Artikelen bij COM(2002)145 - Toepassing in 2001 van Beschikking 2496/96/EGKS houdende gemeenschappelijke regels voor steun aan de ijzer- en staalindustrie (Staalsteuncode)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52002DC0145

Verslag van de Commissie over de toepassing in 2001 van Beschikking 2496/96/EGKS van de Commissie van 18 december 1996 houdende communautaire regels voor steun aan de ijzer- en staalindustrie (Staalsteuncode) /* COM/2002/0145 def. */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE over de toepassing in 2001 van Beschikking 2496/96/EGKS van de Commissie van 18 december 1996 houdende communautaire regels voor steun aan de ijzer- en staalindustrie (Staalsteuncode)

Overeenkomstig artikel 8 van Beschikking 2496/96/EGKS van 18 december 1996 houdende communautaire regels voor steun aan de ijzer- en staalindustrie (hierna de Staalsteuncode genoemd) dient de Commissie "ten behoeve van de Raad en ter informatie van het Europees Parlement en van het Raadgevend Comité over de toepassing van deze beschikking jaarlijks een verslag [op te stellen]".

PB L 338 van 28.12.1996, blz. 42.

1. Algemeen overzicht

1.1. Dit verslag bestrijkt alle besluiten die de Commissie in 2001 in het kader van de Staalsteuncode heeft genomen. De Commissie heeft in 24 gevallen een besluit genomen; tien daarvan werden goedgekeurd zonder dat de onderzoekprocedure werd ingeleid, in tien gevallen werd een eindbeschikking gegeven en in vier gevallen werd een besluit tot inleiding van de procedure genomen.

1.2. De gevallen die de Commissie heeft goedgekeurd zonder enig bezwaar te maken, hadden betrekking op steun voor onderzoek- en ontwikkelingsprojecten, uitgevoerd door ondernemingen in België, Duitsland, Italië en Nederland, steun voor milieu-investeringen in Spanje en Oostenrijk en een inbreng van België in het kapitaal van een nieuwe onderneming. De vier nieuwe procedures betreffen een geval van niet-aangemelde steun van Spanje aan een nieuwe onderneming in verband met investeringen, twee gevallen van steun voor onderzoek en ontwikkeling, in Spanje en Italië, en een geval van steun via een milieubelastingswet in het Verenigd Koninkrijk.

1.3. De Commissie gaf een negatieve eindbeschikking met betrekking tot de Franse wet inzake belastingvermindering voor buitenlandse investeringen door staalbedrijven, zoals zij het vorige jaar ook had gedaan met een soortgelijke Spaanse wet. Zij gaf eveneens een negatieve eindbeschikking met betrekking tot de door Duitsland aangemelde steun ten behoeve van Brema Warmwalzwerk (milieusteun) en Eko-Stahl (O&O-steun) en een gedeeltelijk negatieve eindbeschikking met betrekking tot de door België aangemelde steun ten behoeve van Sidmar (milieusteun). Drie gevallen werden afgesloten met de vaststelling dat de aangemelde steunvoornemens werden ingetrokken door Duitsland en Italië.

2. Verslagen van de lidstaten

Overeenkomstig artikel 7 van de Staalsteuncode hebben de lidstaten bij de Commissie verslag uitgebracht over de steun die zij op grond van de Code in 2000 aan de staalindustrie hebben verleend. Niet alle lidstaten zijn die verplichting reeds nagekomen.


3. Korte beschrijving van steungevallen

3.1. BELGIË

3.1.1. Sidmar

Op 20 december gaf de Commissie een eindbeschikking betreffende het voornemen van België om steun te verlenen aan Sidmar met betrekking tot drie investeringsprojecten ter verbetering van de milieubescherming. Zij keurde de steun goed voor het project 'behandeling van slib in de staalfabriek' en gedeeltelijk voor het project 'gecentraliseerde vermindering van schrootafval' (0,263 miljoen EUR), en gaf een negatieve beschikking betreffende het overige deel van dit project en betreffende het project 'behandeling van slib in hoogovens' (0,353 miljoen EUR). De motivering voor de negatieve beschikking was dat in het kader van het Belgische steunvoornemen bij het hoogovenproject geen aftrek plaatsvond voor de voordelen die de onderneming uit de investering zou halen, en bij het andere project niet-milieugerelateerde investeringen als subsidiabel waren beschouwd.

