Artikelen bij COM(2002)594 - 31e Financieel verslag betreffende het Europees oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw (EOGFL), afdeling garantie - Begrotingsjaar 2001 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52002DC0594

31e Financieel verslag betreffende het Europees oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw (EOGFL), afdeling garantie - Begrotingsjaar 2001 - /* COM/2002/0594 def. */


31e FINANCIEEL VERSLAG betreffende HET EUROPEES ORIËNTATIE- EN GARANTIEFONDS VOOR DE LANDBOUW (EOGFL), AFDELING GARANTIE - BEGROTINGSJAAR 2001 -


(door de Commissie ingediend)


INHOUD

1. BEGROTINGSPROCEDURE

1.1. Akkoord van de Top van Berlijn en begrotingsdiscipline

1.2. Voorontwerp van begroting

1.3. Ontwerpbegroting

1.4. Nota van wijzigingen

1.5. Vaststelling van de begroting 2001

1.6. Gewijzigde en aanvullende begroting (GAB) nr. 1/2001

2. KASPOSITIE EN BEHEER VAN DE KREDIETEN

A. BEHEER VAN DE KREDIETEN

2.1. De beschikbare kredieten voor het begrotingsjaar 2001

2.2. Gebruik van de beschikbare kredieten voor het begrotingsjaar 2001

2.2.1. Begrotingsverrichtingen

2.2.2. Van rechtswege over te dragen kredieten

2.2.3. Niet automatisch over te dragen kredieten

2.3. Van rechtswege van het begrotingsjaar 2000 op het begrotingsjaar 2001 overgedragen kredieten

2.4. Kredieten voortvloeiend uit niet-automatische overdrachten van het begrotingsjaar 2000

2.5. Overschrijvingen van kredieten binnen het EOGFL-Garantie

2.6. Overschrijvingen van of naar de monetaire reserve

B. VOORSCHOTTENREGELING EN RECHTSTREEKSE BETALINGEN

2.7. De voorschotten aan de lidstaten

2.7.1. Het systeem van de maandelijkse voorschotten op afrekening

2.7.2. De voor het begrotingsjaar 2001 genomen voorschotbeschikkingen

2.7.3. Verlaging en schorsing van de voorschotten

2.8. Rechtstreekse betalingen

3. ANALYSE VAN DE UITVOERING VAN DE BEGROTING

3.1. Uitvoering van de begroting

3.2. Gevolgen van de ontwikkeling van de euro/dollarkoers

3.3. Dubbele omrekeningskoers

3.4. Agromonetaire besluiten

B. ANALYSE VAN DE FINANCIERING VAN DE MARKTEN

3.5. Agenda 2000

3.5.1. Plantaardige productie

3.5.2. Dierlijke productie

3.6. Indeling van de uitgaven naar sector

3.6.1. Plantaardige productie

3.6.2. Dierlijke productie

3.6.3. Begeleidende maatregelen

3.7. Indeling van de uitgaven naar economische aard

3.7.1. Restituties

3.7.2. Rechtstreekse steun

3.7.3. Opslag

3.7.4. Uit de markt nemen, slachting en soortgelijke maatregelen

3.7.5. Overige

C. SPECIFIEKE FINANCIERINGSVORMEN

3.8. Levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap

3.9. Plattelandsontwikkeling

3.10. Hoofdstuk B1-33: Veterinaire en fytosanitaire maatregelen

3.11. Visserij

3.12. Voorlichtingsacties

4. CONTROLEWERKZAAMHEDEN

4.1. Geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS)

4.2. Controlebureaus voor olijfolie

4.3. Cofinanciering met het oog op verscherping van de controle

5. GOEDKEURING VAN DE REKENINGEN

5.1. Algemeen

5.2. Goedkeuring van de rekeningen in het kader van de nieuwe procedure voor de goedkeuring van de rekeningen

5.3. Goedkeuring van de rekeningen over het begrotingsjaar 2000

5.3.1. Inleiding

5.3.2. Beschikking 2001/474/EG van 8 mei 2001

5.3.3. Correcties op de rekeningen

5.4. Gevallen waarin bij het Hof van Justitie beroep tegen de goedkeuringsbeschikkingen is ingesteld

5.4.1. Arresten

5.4.2. Nog aanhangige zaken

6. BETREKKINGEN MET HET EUROPEES PARLEMENT EN DE EUROPESE REKENKAMER

6.1. Betrekkingen met het Europees Parlement

6.2. Betrekkingen met de Europese Rekenkamer

6.2.1. Taak van de Europese Rekenkamer

6.2.2. Jaarverslag 2000

6.2.3. Speciale verslagen van de Europese Rekenkamer

7. LIJST VAN DE BASISBESLUITEN BETREFFENDE HET EOGFL, AFDELING 'GARANTIE', EN VAN DE AANPASSINGEN DAARVAN IN 2001

7.1. Algemeen/ Voorschottensysteem

7.2. Controles

7.3. Goedkeuring van de rekeningen

7.4. Openbare opslag

7.5. Agromonetaire maatregelen


De bijlagen bij het 31e financiële verslag zijn als apart document in het Frans verkrijgbaar bij DG AGRI, hetzij in gedrukte versie, hetzij op de website van DG AGRI.


TABEL 1 GEMIDDELDE OMREKENINGSKOERSEN VOOR HET BEGROTINGSJAAR 2001

EUROPESE GEMEENSCHAP // 1 EUR

B // 40,3399

DK // 7,45508

D // 1,95583

EL // 340,739

E // 166,386

F // 6,55957

IRL // 0,787564

I // 1.936,27

L // 40,3399

NL // 2,20371

A // 13,76030

P // 200,482

FIN // 5,94573

S // 8,98170

UK // 0,621063


1. BEGROTINGSPROCEDURE

1.1. Akkoord van de Top van Berlijn en begrotingsdiscipline

Op de Top van Berlijn van 24 en 25 maart 1999 zijn conclusies goedgekeurd over de voorstellen in het kader van Agenda 2000. Bovendien is in 2000 de verordening betreffende de begrotingsdiscipline goedgekeurd, die op 1 oktober 2000 in werking is getreden.

