Artikelen bij COM(2002)311 - Activiteiten en personeel van de Commissie in de uitgebreide EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52002DC0311

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement Activiteiten en personeel van de Commissie in de uitgebreide Europese Unie /* COM/2002/0311 def. */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT Activiteiten en personeel van de Commissie in de uitgebreide Europese Unie

Inhoudsopgave

1. Een uitdaging zonder weerga

1.1. Inleiding

1.2. Een substantiële toename van het aantal taken voor alle instellingen

1.3. Grote economische en sociale verantwoordelijkheden voor de Commissie

1.4. Waarborging van een harmonische implementatie van het acquis communautaire

1.5. Doel van de mededeling

2. Scenario

2.1. Werkhypotheses

2.2. Algemeen financieel kader: Agenda 2000

3. Methoden

3.1. Vaststelling van 'personeelsmotoren'

3.2. Berekeningswijze

3.3. Onderzoek van verzoeken

3.3.1. Taaldiensten

3.4. Bij de schattingen gebruikte definities

3.4.1. Voltijdequivalenten (VTE)

3.4.2. Groepen activiteiten en functieprofielen

4. Personeelsbehoeften van de Commissie in verband met de uitbreiding

4.1. Geschatte behoeften

4.2. Behoeften naar aard van het nieuwe personeel en benodigde financieringsbron

4.3. Integratie van nieuwe ambten in deel A van de begroting

5. Budgettaire gevolgen voor rubriek 5 (administratie)

6. De personele behoeften van de commissie in ruimer verband

6.1. Schattingen van de behoeften van de Commissie en andere instellingen

6.2. Huidige schattingen in vergelijking met voorgaande uitbreidingen

7. Communautaire beleidsgebieden en aanverwante activiteiten waarop de uitbreiding van invloed is

7.1. Ontwikkelingen op de voornaamste beleidsgebieden

7.1.1. Intern beleid

7.1.2. Structurele maatregelen en samenhang

7.1.3. Landbouw en visserij

7.1.4. Onderzoek

7.1.5. Extern beleid

7.1.6. Pretoetreding (inclusief delegaties in de toetredingslanden, ISPA en SAPARD)

7.1.7. Taaldiensten

7.1.8. Ondersteunende en coördinerende diensten

7.2. Ontwikkelingen naar voornaamste functieprofielen

7.2.1. Wetgeving, toezicht en handhaving

7.2.2. Programmabeheer

7.2.3. Beleidsvorming

7.2.4. Administratieve en budgettaire ondersteuning

7.2.5. Taaldiensten


8. Conclusie

1. Een uitdaging zonder weerga

1.1. Inleiding

De omvang van de uitbreiding van de Europese Unie is ongekend. Daar komt nog bij dat de toekomstige lidstaten de afgelopen tien jaar een ingrijpende politieke, economische en sociale metamorfose hebben doorgemaakt.

Bij haar aantreden al heeft de Commissie zich een succesvolle uitbreiding als hoofdtaak gesteld. Na de toetreding zal zij ervoor moeten zorgen dat de politieke, economische en sociale integratie van Europa harmonisch voortgang kan vinden en dat alle burgers van de Unie zoveel mogelijk baat bij deze uitbreiding hebben. Deze dubbele uitdaging vereist een grondige herziening van het beleid, de beleidsdoelstellingen en de communautaire werkmethoden in een uitgebreid Europa dat vastbesloten is het integratieproces voort te zetten.

1.2. Een substantiële toename van het aantal taken voor alle instellingen

De ongekende omvang en diversiteit van de komende uitbreiding kan aan de hand van een aantal cijfers worden geïllustreerd:

* Het aantal lidstaten neemt in 2004 toe tot maximaal 25, tien meer dan nu (een stijging met 66%).

* Het aantal officiële talen stijgt mogelijk met tien van 11 tot 21 (+82% bij 9 nieuwe officiële talen en +90% bij 10 nieuwe officiële talen).

* Het aantal burgers van de Unie neemt met 75 miljoen toe van 376 tot 451 miljoen in 2004 (een stijging met 20%).

De beleidsontwikkeling, de opstelling van wetgevingsvoorstellen en het toezicht op de uitvoering ervan worden complexer en omslachtiger, ook in vergelijking met eerdere uitbreidingen.

Alle instellingen van de Gemeenschap hebben ermee te maken en ze hebben er allemaal op gewezen dat hun behoefte aan extra personeel in verband met de toename van het aantal taken groter dan ooit is.

1.3. Grote economische en sociale verantwoordelijkheden voor de Commissie

Wil de uitbreiding succes hebben, dan moet de Commissie, de uitvoerende instantie en de drijvende kracht in de Europese Unie, in staat zijn haar taken in volle omvang uit te voeren, zodat de uitbreiding duurzame voordelen voor alle burgers van de uitgebreide EU heeft.

Hoewel de drastische politieke, economische en sociale veranderingen die de kandidaat-lidstaten tot stand hebben gebracht, al vrucht hebben gedragen, blijft hun voorspoed toch nog ver achter bij die van de vijftien lidstaten, ongeacht of dit wordt gemeten aan de hand van het BNP per hoofd van de bevolking (35% van het EU-gemiddelde in 2000), het saldo van de lopende rekening (een tekort ter hoogte van 5% van het BNP in 2000), de jaarlijkse inflatie (15% in 2000) of de werkloosheid (12,5% in 2000). De herstructurering van complete economische sectoren (zware industrie, landbouw enz.) moet na de toetreding worden voortgezet aangezien de enorme verschillen tussen de regio's onderling en tussen stedelijke en plattelandsgebieden alleen geleidelijk kunnen worden verminderd.

Na de uitbreiding zal de Commissie, hoofdzakelijk in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, de structuurmaatregelen en het interne beleid, programma's ter ondersteuning van de nieuwe lidstaten moeten beheren. Dit betekent dat haar capaciteit ter zake moet worden vergroot en dat de met de vaststelling en de uitvoering van en het toezicht op deze communautaire programma's belaste administratieve structuren speciale steun moeten krijgen.

Het strategische doel dat de Unie zich in 2000 in Lissabon heeft gesteld, namelijk om in 2010 de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden, kan alleen worden bereikt door een nog stringentere coördinatie en een zorgvuldig toezicht op de nationale en communautaire inspanningen, om er aldus voor te zorgen dat deze hieraan bijdragen. Gezien de situatie van de nieuwe lidstaten op het moment van de toetreding kan de Lissabon-strategie er alleen succes hebben wanneer de Commissie extra toezicht en ondersteuning biedt.