3.1.2. Sidmar

Op 18 juli besloot de Commissie geen bezwaar aan te tekenen tegen de steun die de Vlaamse regering voornemens was aan Sidmar te verlenen (0,506 miljoen EUR) voor één onderzoek- en ontwikkelingsproject betreffende de 'Controle op de interne zuiverheid van staal'. Het project omvatte twee onderzoekstadia, en de voorgenomen steun had een gemiddelde steunintensiteit van 33%, meer bepaald 41% voor industriële research en 17% voor preconcurrentiële ontwikkelingsactiviteiten. De Commissie kwam tot de bevinding dat aan alle voorwaarden voor goedkeuring was voldaan, met inbegrip van de omschrijving en het stadium van het onderzoek, de daarmee overeenstemmende steunintensiteit, de subsidieerbaarheid van kosten en het stimulerend effect.

3.1.3. Duferco Belgum

Op 25 juli hechtte de Commissie haar goedkeuring aan een financiële inbreng van het Waalse Gewest, in België, in de nieuw opgerichte staalonderneming Duferco Belgium, op grond van de overweging dat deze geen steun inhield. Duferco Belgium is een holdingmaatschappij van de Duferco-groep, waarin de dochteronderneming Duferco Investment 75% van het kapitaal bezit. De inbreng van het overheidsbedrijf Sogepa bestaat uit een kapitaalinbreng van 25% en een lening met een looptijd van 10 jaar, die samen 46% van het eigen vermogen van de nieuwe onderneming vertegenwoordigen. Deze overheidsinbreng geschiedde op dezelfde voorwaarden als die in de twee Belgische staalondernemingen van de Duferco-groep, welke door de Commissie eveneens werd goedgekeurd omdat het niet om steun ging.

3.2. DUITSLAND

3.2.1. Georgsmariënhütte

Op 28 november besloot de Commissie de onderzoekprocedure betreffende een beheersovereenkomst die was gesloten tussen Gröditzer en Georgsmariënhütte (GMH), te beëindigen op grond van de bevinding dat er geen sprake was van steun. Zij concludeerde dat de gehele vergoeding voor de beheersovereenkomst (1,28 miljoen EUR per jaar) niet hoger lag dan de vergoeding die elders wordt betaald voor het tijdelijke beheer van ondernemingen in een vergelijkbare situatie.

3.2.2. Gröditzer

Op 20 december besloot de Commissie de onderzoekprocedure betreffende de verkoop van activa (30,2 miljoen EUR) van Gröditzer (in het kader van een faillissementsprocedure) aan Georgsmariënhütte (GMH) te beëindigen. De Commissie kwam tot de bevinding dat hiermee geen staatssteun gemoeid was. Zij concludeerde dat de door GMH geboden prijs overeenstemde meet de marktprijs, omdat het de hoogste prijs was die een particuliere belegger bereid was voor de activa te betalen toen de curatoren andere belanghebbenden uitnodigden een bod te doen.

3.2.3. EKO-Stahl

Op 28 november gaf de Commissie een negatieve eindbeschikking betreffende de voorgenomen steun van Duitsland aan Eko-Stahl ten bedrage van 399 004 EUR, hetgeen 60% vertegenwoordigt van de totale kosten die het bedrijf moet maken. De Commissie kwam tot de bevinding dat de door de onderneming in het kader van dit algemene project uitgevoerde activiteiten niet als onderzoek konden worden beschouwd. Eko-Stahl zou alleen functioneren als 'proefterrein' voor de overige deelnemers aan het project, dat de uitvoering van sociaal onderzoek naar het gedrag van werknemers bij technologische veranderingen beoogt.

