Artikelen bij COM(2002)52 - 25E Jaarverslag van het raadgevend comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats 2000

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


SAMENVATTING

1. KENMERKEN VAN HET COMITÉ

1.1. Ontstaan, bevoegdheid, mandaat

1.2. Structuur, werking

2. ACTIVITEITEN IN 2000

2.1. 24e jaarverslag van de werkzaamheden van het Raadgevend Comité

2.2. Goedgekeurde adviezen

2.2.1. Advies van het Comité (document nr. 842/1/00) over de ontwerp-normalisatiemandaten, die zijn gericht aan de Europese normalisatieorganen en die staan vermeld in de documenten 62/99, 69/99, 71/99, 4/2000, 5/2000 en 3/2000

2.2.2. Advies van het Comité, gevraagd door de Commissie, over de voorbereiding van de nieuwe agenda voor het sociaal beleid

2.2.3. Advies van het Comité (document nr. 1950/00) over de ontwerp-normalisatiemandaten, die zijn gericht aan de Europese normalisatieorganen en die staan vermeld in de documenten 16/2000, 18/2000, 72/99 rev.1, 19/2000 en 4/2000 rev.1

2.2.4. Advies van het Comité (document nr. 3103/00) over de herstructurering van de comités op het gebied van de veiligheid, de hygiëne en de gezondheid op het werk

2.2.5. Advies van het Comité, gevraagd door de Commissie, over een wijziging van Richtlijn 92/58/EEG 'signalering'

2.2.6. Advies van het Comité over het ontwerp-werkprogramma van het Agentschap te Bilbao voor 2001.

2.3. Operationele procedures

2.3.1. Werkprogramma 2001

3. ACTIVITEITEN VAN DE GROEPEN/STRUCTUUR AAN HET EINDE VAN HET JAAR

3.1. In 2000 actieve werkgroepen die hun werkzaamheden in 2001 voortzetten

3.1.1. Programmering

3.1.2. Normalisatie

3.1.3. Vaststelling van blootstellingsniveaus

3.1.4. Multidisciplinaire beschermings- en preventiediensten/medische bewaking van de werknemers

3.1.5. Preventie van geweld op het werk

3.1.6. Richtsnoeren betreffende chemische agentia

3.1.7. Verslag over het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk:

3.1.8. Spier-en skeletaandoeningen

3.2. Oprichting van werkgroepen in 2000

3.2.1. Telewerken (document nr. 0905/99)

3.2.2. Beroepsziekten (document n° 0858/00)

3.2.3. ATEX (document nr. 3453/00)

3.3. Ontbinding van werkgroepen

3.3.1. Beheerssystemen

3.3.2. Asbest

3.3.3. Herstructurering van de comités

4. SAMENWERKING MET ANDERE ORGANEN

4.1. Permanent orgaan

4.2. Comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie

4.3. Wetenschappelijk comité inzake grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische agentia

4.4. Sociale partners

4.5. Technisch vakbondsbureau

4.6. Internationaal Arbeidsbureau (IAB)

4.7. Europese Stichting

4.8. Europees Agentschap van Bilbao

BIJLAGE A

BIJLAGE B

BIJLAGE C

BIJLAGE D


SAMENVATTING

25E JAARVERSLAG VAN HET RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE VEILIGHEID, DE HYGIËNE EN DE GEZONDHEIDSBESCHERMING OP DE ARBEIDSPLAATS 2000

Aangezien de oprichting van een permanent orgaan noodzakelijk was om de Commissie bij te staan bij de voorbereiding en de tenuitvoerlegging van de activiteiten op het gebied van de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats en om de samenwerking tussen de nationale overheidsdiensten en de werknemers- en werkgeversorganisaties te vergemakkelijken, heeft de Raad van de Europese Gemeenschappen bij Besluit 74/325/EEG van 27 juni 1974 een Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats opgericht.

Het Comité is een tripartiete instantie, samengesteld uit gewone leden, en wel voor elke lidstaat: twee regeringsvertegenwoordigers, twee vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties en twee vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties. Voor elk der gewone leden van het Comité wordt een plaatsvervangend lid benoemd. De gewone leden en de plaatsvervangende leden van het Comité worden benoemd door de Raad die de lijst daarvan ter informatie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen publiceert. Het Comité wordt voorgezeten door een lid van de Commissie of, indien deze verhinderd is, door een door hem aan te wijzen ambtenaar van de Commissie.

Het Comité stelt jaarlijks een verslag van zijn werkzaamheden op, dat de Commissie toezendt aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Raadgevend Comité van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.

In 2000 is het Comité, twee keer te Luxemburg bijeengekomen. Tijdens elke vergadering heeft de Commissie het Comité geïnformeerd over de stand van zaken in verband met alle dossiers betreffende de gezondheid, de veiligheid en de hygiëne op het werk.

De activiteiten van het Comité hebben geleid tot de goedkeuring van het jaarverslag over de werkzaamheden in 1999, de goedkeuring van ses adviezen waarvan een overzicht staat vermeld in punt 2.2 van dit verslag en een studie naar de onderwerpen die deel kunnen uitmaken van het werkprogramma voor 2001.


1. KENMERKEN VAN HET COMITÉ

1.1. Ontstaan, bevoegdheid, mandaat

Aangezien de oprichting van een permanent orgaan noodzakelijk was om de Commissie bij te staan bij de voorbereiding en de tenuitvoerlegging van de activiteiten op het gebied van de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats en om de samenwerking tussen de nationale overheidsdiensten en de werknemers- en werkgeversorganisaties te vergemakkelijken, heeft de Raad van de Europese Gemeenschappen bij Besluit 74/325/EEG van 27 juni 1974 een Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats opgericht.

Het comité heeft met name tot taak (artikel 2, punt 2, van het besluit):

a) op basis van de te zijner beschikking gestelde gegevens denkbeelden en ervaringen uit te wisselen over de bestaande of beoogde voorschriften;

b) bij te dragen tot de totstandbrenging van een gemeenschappelijke aanpak van de problemen die zich op het gebied van de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats voordoen, alsmede met betrekking tot de keuze van de communautaire prioriteiten en de ter verwezenlijking daarvan noodzakelijke maatregelen;

c) de aandacht van de Commissie te vestigen op de gebieden waar het verwerven van nieuwe kennis en de tenuitvoerlegging van passende acties inzake opleiding en onderzoek noodzakelijk blijken;

d) in het kader van de communautaire actieprogramma's en in samenwerking met het Permanent Orgaan voor de veiligheid en de gezondheidsvoorwaarden in de steenkolenmijnen vast te leggen:

- de criteria en de doelstellingen van de strijd tegen de arbeidsongevallenrisico's en de gevaren voor de gezondheid in de onderneming;

- de methoden waarmee de ondernemingen en hun personeel het niveau van de bescherming kunnen evalueren en verbeteren;

e) bij te dragen tot de voorlichting van de nationale overheidsinstanties en van de organisaties van werknemers en werkgevers over de communautaire acties, teneinde hun onderlinge samenwerking te bevorderen en hun initiatieven te stimuleren met het oog op de uitwisseling van opgedane ervaringen en de opstelling van gedragscodes.

