprocedure van artikel 5 van Besluit 1999/468/EG, met inachtneming van artikel 7, van dat besluit van toepassing.
3. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt op drie maanden vastgesteld.
Artikel 62 - Verslag over de tenuitvoerlegging van deze verordening
Artikel 63 - Inwerkingtreding
2. De Gemeenschapsoctrooiaanvragen kunnen vanaf de datum die in een besluit van de Commissie overeenkomstig de in artikel 61, lid 2, van deze verordening bedoelde procedure wordt vastgesteld, bij het Bureau worden ingediend.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.