Ook de voortzetting van de strategie voor een duurzame ontwikkeling, die in juni 2001 in Göteborg werd vastgesteld, vergt extra inspanningen om de bijzonder ernstige milieusituatie in de meeste kandidaat-lidstaten aan te pakken. De bij de toetredingsonderhandelingen overeengekomen overgangsperioden zullen moeten worden gebruikt om de belangrijkste problemen op te lossen en de nieuwe lidstaten in staat te stellen zo snel mogelijk te voldoen aan de communautaire milieunormen.

Ten slotte betekent het besluit de governance in Europa zodanig te ontwikkelen dat het publiek nauwer bij de activiteiten van de instellingen wordt betrokken, dat de Commissie zich in een uitgebreide EU meer moet inspannen voor transparantie, informatie, communicatie, overleg en dialoog met andere EU-instellingen en met de nationale regeringen en parlementen en natuurlijk met de burgers. Ook in dit verband vergt de speciale situatie in de nieuwe lidstaten extra inspanningen van de Commissie.

1.4. Waarborging van een harmonische implementatie van het acquis communautaire

Als hoedster van de verdragen moet de Commissie ervoor zorgen dat het acquis communautaire juist wordt toegepast, net zoals in de huidige lidstaten.

Hoewel de kandidaat-lidstaten resoluut en met communautaire steun aanzienlijke inspanningen hebben verricht om zich op hun toekomstige verantwoordelijkheden als lidstaat voor te bereiden, zullen hun administratieve en gerechtelijke systemen in bepaalde gevallen profijt kunnen hebben van enkele praktijkjaren. Hun ervaringen in de eerste jaren na de toetreding zullen hen in staat stellen hun administratieve en gerechtelijke capaciteit te consolideren.

Voor de goede werking van de interne markt, de veiligheid en gezondheid van de burgers, de bescherming van het milieu, het toezicht op de buitengrenzen van de EU en een zorgvuldig beheer van de communautaire middelen, moet de Commissie gedurende de eerste jaren na de toetreding:

- voortdurend met de nieuwe lidstaten overleggen om hun problemen vast te stellen en te analyseren en de juiste oplossingen te bieden,

- waar nodig, inbreukprocedures beginnen en voortzetten,

- waar nodig, nieuwe communautaire samenwerkingsmaatregelen voorstellen en uitvoeren om de nieuwe lidstaten de middelen te geven om aan hun Verdragsverplichtingen te voldoen.

1.5. Doel van de mededeling

In juli 2001 heeft de Commissie het Europees Parlement in een werkdocument een overzicht gegeven van haar plannen voor een soepele integratie van de nieuwe lidstaten in de administratieve structuren van de Unie en de voortgang die daarbij is gemaakt. Hierin werd meegedeeld dat de Commissie bezig was de gevolgen van de toetreding op de lopende activiteiten en op de personeelsomvang te onderzoeken.

'Administrative Preparations for Enlargement: Objectives and Practical Arrangements'. De Europese Commissie heeft dit werkdocument aan het Europees Parlement voorgelegd naar aanleiding van de resolutie van het Europees Parlement inzake het ontwerp algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2001, juli 2001.

In deze mededeling wordt uiteengezet welk effect de uitbreiding op de activiteiten van de Commissie zal hebben en hoeveel extra personeel er nodig zal zijn om na de toetreding een optimale afstemming van de personeelsomvang op de activiteiten te waarborgen. Er worden algemene richtsnoeren gegeven, alsmede een beeld van de gevolgen van de uitbreiding voor het personeelsbestand per beleidsgebied en functieprofiel. De hieraan ten gronde liggende analyses en schattingen zijn een bouwsteen voor het toekomstige aanwervingsbeleid van de Commissie en voor onderhandelingen over de aanpassing van de financiële vooruitzichten voor de uitgebreide Unie; zij vormen het algemene kader voor toekomstige jaarlijkse beleidsstrategieën en voorontwerpen van begroting.

Begin van de voorbereidingen in 2003

Wil de uitbreiding een succes worden, dan moet de Commissie al direct na de toetreding in staat zijn haar nieuwe verantwoordelijkheden waar te nemen. Een aantal ervan behelst taken die geleidelijk in omvang zullen toenemen totdat na een aantal jaren het volledige effect wordt gevoeld.

Maar voor andere taken zal de werkbelasting als gevolg van de toetreding direct al maximaal zijn. Dit betreft bijvoorbeeld de taaldiensten en het beheer van de belangrijkste communautaire beleidsgebieden en programma's, met name de structuurfondsen en het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Om in 2004 klaar te zijn moeten in 2003 voorbereidingen worden getroffen. Dan al moet het benodigde personeel worden aangeworven en opgeleid, moeten voor de betrokken beleidsgebieden en programma's potentiële opstartproblemen in de nieuwe lidstaten worden vastgesteld en moet van geval tot geval worden bepaald hoe de risico's zo klein mogelijk kunnen worden gehouden.

In haar besluit inzake de jaarlijkse beleidsstrategie voor 2003 schatte de Commissie haar prioritaire personeelsbehoeften voor de belangrijkste activiteiten ter voorbereiding van de uitbreiding in 2003 op 500 ambten. In dit verband mag niet uit het oog worden verloren dat het plafond voor hoofdstuk 5 van de financiële vooruitzichten voor 2003 wellicht ontoereikend is om de voor de voorbereiding van de uitbreiding benodigde extra middelen te dekken.

De 500 'ambten' die in 2003 nodig zijn, komen niet bovenop de geschatte personeelsbehoeften na de uitbreiding, aangezien het in 2003 aangeworven personeel zijn baan ook in 2004 en daarna zal behouden. Het gaat hier om een voorschot, dat nodig is om het personeelsbestand van de Commissie aan te passen aan de nieuwe opgaven die zij al in 2003 zal krijgen.

Bij de schattingen is weliswaar rekening gehouden met de uitdagingen, maar ook is steeds consequent gekozen voor optimale praktijken. Om betrouwbare schattingen tot 2008 te kunnen verschaffen, is een aantal werkhypotheses opgesteld. Hierdoor ontstaat een rationeel en gereguleerd kader voor de beoordeling, maar ook dreigt de verwachte ontwikkeling van het communautaire beleid hierdoor te worden vereenvoudigd. Bij wijzigingen in het basisscenario zullen de schattingen moeten worden aangepast.