1.2. Structuur, werking

Het Comité is een tripartiete instantie, samengesteld uit gewone leden, en wel voor elke lidstaat: twee regeringsvertegenwoordigers, twee vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties en twee vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties. Voor elk gewoon lid wordt een plaatsvervanger benoemd. De gewone leden en de plaatsvervangende leden van het Comité worden benoemd door de Raad die de lijst daarvan ter informatie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen publiceert.

Het Comité wordt voorgezeten door een lid van de Commissie of, indien deze verhinderd is, door een door hem aan te wijzen ambtenaar van de Commissie.

Het Comité kan werkgroepen oprichten, voorgezeten door een lid van het Comité. Deze groepen leggen de resultaten van hun werkzaamheden voor in de vorm van verslagen tijdens een vergadering van het Comité.

Het Comité stelt jaarlijks een verslag over zijn werkzaamheden op, dat de Commissie toezendt aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Raadgevend Comité van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.

De adviezen van het Comité worden bij absolute meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen vastgesteld. Uitspraken van het Comité zijn slechts geldig, wanneer tweederde van het aantal leden aanwezig is.

Het Comité heeft zijn reglement van orde vastgesteld dat op 30 april 1976 van kracht is geworden na op advies van de Commissie door de Raad te zijn goedgekeurd.

De vertegenwoordigers van de regeringen, de werknemersorganisaties en de werkgeversorganisaties hebben zich georganiseerd in drie afzonderlijke belangengroepen die elk een woordvoerder aanwijzen. Elke woordvoerder neemt deel aan de vergaderingen van de belangengroep die hem heeft aangewezen en aan de vergaderingen van het Comité waar hij het standpunt van zijn groep vertolkt.

De contacten tussen de leden van de belangengroep van de regeringsvertegenwoordigers worden verzorgd door een lid van het Comité dat de regering vertegenwoordigt waarvan het land het voorzitterschap van de Raad bekleedt, die tussen de leden van het Comité die de werkgevers vertegenwoordigen worden verzorgd door de Unie van Industriefederaties van de Europese Gemeenschap (UNICE) en, wat de vertegenwoordigers van de werknemers betreft, is het de door hen aangewezen vakbondsorganisatie van de werknemers op communautair niveau, het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV), die hen helpt om hun standpunt te coördineren.

De diensten van de Commissie voeren het secretariaat van het Comité en de werkgroepen. Het secretariaat ressorteert onder Directoraat-generaal EMPL (eenheid D/5).

2. ACTIVITEITEN IN 2000

Op 18 december 2000 heeft de Raad op voorstel van de lidstaten de gewone en plaatsvervangende leden van het Comité benoemd voor de periode 18 december 2000 - 17 december 2003, omdat de vorige mandaten, die geldig waren voor de periode 7 juli 1997 - 6 juli 2000, waren verlopen. De twee ledenlijsten voor 2000 zijn opgenomen in bijlage B.

In 2000 is het Comité twee keer te Luxemburg bijeengekomen, en wel in mei en december. Tijdens elke vergadering heeft de Commissie het Comité geïnformeerd over de stand van zaken in verband met alle dossiers betreffende de gezondheid, de veiligheid en de hygiëne op het werk.

De vergaderingen van het Comité zijn de dag tevoren voorafgegaan door een vergadering van de leden van het Comité die de regeringen, de werkgevers en de werknemers vertegenwoordigen, die in belangengroepen zijn verenigd. De belangengroepen hebben tijdens het jaar twee extra vergaderingen georganiseerd.

De werkzaamheden van het Comité tijdens het jaar 2000 hebben gelijke tred gehouden met de voortgang van de werkzaamheden van de Commissie, zoals vastgelegd in het communautaire programma 1996-2000.

De werkzaamheden en de prioriteiten zijn aan het Comité voorgesteld door de werkgroep 'Programmering' die drie keer is bijeengekomen.

De werkzaamheden van de negen werkgroepen die zijn belast met de bestudering van de specialistische gebieden waarover het Comité een advies wenste uit te brengen, hebben de organisatie van vijftien vergaderingen noodzakelijk gemaakt.

Het Comité heeft de drie groepen ontbonden waarvan de werkzaamheden waren voltooid :

- Beheerssysteem

- Asbest

- Herstructurering van de comités

Het Comité heeft drie groepen opgericht waarvan het het mandaat heeft goedgekeurd:

- Telewerken (document nr. 0905/99)

- Beroepsziekten (document nr. 0858/00)

- ATEX (document nr. 3453/00).

Bovendien heeft het Comité het mandaat van de groep 'Normalisatie' herzien (document nr. 1175/00).

Een samenvatting van de werkzaamheden van de groepen staat vermeld in punt 3 van dit verslag.

De activiteiten van het Comité hebben geleid tot de goedkeuring van het jaarverslag over de werkzaamheden in 1999, de goedkeuring van zes adviezen waarvan een overzicht staat vermeld in punt 2.2 van dit verslag en een studie naar de onderwerpen die deel kunnen uitmaken van het werkprogramma voor 2001.

2.1. 24e jaarverslag van de werkzaamheden van het Raadgevend Comité

document 0135/1/00

Het Comité heeft zijn 24e jaarverslag over zijn werkzaamheden in 1999 tijdens zijn 60e plenaire vergadering op 18 mei 2000 goedgekeurd.

2.2. Goedgekeurde adviezen

2.2.1. Advies van het Comité (document nr. 842/1/00) over de ontwerp-normalisatiemandaten, die zijn gericht aan de Europese normalisatieorganen en die staan vermeld in de documenten 62/99, 69/99, 71/99, 4/2000, 5/2000 en 3/2000

- Doc. 62/99 - Ontwerp-mandaat aan CEN/CENELEC/ETSI betreffende de veiligheid van consumenten en kinderen

Het mandaat wordt met het volgende voorbehoud door de AHG aanvaard: het mandaat is te ruim (het omvat zowel het geharmoniseerde als het niet-geharmoniseerde gebied).

- Doc. 69/99 - Ontwerp-mandaat aan CEN/CENELEC/ETSI betreffende gasovens voor huishoudelijk gebruik

Het mandaat wordt aanvaard. Er moet duidelijk worden gemaakt dat de omschrijving 'voor huishoudelijk gebruik' het gebruik van deze apparaten voor andere doeleinden, zoals bijv. in kantines van bedrijven e. d., niet uitsluit.

- Doc. 71/99 - Ontwerp-mandaat aan CEN/CENELEC/ETSI in de sector van de medische hulpmiddelen

Met betrekking tot punt II. B.5 van het mandaat wijst het Comité erop dat werknemers geconfronteerd worden met etikettering en dat de etikettering die in dit mandaat wordt ingevoerd, niet mag verschillen van de etikettering die op het werk wordt gebruikt.