Er zij aan herinnerd dat in de conclusies van de Top van Berlijn het door de Commissie voorgestelde richtsnoer weliswaar is gehandhaafd (waarbij ook de maatregelen voor plattelandsontwikkeling, de veterinaire maatregelen, het pretoetredingsinstrument voor de landbouw SAPARD en het in het kader van de toetredingen voor de landbouw beschikbare bedrag onder dit richtsnoer zijn gebracht), maar dat tegelijk uitgavenmaxima zijn ingevoerd die lager zijn dan het richtsnoer.

Het betreft in feite twee submaxima voor elk jaar van de periode 2000-2006, namelijk een submaximum voor de traditionele uitgaven voor marktondersteuning (subrubriek 1a) en een submaximum voor de uitgaven voor plattelandsontwikkeling (subrubriek 1b). Deze maxima zijn vastgesteld op een niveau dat overeenkomt met de raming van de uitgaven die uit de goedkeuring van Agenda 2000 zouden voortvloeien. De nieuwe maxima zijn dus gelijk aan de te verwachten uitgaven zonder marge voor onvoorziene omstandigheden, die zich wel degelijk kunnen voordoen, zoals in het verleden vaak is gebleken. Deze maxima zijn als volgt vastgesteld:

Uitgaven in de periode 2000-2006 (x 1 miljoen euro, prijzen van 1999)

Voor de berekening van de bedragen tegen lopende prijzen zal een deflator van 2% worden gebruikt.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Na de conclusies van de Top van Berlijn hebben het Parlement en de Raad de volgende documenten goedgekeurd:

- een nieuw Interinstitutioneel akkoord over de begrotingsdiscipline, over de verbetering van de begrotingsprocedure, over de financiële vooruitzichten (maxima) en over de begrotingsprocedure, waarin deze conclusies zijn overgenomen en dat formeel voorziet in de mogelijkheid voor de Commissie om in het najaar een nota van wijzigingen op het voorontwerp van begroting (VOB) voor het volgende jaar in te dienen, zodat in de begrotingsramingen rekening wordt gehouden met de meest recente ontwikkelingen;

- een nieuwe Verordening betreffende de begrotingsdiscipline (Verordening (EG) nr. 2040/2000, PB L 244 van 29.9.2000, blz. 27) waarin met name is vastgesteld: dat in alle wetgeving waartoe in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt besloten, de in de financiële vooruitzichten vastgestelde submaxima 1a en 1b moeten worden gerespecteerd en dat de kredieten beneden die maxima moeten blijven; dat de Raad, om binnen het maximumbedrag van subrubriek 1a (traditionele uitgaven van het EOGFL-Garantie) te blijven, kan besluiten het niveau van de steunbedragen die met ingang van het volgende verkoopseizoen in elk van de betrokken sectoren gelden, aan te passen; dat de Commissie tegelijk met het VOB een analyse van de geconstateerde verschillen tussen de oorspronkelijke ramingen en de werkelijke uitgaven in de loop van de vorige begrotingsjaren voorlegt en dat zij de situatie op middellange termijn onderzoekt; dat de Commissie bij de opstelling van de begroting, van de nota van wijzigingen of van een GAB, de in de loop van het meest recente kwartaal geconstateerde gemiddelde dollarkoers hanteert voor de vaststelling van de begrotingsramingen; en, tot slot, dat de monetaire reserve zal worden teruggebracht tot 250 miljoen euro in het begrotingsjaar 2002 en dat deze aan het begin van het begrotingsjaar 2003 zal worden afgeschaft.

1.2. Voorontwerp van begroting

Het voorontwerp van begroting (VOB) 2001 is in mei 2000 door de Commissie opgesteld en aan de Begrotingsautoriteit voorgelegd. Het totaal van de voor het EOGFL-Garantie voorgestelde kredieten bedroeg 44 100,2 miljoen euro, dat wil zeggen 39 602,2 miljoen euro voor subrubriek 1a (zodat nog een marge van 429,8 miljoen euro overblijft, tot het maximum van 40 035 miljoen euro voor subrubriek 1a is bereikt) en 4 495 miljoen euro voor de subrubriek 1b (dat wil zeggen: het maximumbedrag).

1.3. Ontwerpbegroting

In juli 2000 heeft de Raad de ontwerpbegroting vastgesteld. De kredieten van de subrubriek 1a zijn met 330 miljoen euro verlaagd, en die van subrubriek 1b met 225 miljoeu euro. Het totale bedrag aan kredieten van het EOGFL-Garantie bedroeg daardoor 43 545,2 miljoen euro, waarvan 39 275,2 miljoen euro voor de subrubriek 1a en 4 270,0 miljoen euro voor subrubriek 1b.

1.4. Nota van wijzigingen

Eind oktober 2000 heeft de Commissie een nota van wijzigingen op het VOB goedgekeurd. Daarin is enerzijds rekening gehouden met de ontwikkeling van de landbouwconjunctuur en anderzijds met de recente landbouwwetgeving en de besluiten van de Raad Landbouw van juli 2000, waardoor de financiële behoeften op 43 167,7 miljoen euro uitkwamen. Het bedrag van 38 672,7 miljoen euro voor subrubriek 1a lag onder het maximum, en dat van 4 495 miljoen euro voor subrubriek 1b was gelijk aan het maximum.

