Artikelen bij SEC(2002)961 - Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie Alarmsysteem nr. 8/2002

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


1. Algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven

2. Besteding van de kredieten (voorlopige cijfers)

3. Toelichting

4. Conclusies


1. Algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven

De onderstaande tabellen geven de algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven ten opzichte van het uitgavenprofiel aan. De cijfers zijn gebaseerd op de uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 2001 tot en met 30 juni 2002.

1.1. Subrubriek 1a: GLB

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


1.2. Subrubriek 1b: Plattelandsontwikkeling

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


2. Besteding van de kredieten (voorlopige cijfers)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. TOELICHTING

3.1. Besteding van de kredieten in augustus 2002

Per eind augustus 2002 (uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 2001 tot en met 30 juni 2002) is van de kredieten van rubriek 1 van de begroting een bedrag van 35 536,7 mln euro, d.w.z. 80,3%, besteed. De uitgaven liggen

- voor subrubriek 1a (traditionele uitgaven van het EOGFL-Garantie en veterinaire uitgaven) 1 968,3 mln euro onder de indicator,

- voor subrubriek 1b (plattelandsontwikkeling) 8,5 miljoen euro boven de indicator.

3.2. Monetaire factoren

Dollarpariteit van de euro

Het in punt 3.1 genoemde uitgavenbedrag is inclusief de ontwikkeling van de dollarpariteit van de euro. Voor een groot deel van de uitvoerrestituties voor landbouwproducten, met name die voor granen en suiker, en voor bepaalde vormen van interne steun, zoals die voor katoen, is het uitgavenpeil afhankelijk van de ontwikkeling van de dollarkoers.

Overeenkomstig de verordening van de Raad over de begrotingsdiscipline (Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad van 26.9.2000) is de nota van wijzigingen op de landbouwbegroting 2002 opgesteld op basis van de gemiddelde dollarpariteit van de euro voor de periode juli tot en met september 2001, en die bedroeg $ 0,89. Over de periode van 1 augustus 2001 tot 30 juni 2002 bedroeg de gemiddelde dollarpariteit EUR 1= $ 0,90, dit is iets hoger dan de pariteit waarvan voor de opstelling van de begroting voor 2002 is uitgegaan.

3.3. Marktfactoren

Subrubriek 1a

Voor de drie belangrijkste uitgavencategorieën van subrubriek 1a is de besteding onder de indicator gebleven:

- voor plantaardige producten is deze onderbesteding hoofdzakelijk een gevolg van de geringere uitgaven voor katoen, wijn en tabak,

- voor dierlijke producten is deze onderbesteding hoofdzakelijk een gevolg van de geringere uitgaven voor rundvlees en voor schapen- en geitenvlees,

- voor de bijkomende uitgaven is deze onderbesteding hoofdzakelijk een gevolg van de geringere uitgaven voor veterinaire en fytosanitaire maatregelen en van de maatregelen die op agromonetair gebied zijn genomen.

Voor de subrubriek als geheel bedraagt de afwijking -1 968,3 mln euro, d.i. -4,9% van de begroting. Voor een aantal afzonderlijke hoofdstukken zijn er echter grotere verschillen, die hieronder zijn toegelicht:

Hoofdstuk B1-14: Vezelgewassen en zijderupsen // Verschil: -130 mln euro (-13,7%)

// (uitgaven: 679 mln euro)

(indicator: 809 mln euro)

Bij het opstellen van dit verslag bestaat er nog enige onduidelijkheid over de omvang van de werkelijke katoenproductie in Griekenland. Dit is van invloed op het verwachte uitgaventempo voor dit hoofdstuk. Deze situatie zou eind juli moeten zijn opgehelderd.

Hoofdstuk B1-15: Groenten en fruit // Verschil: +7 mln euro (+0,5%)

// (uitgaven: 1 187 mln euro)

(indicator: 1 180 mln euro)

Deze geringe overschrijding van de kredieten is slechts van tijdelijke aard. De Commissie verwacht dat de voor dit hoofdstuk uitgetrokken begrotingsmiddelen aan het einde van het begrotingsjaar niet volledig zullen zijn besteed. Er zijn minder uitgaven gedaan voor vers fruit en verse groenten, hetgeen hoofdzakelijk een gevolg is van lagere compensatiebetalingen omdat kleinere hoeveelheden groenten en fruit uit de markt zijn genomen, en van geringere bedragen voor compenserende steun voor bananen omdat de hoeveelheden kleiner en de steunbedragen lager waren. De Commissie verwacht dan ook dat voor dit begrotingshoofdstuk aan het einde van het begrotingsjaar ongeveer 100 miljoen euro bespaard zal kunnen worden.

Hoofdstuk B1-16: Wijn // Verschil: -139 mln euro (-10,0%)

// (uitgaven: 1 035 mln euro)

(indicator: 1 174 mln euro)

De onderbesteding is vooral het gevolg van het feit dat zich in de betrokken lidstaten bij de uitvoering van de verschillende soorten goedgekeurde distillaties vertragingen hebben voorgedaan. Als deze lidstaten de maximumtermijn gebruiken die voor de tenuitvoerlegging van de verschillende crisisdistillatiemaatregelen is toegestaan, zal een groot deel van de voor dit hoofdstuk toegewezen kredieten aan het einde van het begrotingsjaar niet zijn besteed. Bij het opstellen van dit verslag verwacht de Commissie - ervan uitgaande dat de vertragingen beperkt zullen blijven - dat de besparingen voor dit hoofdstuk van de begroting tegen het einde van het jaar ongeveer 50 miljoen euro zullen bedragen.