De Commissie zou er in het mandaat op moeten wijzen dat bij de werkzaamheden van de arbeidskrachten niet alleen rekening moet worden gehouden met de gezondheid en veiligheid van de patiënt maar ook met die van het personeel van de medische structuren.

- Doc. 4/2000 - Ontwerp-mandaat aan CEN/CENELEC/ETSI in de sector van de elektrotechniek, de informatietechnologieën en de telecommunicatie

Het Raadgevend Comité vraagt de Commissie om het mandaat op te schorten om in september 2000 een advies te kunnen opstellen, ook rekening houdend met de opschorting van het document door het comité 'Normen en technische regels'.

- Doc. 5/2000 - Ontwerp-mandaat aan CEN/CENELEC/ETSI in de sector van de kabelinstallaties voor personenvervoer

Met betrekking tot punt 2.2 van het ontwerp-mandaat en norm CEN TC 242 N 333 van oktober 1999 beveelt de AHG het Raadgevend Comité aan om de eisen die door een ad hoc-groep voor de arbeidsveiligheid zijn opgesteld en in de normen moeten worden opgenomen, aan de AHG en het Raadgevend Comité voor te leggen zodat deze, zo nodig, hun opmerkingen kunnen maken (punt 2.1 van document CEN TC 242 N 333 van oktober 1999).

Naast de noodzakelijke bestudering van niet-destructieve proeven op materiaal (bijv. op kabels. lagers enz.) moet bovendien rekening worden gehouden met de eisen die werkzaamheden in noodgevallen stellen en de risico's bij gepland onderhoud of spoedreparaties.

- Doc. 3/2000 - Ontwerp-mandaat aan CEN/CENELEC/ETSI in de sector van de transportwagens

Het mandaat wordt met de volgende opmerkingen goedgekeurd: de geplande normalisatie is urgent en bij de normalisatie moet erop worden gelet dat naar behoren rekening wordt gehouden met de veiligheid en de gezondheidsbescherming.

Het Comité heeft het ontwerp-advies op 18 mei 2000 unaniem goedgekeurd.

2.2.2. Advies van het Comité, gevraagd door de Commissie, over de voorbereiding van de nieuwe agenda voor het sociaal beleid

Werkdocument 631/00:

Met het oog op de presentatie in de zomer 2000 van een nieuwe mededeling over de toekomstige acties van de Commissie op het gebied van de werkgelegenheid en het sociaal beleid is in alle betrokken comités en in de bestaande forums een debat gelanceerd om de mening van de voornaamste actoren van het sociaal beleid op communautair niveau te leren kennen in termen van: 1) analyse van de sleutelaspecten van de veranderingen die plaatsvinden, 2) bezinning over de ontwikkeling van methoden en instrumenten voor de verwezenlijking van de nieuwe economische en sociale agenda, en 3) uitwerking van concrete acties die op korte en middellange termijn op Europees niveau moeten worden ondernomen en gesteund.

In dit kader heeft het Raadgevend Comité - tijdens zijn 60e plenaire vergadering op 18 mei 2000 - zijn advies uitgebracht over een document dat de diensten van de Commissie als bezinningsdocument hadden voorgelegd: 'Voorbereiding van de nieuwe agenda voor het sociaal beleid' (document 631/00).

Het Comité betreurt het dat het thema van de gezondheid en de veiligheid op het werk niet op specifieke wijze in het voorgelegde document is opgenomen en beveelt de afzonderlijke opstelling aan van een even precies en coherent als consistent gezondheids- en veiligheidsprogramma, en wel binnen of buiten het kader van de agenda voor het sociaal beleid.

2.2.3. Advies van het Comité (document nr. 1950/00) over de ontwerp-normalisatiemandaten, die zijn gericht aan de Europese normalisatieorganen en die staan vermeld in de documenten 16/2000, 18/2000, 72/99 rev.1, 19/2000 en 4/2000 rev.1

- Doc. 16/2000 en 18/2000 - Ontwerp-mandaten aan CEN in het kader van Richtlijn 98/37/EG betreffende machines met het oog op de herziening van de normen EN ISO 11681-2 'veiligheid van kettingzagen voor bomen' en EN703 'veiligheid van kuilvoersnijders'

Het Comité is overeengekomen om beide mandaten op het niveau van de werkgroep 'Normalisatie' te onderzoeken, aangezien zij voortvloeien uit een vrijwaringsclausule gebaseerd op artikel 6 van Richtlijn 98/37/EG.

Het Raadgevend Comité keurt de ontwerp-mandaten voor de bouw van de machines goed. Het stelt de Commissie echter voor meer belang te hechten aan het effect dat het ontwerp van deze machines op de gebruiksvoorwaarden kan hebben. Als de termen gedetailleerde gebruiksvoorwaarden vaststellen, bijvoorbeeld op het gebied van opleiding, dreigen zij immers in tegenspraak te zijn met de nationale wettelijke voorschriften.

- Doc. 72/99 rev.1 - Ontwerp-mandaat aan CEN/CENELEC/ETSI in de sector van de biobrandstoffen

Het Raadgevend Comité keurt het ontwerp-mandaat goed. Het beveelt aan een zin op te nemen die aangeeft dat meer aandacht moet worden besteed aan de eventuele gevolgen voor de gezondheid en veiligheid van de werknemers op het werk in alle mandaten die betrekking hebben op milieukwesties.

- Doc. 19/2000 - Ontwerp-mandaat aan CEN/CENELEC/ETSI betreffende de brandbaarheid van nachtkleding

Het Raadgevend Comité is van mening dat dit mandaat uitsluitend het gebied van de nachtkleding voor het publiek in het algemeen bestrijkt en bijgevolg niet onder zijn mandaat valt.

- Doc. 4/2000 rev.1 - Ontwerp-mandaat aan CEN/CENELEC/ETSI in de sector van de elektrotechniek, de informatietechnologieën en de telecommunicatie

In verband met het mandaat betreffende door bepaalde apparaten opgewekte elektromagnetische velden is het Comité van mening dat een duidelijk onderscheid moet worden gemaakt tussen de beroepsmatige blootstelling en die van het groot publiek.

Het Comité vraagt dat voor de beroepsmatige blootstelling de grenswaarden in aanmerking worden genomen, die in de aanbeveling van de Raad betreffende grenswaarden voor blootstelling aan elektromagnetische velden zijn vastgesteld.

Het Comité heeft het ontwerp-advies op 19 december 2000 unaniem goedgekeurd.

