Artikelen bij SEC(2002)782 - Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie Alarmsysteem nr. 6/2002

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


1. Algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven

2. Besteding van de kredieten (voorlopige cijfers)

3. Toelichting

4. Conclusies


1. Algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven

De onderstaande tabellen geven de algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven ten opzichte van het uitgavenprofiel aan. De cijfers zijn gebaseerd op de uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 2001 tot en met 30 april 2002.

1.1. Subrubriek 1a: Uitgaven GLB

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


1.2. Subrubriek 1b: Plattelandsontwikkeling

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


2. Besteding van de kredieten (voorlopige cijfers)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


3. TOELICHTING

3.1. Besteding van de kredieten voor juni 2002

Voor juni 2002 (uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 2001 tot en met 30 april 2002) is van de kredieten van rubriek 1 een bedrag van EUR 31 209,6 mln, d.w.z. 70,5%, besteed. De uitgaven liggen

- voor subrubriek 1a (traditionele uitgaven van het EOGFL-Garantie en veterinaire uitgaven) EUR 1 923,1 mln onder de indicator;

- voor subrubriek 1b (plattelandsontwikkeling) EUR 99,7 mln onder de indicator.

3.2. Monetaire factoren

Dollarpariteit van de euro

Het hierboven in punt 3.1 genoemde uitgavenbedrag is inclusief de ontwikkeling van de dollarpariteit van de euro. Voor een groot deel van de uitvoerrestituties voor landbouwproducten, met name die voor granen en suiker, en voor bepaalde vormen van interne steun, zoals die voor katoen, is het uitgavenpeil afhankelijk van de ontwikkeling van de dollarkoers.

Overeenkomstig de verordening van de Raad over de begrotingsdiscipline (Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad van 26.9.2000) is de nota van wijzigingen op de landbouwbegroting 2002 opgesteld op basis van de gemiddelde dollarpariteit van de euro voor de periode juli tot en met september 2001, en die bedroeg $ 0,89. Voor de periode van 1 augustus 2001 tot en met 30 april 2002 is de geraamde gemiddelde dollarpariteit nagenoeg gelijk gebleven.

3.3. Marktfactoren

Subrubriek 1a

Voor subrubriek 1a is er voor de drie belangrijkste uitgavencategorieën een onderbesteding ten opzichte van de indicator. Meer in het bijzonder:

- voor plantaardige producten, hoofdzakelijk toe te schrijven aan de geringere uitgaven voor katoen, groenten en fruit en wijn;

- voor dierlijke producten, hoofdzakelijk toe te schrijven aan de geringere uitgaven voor rundvlees en voor schapen- en geitenvlees;

- voor de bijkomende uitgaven, hoofdzakelijk toe te schrijven aan de geringere uitgaven voor veterinaire en fytosanitaire maatregelen en aan agromonetaire maatregelen.

Voor de subrubriek als geheel bedraagt de afwijking -EUR 1 923,1 mln, d.i. -4,8% van de begroting. Voor een aantal afzonderlijke hoofdstukken zijn er echter grotere verschillen, die hieronder worden toegelicht:

Hoofdstuk B1-14: Vezelgewassen en zijderupsen // Verschil: -EUR 141 mln (-14,7%)

// (uitgaven: EUR 673 mln)

(indicator: EUR 814 mln)

Er is een onderschrijding van de indicator doordat de daadwerkelijk betaalde voorschotten op de steun voor in de egreneringsbedrijven onder controle geplaatste katoen lager waren dan het bedrag waarvan bij de opstelling van de begroting was uitgegaan. Voor het ogenblik (eind mei 2002) staat het nog niet vast hoeveel katoen in werkelijkheid geproduceerd is, zodat moeilijk voorspeld kan worden of de onderbesteding tot het einde van het begrotingsjaar zal aanhouden.

Hoofdstuk B1-15: Groenten en fruit // Verschil: -EUR 142 mln (-8,6%)

// (uitgaven: EUR 749 mln)

(indicator: EUR 891 mln)

De onderbesteding doet zich zowel voor groenten als voor vers en verwerkt fruit voor. Voor groenten en voor vers fruit is dit voornamelijk toe te schrijven aan de lagere compensatiebetalingen omdat kleinere hoeveelheden groenten en fruit uit de markt zijn genomen, er voor geringere hoeveelheden bananen steun is verleend en het steunbedrag ook lager was, en er minder gebruik is gemaakt van actiefondsen voor telersverenigingen. Voor verwerkte groenten en fruit houdt de onderbesteding hoofdzakelijk verband met het feit dat de betaling van de steun voor rozijnen en krenten in Griekenland, van de productiesteun voor de verwerking van fruit en van de financiële compensatie voor de verwerking van citrusvruchten naar een later tijdstip verschoven is. Verwacht wordt dat de voor dit hoofdstuk uitgetrokken begrotingsmiddelen aan het einde van het begrotingsjaar niet volledig zullen zijn besteed, in de eerste plaats wegens onderbesteding voor groenten en voor vers fruit.

Hoofdstuk B1-16: Wijn // Verschil: -EUR 277 mln (-19,9%)

// (uitgaven: EUR 614 mln)

(indicator: EUR 891 mln)

De onderbesteding is vooral het gevolg van het feit dat de verschillende soorten goedgekeurde distillaties in de betrokken lidstaten later worden uitgevoerd. Als deze lidstaten de maximumtermijn gebruiken die in het kader van de crisisdistillatiemaatregel geldt voor de distillatie van de toegestane hoeveelheden wijn, zullen de voor dit hoofdstuk uitgetrokken begrotingsmiddelen aan het einde van het begrotingsjaar niet volledig zijn besteed.