3.2.4. BREMA Warmwalzwerk

Op 28 maart gaf de Commissie een negatieve eindbeschikking betreffende de steun (0,623 miljoen EUR) die de Duitse autoriteiten hadden aangemeld ten behoeve van Stahlwerke Bremen (de als begunstigde beoogde fabriek werd inmiddels een onafhankelijke rechtspersoon BREMA Warmwalzwerk), in verband met investeringen in één hoogoven die moesten leiden tot een lager energieverbruik en op die manier ook tot een geringere CO2-uitstoot. De Commissie kwam tot de conclusie dat de investeringen niet in aanmerking kwamen voor milieusteun omdat de kostenbesparing die de onderneming door de investering zal realiseren de kosten daarvan op vier jaar tijd zal opbrengen. Aangezien in het kader van de Staalsteuncode, om de voor steun in aanmerking komende kosten te berekenen, alle besparingen die de onderneming doet moeten worden afgetrokken van de investeringskosten, waren er geen subsidiabele kosten.

3.2.5. Stahlwerke Bremen

Op 20 juni besloot de Commissie geen bezwaar te maken tegen het voornemen van Duitsland om aan Stahlwerke Bremen steun te verlenen voor de financiering van een deel van de kosten van een preconcurrentieel onderzoekproject. Dit bestond in de bouw en de exploitatie van een model-waterzuiveringsstation. Het steunbedrag van 290 828 EUR vertegenwoordigde een steunintensiteit van 25%, hetgeen in overeenstemming is met de voorschriften voor een preconcurrentiële ontwikkelingsactiviteit. Bij dit project - hoewel nog in het stadium van modelproject - is het risico op mislukking zeer groot en de modelinstallatie kan in geen geval voor industriële doeleinden worden gebruikt. Indien het project slaagt, moet door de onderneming een volledig nieuwe installatie voor industrieel gebruik worden gebouwd. De Commissie kwam tot de bevinding dat aan alle voorwaarden voor goedkeuring was voldaan, met inbegrip van de omschrijving en het stadium van het onderzoek, de daarmee overeenstemmende steunintensiteit, de subsidieerbaarheid van kosten en het stimulerend effect.

3.2.6. Stahlwerke Bremen

Op 2 oktober besloot de Commissie de procedure te beëindigen die zij op 20 juni had besloten in te leiden met betrekking tot een steunvoornemen voor onderzoek- en ontwikkelingssteun ten behoeve van Stahlwerke Bremen, op grond van de overweging dat Duitsland zijn aanmelding had ingetrokken.

3.3. SPANJE

3.3.1. Tien Baskische ondernemingen

Op 28 maart besloot de Commissie de procedure in te leiden tegen de steun die Spanje aan tien staalbedrijven in Baskenland heeft verleend voor onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten. De steun, ten bedrage van 0,535 miljoen EUR, werd aan de ondernemingen uitbetaald zonder voorafgaande aanmelding bij de Commissie en dus zonder haar goedkeuring, en had een steunintensiteit variërend van 4,2% tot 40%. De Commissie betwijfelt of sommige van de activiteiten als onderzoek kunnen worden aangemerkt en of voor sommige andere het opgegeven onderzoekstadium klopt. Er bestaat ook twijfel over het stimulerende effect van de maatregel voor de diverse ondernemingen om het onderzoek uit te voeren.