1.5. Vaststelling van de begroting 2001

Op 14 december 2000 is het tripartiete overleg over de Begroting 2001 afgerond en is de begroting vastgesteld. Het resultaat voor het EOGFL-Garantie was als volgt:

Voor subrubriek 1a zijn de kredieten vastgesteld op 38 802,7 miljoen euro, dat wil zeggen 1 232,3 miljoen minder dan het submaximum van Berlijn. In dit bedrag zijn de latere wijzigingen op de nota van wijzigingen verdisconteerd: een verhoging met 70 miljoen euro voor groenten en fruit, waarvan 30 miljoen euro voor de sector bananen en 40 miljoen euro voor de telersverenigingen; bovendien is een extra bedrag van 60 miljoen euro voor BSE-tests toegekend en in de reserve opgenomen. Daaronder is ook een bedrag van 40 miljoen euro aan 'reserves en voorzieningen' opgenomen voor controle- en preventiemaatregelen, zodat in totaal in hoofdstuk B0-40 100 miljoen euro is opgenomen.

Voor de subrubriek 1b zijn de door de Commissie in haar nota van wijzigingen gevraagde kredieten ten belope van 4 495,0 miljoen euro toegewezen, evenveel als het maximum.

Bovendien zijn kredieten ten bedrage van 500 miljoen euro toegewezen aan de monetaire reserve, die overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad betreffende de begrotingsdiscipline slechts mag worden gebruikt voor de schommelingen van de wisselkoers euro/dollar.

Zo bedroegen de beschikbare begrotingsmiddelen voor het begrotingsjaar 2001 oorspronkelijk in totaal 43 797,7 miljoen euro.

1.6. Gewijzigde en aanvullende begroting (GAB) nr. 1/2001

De procedure voor de goedkeuring van de GAB nr. 1/2001 is op 28 februari 2001 afgerond. In deze GAB zijn de ramingen van de aanvullende kosten ten bedrage van 971 miljoen euro in verband met de BSE-crisis opgenomen, dat wil zeggen voor de naar aanleiding van de besluiten van de Raad Landbouw van 4 december 2000 genomen maatregelen ter ondersteuning van de rundvleesmarkt. De belangrijkste met de GAB gedekte posten zijn:

- de extra kosten die in december door de Raad Landbouw zijn vastgesteld en die de regeling voor de destructie van dieren van meer dan 30 maanden betreffen. (begrotingslijn B1-2129: 700 miljoen euro),

- steun voor de openbare opslag van rundvlees (begrotingslijnen B1-2111 t/m B1-2114: 238 miljoen euro),

- medefinanciering van de BSE-tests (begrotingslijn B1-2129: 33 miljoen euro).

De verordening betreffende de begrotingsdiscipline verplicht de Commissie ertoe de wisselkoers te actualiseren wanneer een GAB betrekking heeft op rubriek 1 van de financiële vooruitzichten. Overeenkomstig deze bepalingen is de wisselkoers bijgesteld naar 1 euro = 0,87 dollar, terwijl de begroting voor 2001 is gebaseerd op een euro/dollarpariteit van 1 euro = 0,91 dollar. Deze nieuwe pariteit brengt een verlaging van de kredieten met 245 miljoen euro met zich, als volgt verdeeld:

- hoofdstuk B1-10: akkerbouwgewassen: 178 miljoen euro

- hoofdstuk B1-11: suiker en isoglucose: 22 miljoen euro

- hoofdstuk B1-14: vezelgewassen: 24 miljoen euro

- hoofdstuk B1-18: andere sectoren of plantaardige producten (rijst): 16 miljoen euro

- hoofdstuk B1-31: voedselprogramma's (voedselhulp): 4 miljoen euro

- hoofdstuk B1-32: POSEI: 1 miljoen euro.

De extra kredieten bedroegen dus 726 miljoen euro, na aftrek van 245 miljoen euro vanwege de nieuwe euro/dollarpariteit.

Het aangepaste bedrag van de kredieten voor rubriek 1 van de begroting bedraagt 44 023,7 miljoen euro (inclusief een bedrag van 40 miljoen euro op hoofdstuk B0-40 en exclusief een bedrag van 500 miljoen euro dat in de monetaire reserve is opgenomen).

Het in subrubriek 1a opgenomen bedrag is derhalve 39 528,7 miljoen euro, dat wil zeggen 506,3 miljoen euro onder het maximum. Het in subrubriek 1b opgenomen bedrag blijft onveranderd en bedraagt 4 495,0 miljoen euro, dat wil zeggen het maximum.

Het in hoofdstuk B0-40 'reserves en voorzieningen' opgenomen bedrag van 40 miljoen euro zou pas na overschrijving beschikbaar komen, en is opgevoerd op hoofdstuk B1-36 - controle- en preventiemaatregelen.

De details van de begrotingsprocedure zijn opgenomen in de bijlagen die op de internetsite van DG AGRI beschikbaar zijn.


2. KASPOSITIE EN BEHEER VAN DE KREDIETEN

A. BEHEER VAN DE KREDIETEN

2.1. De beschikbare kredieten voor het begrotingsjaar 2001

De kredieten die uiteindelijk beschikbaar waren voor het begrotingsjaar 2001 beliepen 44 023,7 miljoen euro, dat wil zeggen 43 297,7 miljoen euro aan oorspronkelijke kredieten, vermeerderd met 726 miljoen euro naar aanleiding van de GAB nr. 1/2001.