2.2.4. Advies van het Comité (document nr. 3103/00) over de herstructurering van de comités op het gebied van de veiligheid, de hygiëne en de gezondheid op het werk

In haar mededeling inzake een actieprogramma van de Gemeenschap op het gebied van veiligheid, hygiëne en gezondheidsbescherming op het werk (1996-2000) heeft de Commissie aangegeven dat het tijd is om de omvang van de structuur en de werkwijze van de comités te herzien om maximaal gebruik te maken van de beschikbare middelen, teneinde te zorgen voor een effectievere inbreng in het gezondheids- en veiligheidsbeleid van de EU en om de basis te leggen voor mogelijke nieuwe lidstaten in de toekomst.

COM(95) 282 def.

Daarom is de Commissie voornemens voor te stellen dat de besluiten tot instelling van de comités worden gewijzigd om hen te herstructureren, hun ledenaantal te beperken en hun één enkel secretariaat ter beschikking te stellen. Op die manier zouden de begrotingsmiddelen van de comités efficiënter kunnen worden gebruikt.

Het Raadgevend Comité heeft op 6 mei 1999 besloten tot oprichting van de werkgroep 'Herstructurering van de comités', belast met de opstelling van een advies over de geplande herstructureringen van de comités die zijn opgericht om de Commissie te steunen in haar acties ter bevordering van de gezondheid en veiligheid op het werk. Het Comité heeft zijn groep 'Programmering', uitgebreid met waarnemers van het Permanent Orgaan, met deze taak belast.

De groep is vier keer bijeengeweest (15 maart, 28 juni, 8 september en 26 oktober 2000) en heeft gebruik gemaakt van het door de Commissie verstrekte document 1246/00 om de passend geachte alternatieven uit te werken.

Na de vergadering op 26 oktober 2000 heeft de groep een ontwerp-advies (document 3103/00) uitgebracht dat aan het Raadgevend Comité is voorgelegd tijdens zijn 61e plenaire vergadering op 19 december 2000 en dat is goedgekeurd tezamen met een gemeenschappelijke verklaring van de sociale partners (document 3102/00) en wijzigingsvoorstellen van de groep van regeringsvertegenwoordigers (document 3454/00). Beide documenten zijn als bijlage bij de tekst van het advies gevoegd.

Met zijn advies wil het Comité de Commissie een algemeen politiek kader aanreiken waarbinnen het moderniseringsproces naar zijn oordeel moet plaatsvinden. In dit verband is het Comité van mening dat de Commissie dit proces een formeel karakter moet geven en een voorstel voor een besluit moet indienen bij de Raad van Ministers die het Comité in 1974 heeft opgericht.

Om te beginnen wijst het advies elke poging tot samenvoeging af tussen de verschillende comités die thans werkzaam zijn op het gebied van de veiligheid en de gezondheid op het werk (te weten het Raadgevend Comité, het Comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie, het Wetenschappelijk Comité inzake grenswaarden en het Permanent Orgaan) vanwege hun verschillende samenstelling, taken en bevoegdheden. Het advies richt zich met name op het aanbrengen van verbeteringen in het Raadgevend Comité teneinde de werking ervan te moderniseren en het efficiënter te maken, alsook op de totstandbrenging van een evenwichtige samenwerking en een zo groot mogelijke synergie tussen het nodige tripartiete overleg op het gebied van de veiligheid en de gezondheid op het werk en de raadpleging van de sociale partners door de Commissie uit hoofde van artikel 138 van het geconsolideerde Verdrag.

Wat de doelstellingen en taken van het Comité betreft, rechtvaardigt de aard van de veiligheid en de gezondheidsbescherming op het werk het bestaan van een algemeen tripartiet overlegorgaan op het niveau van de Europese Unie. In een dergelijk orgaan kunnen alle betrokken actoren op openbare en doorzichtige wijze debatteren over de grote lijnen van het communautair beleid op dit gebied. Het Comité, dat de diensten van de Commissie technische en politieke expertise kan verstrekken, zowel op het vlak van speciale initiatieven als in verband met de evaluatie van de invloed en de doelmatigheid bij de toepassing ervan in de lidstaten, is van mening dat het een coördinatieforum voor de gehele Commissie op zijn gebied moet zijn. In dit verband roept het Comité de diensten van de Commissie op om de coördinatie tussen de verschillende directoraten-generaal te verbeteren zodat het op de hoogte wordt gesteld van alle initiatieven die direct of indirect invloed hebben op de veiligheid en de gezondheid op het werk. Het Comité verzoekt de diensten van de Commissie ook bij te dragen aan de versterking en formalisering van de mechanismen voor samenwerking tussen de verschillende organen die op het gebied van de veiligheid en de gezondheid op het werk actief zijn, in het bijzonder met het Comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie, het Wetenschappelijk Comité inzake grenswaarden en de bevoegde communautaire agentschappen; hierbij moet nauwkeurig worden toegezien op de handhaving van hun onafhankelijkheid en zelfstandigheid. Verder is het Comité tevreden over de bestaande mechanismen voor coördinatie met het Permanent Orgaan. Deze mechanismen zouden met een akkoord tussen de verschillende comités moeten worden geformaliseerd.

Wat de structuur van het Comité betreft, is het absoluut noodzakelijk om de bestaande organisatie in belangengroepen (werknemers, werkgevers, regeringen) te formaliseren, te versterken en zo efficiënt mogelijk te benutten. Dit is met name van groot belang in het licht van de onvermijdelijke vermindering van het aantal leden van het Raadgevend Comité ten gevolge van de toekomstige uitbreiding van de Unie. Het Comité wijst in dit verband op de uitermate belangrijke coördinatie van de werkzaamheden van de belangengroepen door het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV) en UNICE voor de groep van werknemers respectievelijk de groep van werkgevers; voor de groep van regeringsvertegenwoordigers zou het Comité deze rol willen toekennen aan de vertegenwoordiger van de lidstaat die het voorzitterschap van de Unie bekleedt. Het Comité verzoekt de Commissie om deze coördinatierollen in haar voorstel aan de Raad te formaliseren. Wat de organisatie van de werkzaamheden betreft, wenst het Comité ook dat de groep 'Programmering' wordt vervangen door een bureau, een uitvoerend orgaan van het plenaire Comité, samengesteld uit de woordvoerders, de coördinatoren en één door elke belangengroep aangewezen persoon, alsook uit vertegenwoordigers van de diensten van de Commissie. De belangrijkste taak van dit bureau zou de organisatie van de werkzaamheden van het Comité en het beheer van de middelen van het Comité zijn. Ook zouden aan het bureau, op basis van een beoordeling van geval tot geval, bepaalde aanvullende taken of beslissingen door het plenaire Comité kunnen worden gedelegeerd. Het Comité is verder van mening dat de werkgroepen uit vijf deskundigen per belangengroep zouden moeten bestaan en zouden moeten worden bijgestaan door ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor de behandelde dossiers. Volgens het Comité zou het in sommige speciale situaties overigens nuttig kunnen zijn het voltallige Comité de mogelijkheid te geven om uitgebreide werkgroepen in te stellen, met maximaal één vertegenwoordiger van elke belangengroep per lidstaat. In elk geval meent het Comité dat in de mandaten het takenpakket duidelijk en nauwkeurig moet worden gedefinieerd, alsook eventueel de duur ervan.