Daarom zal het precieze tijdschema voor de toekomstige verzoeken van de Commissie om extra personeel in ieder voorontwerp van begroting verder worden bijgesteld aan de hand van de jaarlijkse beleidsstrategie van de Commissie.

2. Scenario

2.1. Werkhypotheses

Tijdens de Europese Raad van Laken in december 2001 hebben de staatshoofden en regeringsleiders gezegd met welke kandidaat-lidstaten de toetredingsonderhandelingen in 2002 kunnen worden afgesloten zodat ze in 2004 aan de volgende Europese verkiezingen kunnen deelnemen , mits de onderhandelingen en hervormingen in de kandidaat-lidstaten in hetzelfde tempo worden voortgezet als thans het geval is.

'Als het huidige tempo van de onderhandelingen en de hervormingen in de kandidaat-lidstaten wordt aangehouden, kunnen Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, de Slowaakse Republiek, de Tsjechische Republiek en Slovenië klaar zijn.'

Het werkscenario voor de beoordeling van het effect van de uitbreiding is gebaseerd op de volgende hypotheses:

* Vanaf 1 januari 2004 zullen maximaal 10 landen met mogelijk 10 nieuwe officiële talen deel gaan uitmaken van de Europese Unie. De werkhypothese luidt dat ten minste 9 nieuwe talen officiële taal van de EU zullen worden.

* Het beleid, de programma's en de uitvoering ervan veranderen niet. Er is alleen rekening gehouden met veranderingen die al op het desbetreffende besluitvormingsniveau zijn goedgekeurd.

* Als uitgangspunt voor het personeelsbestand wordt de situatie in 2002 genomen.

De schatting van de personeelsbehoeften is gebaseerd op de hypothese dat de desbetreffende activiteit of taak na de uitbreiding volledig wordt geïntegreerd of afgebroken (normale situatie). Geen rekening wordt gehouden met besparingen als gevolg van een geleidelijke integratie of eenmalige oprichtingskosten. De normale situatie wordt op verschillende tijdstippen bereikt afhankelijk van de activiteit. Er wordt evenwel van uitgegaan dat de integratie rond 2008 zal zijn voltooid, waarbij ook rekening wordt gehouden met de absorptiecapaciteit van de instelling voor nieuw personeel.

De extrapolatie van het scenario met tien nieuwe lidstaten tot 2008 loopt in generlei wijze vooruit op de datum van toetreding van de andere kandidaat-lidstaten.

2.2. Algemeen financieel kader: Agenda 2000

Het huidige financiële kader (Agenda 2000), waarover de staatshoofden en regeringsleiders in 1999 in Berlijn overeenstemming hebben bereikt, was gebaseerd op een scenario waarbij in 2002 zes nieuwe lidstaten zouden toetreden. Het bijgewerkte scenario met tien nieuwe lidstaten in 2004 is gebaseerd op de mededeling van de Commissie over haar globale aanpak met betrekking tot de financiële vooruitzichten tot 2006 .

Information Note Common Financial Framework 2004-2006 for the Accession Negotiations, mededeling van de Commissie, SEC(2002) 102 van 30.1.2002.

3. Methoden

3.1. Vaststelling van 'personeelsmotoren'

Alle taken van de Commissie zijn ingedeeld aan de hand van 200 zinvolle, coherente activiteiten, op basis van de ABB-classificatie (activiteitgestuurde budgettering).

Met betrekking tot de activiteiten waarvan de intensiteit toe- dan wel afneemt, werd in de analyse:

* een 'personeelsmotor' bepaald die zinvol is. Het gaat om een hoeveelheid werk die significant en representatief is voor de gehele activiteit (en gewoonlijk de aanzet geeft tot de hele reeks tot de activiteit behorende taken). Naargelang de activiteiten kan het hierbij gaan om het aantal nieuwe lidstaten, de extra bevolking, de omvangrijkere begroting die moet worden beheerd enz.;

* gekeken naar het huidige personeelsbestand;

* geschat in hoeverre de werkbelasting ten gevolge van de uitbreiding toe- dan wel afneemt.

Tenzij er een betere indicator beschikbaar kwam, werden de wijzigingen in de personeelsbehoeften geschat aan de hand van de toe- of afname van de 'personeelsmotor'. In alle gevallen is bij de schatting van de personeelsbehoeften rekening gehouden met schaalvoordelen.

Ondersteunende activiteiten - zoals het interne personeelsbeheer, IT-ondersteuning of algemene operationele ondersteuning - zijn op twee manieren behandeld:

* voor activiteiten waarbij het personeelsbestand nauw kan worden gekoppeld aan operationele activiteiten (direct of indirect), is het vereiste personeelsbestand geschat aan de hand van de veranderingen in deze operationele activiteiten ;

Zo is de activiteit personeelsbeheer voor iedere dienst direct gekoppeld aan het aantal beschikbare personeelsleden.

* wanneer een dergelijke koppeling niet mogelijk was, zijn deze ondersteunende activiteiten als zelfstandige operationele activiteiten behandeld.

Er is rekening gehouden met het feit dat schaalvoordelen voor ondersteunende activiteiten groter kunnen zijn dan voor operationele activiteiten.

3.2. Berekeningswijze

Aan de hand van een eerste vragenlijst hebben de diensten van de Commissie systematisch onderzocht hoe hun activiteiten zich na de uitbreiding zouden kunnen ontwikkelen. Na een grondige analyse van de antwoorden werden met iedere dienst van de Commissie afzonderlijk gesprekken gevoerd ter validering van de ontvangen informatie. Op grond van deze informatie en de gesprekken hierover werden de in dit verslag gepresenteerde geschatte behoeften vastgesteld. Hierbij werd als volgt te werk gegaan:

(1) vaststelling van de geschatte verandering per activiteit als gevolg van de uitbreiding;

(2) schatting van het effect op het desbetreffende personeelsbestand;

(3) vaststelling van de mogelijkheden voor herschikkingen;

(4) vaststelling van het eventuele verschil tussen de geschatte behoeften en het bestaande personeelsbestand.

3.3. Onderzoek van verzoeken

De diensten van de Commissie hielden zich in hun eerste antwoorden op de vragenlijsten al aan zeer strikte richtsnoeren. Toch zijn de schattingen van de diensten ten aanzien van hun behoeften aan extra personeel op verschillende niveaus nog eens grondig onderzocht.