2.2. Gebruik van de beschikbare kredieten voor het begrotingsjaar 2001

2.2.1. Begrotingsverrichtingen

De onderstaande tabel geeft de precieze stand van zaken met betrekking tot de in de loop van het begrotingsjaar 2001 uitgevoerde begrotingverrichtingen aan:

in euro's

1. Beschikbare kredieten

2. Betalingsverplichtingen

- voor uitgaven van de lidstaten - voor rechtstreekse betalingen Totaal betalingsverplichtingen

3. Boekingen tot betaling

- voor uitgaven van de lidstaten

- voor rechtstreekse betalingen

Totaal boekingen tot betaling

4. Van rechtswege over te dragen kredieten

- voor uitgaven door de lidstaten

- voor rechtstreekse betalingen

Totaal van rechtswege over te dragen

5. Niet automatisch over te dragen kredieten

6. Vervallen kredieten

(= 1 - 2 - 5) // 44 023 700 000,00

41 472 339 436,39

611 000 459,25

42 083 339 895,64

41 472 339 436,39

25 083 454,75

41 497 422 891,14

0,00

585 917 004,50

585 917 004,50

99 000 000,00

1 841 360 104,36

2.2.2. Van rechtswege over te dragen kredieten

De van rechtswege over te dragen kredieten zijn gelijk aan het verschil tussen de betalingsverplichtingen en de boekingen tot betaling. Voor het onderhavige begrotingsjaar gaat het om een bedrag van 585,92 miljoen euro, wat overeenkomt met het bedrag dat de Commissie heeft vastgelegd met het oog op rechtstreeks door haar te betalen uitgaven, die evenwel aan het einde van het begrotingsjaar nog niet waren afgewikkeld.

2.2.3. Niet automatisch over te dragen kredieten

Overeenkomstig artikel 7, lid 3, van het Financieel Reglement kan de Commissie verzoeken om overdracht van kredieten voor de uitgaven van het afgelopen begrotingsjaar die voor de sluiting van dat begrotingsjaar nog niet zijn gedaan en waarvoor de op de betrokken begrotingslijnen van het volgende begrotingsjaar uitgetrokken kredieten de behoeften niet dekken.

Voor het begrotingsjaar 2001 heeft de Commissie de begrotingsautoriteit verzocht om de niet-automatische overdracht van in totaal 99 miljoen euro aan kredieten van het begrotingsjaar 2001 op het begrotingsjaar 2002. Het gaat om 82 miljoen euro voor de post B1-4050 'Milieumaatregelen in de landbouw (nieuwe regeling)' en van 17 miljoen euro voor de post B1-4070 'Bosbouw (nieuwe regeling, artikel 31)'.

2.3. Van rechtswege van het begrotingsjaar 2000 op het begrotingsjaar 2001 overgedragen kredieten

Onderstaande tabel geeft globaal aan hoe in de loop van het begrotingsjaar 2001 deze overgedragen kredieten zijn gebruikt:

in miljoenen euro's

1. Overgedragen betalingsverplichtingen - voor uitgaven van de lidstaten - voor rechtstreekse betalingen Totaal betalingsverplichtingen

2. Vrijgemaakte bedragen op overgedragen kredieten - voor uitgaven van de lidstaten - voor rechtstreekse betalingen Totaal vrijgemaakte bedragen

3. Betalingen - voor uitgaven van de lidstaten - voor rechtstreekse betalingen Totaal boekingen tot betaling

4. Vervallen kredieten (= 1 + 2 - 3)

- voor uitgaven van de lidstaten

- voor rechtstreekse betalingen

Totaal vervallen overgedragen kredieten // 0,00

52,27 52,27 0,00 (4,12) (4,12) 0,00 36,48 36,48 0.00 11,68 11,68


2.4. Kredieten voortvloeiend uit niet-automatische overdrachten van het begrotingsjaar 2000

De Begrotingsautoriteit heeft nog geen besluit genomen over de niet-automatische overdracht van kredieten van 2000 naar het begrotingsjaar 2001.

2.5. Overschrijvingen van kredieten binnen het EOGFL-Garantie

In 2001 zijn door de Begrotingsautoriteit vier overschrijvingen van het ene hoofdstuk naar het andere goedgekeurd:

* overschrijving nr. 25/01: 400 miljoen euro:

- van de hoofdstukken B1-10 akkerbouwgewassen (-50,0 miljoen euro), B1-20 melk en zuivelproducten (-250,0) en B1-22 schapen- en geitenvlees (-100,0 miljoen euro),

- naar hoofdstuk B1-33 veterinaire en fytosanitaire maatregelen (+ 400,0 miljoen euro).

* overschrijving nr. 37/01: 60 miljoen euro:

- van hoofdstuk B1-21 rundvlees (-60,0 miljoen euro),

- naar de hoofdstukken B1-30 niet in bijlage I genoemde producten (+30,0 miljoen euro) en B1-39 overige maatregelen (+30,0 miljoen euro).

* overschrijving nr. 43/01: 0,585 miljoen euro:

- van hoofdstuk B1-40 plattelandsontwikkeling (-0,585 miljoen euro),

- naar hoofdstuk B1-41 goedkeuring van de rekeningen over de voorgaande begrotingsjaren en verlagingen/opschortingen van de voorschotten uit hoofde van de maatregelen voor plattelandsontwikkeling (+ 0,585 miljoen euro)

* overschrijving nr. 63/01: 254 miljoen euro:

- van hoofdstuk B1-21 rundvlees (-254,0 miljoen euro),

- naar de hoofdstukken B1-12 olijfolie (+ 52 miljoen euro), B1-16 producten van de wijnbouwsector (+ 47 miljoen euro), B1-37 goedkeuring van de rekeningen over de voorgaande begrotingsjaren en verlaging/opschorting van voorschotten uit hoofde van de hoofdstukken B1-10 tot en met B1-39 (+131 miljoen euro), B1-39 andere maatregelen (+ 24 miljoen euro).