Wat de werking van het Comité betreft, is het met het oog op de verbetering van zijn efficiëntie nodig dat de mogelijkheid wordt overwogen om bepaalde beslissingen of adviezen per schriftelijke procedure goed te keuren, onder naleving van het beginsel van de transparantie en het publiek debat. Het bureau zou controle op de schriftelijke procedure kunnen uitoefenen. De coördinatoren of de woordvoerders van de belangengroepen zouden daarbij worden belast met het verzamelen en doorgeven van de antwoorden en/of adviezen van de leden van hun respectieve groepen. Tot slot is het Comité van mening dat de aan de diensten van de Commissie ter beschikking gestelde middelen niet altijd in overeenstemming waren met de door de Commissie geformuleerde algemene politieke ambities op het gebied van de veiligheid en de gezondheid op het werk. In dit verband roept het Comité de Commissie op om de nodige menselijke hulpbronnen en middelen ter beschikking te stellen opdat het zijn taak op efficiënte wijze kan vervullen. Het Comité wijst met name op het belang van kwalitatief hoogwaardige en tijdig ingediende werkdocumenten, teneinde de voorbereiding van adviezen te vereenvoudigen, de werkzaamheden van de werkgroepen te vergemakkelijken en het aantal vergaderingen van de werkgroepen te verminderen.

2.2.5. Advies van het Comité, gevraagd door de Commissie, over een wijziging van Richtlijn 92/58/EEG 'signalering'

werkdocument 3435/00

Een in Frankrijk uitgevoerde enquête van AFNOR heeft een aantal problemen in verband met het begrip van de veiligheidssignalering op het werk aan het licht gebracht.

Tijdens de 60e plenaire vergadering op 19 december 2000 heeft de Commissie het Raadgevend Comité verzocht zich uit te spreken over het bestaan, in de verschillende lidstaten, van soortgelijke moeilijkheden als beschreven in de documentatie, alsook over de eventuele wijziging van Richtlijn 92/58/EEG van de Raad.

Hoewel het Comité erop wijst dat het nodig is dat systematischer gegevens worden verzameld over het bestaan van problemen in verband met de leesbaarheid en/of het begrip van signalen, beschouwt het de herziening van Richtlijn 92/58/EEG niet als prioritair.

2.2.6. Advies van het Comité over het ontwerp-werkprogramma van het Agentschap te Bilbao voor 2001.

Zoals bepaald in de verordening tot oprichting van het Agentschap van Bilbao is het door de directeur opgestelde ontwerp-programma van het Agentschap voor 2001 aan het Comité voorgelegd voordat het bij de raad van bestuur van het Agentschap is ingediend.

De vergadering van het Comité, oorspronkelijk gepland voor 22 november, werd uitgesteld tot 19 december 2000. Aangezien het Agentschap de vergadering van zijn raad van bestuur had vastgesteld op 29 november 2000 en deze vergadering niet meer kon uitstellen, is bij wijze van uitzondering geaccepteerd dat de woordvoerders van elke belangengroep het Agentschap de opmerkingen van hun groep deden toekomen en dat deze opmerkingen tijdens de vergadering van het Comité in december ter beschikking van alle leden werden gesteld.

De door de belangengroepen tijdens de 61e plenaire vergadering van het Comité op 19 december 2000 in aanwezigheid van de directeur van het Agentschap naar voren gebrachte standpunten kunnen als volgt worden samengevat:

Bij de lezing van het programma voor 2001 constateren de groepen 'regeringsvertegenwoordigers' en 'werkgevers' het ambitieus karakter van het voorgelegde programma, wat het risico van versnippering niet uitsluit. Het is nodig dat men de activiteiten van het Agentschap beter leert kennen en dat wordt nagegaan of het de opgedragen taken goed uitvoert en of er een mogelijkheid bestaat om effectief gebruik te maken van de resultaten van zijn activiteiten. De regeringsdelegatie wijst op het doel van het door de Commissie ingediende voorstel tot wijziging van de verordening tot oprichting van het Agentschap.

De groep 'werknemers' erkent van haar kant de rol van het Agentschap als verstrekker van informatie maar zij brengt een aantal punten van kritiek naar voren, die met name betrekking hebben op het feit dat de praktijk van het tripartisme en de Europese meerwaarde nog ontoereikend zijn en op de te zwakke strategie voor de bepaling, identificatie en ondersteuning van de gebruikersgroepen. Men moet trachten zowel de tripartiete invloed bij het beheer van de projecten van het Agentschap als het algemeen profiel van het Agentschap te versterken om het mogelijk te maken de inhoud van de verstrekte informatie te verrijken. In deze context hoopt de groep 'werknemers' dat het Agentschap zal bijdragen aan de ondersteuning van de sociale dialoog.

2.3. Operationele procedures

2.3.1. Werkprogramma 2001

document 1180/1/00

Tijdens de vergadering van 19 december 2000 heeft het Comité zijn werkprogramma voor 2001 goedgekeurd, dat het vierjarenprogramma met één jaar verlengt.

3. ACTIVITEITEN VAN DE GROEPEN/STRUCTUUR AAN HET EINDE VAN HET JAAR

3.1. In 2000 actieve werkgroepen die hun werkzaamheden in 2001 voortzetten

3.1.1. Programmering

De groep 'programmering' heeft in 2000 drie vergaderingen gehouden voor de opstelling van de nieuwe mandaten en de organisatie en de follow-up van de werkzaamheden van de groepen.

3.1.2. Normalisatie

De werkzaamheden van deze groep gaan onverminderd door. Het Comité heeft deze groep gemachtigd om de normalisatiemandaten te bestuderen naarmate zij aan de Commissie worden voorgelegd. De groep behandelt ook problemen van algemene aard die betrekking hebben op de gezondheid en veiligheid op het werk in het kader van de normalisatie.

In 2000 is de groep twee keer bijeengeweest en zij heeft 10 ontwerp-mandaten voor CEN/CENELEC/ETSI besproken. Twee ontwerp-adviezen over besproken ontwerp-mandaten (zie de punten 0 en 2.2.3) zijn aan het Raadgevend Comité voorgelegd en zijn op 18 mei respectievelijk op 19 december 2000 goedgekeurd.

3.1.3. Vaststelling van blootstellingsniveaus

Deze groep wordt geraadpleegd over de vast te stellen prioriteiten wat betreft de stoffen waarvoor niveaus voor beroepsmatige blootstelling moeten worden vastgesteld. Zij volgt de werkzaamheden van het wetenschappelijk comité inzake grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling (zie punt 4.3) en stelt de adviezen van het Comité over de voorstellen van de Commissie met betrekking tot de vaststelling van blootstellingsniveaus op het werk op. Zij brengt verslag uit over de voortgang van haar werkzaamheden tijdens de vergaderingen van het Comité.