Eerst werden de feitelijke criteria gecontroleerd, om ervoor te zorgen:

- dat de schattingen van de verschillende diensten elkaar niet overlapten;

- dat eventuele misverstanden over begrippen en termen werden opgehelderd;

- dat de verstrekte cijfers consistent waren met de eraan ten grondslag liggende motivering.

Vervolgens werden de technische criteria gecontroleerd, om ervoor te zorgen:

- dat eventuele schaalvoordelen ten volle benut werden en in aanmerking werden genomen;

- dat de schattingen van verschillende diensten voor soortgelijke activiteiten op uniforme wijze werden behandeld en dat bij de berekeningen algemeen geldende optimale praktijken werden toegepast;

- dat bij de geschatte behoeften voor activiteiten waarbij de kandidaat-lidstaten al aan programma's of acties deelnemen, alleen rekening werd gehouden met de extra werkbelasting;

- dat op de juiste wijze rekening werd gehouden met personeel dat nu al bij op de uitbreiding gerichte activiteiten betrokken is (en dat na de toetreding elders kan worden ingezet).

3.3.1. Taaldiensten

Vanaf het begin was duidelijk dat de uitbreiding vooral gevolgen zou hebben voor de taaldiensten. De geschatte behoefte aan nieuwe middelen in verband met de uitbreiding is daar inderdaad het grootst.

De Commissie heeft besloten rekening te houden met de verwachte resultaten van diverse afgesloten en nog lopende initiatieven die een betere kostenbeheersing bij de taaldiensten (en met name de vertaaldienst) op het oog hebben. Dit heeft haar in staat gesteld om bij de vaststelling van de behoeften uit te gaan van optimale praktijken, vooruit te lopen op een effectiever gebruik van interne en externe middelen en rekening te houden met het effect van een ruimer gebruik van informatietechnologie.

Dankzij deze aanpak zal de uitbreiding van het aantal officiële talen de kwaliteit van de tolken- en de vertaaldienst en van de publicatie van de belangrijkste categorieën documenten niet nadelig beïnvloeden.

Zoals onder 0 is uiteengezet, gaat het werkscenario uit van negen nieuwe officiële talen in 2004. Bij iedere verdere officiële taal neemt het geschatte personeelsbestand met nog eens ongeveer 200 voltijdequivalenten toe.

3.4. Bij de schattingen gebruikte definities

3.4.1. Voltijdequivalenten (VTE)

Ter vereenvoudiging is het personeel gedefinieerd als de bestaande combinatie van ambten en extern personeel (begroting 2002). De meeteenheid is één voltijdequivalent-persoon (VTE). De indeling van het personeel naar aard en bron van de financiering is op een geaggregeerd niveau gemaakt.

3.4.2. Groepen activiteiten en functieprofielen

Om een beeld van de Commissie in een uitgebreide, weer normaal werkende Unie te geven (bv. in 2008) zijn de schattingen in dit verslag opgesplitst naar grote beleidsgroep en naar functieprofiel (métier). In enkele gevallen omvatten de activiteiten geen perfect homogene set taken/functies. In dat geval zijn de activiteiten ingedeeld overeenkomstig hun dominante kenmerken. Weliswaar is dit niet perfect, maar de voorgestelde indeling lijkt niettemin toereikend voor het verkrijgen van betrouwbare, zinvolle resultaten.

De beleidsgroepen komen overeen met de rubrieken van de huidige financiële vooruitzichten, doch met enkele aanpassingen. Er zijn acht beleidsgroepen vastgesteld:

- landbouw en visserij (exclusief SAPARD en structurele maatregelen);

- structurele maatregelen en maatregelen ter bevordering van de samenhang (exclusief ISPA, maar inclusief structurele maatregelen op het gebied van landbouw, visserij en werkgelegenheid);

- intern beleid (inclusief informatieactiviteiten, maar exclusief onderzoek en structurele maatregelen);

- extern beleid (exclusief delegaties in de kandidaat-lidstaten);

- pretoetreding (inclusief delegaties in de kandidaat-lidstaten, ISPA, SAPARD);

- onderzoek;

- ondersteunende diensten en coördinatie;

- taaldiensten (inclusief het Publicatiebureau).

Onder functieprofiel wordt verstaan een beschrijving van de belangrijkste 'typen' werk waarop de uitbreiding van invloed is. Er zijn vijf belangrijke groepen profielen vastgesteld:

- personeels- en begrotingsbeheer;

- wetgeving, toezicht en zorg voor de naleving van het acquis (hierna 'rechtshandhaving' genoemd);

- taaldiensten (vertalers/tolken/publicatie);

- programmabeheer;

- beleidsvorming en coördinatie.

4. Personeelsbehoeften van de Commissie in verband met de uitbreiding

De schattingen van de netto extra personeelsbehoeften komen lager uit dan wanneer de huidige situatie bij de diensten van de Commissie eenvoudig wordt geëxtrapoleerd of wanneer de oorspronkelijke aanvragen van de diensten zelf worden gecumuleerd. De berekeningswijze die tot de uiteindelijke geschatte behoeften hebben geleid, wordt in de volgende twee punten beschreven.

4.1. Geschatte behoeften

In hun oorspronkelijke beoordelingen stelden de diensten van de Commissie hun brutobehoeften aan versterking op ongeveer 5470 VTE, waartegenover een vermindering met ongeveer 250 VTE stond. Netto zouden er dus ongeveer 5220 extra personeelsleden (VTE) nodig zijn om de geschatte toename van de werkdruk, gebaseerd op de toetreding van 10 nieuwe lidstaten en 9 nieuwe officiële talen, het hoofd te kunnen bieden.

Ongeveer 41% (2157 VTE) van de oorspronkelijke geschatte behoeften had betrekking op de taaldiensten. In afnemende volgorde kwamen de grootste aanvragen verder van intern beleid (33%, 1718 VTE) en ondersteunende diensten en coördinatie (14%, 724 VTE) (zie grafiek I).

Dankzij een grondig onderzoek van de oorspronkelijke schattingen kon over de hele linie meer rekening worden gehouden met de toepassing van optimale praktijken, konden verzoeken die niet rechtstreeks met de uitbreiding te maken hadden buiten beschouwing worden gelaten, konden meer mogelijkheden voor herschikkingen worden vastgesteld en kon de verwachte ontwikkeling van de kredieten voor financiële maatregelen aan het aangehouden scenario worden aangepast.