2.6. Overschrijvingen van of naar de monetaire reserve

De in de loop van het begrotingsjaar geconstateerde gemiddelde euro/dollarpariteit was lager dan de pariteit waarmee in de hypotheses voor de begroting 2001 rekening was gehouden, hetgeen 115 miljoen euro aan extra uitgaven ten laste van het EOGFL-Garantie voor het begrotingsjaar 2001 tot gevolg heeft. Aangezien de extra uitgaven onder de in artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2040/2000 bedoelde franchise van 200 miljoen euro blijven, heeft geen overschrijving uit de monetaire reserve plaatsgevonden. De extra uitgaven konden hoe dan ook gefinancierd worden uit de begrotingskredieten die voor 2001 in de hoofdstukken 1 tot en met 3 van het EOGFL-Garantie waren opgenomen.


B. VOORSCHOTTENREGELING EN RECHTSTREEKSE BETALINGEN

2.7. De voorschotten aan de lidstaten

2.7.1. Het systeem van de maandelijkse voorschotten op afrekening

In artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is bepaald dat 'de Commissie een besluit neemt over de maandelijkse voorschotten op basis van de uitgaven die door de erkende betaalorganen zijn gedaan'. De voorschotten worden aan de lidstaten overgemaakt aan het begin van de tweede maand na die waarin de uitgaven door het betaalorgaan zijn gedaan.

PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.

Het gaat niet om voorschotten in de eigenlijke betekenis van het woord, maar veeleer om vergoeding van uitgaven die de lidstaten al hebben gedaan. De uitdrukking 'voorschot' onderstreept het voorlopige karakter van deze overmakingen: de voorschotten worden vastgesteld op basis van de maandelijkse aangiften van de uitgaven die de lidstaten indienen; deze uitgaven worden definitief als ten laste van het EOGFL beschouwd nadat in de volgende begrotingsjaren controles ter plaatse zijn uitgevoerd (vgl. punt 5: Goedkeuring van de rekeningen).

De voorschottenregeling geldt voor de van 16.10.2000 tot en met 15.10.2001 door de lidstaten uitgevoerde betalingen. Het betreft meer dan 99% van de uitgaven door het EOGFL-Garantie. Voor het overige voert de Commissie voor een beperkt aantal maatregelen rechtstreekse betalingen uit.

2.7.2. De voor het begrotingsjaar 2001 genomen voorschotbeschikkingen

Voor het begrotingsjaar 2001 heeft de Commissie 12 beschikkingen betreffende maandelijkse voorschotten gegeven (bijlage 4 van de bijlagen bij het financieel verslag).

In december 2001 is een aanvullend voorschot goedgekeurd, om de toegewezen voorschotten aan te passen aan het totaal van de uitgaven ten laste van het begrotingsjaar.

2.7.3. Verlaging en schorsing van de voorschotten

In 2001 is in het kader van de aan de lidstaten overgemaakte voorschotten een bedrag van -127,4 miljoen euro gecorrigeerd. De verschillende categorieën correcties passeren in de volgende punten de revue.

a. Verlaging van de voorschotten in verband met de niet-naleving van de betalingstermijnen.

Overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad betreffende de begrotingsdiscipline hebben de diensten van het EOGFL geconstateerd dat sommige lidstaten de in de communautaire regelgeving vastgestelde betalingstermijnen voor de betaling van de steun aan de begunstigden niet altijd hebben nageleefd.

PB L 244 van 26.9.2000, blz. 27.

De betalingstermijnen zijn enerzijds ingevoerd om ervoor te zorgen dat de begunstigden in alle lidstaten gelijk worden behandeld en anderzijds om te voorkomen dat de steun door te late betaling niet meer het gewenste economische effect heeft. Bovendien zou de begrotingsdiscipline niet correct kunnen functioneren als het de betaalorganen vrij zou staan te betalen wanneer het hun, administratief gezien, schikt.

Vanwege de overschrijding van de termijnen heeft de Commissie in drie gevallen besloten de maandelijkse voorschotten te verlagen, in totaal met 17,26 miljoen euro.

b. Verlaging van de voorschotten naar aanleiding van het niet incasseren van de extra heffing in de zuivelsector voor het verkoopseizoen 2000/01

Na onderzoek van de gedeclareerde uitgaven voor het begrotingsjaar 2001 is geconcludeerd dat twee lidstaten nog niet het volledige bedrag van de extra heffing over het melkprijsjaar 2000/2001 hebben geïnd overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 536/93.

De Commissie heeft overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad besloten de voorschotten van de betrokken lidstaten met 143,47 miljoen euro te verlagen.

c. Teruggave van de extra heffing in de zuivelsector voor de verkoopseizoenen 1994/95, 1995/96, 1996/97, 1997/98, 1998/99 en 1999/2000

Na onderzoek van de gedeclareerde uitgaven voor de begrotingsjaren 1995, 1996, 1997, 1998, 1999 en 2000 is geconstateerd dat sommige lidstaten nog niet het volledige bedrag van de extra heffing over de melkprijsjaren 1994/1995, 1995/1996, 1996/1997, 1997/1998, 1998/1999 en 1999/2000 hebben geïnd overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 536/93.

De Commissie had bij de boeking van de uitgaven voor deze melkprijsjaren overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr.2040/2000 van de Raad besloten de voorschotten van de betrokken lidstaten dienovereenkomstig te verlagen.

In de loop van het melkprijsjaar 2001 hebben deze lidstaten de heffingen over de betrokken melkprijsjaren uiteindelijk geïnd. Aangezien deze bedragen reeds door het EOGFL waren geïnd via de bovengenoemde kortingen op de voorschotten van de voorgaande begrotingsjaren, is 32,20 miljoen euro van de in 2001 voor deze melkprijsjaren aangegeven heffingen aan de betrokken lidstaten teruggegeven.

d. Correcties met betrekking tot de openbare opslag

De aangiften van drie lidstaten zijn gecorrigeerd voor een bedrag van +1,12 miljoen euro,

e. Andere correcties

Er is voor -18 475,76 euro aan andere correcties uitgevoerd. Het gaat om correcties ten bedrage van -93 186,89 euro voor steun aan de meest behoeftigen, -839 638,27 euro voor uitgaven die niet subsidiabel zijn gebleken, -31 324,69 euro voor overschrijding van het maximum en + 945 674,09 euro voor diverse boekhoudkundige fouten.