De groep is in 2000 twee keer bijeengekomen en heeft gewerkt aan een ontwerp-voorstel voor een richtlijn van de Commissie tot vaststelling van een tweede lijst van grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling overeenkomstig Richtlijn 98/24/EG van de Raad betreffende de bescherming van de gezondheid en veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk. De besprekingen zijn goed gevorderd en verwacht wordt dat zij in 2001 zullen kunnen worden afgerond.

3.1.4. Multidisciplinaire beschermings- en preventiediensten/medische bewaking van de werknemers

Het mandaat van deze groep, die is opgericht door samensmelting van twee eerder bestaande groepen, is in november 1996 bevestigd.

Het doel van deze groep is de bestudering van de geconstateerde problemen en de verzamelde informatie bij het opzetten van multidisciplinaire beschermings- en preventiediensten voor de werknemers van alle sectoren, alle bedrijfstakken en alle bedrijven, publiek of particulier.

Deze groep heeft ook tot doel na te gaan hoe de bewaking van de gezondheid van de werknemers in de verschillende lidstaten wordt uitgevoerd.

In 2000 heeft een redactiecomité, samengesteld uit één vertegenwoordiger van elke belangengroep, twee keer vergaderd en het heeft zijn werkzaamheden voortgezet in verband met het ontwerp-advies dat aan het Raadgevend Comité tijdens de 59e plenaire vergadering was voorgelegd en waarvan een herziening was gevraagd. Een herziene tekst is intussen tijdens de 60e plenaire vergadering op 18 mei 2000 aan het Comité voorgelegd. Gezien het voorbehoud dat door alle belangengroepen is gemaakt, is deze tekst terug naar de werkgroep gestuurd.

De groep zal haar werkzaamheden in 2001 voortzetten.

3.1.5. Preventie van geweld op het werk

Deze groep, die op 29 oktober 1997 is opgericht, is in 2000 één keer bijeengekomen. Zij heeft tot taak een advies van het Comité op te stellen over de door de Commissie gedane voorstellen voor aanbevelingen en over alle acties die op Europees niveau noodzakelijk kunnen blijken te zijn. Geweld lijkt een probleem te zijn dat steeds ernstiger wordt maar waarover nog weinig bekend is en dat vaak wordt onderschat. Betrouwbare statistieken zijn zeldzaam. De leden van de groep verzamelen studies en goede praktijken over dit onderwerp met het oog op de opstelling van een ontwerp-advies.

De groep zal haar werkzaamheden in 2001 voortzetten.

3.1.6. Richtsnoeren betreffende chemische agentia

Deze groep, die op 6 mei 1999 is opgericht, is belast met de opstelling ten behoeve van het Raadgevend Comité van een advies betreffende een oriëntatiedocument over de kwesties als bedoeld in de artikelen 3, 4, 5 en 6 en bijlage II, punt 1, van Richtlijn 98/24/EG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk.

De groep is in 2000 niet bijeengeweest.

3.1.7. Verslag over het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk:

De groep, die in mei 1996 is opgericht, is in 2000 één keer bijeengekomen. Deze groep heeft tot taak een advies van het Raadgevend Comité op te stellen over het door de Europese Commissie op te stellen verslag, zo nodig vergezeld van een voorstel, over de herziening van de verordening tot oprichting van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk.

De groep zal haar werkzaamheden in 2001 voortzetten.

3.1.8. Spier-en skeletaandoeningen

Deze groep, die op 6 mei 1999 is opgericht, is belast met de opstelling van een advies van het Raadgevend Comité over mogelijke communautaire acties met het oog op de preventie van spier- en skeletaandoeningen op het werk.

Deze groep is in 2000 één keer bijeengeweest. De besprekingen zijn goed gevorderd en verwacht wordt dat zij in 2001 zullen kunnen worden afgerond.

3.2. Oprichting van werkgroepen in 2000

Het Comité heeft drie werkgroepen opgericht waarvan het het mandaat heeft goedgekeurd.

3.2.1. Telewerken (document nr. 0905/99)

Deze groep, die op 18 mei 2000 is opgericht, heeft tot taak een advies van het Raadgevend Comité op te stellen over een mogelijke communautaire actie betreffende gezondheids- en veiligheidsproblemen in verband met telewerken.

3.2.2. Beroepsziekten (document n° 0858/00)

Deze groep, die op 18 mei 2000 is opgericht, heeft tot taak een advies van het Raadgevend Comité op te stellen over de voorstellen van de Commissie betreffende de bijwerking van de 'Europese lijst van beroepsziekten' (bijlage I bij Aanbeveling 90/326/EEG van de Commissie).

3.2.3. ATEX (document nr. 3453/00)

Deze groep, die op 19 december 2000 is opgericht, heeft tot taak de Commissie bij te staan bij de uitvoering van de werkzaamheden voor de opstelling van een gids voor goede praktijken om de werkgever is staat te stellen het document, genaamd 'Explosieveiligheidsdocument', overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 1999/92/EEG 'ATEX' op te stellen. Voor deze voorafgaande en voorbereidende werkzaamheden zal een aanbesteding worden gehouden. Te dien einde zal de groep aan het begin van de werkzaamheden en bij de presentatie van het tussentijds verslag en het eindverslag met de Commissie en de contractant samenkomen om verslag uit te brengen aan het Raadgevend Comité. Tijdens de duur van de werkzaamheden en om de afwikkeling daarvan te volgen zal de groep een beperkte groep van 6 leden oprichten, genaamd 'tripartiet verbindingscomité'. Deze groep zal naargelang de behoeften bijeenkomen en kan op grond van de in de overeenkomst vastgestelde voorwaarden suggesties aan de Commissie doen om de contractant in staat te stellen de uitgevoerde werkzaamheden tot een goed einde te brengen.

3.3. Ontbinding van werkgroepen

Het Comité heeft besloten om drie werkgroepen te ontbinden waarvan de werkzaamheden waren voltooid.

3.3.1. Beheerssystemen

Deze groep, die in oktober 1997 werd opgericht, had tot taak de Commissie te adviseren en bij te staan bij de ontwikkeling van richtsnoeren voor gezondheids- en veiligheidsbeheerssystemen en aanbevelingen over de toepassing daarvan te doen.

Een ontwerp-advies van de groep over de ontwikkeling van gezondheids- en veiligheidsbeheerssystemen op het werk, alsook een ontwerp voor 'Europese richtsnoeren voor een succesvolle structuur ter bevordering van gezondheid en veiligheid van werknemers op het werk' zijn tijdens de 59e vergadering van het Comité (27 oktober 1999) met enkele tijdens de vergadering aangebrachte redactionele wijzigingen goedgekeurd. De tekst van het definitieve advies (document 0510/4/99) is op 13 april 2000 aan de leden van het Comité toegezonden en de groep is op 18 mei 2000 formeel ontbonden.