3.3.2. Zeven Baskische ondernemingen

Op 6 juni besloot de Commissie geen bezwaar te maken tegen de steun ten bedrage van 0,239 miljoen EUR die Spanje had uitbetaald aan zeven ondernemingen in Baskenland met het oog op investeringen voor een betere milieubescherming. De investeringen hadden geen gevolgen voor het productieproces, beoogden een verbetering van de bestaande normen en de steunintensiteit bleef beperkt tot 10%. Om die redenen is de Commissie, hoewel zij betreurt dat Spanje de verplichting van voorafgaande aanmelding aan de Commissie niet is nagekomen en haar goedkeuring niet heeft afgewacht alvorens de steun uit te betalen, tot de conclusie gekomen dat de steunmaatregel verenigbaar was met de gemeenschappelijke markt.

3.3.3. Siderurgica Anon

Op 20 december besloot de Commissie de procedure in te leiden tegen een tegemoetkoming van Spanje ten behoeve van een nieuw staalbedrijf, Siderurgica Anon, gevestigd in Galicië. Deze tegemoetkoming, die plaatsvond zonder voorafgaande aanmelding bij de Commissie en zonder haar goedkeuring, bestond in een kapitaalinbreng door het overheidsbedrijf SODIGA en het verlenen van kredietfaciliteiten in de vorm van een garantie en rentesubsidies voor een aangegane lening. De lening, die eveneens werd verstrekt met de participatie van een overheidsfonds, diende ter financiering van ongeveer 32% van de investeringen van de onderneming in een nieuwe walserij met een kostprijs van 30 050 605 EUR.

De Commissie beschikt niet over informatie omtrent de voorwaarden en rechten die verbonden zijn aan de participatie van SODIGA in het aandelenkapitaal, aan de hand waarvan zij zou kunnen beoordelen of hierin al dan niet steunelementen vervat zijn. Zij vreest ook dat de kredietfaciliteiten wellicht steunelementen bevatten. Om die redenen heeft zij besloten de formele onderzoekprocedure in te leiden.

3.4. FRANKRIJK

3.4.1. Belastingfaciliteiten voor buitenlandse investeringen

Op 21 november gaf de Commissie een negatieve eindbeschikking betreffende de belastingfaciliteiten voor buitenlandse investeringen waarin de Franse wet inzake de vennootschapsbelasting voorziet. De Commissie was van oordeel dat de Franse regeling aan de begunstigden met staatsmiddelen een financieel voordeel verleende en dat dit geen algemene maatregel is. Precies zoals zij vorig jaar met een soortgelijke Spaanse wet deed, heeft de Commissie niet de terugvordering bevolen van de steun die mogelijk vóór haar eindbeschikking aan EGKS-ondernemingen was uitbetaald, en heeft zij Frankrijk uitsluitend verzocht zijn wetgeving aan te passen.

3.5. ITALIË

3.5.1. Ferriere Nord

Op 28 maart besloot de Commissie de procedure te beëindigen die was ingeleid tegen door Italië aangemelde steun ten behoeve van Ferriere Nord voor milieu-investeringen in het EGKS-onderdeel van haar werkzaamheden, nadat was vastgesteld dat Italië de aanmelding had ingetrokken.

3.5.2. Ilva

Op 28 maart besloot de Commissie de procedure te beëindigen die was ingeleid tegen door Italië aangemelde steun ten behoeve van Ilva voor milieu-investeringen in het EGKS-onderdeel van haar werkzaamheden, nadat was vastgesteld dat Italië de aanmelding had ingetrokken.

3.5.3. Cogne

Op 31 januari besloot de Commissie geen bezwaar aan te tekenen tegen de door Italië aangemelde steun ten behoeve van Cogne Acciai Speciali Srl, met het oog op een onderzoekprogramma getiteld 'Cogne 2004', dat vier hoofdprojecten omvat. De steun bedroeg 2,582 miljoen EUR, hetgeen neerkomt op een steunintensiteit van 25% en 50% naargelang van de onderzoeksfase: industrieel onderzoek of preconcurrentiële activiteit. De onderneming zal haar onderzoekbudget over een periode van vijf jaar met meer dan 50% verhogen en neemt nieuwe wetenschappelijke medewerkers in dienst om de nieuwe extra onderzoekactiviteiten uit te voeren. De Commissie kwam tot de bevinding dat aan alle voorwaarden voor goedkeuring was voldaan, met inbegrip van de omschrijving en het stadium van het onderzoek, de daarmee overeenstemmende steunintensiteit, de subsidieerbaarheid van kosten en het stimulerend effect.