2.8. Rechtstreekse betalingen

In sommige gevallen betaalt de Commissie de marktdeelnemers rechtstreeks. Het gaat om betalingen voor veterinaire en fytosanitaire maatregelen (hoofdstuk 33) en om betalingen voor sommige maatregelen die geen traditionele marktmaatregelen zijn, maar gericht zijn op verruiming van de afzetmogelijkheden voor de producten, met name in de sectoren olijfolie en vezelvlas, fraudebestrijdingsmaatregelen, en maatregelen voor kwaliteitsbevordering en onderzoek in de sector tabak.

Bijlage 5 bevat nadere gegevens betreffende de rechtstreekse betalingen.

Opgemerkt zij dat sommige van deze maatregelen worden gefinancierd via inhoudingen op aan de producenten te betalen steun. In bijlage 6 wordt een algemeen overzicht gegeven van de situatie van de inhoudingen ten opzichte van de gedane uitgaven.

3. ANALYSE VAN DE UITVOERING VAN DE BEGROTING

A. ALGEMEEN

3.1. Uitvoering van de begroting

Van de kredieten van het EOGFL-Garantie voor het begrotingsjaar 2001 (uitgaven van de lidstaten van 16 oktober 2000 tot en met 15 oktober 20000) is 42 083,3 miljoen euro besteed, inclusief de uitgaven ten laste van overgedragen kredieten, dus 95,6% van de kredieten in rubriek B1 van de begroting.

- De totale uitgaven voor subrubriek 1a (traditionele uitgaven van het EOGFL-Garantie en veterinaire uitgaven, met de hoofdstukken B1-1 tot en met B1-3) belopen 37 719,5 miljoen euro, dat wil zeggen 2 315,5 miljoen euro minder dan het bij het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 vastgestelde submaximum, en 1 809,2 miljoen euro minder dan de beschikbare kredieten.

- De totale uitgaven voor subrubriek 1b (plattelandsontwikkeling en begeleidende maatregelen, met hoofdstuk B1-4) belopen 4 363,8 miljoen euro, dat wil zeggen 131 ,2 miljoen euro minder dan het submaximum en de beschikbare kredieten.

3.2. Gevolgen van de ontwikkeling van de euro/dollarkoers

Het uitgavenniveau hangt onder andere af van de ontwikkeling van de koers van de dollar. Voor een groot deel van de uitvoerrestituties voor landbouwproducten, met name die voor granen en suiker, en voor bepaalde vormen van interne steun, zoals die voor katoen, wordt het uitgavenpeil namelijk beïnvloed door de dollarkoers. Zo bleken de reële koersen van de euro hoger te zijn dan de pariteit waarvan was uitgegaan voor de begroting. De gemiddelde notering van de dollar over de periode 1.8.2000 - 31.7.2000 (de referentieperiode voor het bepalen van het effect van de dollarkoers) verschilt van die dollarpariteit (1 euro = 0,87 dollar) en de uitgaven van de lidstaten komen door de ontwikkeling van de dollarkoers hoger uit. De extra uitgaven worden op 115 miljoen euro geschat. Rekening houdend met het feit dat de extra uitgaven in 2001 onder de bij Verordening (EG) nr. 2040/2000 vastgestelde franchise van 200 miljoen euro zijn gebleven, heeft geen overschrijving uit de monetaire reserve kunnen plaatsvinden. De financiering van de extra uitgaven kon echter worden gefinancierd uit de begrotingskredieten die in de hoofdstukken 1 tot en met 3 van het EOGFL-Garantie voor 2001 waren opgenomen, omdat de ontwikkeling op de markten tot besparingen had geleid.

3.3. Dubbele omrekeningskoers

Aan de hantering van de dubbele omrekeningskoers zijn veel lagere uitgaven verbonden dan in de voorbije jaren. De afschaffing van de groene koersen heeft tot gevolg dat het effect van de dubbele omrekeningskoers wegvalt in de landen die deelnemen aan de euro. De kosten voor de dubbele omrekeningskoers die bij de opstelling van de nota van wijzigingen voor het EOGFL-Garantie op 77 miljoen euro waren geraamd, zijn 122 miljoen euro lager gebleken en hebben uiteindelijk een besparing van 45 miljoen euro opgeleverd.

3.4. Agromonetaire besluiten

Het jaar 2001 was het tweede jaar waarvoor Verordening (EG) nr. 2799/98 van de Raad tot vaststelling van het agromonetaire stelsel voor de euro gold. Zij is voornamelijk van toepassing op de drie lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd: Denemarken, Zweden en het Verenigd Koninkrijk.

Wat betreft de compensaties bij een daling van de wisselkoers die van toepassing is op de verschillende prijzen en bedragen in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, is de nieuwe agromonetaire regeling zeer goed vergelijkbaar met die welke tot en met 31 december 1998 gold.

De lidstaten kunnen een compensatie toekennen bij een aanzienlijke revaluatie met meer dan 2,6%; 'aanzienlijke revaluatie' is gedefinieerd als 'de situatie waarin het jaargemiddelde van de wisselkoers lager is dan een drempelwaarde gelijk aan de laagste van de volgende waarden: de jaargemiddelden van de omrekeningskoers in de voorbije drie jaren en de wisselkoers op 1 januari 1999'. Voor geen van de 3 munten was in 2001 aan deze voorwaarden voldaan.