3.3.2. Asbest

Het Comité heeft op 6 mei 1999 de werkgroep 'Asbest' opgericht die tot taak had een advies van het Raadgevend Comité op te stellen over een voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 83/477/EEG betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk.

De Commissie heeft op 9 maart 2000 een ontwerp-voorstel tot wijziging van de richtlijn toegezonden aan de leden van de groep 'Asbest'. De groep heeft twee vergaderingen (22 mei en 4 oktober 2000) gehouden, die hebben geleid tot een ontwerp-advies dat tijdens de 61e plenaire vergadering op 19 december 2000 aan het Raadgevend Comité is voorgesteld.

Ingevolge de discussie en het door de belangengroepen tijdens de vergadering gemaakte voorbehoud ten aanzien van het ontwerp zijn door de Commissie - als basis voor een algemene consensus - gemeenschappelijke elementen in aanmerking genomen met het oog op de afronding van haar ontwerp-voorstel. De groep is bijgevolg op 19 december 2000 ontbonden.

3.3.3. Herstructurering van de comités

Deze groep, die in mei 1999 is opgericht, is in 2000 vier keer bijeengekomen. Als resultaat van haar werkzaamheden heeft de groep aan het Comité een ontwerpadvies (punt 2.2.4) over het door de Commissie opgestelde document 1246/00 voorgelegd. Na goedkeuring van dit advies door het Comité is de groep op 19 december 2000 ontbonden.

4. SAMENWERKING MET ANDERE ORGANEN

4.1. Permanent orgaan

De voornaamste taak van het Permanent Orgaan voor de veiligheid en de gezondheidsvoorwaarden in de steenkolenmijnen en andere winningsindustrieën bestaat erin de ontwikkeling van de veiligheid en de gezondheid in de winningsindustrieën te volgen, aan de regeringen van de lidstaten praktische voorstellen voor de verbetering van de werkplek te doen en de uitwisseling van nuttige informatie te bevorderen.

Sinds 1994 nemen vertegenwoordigers van het Permanent Orgaan als waarnemer deel aan de vergaderingen van het Comité. Vertegenwoordigers van het Comité worden ook uitgenodigd voor de plenaire vergaderingen van het Permanent Orgaan, en wel naar rata van twee waarnemers per belangengroep. Dit procédé garandeert een betere verspreiding van de informatie tussen beide organen. Uit de tot nu toe opgedane ervaring blijkt dat beide organen gemeenschappelijke punten van belang hebben maar de indruk neemt toe dat het om twee verschillende instanties gaat. Het Permanent Orgaan is in hoofdzaak een technisch orgaan dat zich bezighoudt met de specifieke veiligheidsproblemen in de winningsindustrieën. De concrete technische aspecten vormen het belangrijkste element van zijn werkzaamheden, terwijl het Raadgevend Comité ook bevoegd is om van gedachten te wisselen over fundamentele kwesties in verband met de veiligheid en de bescherming van de gezondheid op het werk.

4.2. Comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie

Het Comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie, door de Commissie opgericht bij Besluit 95/319/EG van 12 juli 1995, is samengesteld uit twee leden die de diensten voor arbeidsinspectie van elke lidstaat vertegenwoordigen en wordt door een vertegenwoordiger van de Commissie voorgezeten.

Het Comité legt aan de Commissie een jaarverslag over zijn werkzaamheden voor, met name over alle problemen die verband houden met de toepassing of het toezicht op de toepassing van het afgeleid gemeenschapsrecht op het gebied van de gezondheid en de veiligheid op het werk. De Commissie zendt dit verslag toe aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats.

4.3. Wetenschappelijk comité inzake grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische agentia

Dit wetenschappelijk comité, opgericht op verzoek van de Raad bij Besluit 95/320/EG van de Commissie van 12 juli 1995, is belast met de bestudering van de effecten van chemische agentia op de gezondheid van de werknemers op het werk. Zijn werkzaamheden worden door het Raadgevend Comité gevolgd, met name door de werkgroep Vaststelling van blootstellingsniveaus in de context van de voorbereiding van zijn adviezen over de ontwerp-voorstellen voor richtlijnen van de Commissie tot vaststelling van grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling uit hoofde van Richtlijn 98/24/EG van de Raad.

4.4. Sociale partners

Een vertegenwoordiger van het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV) en een lid van de Unie van Industriefederaties van de Europese Gemeenschap (UNICE) worden voor de vergaderingen van het Comité uitgenodigd.

4.5. Technisch vakbondsbureau

Het technisch vakbondsbureau voor de veiligheid en de gezondheid (BTS) is in 1989 door het EVV opgericht om de afwikkeling van de technische werkzaamheden van de normalisatieorganisaties op de voet te kunnen volgen. Opgericht met steun van het Europees Parlement dat daarvoor in 1989 een speciale begrotingslijn heeft gecreëerd, heeft het BTS in hetzelfde jaar een meerjarenovereenkomst met de Commissie ondertekend. Het voert studies uit en verstrekt informatie in nauwe samenhang met de Europese harmonisatie- en normalisatiewerkzaamheden op het gebied van de veiligheid en de gezondheid op het werk en in samenwerking met de werkgroep Normalisatie van het Comité. Een vertegenwoordiger van het BTS wordt voor de vergaderingen van het Comité uitgenodigd.

4.6. Internationaal Arbeidsbureau (IAB)

Een vertegenwoordiger van het IAB wordt voor de vergaderingen van het Comité uitgenodigd.

4.7. Europese Stichting

Een vertegenwoordiger van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden wordt uitgenodigd voor de vergaderingen van het Comité, tijdens welke hij onder meer het werkprogramma van de Stichting presenteert.

4.8. Europees Agentschap van Bilbao

Ingevolge het besluit tot oprichting van het Agentschap moeten aan het Comité het werkprogramma en de jaarverslagen worden voorgelegd.

BIJLAGE A

BESLUIT VAN DE RAAD

JURIDISCHE GRONDSLAGEN

(Uittreksel)

Besluit van de Raad van 27 juni 1974 betreffende de oprichting van een Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats (uittreksels) :

De Raad van de Europese Gemeenschappen (...) overwegende dat een permanente instantie moet worden ingesteld, die tot taak heeft de Commissie bij te staan bij de voorbereiding en de tenuitvoerlegging van activiteiten op het terrein van de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats, alsook de samenwerking te bevorderen tussen de nationale overheidsinstanties en de vakorganisaties van werknemers en werkgevers ...

BESLUIT

Inhoudsopgave

Artikel 1

Opgericht wordt een Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats, hierna te noemen het 'het Comité'.

Artikel 2:

Het Comité heeft tot taak de Commissie bij te staan bij de voorbereiding en de tenuitvoerlegging van de activiteiten op het terrein van de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats

Artikel 3

1. Het Comité stelt jaarlijks een verslag van zijn werkzaamheden op;

2. De Commissie zendt dit verslag toe aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Raadgevend Comité van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal".