Dit onderzoek leidde tot herziene schattingen met als eindresultaat dat de brutoversterkingen in verband met toenemende activiteiten op meer dan 4800 VTE worden geschat. Aan deze behoeften kan worden voldaan met ongeveer 700 herschikkingen en 4100 nieuwe personeelsleden. Verder wordt ervan uitgegaan dat voor het equivalent van ongeveer 200 man extern personeel dat thans in het kader van pretoetredingsinstrumenten werkzaam is (en die worden gefinancierd uit de zogenoemde BA-begrotingslijnen), herschikking niet mogelijk is, zodat deze moeten afvloeien. Het netto extra personeel bedraagt dan 3900 VTE (zie grafiek II).

In vergelijking met de huidige situatie betekenen de extra 3900 VTE een toename van het totale personeelsbestand met ongeveer 13% (zie grafiek VI). Voor de lijsten van het aantal ambten bij de Commissie zijn 3550 ambten nodig, waarvan 3400 voor deel A van de begroting en 150 voor deel B (onderzoek). Ten opzichte van het totale aantal in de begroting voor 2002 toegestane ambten betekent dit een toename met 16%.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


4.2. Behoeften naar aard van het nieuwe personeel en benodigde financieringsbron

De 3900 nieuwe personeelsleden kunnen als volgt naar aard en financieringsbron worden ingedeeld:

* 3400 ambten in de lijst van het aantal ambten voor het operationele deel van de begroting (deel A), waarvan ongeveer 645 LA-ambten.

* 150 ambten in de lijst van het aantal ambten voor onderzoek (deel B van de begroting).

* Extra kredieten voor ongeveer 560 man extern personeel in deel A van de begroting. Hierbij is er geen rekening mee gehouden dat de kredieten voor extern personeel in deel A van de begroting lineair toenemen met de vaste ambten in deel A. Het betreft kredieten in verband met de outsourcing van een deel van de talendiensten. Deze moeten sterk toenemen om de beoogde kostenbeperkende beheersmaatregelen te kunnen realiseren.

* Vermindering van de kredieten voor het equivalent van 210 externe personeelsleden die thans uit deel B van de begroting worden gefinancierd (BA-posten van pretoetredingsinstrumenten).

Tabel 2. Resultaten naar financieringsbron en aard van het personeel (aantal ambten of voltijdequivalenten - VTE)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4.3. Integratie van nieuwe ambten in deel A van de begroting

De ambten die de diensten van de Commissie denken nodig te hebben, zijn vooral in de eerste jaren na de toetreding nodig. Rekening houdend met de behoeften van de diensten, het integratieprofiel van nieuwe ambten bij vroegere uitbreidingen en de absorptiecapaciteit van de instelling met betrekking tot nieuwe aanwervingen wordt voorgesteld dat het nieuwe personeel wordt aangeworven over een periode van vijf jaar volgens het indicatieve schema in onderstaande tabel.

Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de integratie van alle extra 3900 personeelsleden, inclusief de kredieten voor extern personeel, plaatsvindt volgens hetzelfde schema als bij de vaste ambten in deel A van de begroting.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

* Inclusief de 500 ambten (of equivalente kredieten) die zijn gevraagd voor het jaar 2003, zoals aangekondigd in de jaarlijkse politieke strategie en het voorontwerp van begroting voor 2003.

Wellicht is een zekere flexibiliteit ten aanzien van het tijdschema voor toekomstige verzoeken om vaste ambten nodig, teneinde rekening te houden met de feitelijke absorptiecapaciteit van de Commissie voor nieuw personeel, met name in 2004. Na het besluit over de jaarlijkse beleidsstrategie zal in ieder voorontwerp van begroting worden gespecificeerd welk type (bv. extern personeel en vaste ambten) en hoeveel extra personeel wordt gevraagd, met een indicatieve indeling naar beleidsgebied. Om alle noodzakelijke posten te kunnen bezetten kan de Commissie gedurende een overgangsperiode passende maatregelen treffen (bv. tijdelijke functionarissen in plaats van ambtenaren).

5. Budgettaire gevolgen voor rubriek 5 (administratie)

Het interinstitutioneel akkoord (I.I.A.) beoogde een geleidelijke toename ("topping up") van het maximum voor rubriek 5 (administratieve uitgaven) tot EUR 450 miljoen (in prijzen van 1999) twee jaar na de toetreding van 6 landen. Nu de toetreding vermoedelijk in 2004 zal plaatsvinden (terwijl de I.I.A. oorspronkelijk uitging van 2002), wordt het desbetreffende niveau voor rubriek 5 in 2006 bereikt.

Interinstitutioneel akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 mei 1999 over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure.

In Agenda 2000 werd het bedrag dat in het financieel kader onder rubriek 8 'Uitbreiding' voor administratieve uitgaven in verband met de toetreding van zes nieuwe lidstaten voorzien was, vastgesteld in overeenstemming met de desbetreffende bedragen die bij de voorgaande uitbreiding in 1995 voorzien waren. De berekening werd vervolgens gebaseerd op de normale deelname van de nieuwe lidstaten aan de instellingen en hun personeel. Bovendien werd de toegenomen behoefte aan tolken en vertalers gekwantificeerd.

De extra administratieve uitgaven in verband met de mogelijke toetreding van nog eens vier lidstaten werden op dezelfde wijze berekend. In de praktijk waren de gebruikte coëfficiënten gebaseerd op het aantal stemmen dat de nieuwe lidstaten in het besluitvormingsproces van de EU krijgen.

Dit leidt tot een indicatieve 'topping-up' met EUR 612 miljoen in 2006, zoals aangegeven in het gemeenschappelijk financieel kader 2004-2006. Deze verhoging is als uitgangspunt genomen om in overeenstemming met de financiële vooruitzichten 2000-2006 het maximale aantal ambten voor de Commissie (deel A van de begroting) vast te stellen.

In het gemeenschappelijk financieel kader 2004-2006 voor een Unie met 25 lidstaten moeten in rubriek 5 extra kredieten voor de financiering van ongeveer 2300 extra vaste ambten (deel A van de begroting) worden opgenomen . Deze aanvullende kredieten zijn dus in overeenstemming met een redelijke integratieperiode voor nieuwe ambtenaren tot 2006. Voor de integratie van extern personeel geldt hetzelfde schema; hiervoor moeten in deel A van de begroting kredieten voor ongeveer 400 VTE worden uitgetrokken. De resterende ambtenaren en het resterende externe personeel moeten in 2007 en 2008 worden geïntegreerd.