Wanneer de wisselkoers die van toepassing is op de 'rechtstreekse steun' lager is dan de vorige wisselkoers, mag de betrokken lidstaat aan de landbouwers compenserende steun toekennen in drie opeenvolgende tranches. In de onderstaande tabel staan de voor de verschillende vormen van 'rechtstreekse steun' vastgestelde compensatiebedragen.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

B. ANALYSE VAN DE FINANCIERING VAN DE MARKTEN

3.5. Agenda 2000

3.5.1. Plantaardige productie

De uitgaven voor de akkerbouw vormen een belangrijk deel van de totale uitgaven van de afdeling Garantie van het EOGFL. In de begroting voor 2001 bedroeg dit aandeel 41,5%. Sinds de hervorming van 1992 is de rechtstreekse steun aan de producenten de voornaamste uitgavenpost in deze sector. Geconstateerd is dat de begrotingsuitgaven, na een periode van geleidelijke invoering van de hervorming vanaf 1994, stegen, maar tussen 1997 en 1999 relatief stabiel zijn geworden.

Daarna is voor de akkerbouwgewassen een nieuw stadium van het hervormingsproces begonnen met de goedkeuring van het onderdeel 'landbouw' van Agenda 2000. Met de besluiten in het kader van Agenda 2000 is de interventieprijs voor granen sterk verlaagd om deze dichter bij de wereldmarktprijzen te brengen. Het daarmee gepaard gaande inkomensverlies wordt gecompenseerd door middel van hectaresteun. Oliehoudende zaden, eiwithoudende gewassen, lijnzaad en, met ingang van 2001, vezelvlas en hennep maken ook deel uit van dit stelsel van rechtstreekse steun, waarbij het steunbedrag gedurende een overgangsperiode naar soort product wordt gedifferentieerd.

Er zijn vier vormen van steun:

- steun aan de kleine producenten, zonder braakleggingsverplichting;

- steun aan de beroepsproducenten, met braakleggingsverplichting;

- extra steun voor telers van durumtarwe;

- braaklegging (verplicht of vrijwillig).

Voor 2001/2002 was de braakleggingsverplichting vastgesteld op 10%, en bedroeg de voorspelde graanoogst 211,8 miljoen ton.

De hervorming van de sector akkerbouw in het kader van Agenda 2000 omvat de volgende elementen:

- voor granen wordt de interventieprijs geleidelijk verlaagd (101,31 euro/ton voor het verkoopseizoen 2001/2002), tegelijk met een geleidelijke verhoging van de rechtstreekse steun per hectare;

- voor oliehoudende zaden wordt het basisbedrag van de rechtstreekse steun per hectare geleidelijk teruggebracht tot het niveau voor granen en braaklegging;

- voor durumtarwe blijft de forfaitaire hectaretoeslag ongewijzigd;

- voor eiwithoudende gewassen wordt de steun per ton opbrengst verlaagd;

- wat olievlas betreft, wordt de steun per ton opbrengst eveneens verlaagd;

- in regio's zonder maïsteelt wordt ook voor kuilgrasareaal hectaresteun betaald;

- de minimumprijs per ton voor aardappelzetmeel wordt verlaagd;

- voor Finland en voor sommige gebieden in Zweden wordt voor oliehoudende gewassen en voor granen een forfaitaire aanvullende premie betaald;

- de areaalbetalingen voor vlas en hennep worden gelijkgetrokken met die voor olievlas.

3.5.2. Dierlijke productie

De sector melk en zuivelproducten is de op twee na belangrijkste uitgavenpost van het EOGFL-Garantie. Het aandeel van deze sector in de landbouwuitgaven is tussen 1980 (42%) en 2001 (4,5%) echter sterk gedaald. De sector melk en zuivelproducten is een van de sectoren waarvoor tijdens de Raad van Berlijn (maart 1999) tot hervorming is besloten. Het gaat daarbij voornamelijk om een verlaging van de prijzen met 15%, gespreid over drie verkoopseizoenen te beginnen met 2005, in combinatie met de instelling van een compenserende steun die rechtstreeks aan de producenten wordt betaald. Deze hervorming heeft voor het begrotingsjaar 2001 nog geen duidelijk effect gehad.

In 2001 bedroegen de uitgaven voor rundvlees 14,4% van de totale uitgaven van het EOGFL-Garantie, waarmee de rundvleessector voor de begroting de op één na belangrijkste sector is. Door de hervorming in het kader van Agenda 2000 zijn bepaalde vormen van rechtstreekse steun in deze sector verhoogd of ingesteld ter compensatie van een verlaging van de institutionele prijzen. De eerste fase van deze hervorming heeft effecten gehad op de uitgaven voor het begrotingsjaar 2001. De toename van de uitgaven met ongeveer 1,5 miljard euro ten opzichte van het begrotingsjaar 2000 is met name te verklaren uit de invoering van nieuwe vormen van steun of uit de verhoging van de bestaande steun in het kader van agenda 2000.

3.6. Indeling van de uitgaven naar sector

3.6.1. Plantaardige productie

De uitgaven voor de plantaardige productie bedroegen 26 713,6 miljoen euro, dat wil zeggen 641,4 miljoen euro minder dan de op de begroting opgevoerde kredieten, te weten 27 355 miljoen euro.

De steun voor akkerbouwgewassen, waarvan de rechtstreekse hectaresteun 90% uitmaakte, heeft de communautaire begroting 17 466,2 miljoen euro gekost, dat wil zeggen 381,8 miljoen euro minder dan de op de begroting opgevoerde kredieten. Er zij op gewezen dat een grote mate van onderbesteding is geconstateerd, wat de uitgaven voor interventie in de vorm van opslag betreft, omdat er aan het begin van de interventie grotere winsten op de verkopen zijn gemaakt dan verwacht en omdat de kosten in verband met de waardevermindering lager uitvielen dan verwacht. Ook bleek uit de door de lidstaten meegedeelde informatie over de definitieve betalingen dat minder hectaresteun was uitgekeerd dan verwacht.