Hoofdstuk B1-20: Melk en zuivelproducten // Verschil: +74 mln euro (+3,9%)

// (uitgaven: 1 493 mln euro)

(indicator: 1 419 mln euro)

Voor dit hoofdstuk wordt tegen het einde van het jaar een overschrijding van de indicator verwacht. Deze overbesteding is hoofdzakelijk een gevolg van het feit dat de openbare opslag van boter en magere melkpoeder is toegenomen wegens de achteruitgang van de marktsituatie voor deze producten. De Commissie verwacht dat voor dit hoofdstuk aan het einde van het begrotingsjaar ongeveer 200 miljoen euro bespaard zal kunnen worden.

Hoofdstuk B1-21: Rundvlees // Verschil: -810 mln euro (-10,1%)

// (uitgaven: 6 455 mln euro)

(indicator: 7 265 mln euro)

Voor dit hoofdstuk verwacht de Commissie een aanzienlijke onderbesteding tegen het einde van het jaar. Zoals reeds is aangegeven, is dat hoofdzakelijk toe te schrijven aan het feit dat veel minder rundvlees voor interventie is aangeboden dan werd verwacht toen de begroting werd opgesteld, zodat de financieringskosten, de technische kosten en de overige uitgaven veel lager liggen. Ook wat de restituties betreft wordt een onderbesteding verwacht als gevolg van de geringere uitvoer van rundvlees en de lagere bedragen die moeten worden betaald voor slachtpremies en in het kader van de uitzonderlijke maatregelen voor het Verenigd Koninkrijk, de aankoop voor vernietiging en de speciale aankoopregelingen. Bijgevolg verwacht de Commissie dat voor dit hoofdstuk aan het einde van het begrotingsjaar ongeveer 1000 miljoen euro bespaard zal kunnen worden.

Hoofdstuk B1-22: Schapen- en geitenvlees // Verschil: -131 mln euro (-19,5%)

// (uitgaven: 520 mln euro)

(indicator: 651 mln euro)

De Commissie verwacht voor dit hoofdstuk een aanzienlijke onderbesteding tegen het einde van het jaar. De geringere uitgaven zijn hoofdzakelijk een gevolg van het feit dat de marktprijzen voor schapen- en geitenvlees hoger waren dan voorzien, zodat de premies voor ooien en geiten op een lagere niveau konden worden vastgesteld dan dat waarvan bij de opstelling bij de begroting is uitgegaan. Bijgevolg verwacht de Commissie dat voor dit hoofdstuk aan het einde van het begrotingsjaar ongeveer 100 miljoen euro bespaard zal kunnen worden.

Hoofdstuk -33: Veterinaire en fytosanitaire maatregelen // Verschil: -395 mln euro (-69,4%)

// (uitgaven: 167 mln euro)

(indicator: 562 mln euro)

De onderbesteding is hoofdzakelijk toe te schrijven aan de vertragingen die zich bij de afhandeling van de dossiers, met name voor mond- en klauwzeer, en bij de betaling van het saldo van de verschuldigde bedragen hebben voorgedaan.

Hoofdstuk B1-39: Andere maatregelen // Verschil: -88 mln euro (-33,8%)

// (uitgaven: 141 mln euro)

(indicator: 229 mln euro)

De Commissie verwacht voor dit hoofdstuk een aanzienlijke onderbesteding tegen het einde van het jaar, omdat het Verenigd Koninkrijk besloten heeft geen aanspraak te maken op een deel van de agromonetaire steun die is bedoeld om boeren in de rundvlees-, de schapenvlees- en de zuivelsector te vergoeden voor de hogere koers van het pond ten opzichte van de euro. De Commissie verwacht dan ook dat voor dit hoofdstuk aan het einde van het begrotingsjaar ongeveer 60 miljoen euro bespaard zal kunnen worden.

Subrubriek 1b

Hoofdstuk B1-40: Plattelandsontwikkeling // Verschil: +8 mln euro (+0,2%)

// (uitgaven: 1 456 mln euro)

(indicator: 1 448 mln euro)

Voor dit hoofdstuk liggen de uitgaven vrijwel op het niveau van de indicator. Volgens de Commissie zal de uitvoering van de begroting voor plattelandsontwikkeling verlopen zoals bij de opstelling van de begroting is voorzien.

4. CONCLUSIES

Besteding van de kredieten in augustus 2002

In augustus 2002 is 35 536,7 mln euro, d.w.z. 80,3% van de kredieten besteed (uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober tot en met 30 juni 2002). De uitgaven voor subrubriek 1a liggen 1 968,3 mln onder de indicator, terwijl die voor subrubriek 1b de indicator met 8,5 mln overschrijden.

Voor subrubriek 1a is het verschil aanzienlijk. Voor bepaalde hoofdstukken van de begroting (vezelgewassen, groenten en fruit, wijn, rundvlees, schapen- en geitenvlees en agromonetaire maatregelen) zal er aan het einde van het jaar nog steeds sprake zijn van onderbesteding. Dit zou een aanzienlijke onderschrijding van de voor 2002 beschikbare begrotingskredieten betekenen die op ruim 1,3 miljard euro wordt geraamd.