Dit cijfer kan op twee manieren worden vastgesteld. In het eerste geval wordt de verwachte verhoging van het plafond van rubriek 5 in 2006 (+12% in prijzen van 1999) toegepast op het aantal ambten in de lijst van het aantal ambten bij de Commissie (inclusief OLAF en OPOCE, maar zonder onderzoek). De tweede methode is gebaseerd op het aandeel (31%) van de kredieten voor de salarissen van het Commissie-personeel (hoofdstuk A-11, inclusief andere begrotingsposten die nauw met deze ambten verbonden zijn), maar zonder pensioenen, in de totale kredieten in deel A van de begroting, waarna het aandeel wordt gedeeld door de gemiddelde kosten per ambtenaar.

Bij de algemene behoeften inzake rubriek 5 moet niet alleen rekening worden gehouden met de behoeften van de Commissie, maar ook met die van de andere instellingen, waarvan de algemene schattingen nog niet volledig beschikbaar zijn. Daarom zal het plafond van rubriek 5 in 2006 moeten worden bijgesteld in het licht van de feitelijke behoeften en van de speelruimte binnen het globale plafond van de financiële vooruitzichten op dat moment.

6. De personele behoeften van de commissie in ruimer verband

6.1. Schattingen van de behoeften van de Commissie en andere instellingen

De schattingen van de Commissie steken gunstig af bij de beschikbare schattingen van andere instellingen.

Het verslag dat in opdracht van ondervoorzitter Guido Podestà door de administratieve diensten van het Europees Parlement werd opgesteld en begin 2001 door het Bureau werd aangenomen, stelt dat er 1240 nieuwe posten nodig zullen zijn (+29%). Dit aantal zou later moeten worden teruggebracht tot 842 (+20%), wanneer via natuurlijk verloop en vervroegde of speciale uittreding posten vrijkomen.

Het secretariaat-generaal van de Raad schatte in maart 2002 dat 674 vaste ambten extra nodig zouden zijn (876 inclusief een 'reserve voor de toekomst'), wat neerkomt op 25% (32% inclusief de reserve) van het huidige personeelsbestand. Bij deze schattingen is uitgegaan van tien nieuwe officiële talen.

Report on the Administrative consequences for the General Secretariat of the Council of the Enlargement of the European Union, opgesteld door de task force Uitbreiding, in opdracht van de plaatsvervangend secretaris-generaal, 12 maart 2002.

In het verslag van de secretariaten-generaal over de ontwikkeling van rubriek 5 van november 2001 werd uitgegaan van de volgende voorlopige cijfers: 608 (+56%) extra posten voor het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg; 221 (+56%) extra posten voor de Rekenkamer.

Rapport des Secrétaires Généraux concernant l'évolution pluriannuelle de la rubrique 5 et les économies additionnelles potentielles liées à la coopération Inter-Institutionnelle, november 2001.

6.2. Huidige schattingen in vergelijking met voorgaande uitbreidingen

Bij de schattingen van de behoefte heeft men zich gebaseerd op een grondige evaluatie van elke afzonderlijke activiteit en daarbij met name rekening gehouden met de grotere complexiteit van de werkzaamheden in een Unie met mogelijk 25 lidstaten. Niettemin heeft het nut het resultaat met dat van de laatste twee uitbreidingen te vergelijken. Hoewel de behoeften nu op een andere wijze zijn geschat dan bij voorgaande uitbreidingen, is de orde van grootte van de geschatte behoeften vergelijkbaar.

Voor de toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden vroeg de Commissie om 864 nieuwe posten op de lijst van het aantal ambten in deel A van de begroting (exclusief OPOCE), waarvan 314 (36%) voor de taaldiensten en 550 (64%) voor alle andere activiteiten. Dit komt overeen met een gemiddelde van ongeveer 290 ambten per nieuwe lidstaat, waarvan 110 voor de taaldiensten en 180 voor de overige activiteiten. Circa 30% van alle nieuwe posten werden in het eerste jaar van de toetreding (1995) goedgekeurd en de overige in vier jaarlijkse tranches in de periode 1996-1999, met de volgende verdeling: 22% in 1996; 22% in 1997; 13% in 1998 en 13% in 1999.

Bij de vorige uitbreiding (Spanje en Portugal) werden 695 extra posten gepland (exclusief OPOCE). Hiervan waren er ongeveer 300 (43%) bestemd voor de taaldiensten en 395 (57%) voor de overige activiteiten. Dit komt neer op een gemiddelde van 350 nieuwe posten per nieuwe lidstaat, waarvan circa 150 voor de taaldiensten en 200 voor de overige activiteiten. Ongeveer 45% van alle nieuwe posten werd in het eerste jaar van de toetreding goedgekeurd, circa 33% in het tweede jaar en de overige 22% in het derde jaar van de toetreding.

De geschatte toename van circa 3400 extra posten op de lijsten van het aantal ambten bij de Commissie komt overeen met een gemiddelde van 340 posten per nieuwe lidstaat.

7. Communautaire beleidsgebieden en aanverwante activiteiten waarop de uitbreiding van invloed is

7.1. Ontwikkelingen op de voornaamste beleidsgebieden

Uit een analyse naar beleidsgebied blijkt dat de behoeften vooral geconcentreerd zijn op operationele beleidsgebieden die in het verlengde van de beleidsprioriteiten liggen en rechtstreeks ten goede zullen komen aan de burgers van de grotere Unie.

Er is een bijzondere inspanning geleverd om de behoeften voor de taaldiensten te beperken tot het minimum dat noodzakelijk is om het beginsel van meertaligheid in acht te nemen. Daar het aantal officiële talen naar verwachting van 11 tot ten minste 20 zal stijgen, wekt het geen verbazing dat de geschatte personeelsstijging voor de taaldiensten het grootst is (circa 41% in vergelijking met de huidige situatie).

Afgezien van de taaldiensten is de procentuele toename in vergelijking met de huidige situatie relatief gezien het grootst voor structurele maatregelen (+36%), gevolgd door intern beleid (+20%) en landbouw en visserij (+19%). De ondersteunende en coördinerende diensten, waaronder de kabinetten en de ondersteuning van extra leden van de Commissie, zullen naar verwachting met circa 14% toenemen. De huidige activiteiten met betrekking tot de pretoetreding zullen met circa 70% afnemen (zie grafiek III en IV).