Artikel 4:

1. Het Comité bestaat uit (.) gewone leden, en wel voor ieder der lidstaten: twee vertegenwoordigers van de Regering, twee vertegenwoordigers van de organisaties van werknemers en twee vertegenwoordigers van de organisaties van werkgevers.

2. Voor elk der gewone leden van het Comité wordt een plaatsvervangend lid benoemd. (....)

3. De gewone leden en de plaatsvervangende leden van het Comité worden benoemd door de Raad, die ernaar streeft om bij de benoeming van de vertegenwoordigers van de organisaties van werknemers en van werkgevers een billijke vertegenwoordiging van de verschillende economische sectoren in het Comité tot stand te brengen.

4. De lijst van gewone leden en plaatsvervangende leden wordt door de Raad ter informatie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt.

Artikel 5:

1. Het mandaat van de gewone leden en de plaatsvervangende leden duurt drie jaar en kan worden verlengd.

Artikel 6

1. Het Comité wordt voorgezeten door een lid van de Commissie of indien deze verhinderd is en bij wijze van uitzondering, door een door hem aan te wijzen ambtenaar van de Commissie. De voorzitter neemt niet aan de stemmingen deel.

2. Het Comité komt op uitnodiging van zijn voorzitter bijeen, hetzij op diens initiatief of op verzoek van ten minste een derde van zijn leden.

4. Het Comité kan werkgroepen oprichten, voorgezeten door een lid van het Comité. Zij leggen de resultaten van hun werkzaamheden voor in de vorm van verslagen op een vergadering van het Comité.

5. De vertegenwoordigers van de betrokken diensten van de Commissie nemen deel aan de vergaderingen van het Comité en van de werkgroepen. De diensten van de Commissie voeren het secretariaat van het Comité en van de werkgroepen.

Artikel 7:

1. Uitspraken van het Comité zijn slechts geldig, wanneer twee derde van het aantal leden aanwezig is.

Artikel 8:

Het Comité stelt zijn reglement van orde vast dat van kracht wordt, na op advies van de Commissie aan de Raad te zijn goedgekeurd.


BIJLAGE B

B1 - SAMENSTELLING VAN HET COMITÉ in 2000

Periode 1997-2000

I. REGERINGSVERTEGENWOORDIGERS

a) Gewone leden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

b) Plaatsvervangende leden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

II. VERTEGENWOORDIGERS VAN DE ORGANISATIES VAN DE WERKNEMERS

a) Gewone leden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

b) Plaatsvervangende leden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

III. VERTEGENWOORDIGERS VAN DE ORGANISATIES VAN DE WERKGEVERS

a) Gewone leden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

b) Plaatsvervangende leden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

B2 - SAMENSTELLING VAN HET COMITÉ in 2000

Periode 2000-2003

I. REGERINGSVERTEGENWOORDIGERS

a) Gewone leden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

b) Plaatsvervangende leden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

II. VERTEGENWOORDIGERS VAN DE ORGANISATIES VAN DE WERKNEMERS

a) Gewone leden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

b) Plaatsvervangende leden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

III. VERTEGENWOORDIGERS VAN DE ORGANISATIES VAN DE WERKGEVERS

a) Gewone leden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

b) Plaatsvervangende leden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE C

WERKGROEPEN 2000

PROGRAMMERING

Voorzitter: De heer Marc BOISNEL (Reg)

Vice-voorzitter: De heer Herman FONCK (Wn)

Rapporteur: De heer Torben JEPSEN (Wg)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bevoegde ambtenaren : E. ROTHER - Tel. 32268 - E.DELAVAL - Tel: 32781

VASTSTELLING BLOOTSTELLINGSNIVEAUS

Voorzitter : De heer Dirk STEEN (Reg)

Vice-voorzitter : De heer Torben JEPSEN (Wg)

Rapporteur : De heer Marcel WILDERS (Wn)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bevoegde ambtenaren :Dr. ALVAREZ - Tel. 33747 - Dr ARESINI - Tel 32260

NORMALISATIE

Voorzitter : De heer Franco GIUSTI (Wg)

Vice-voorzitter : De heer J.I.H OH (Reg)

Rapporteur : Te benoemen (Wn)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Andere deskundigen:

De heer MERTENS / CENELEC

De heer PLISSART, CEN

De heer André PIRLET, CEN

De heer Werner STERK, Europese Commissie - DG III Brussel

Bevoegde ambtenaar : A. LOMMEL - Tel. 33871

GEWELD OP HET WERK

Voorzitter : Mevrouw Anne GIBSON (Wn)

Vice-voorzitter : De heer Elias TSAMOUSSOPOULOS (Wg)

Rapporteur : Mevrouw Giovanna ROCCA-ERCOLI (Reg)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bevoegde ambtenaar : Dr ALVAREZ Tel:34547

MULTIDISCIPLINAIRE DIENSTEN EN MEDISCHE BEWAKING

REDACTIEGROEP

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bevoegde ambtenaren :Dr. ALVAREZ - Tel. 34547 - Dr ARESINI - Tel 32260

ASBEST :

Voorzitter : De heer Angel CARCOBA (Wn)

Vice-voorzitter : Te benoemen (Reg)

Rapporteur : De heer Patrick LEVY (Wg)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bevoegde ambtenaar : Dr. ARESINI - Tel. 32260

SPIER- EN SKELETAANDOENINGEN :

Voorzitter : De heer Patrick LEVY (Wg)

Vice-voorzitter : Mevrouw Fiona MURIE (Wn)

Rapporteur : De heer Malcolm DARVILL (Reg)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bevoegde ambtenaren :Dr. ALVAREZ - Tel. 34547 - Dr ARESINI - Tel 32260

"VERSLAG OVER HET EUROPEES AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID EN DE GEZONDHEID OP HET WERK":

Voorzitter : De heer Marc BOISNEL (Reg)

Vice-voorzitter : De heer Tony BRISCOE (Wg)

Rapporteur : De heer Jan Toft RASMUSSEN (Wn)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bevoegde ambtenaar : E. ROTHER - Tel. 32268

RICHTSNOEREN BETREFFENDE CHEMISCHE AGENTIA

Voorzitter : Te benoemen

Vice-voorzitter : Te benoemen

Rapporteur : De heer LEVY (Wg)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bevoegde ambtenaar : A. ANGELIDIS- Tel. 33747

HERSTRUCTURERING VAN DE COMITES :

Voorzitter : De heer Marc BOISNEL (Reg)

Vice-voorzitter : De heer Herman FONCK (Wn)

Rapporteur : De heer Torben JEPSEN (Wg)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bevoegde ambtenaren : E. ROTHER - Tel. 32268 - A. LOMMEL - Tel. 33871

BIJLAGE D

VERGADERROOSTER 2000

>RUIMTE VOOR DE TABEL>