3.5.4. Lucchini

Op 13 februari besloot de Commissie de procedure in te leiden tegen een door Italië aangemelde steunmaatregel ten behoeve van Lucchini voor de financiering van drie onderzoek- en ontwikkelingsprojecten die door de onderneming werden uitgevoerd in de periode januari 1998-januari 2001. De steun zou zijn verleend in de vorm van zachte leningen, 2,55 miljoen EUR bedragen en ongeveer 35% van de financieringsbehoeften van de projecten vertegenwoordigen. De Commissie betwijfelt of de in het kader van deze projecten gedane investeringen onderzoekactiviteiten zijn en twijfelt met name aan de subsidiabiliteit van de gedeclareerde uitgaven. De Commissie heeft ook twijfels over de steunintensiteit en over het bestaan van een stimulerend effect.

3.6. OOSTENRIJK

3.6.1. Voest Alpine Linz

Op 25 april besloot de Commissie de procedure te beëindigen ten aanzien van een voornemen van Oostenrijk om steun te verlenen aan Voest Alpine, Linz, nadat zij de steun verenigbaar met de gemeenschappelijke markt had verklaard. In de loop van de procedure verlaagden de Oostenrijkse autoriteiten de voorgenomen steun tot 1,6 miljoen EUR en leverden zij het bewijs dat de investering uitsluitend ten doel had te zorgen dat de onderneming aan de nieuwe milieunormen voldeed. De nieuwe installaties werden niet gebouwd ter vervanging van bestaande, aangezien het oude systeem gewoon uit een reeks waterbekkens bestond, waarin het water langzaam werd gefilterd voordat het de rivier bereikte. De steun, met een intensiteit van 15%, voldeed aan alle voorwaarden van de Staalsteuncode voor steun die ondernemingen moet helpen zich aan nieuwe milieunormen aan te passen.

3.6.2. Voest Alpine Linz

Op 2 oktober besloot de Commissie geen bezwaar aan te tekenen tegen een steunvoornemen van Oostenrijk ten behoeve van Voest Alpine Linz, dat beoogt investeringen met het oog op de omschakeling van twee brandblussystemen van het blusmiddel Halon op het blusmiddel Inergen te helpen financieren. Deze investering is bedoeld om aan de EU-ozonverordening te voldoen, die voorschrijft dat systemen met Halons vóór eind 2003 moeten verdwijnen. De steun bestaat uit een rechtstreekse subsidie van 24 187,92 EUR, hetgeen neerkomt op een steunintensiteit van 15%. De Commissie kwam tot de conclusie dat de steun voldeed aan de criteria voor steun die ondernemingen moet helpen zich aan nieuwe milieunormen aan te passen

3.6.3. Böhler Edelstahl

Op 20 juni besloot de Commissie geen bezwaar aan te tekenen tegen een steunvoornemen van Oostenrijk ten behoeve van Böhler Edelstahl. De steun is bedoeld voor de medefinanciering van een secundaire ontstoffingsinstallatie, die de onderneming bouwt om te voldoen aan de nieuwe milieunormen inzake stofverspreiding (20mg/m³), die vanaf juni 2002 van kracht worden. Door de betrokken investering zal niet slechts deze norm worden gehaald, maar zal de stofverspreiding worden verminderd tot 10 mg/m³. De steun bestaat uit een rechtstreekse subsidie van 348 829,6 EUR, hetgeen neerkomt op een steunintensiteit van 10%. De Commissie kwam tot de conclusie dat de steun voldeed aan de criteria voor steun die ondernemingen moet helpen zich aan nieuwe milieunormen aan te passen