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


7.1.1. Intern beleid

De uitbreiding zal van invloed zijn op de uitstippeling van beleid en de opstelling van wetgeving. Er zullen veel meer belanghebbenden over beleidsinitiatieven moeten worden geraadpleegd en bij de wetgevingsvoorstellen met meer gevoeligheden moeten worden rekening gehouden.

Vanaf het moment van toetreding zal het communautaire acquis in de nieuwe lidstaten van toepassing zijn en zal het gehele wetgevingsproces verder ontwikkeld en aan de nieuwe omstandigheden aangepast moeten worden.

Het grootste effect zal merkbaar zijn bij de naleving van het acquis (de rechtshandhaving). De systemen en procedures op zo uiteenlopende en complexe gebieden als de milieubescherming en het concurrentiebeleid zullen automatisch voor alle lidstaten gelden . Ook directe inspecties kunnen worden gezien als een speciale manier van rechtshandhaving .

De omvang van de werkzaamheden zal in sterke mate afhangen van het aantal lidstaten.

Bureau voor de voedselveiligheid, Bureau veiligheidscontrole van Euratom, visserij-inspecteurs.

De nieuwe lidstaten krijgen toegang tot alle programma's en acties. De extra kredieten die hiervoor nodig zijn, blijven naar verwachting echter relatief binnen de perken. Voorts hebben de toetredingslanden nu al toegang tot bepaalde programma's, hoewel zij niet altijd alle hieraan deelnemen en hun deelname minder intensief is dan die van de huidige lidstaten.

De behoeften voor het intern beleid worden geschat op 1718 VTE. Gezien de vele verschillende beleidsmaatregelen die in 25 lidstaten moeten worden uitgevoerd en de huidige personeelsomvang is dat een relatief bescheiden toename (+20%).

7.1.2. Structurele maatregelen en samenhang

Bij de structurele maatregelen en de maatregelen ter bevordering van de samenhang gaat het om beleidsmaatregelen die het meest direct gevolgen hebben voor de levensstandaard van de burgers in de nieuwe lidstaten. Verwacht wordt dat zij ertoe zullen bijdragen dat de economieën van deze landen snel naar het gemiddelde van de Unie zullen worden opgetrokken. Voor de middelen die in het kader van het structuur- en cohesiebeleid worden verstrekt, gelden duidelijke communautaire criteria; zij zijn ook een effectief instrument voor de uitvoering van een groot aantal beleidsprioriteiten van de Unie.

Volgens de huidige wetgeving zullen de meeste regio's in de toetredingslanden in aanmerking komen voor steun ten behoeve van regio's met een ontwikkelingsachterstand (doelstelling 1). Meer dan voor andere gebieden zullen de kredieten hiervoor zowel relatief als absoluut worden verhoogd.

Het beheer van de programma's is gedecentraliseerd, zodat er relatief weinig extra personeel nodig zal zijn voor het beheer van de aanzienlijk verhoogde kredieten; de extra behoefte wordt geschat op 325 VTE (+36%).

Men gaat ervan uit dat de kandidaat-lidstaten die nog niet toetreden en waarmee de onderhandelingen zullen worden voortgezet, verder in aanmerking zullen komen voor de ISPA-middelen. Wat de huidige lidstaten betreft, is de schatting ook na de toetreding gebaseerd op de status quo (huidige niveau van financiële steunverlening). Tot slot wordt verwacht dat het relatieve gewicht van het cohesiebeleid in verhouding tot het structuurbeleid zal toenemen.

7.1.3. Landbouw en visserij

Het gemeenschappelijk landbouwbeleid zal in de grotere Unie een belangrijke rol spelen. Met de toetreding zal het aandeel van de EU-bevolking dat in de landbouw werkt met naar schatting circa 55% toenemen. De huidige activiteiten in het kader van de pretoetredingsmaatregelen op het gebied van de plattelandsontwikkeling (SAPARD) zullen worden ondergebracht bij het gewone landbouwbeleid.

Zoals bij de structurele maatregelen en de maatregelen ter bevordering van de samenhang zorgt het gedecentraliseerde beheer van de programma's ervoor dat relatief weinig extra personeel noodzakelijk is om de aanzienlijk verhoogde kredieten te beheren ; de extra personeelsbehoefte wordt geschat op 189 VTE (+19%).

Hoewel het feit dat toezicht moet worden gehouden op een groter aantal systemen (d.w.z. door het grotere aantal lidstaten) duidelijk gevolgen heeft voor sommige specifieke taken, zoals de vereffening van rekeningen.

7.1.4. Onderzoek

De meeste onderzoekprogramma's zijn al toegankelijk voor de toetredingslanden. Bovendien voorziet het zesde kaderprogramma in een nog grotere betrokkenheid van de kandidaat-lidstaten voorafgaande aan de toetreding en in een grotere concentratie van projecten. Voor de verdere ontwikkeling van de activiteiten en de geschatte behoefte aan personeel in verband met de uitbreiding is een geringe stijging met 150 VTE (+4%) voldoende. Dit betreft vooral personeel voor rechtstreeks onderzoek ter ondersteuning van het communautair beleid .

Bijvoorbeeld ondersteuning van het Bureau veiligheidscontrole van Euratom bij de ontwikkeling van systemen voor het toezicht op en de boekhouding van splijtbaar materiaal in nucleaire opslagplaatsen.

7.1.5. Extern beleid

Het effect op de externe betrekkingen zal minder groot zijn. De belangrijkste wijzigingen betreffen het handelsbeleid en defensiemaatregelen. De personeelsbehoefte wordt geschat op circa 76 VTE (+1%).

7.1.6. Pretoetreding (inclusief delegaties in de toetredingslanden, ISPA en SAPARD)

De pretoetredingsactiviteiten met betrekking tot de 10 nieuwe lidstaten zullen geleidelijk minder worden, totdat Phare volledig is afgesloten. Het personeel in de delegaties van de 10 kandidaat-lidstaten en het grootste deel van het personeel bij de Commissie zelf zullen elders werk krijgen of hun activiteiten stopzetten, wat neerkomt op een daling met 759 VTE ten opzichte van het oorspronkelijke niveau (-70%). De pretoetredingsinstrumenten zullen van toepassing blijven op de resterende kandidaat-lidstaten waarmee de onderhandelingen worden voortgezet.

7.1.7. Taaldiensten

De relatief grote personeelstoename in de taaldiensten (1582 VTE of +41%) mag niet verkeerd worden begrepen. De natuurlijke trend zou een lineaire groei zijn in overeenstemming met het aantal officiële talen (+82%). Alleen dankzij voortijdige hervormingen en de doelbewuste beslissing om optimale praktijken toe te passen is de personeelsbehoefte veel geringer dan anders het geval was geweest.