Hoofdstuk B1-17: Tabak // Verschil: -EUR 86 mln (-8,7%)

// (uitgaven: EUR 708 mln)

(indicator: EUR 794 mln)

De onderbesteding ten opzichte van de indicator is hoofdzakelijk toe te schrijven aan het feit dat de betaling van de premie in Griekenland en in Spanje later wordt uitgevoerd. Op grond van de beschikbare inlichtingen mag echter een besteding van de kredieten overeenkomstig de begroting worden verwacht.

Hoofdstuk B1-21: Rundvlees // Verschil: -EUR 541 mln (-6,7%)

// (uitgaven: EUR 4 573 mln)

(indicator: EUR 5 114 mln)

Zoals reeds is aangegeven, is deze onderbesteding hoofdzakelijk toe te schrijven aan het feit dat de betaling in het kader van de speciale opkoopregeling en van de buitengewone maatregelen voor het Verenigd Koninkrijk later wordt uitgevoerd. Verder is veel minder rundvlees voor interventie aangeboden dan werd verwacht toen de begroting werd opgesteld, wat leidde tot lagere technische, financierings- en andere kosten.

Bijgevolg verwacht de Commissie een besparing voor dit begrotingshoofdstuk aan het einde van het jaar.

Hoofdstuk B1-22: Schapen- en geitenvlees // Verschil: -EUR 125 mln (-18,6%)

// (uitgaven: EUR 490 mln)

(indicator: EUR 615 mln)

Zoals reeds is aangegeven, is deze onderbesteding hoofdzakelijk toe te schrijven aan het feit dat de marktprijzen voor schapen- en geitenvlees hoger waren dan voorzien, waardoor de vastgestelde ooi- en geitenpremies lager waren dan de bedragen waarvan bij de opstelling bij de begroting was uitgegaan. Bovendien is deze onderbesteding voor het ogenblik deels toe te schrijven aan het feit dat de aanvullende premie voor de bergstreken en probleemgebieden in Italië later wordt uitbetaald. Bijgevolg verwacht de Commissie dat aan het einde van het begrotingsjaar ongeveer EUR 100 miljoen voor dit begrotingshoofdstuk bespaard zal kunnen worden.

Hoofdstuk B1-33: Veterinaire en fytosanitaire maatregelen // Verschil: -EUR 328 mln (-57,6%)

// (uitgaven: EUR 2 mln)

(indicator: EUR 330 mln)

De onderbesteding is toe te schrijven aan de nieuwe boekingsvoorschriften, die sedert 1.1.2002 gelden en volgens welke de betalingsverplichtingen per ziekte en per lidstaat moeten worden aangegaan. Volgens deze voorschriften moet aan de bevoegde diensten van de Commissie een bankrekeningnummer worden meegedeeld; sommige lidstaten hebben dat nog niet gedaan. De nieuwe boekingsregeling heeft derhalve tot gevolg dat de betrokken kredieten niet kunnen worden vastgelegd, hetgeen de tijdelijke onderbesteding verklaart.

Hoofdstuk B1-39: Andere maatregelen // Verschil: -EUR 43 mln (-16,4%)

// (uitgaven: EUR 129 mln)

(indicator: EUR 172 mln)

Het Verenigd Koninkrijk heeft besloten geen aanspraak te maken op een deel van de agromonetaire steun die is bedoeld om boeren in de rundvlees-, de schapenvlees- en de zuivelsector te vergoeden voor de hogere koers van het pond ten opzichte van de euro. Bijgevolg verwacht de Commissie dat aan het einde van het begrotingsjaar ongeveer EUR 64 miljoen voor dit begrotingshoofdstuk bespaard zal kunnen worden.

Subrubriek 1b

Hoofdstuk B1-40: Plattelandsontwikkeling // Verschil: -EUR 100 mln (-2,2%)

// (uitgaven: EUR 1 122 mln)

(indicator: EUR 1 222 mln)

De onderbesteding ten opzichte van de indicator is gering. Volgens de Commissie zal de uitvoering van de begroting voor plattelandsontwikkeling verlopen zoals was voorzien bij de opstelling van de begroting.

4. CONCLUSIES

Besteding van de kredieten in mei 2002

Voor juni 2002 (uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 2001 tot en met 30 april 2002) bedragen de bestedingen EUR 31 209,6 mln, d.w.z. 70,5% van de kredieten. De uitgaven voor subrubriek 1a en voor subrubriek 1b liggen respectievelijk EUR 1 923,1 mln en EUR 99,7 mln onder de indicator.

Voor subrubriek 1b is het totale verschil tussen de werkelijke uitgaven en de indicator onbeduidend. Voor subrubriek 1a is het verschil echter wel belangrijk. Voor bepaalde hoofdstukken van de begroting (groenten en fruit, rundvlees, schapen- en geitenvlees en agromonetaire maatregelen) zal er aan het einde van het jaar nog steeds sprake zijn van onderbesteding. Dit zou een aanzienlijke onderschrijding van de voor 2002 beschikbare begrotingskredieten betekenen die op ruim EUR 1 miljard wordt geraamd.