3.6.4. Voest Alpine Donawitz

Op 3 juli besloot de Commissie geen bezwaar aan te tekenen tegen een steunvoornemen van Oostenrijk ten behoeve van Voest-Alpine Stahl Donawitz GmbH. De steun moet bijdragen tot de financiering van investeringen in de secundaire ontstoffingsinstallaties en de stofopvangapparatuur in de secundaire metallurgie met het oog op een verlaging van de stofverspreiding, ten einde te voldoen aan de nieuwe milieunormen, die vanaf juni 2002 van kracht worden. De steun bestaat uit een rechtstreekse subsidie van 2 648 925 EUR, hetgeen neerkomt op een steunintensiteit van 15%. De Commissie kwam tot de conclusie dat de steun voldeed aan de criteria voor steun die ondernemingen moet helpen zich aan nieuwe milieunormen aan te passen

3.7. Nederland

3.7.1. Corus Technology

Op 25 juli besloot de Commissie geen bezwaar aan te tekenen tegen een steunvoornemen van Nederland ten behoeve van Corus Technology, het onderzoekcentrum van Corus in Nederland. De steun moet twee onderzoekprojecten helpen financieren. Een van de projecten heeft betrekking op de studie van de vloeistofdynamica van vloeibaar staal, aan de hand van computermodellen. Het andere project bestudeert de processen die zich voltrekken in de kern van een hoogoven. De subsidie voor beide projecten bedraagt 467 193,51 EUR, hetgeen neerkomt op een gemiddelde steunintensiteit van 37,5%. De Commissie kwam tot de bevinding dat aan alle voorwaarden voor goedkeuring was voldaan, met inbegrip van de omschrijving en het stadium van het onderzoek, de daarmee overeenstemmende steunintensiteit in elk project, de subsidieerbaarheid van kosten en het stimulerend effect.

3.7.2. Corus Technology

Op 17 oktober besloot de Commissie geen bezwaar aan te tekenen tegen een steunvoornemen van Nederland ten behoeve van Corus Technology, het onderzoekcentrum van Corus in Nederland. De steun moet dienen om één onderzoekproject te helpen financieren, getiteld 'Excess Enthalpy Combustion' ('EEC'), in het kader waarvan onderzoek wordt verricht naar een nieuwe verbrandingstechniek voor grootschalige hoogovens (bij temperaturen boven 800 °C). Met deze technologie wil het project een energiebesparing van 19%, een vermindering van de CO2-uitstoot in dezelfde orde van grootte en een halvering van de NOx-uitstoot bereiken. De subsidie bedraagt 166 661,22 EUR, hetgeen neerkomt op een gemiddelde steunintensiteit van 37,5%. De Commissie kwam tot de bevinding dat aan alle voorwaarden voor goedkeuring was voldaan, met inbegrip van de omschrijving en het stadium van het onderzoek, de daarmee overeenstemmende steunintensiteit, de subsidieerbaarheid van kosten en het stimulerend effect.

3.8. Verenigd Koninkrijk

3.8.1. Klimaatveranderingsheffing

Op 28 maart hechtte de Commissie haar goedkeuring aan de Britse 'klimaatveranderingsheffing' ("climate change levy"), met uitzondering van de bepaling betreffende de uitzondering voor brandstoffen voor dubbel gebruik, waarvoor zij de procedure inleidde. De wet voorziet in een vrijstelling van de heffing wanneer energie deels wordt gebruikt als brandstof en deels voor andere doeleinden, bijvoorbeeld in een chemisch proces in een hoogoven. De Commissie twijfelde eraan of deze vrijstelling een algemene maatregel is dan wel moet worden beschouwd als een vorm van steun aan ondernemingen die het bewuste staalproductieproces toepassen. Indien het om staatssteun gaat, betwijfelt de Commissie of deze verenigbaar is met de Staalsteuncode.


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>