7.1.8. Ondersteunende en coördinerende diensten

Zoveel mogelijk middelen moeten worden bestemd voor de directe dienstverlening aan de buitenwereld. Ook ondersteunende en coördinerende diensten zijn evenwel een belangrijk onderdeel van een omvangrijke strategie om de uitbreiding tot een succes te maken . Voor een soepel functioneren van deze diensten is voldoende personeel noodzakelijk; de personeelsbehoefte wordt geschat op 619 VTE (+14%).

Voorbeelden van activiteiten zijn een intensivering van de aanwerving, een grondige herziening van het gebouwenbeleid, versterking van de capaciteiten op het gebied van de fraudebestrijding en financiële controle alsmede de coördinatie van het beleid in een Unie met 25 lidstaten.

De schattingen omvatten ook de directe ondersteuning van de kabinetten van de extra leden van de Commissie.

7.2. Ontwikkelingen naar voornaamste functieprofielen

In de toekomst zal voor de Commissie het accent liggen op de wetgevingsaspecten van haar werkzaamheden, gevolgd door de beleidsaspecten met de administratieve ondersteuning die uit de algemene toename van de middelen voortvloeit. Het personeel van de taaldiensten (vertalers en tolken) zal meer dan dat op andere gebieden worden uitgebreid om aan de meertaligheidsvereisten te voldoen. Tot slot zal de personeelssterkte voor het beheer van de programma's min of meer onveranderd blijven.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


7.2.1. Wetgeving, toezicht en handhaving

Wetgeving, toezicht en handhaving vormen het functieprofiel dat, na dat van vertalers en tolken, het meest zal veranderen. Echt verbazend is dat niet, aangezien het aantal lidstaten een van de voornaamste variabelen is waarmee bij de beoordeling van de werkbelasting in de meeste fasen van het wetgevingsproces rekening moet worden gehouden. Dat geldt met name voor de rechtshandhaving. Volgens de regels van goed bestuur zal ook het aantal belanghebbenden en bijzondere belangen waarmee rekening moet worden gehouden van invloed zijn op de opstellings-/toezichtfase. De behoefte aan extra personeel wordt geschat op 1098 VTE (+25%).

7.2.2. Programmabeheer

Het personeel voor programmabeheer zal na de uitbreiding vermoedelijk vrijwel gelijk blijven (64 VTE of +1%). Dit resultaat verbaast enigszins en vereist nadere toelichting.

De extra personeelsbehoeften voor programmabeheer wordt in feite op circa 650 VTE geschat. Deze behoefte aan extra personeel voor de uitbreiding van activiteiten kan grotendeels worden opgevangen door de overplaatsing van personeel dat momenteel aan de pretoetredingsinstrumenten werkt (zie grafiek VII). De geschatte personeelsbehoefte lijkt wellicht gering, maar de verhoging van de kredieten voor het intern beleid is ook gering en vele programma's zijn nu al voor de toetredingslanden toegankelijk (met name die voor onderzoek). De versterkingen zullen dus vooral bestemd zijn voor landbouw/visserij en voor de structurele maatregelen waarvan het programmabeheer in hoge mate gedecentraliseerd is en zich in de lidstaten bevindt.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


7.2.3. Beleidsvorming

Ook de beleidsvorming zal een belangrijke ontwikkeling doormaken, aangezien zij zich aan de nieuwe realiteiten moet aanpassen. De enorme inbreng van positieve ervaringen en culturen door de nieuwe lidstaten zal de beleidsformulering alleen maar ten goede komen. De personeelsbehoefte wordt geschat op 641 VTE (+8%). Ook in dit geval is de brutopersoneelstoename voor de zich uitbreidende activiteiten eigenlijk hoger (circa 800 VTE), maar deze zal gedeeltelijk worden opgevangen door een vermindering van de activiteiten in verband met de pretoetreding.

7.2.4. Administratieve en budgettaire ondersteuning

Voor een coherent en doeltreffend geheel is het noodzakelijk dat voldoende personeel beschikbaar is voor de administratieve en budgettaire ondersteuning, zowel bij de operationele als bij de ondersteunende diensten. De personeelsbehoefte wordt geschat op 672 VTE (+11%).

7.2.5. Taaldiensten

Zoals hierboven reeds werd uiteengezet (zie 7.1.7.) is een bijzondere inspanning geleverd om de behoefte aan extra personeel voor taken op taalgebied (vertalers en tolken, publicatie) binnen beheersbare grenzen te houden. De personeelsbehoefte wordt geschat op 1425 VTE (+44%).


8. Conclusie

De uitbreiding is voor alle instellingen van de Unie een grote uitdaging. De Commissie heeft haar activiteiten en haar behoefte aan personeel na de uitbreiding aan een grondig onderzoek onderworpen. Hierbij werd niet alleen gekeken naar de uitdagingen die voor ons liggen, maar ook werden strenge normen gehanteerd door over de gehele linie optimale praktijken toe te passen en rekening te houden met eventuele schaalvoordelen en herschikkingen. Na dit diepgaande onderzoek werd de totale nettobehoefte aan extra personeel op 3900 voltijdequivalenten geschat. Een dergelijke toename komt neer op slechts 13% van alle thans beschikbare personeelsleden en op 16% van de vaste ambten. Deze schattingen zijn gebaseerd op ten minste negen nieuwe officiële talen. Voor elke verdere taal zijn nog eens 200 VTE nodig.

Dit is een opmerkelijke prestatie die gunstig afsteekt bij alle relevante groei-indicatoren van de Unie, eerdere uitbreidingen en de beschikbare schattingen van andere instellingen. Het is echter ook het strikte minimum waaraan de Commissie behoefte heeft om haar taken naar behoren te kunnen uitvoeren. Dit betekent dat er een nettobehoefte is aan circa 3400 nieuwe ambten op de lijsten van het aantal ambten bij de Commissie (deel A van de begroting), waarvan er 2300 in verschillende fasen in de periode tot 2006 moeten worden gecreëerd. Het tijdschema voor deze geleidelijke toename is in overeenstemming met de ontwikkeling van het plafond voor rubriek 5 van de financiële vooruitzichten, zoals uiteengezet in het gemeenschappelijk financieel kader 2004-2006, en met de absorptiecapaciteit van de Commissie.