De uitgaven voor het hoofdstuk suiker bedroegen 1 497,1 miljoen euro, dat wil zeggen 206,9 miljoen minder dan op de begroting was uitgetrokken. Deze onderbesteding is vooral toe te schrijven aan de lagere uitgaven voor uitvoerrestituties.

In de sector olijfolie was sprake van een overschrijding met 50,8 miljoen euro, voornamelijk doordat de uitgaven voor productiesteun hoger uitvielen omdat uitgaven die in 2000 hadden moeten worden gedaan naar 2001 waren overgedragen, waardoor de uitgaven op 2 523,8 miljoen euro uitkwamen.

Voor gedroogde voedergewassen en peulvruchten beliepen de de uitgaven 374,8 miljoen euro, dat wil zeggen een klein verschil, namelijk 9,2 miljoen minder dan begroot, als gevolg van de vertraging bij de betaling van steun voor de productie van gedroogde voedergewassen door sommige lidstaten.

In de sector vezelgewassen en zijderupsen lagen de uitgaven 4,7 miljoen euro lager, namelijk op 826,3 miljoen euro, voornamelijk vanwege de lagere uitgaven voor steun voor katoen, die gedeeltelijk weer werden gecompenseerd door hogere uitgaven voor vlas.

De 1 558 miljoen euro aan uitgaven die zijn geconstateerd in de sector groenten en fruit lagen 96 miljoen euro beneden de opgevoerde kredieten. Dit verschil kan voornamelijk worden verklaard door de aanzienlijk lagere uitgaven voor de actiefondsen van de telersverenigingen, voor financiële compensatie voor het uit de markt nemen, en voor de compensatie voor de verwerking van citrusvruchten.

In de sector wijnbouwproducten beliepen de uitgaven 1 196,7 miljoen euro, dat wil zeggen 43,7 miljoen euro meer dan de opgevoerde kredieten, doordat er meer is uitgegeven voor distillatie en aan steun voor druivenmost.

Voor tabak is 26,6 miljoen euro minder uitgegeven omdat vier lidstaten niet hun totale productiequotum hebben gehaald, en kwamen de uitgaven uit op 973,4 miljoen euro; bijna het hele bedrag is aan premies besteed.

Voor de andere sectoren of plantaardige producten bedroegen de uitgaven 297,3 miljoen euro, wat neerkomt op een onderbenutting van 10,7 miljoen euro, hoofdzakelijk voor zaaizaad en rijst.

3.6.2. Dierlijke productie

De uitgaven voor de dierlijke productie bedroegen 9 558,3 miljoen euro, dat wil zeggen 1 571,4 miljoen euro minder dan de op de begroting opgevoerde kredieten, te weten 11 129,7 miljoen euro.

In de sector zuivelproducten is een onderbesteding van 438,4 miljoen euro geconstateerd, en bedroegen de uitgaven 1 906,6 miljoen euro. Er is namelijk geconstateerd dat er een besparing van 159,5 miljoen euro is gerealiseerd op de uitvoerrestituties, van 82,9 miljoen euro op steun voor het gebruik van mageremelkpoeder en van 77,1 miljoen euro op de opslag van boter en room.

De uitgaven in de sector rundvlees bedroegen 6 054,0 miljoen euro, dat wil zeggen 924 miljoen minder dan begroot. De oorzaak van deze sterke onderconsumptie is vooral gelegen in het lagere restitutieniveau als gevolg van de door de BSE-crisis teruglopende uitvoer, alsmede, wat slachtprogramma's in verband met de BSE-crisis betreft, in een duidelijk lagere besteding dan verwacht, wat aanleiding gaf tot de opstelling van de GAB.

Voor schapen- en geitenvlees is door een gunstige prijsontwikkeling een besparing van 172,7 miljoen euro gerealiseerd, voornamelijk op de premies voor ooien en geiten; de uitgaven beliepen 1 447,3 miljoen euro.

Wat varkensvlees, eieren en slachtpluimvee betreft is een besparing van 32,9 miljoen euro geconstateerd, hoofdzakelijk in de sector varkensvlees; totale uitgaven: 137,1 miljoen euro.

De uitgaven die geboekt zijn voor het Europees Garantiefonds voor de visserij bedroegen 13,3 miljoen euro, een besparing van 3,35 miljoen euro.

3.6.3. Begeleidende maatregelen

Voor hoofdstuk 3 was 1 704,0 miljoen euro aan kredieten uitgetrokken (inclusief goedkeuring van de rekeningen), en beliepen de uitgaven uiteindelijk 2 017,3 miljoen euro, wat dus een overschrijding met 313,3 miljoen euro betekent.

De uitgaven voor de restituties voor producten die niet onder bijlage I vallen bedroegen 435,6 miljoen euro, zodat sprake was van een overschrijding met 20,6 miljoen euro, ondanks de gunstige wisselkoers euro / dollar.

Voor voedselhulp is een onderbesteding van 41,2 miljoen euro geconstateerd, voornamelijk vanwege lagere uitgaven aan steun voor de minstbedeelden en voor schoolmelk; de totale uitgaven bedroegen 281,8 miljoen euro.

De uitgaven voor de programma's voor de ultraperifere gebieden en de eilanden in de Egeïsche zee beliepen 183,6 miljoen euro; er was sprake van een onderbesteding van 61,4 miljoen euro, met name als gevolg van de besparingen op het programma voor de bevoorrading van de Canarische Eilanden.

De uitgaven voor veterinaire en fytosanitaire maatregelen bedroegen 565,5 miljoen euro, een overschrijding met 400 miljoen euro. Voor de financiering van de extra kosten als gevolg van de mond- en klauwzeercrisis die voornamelijk het Verenigd Koninkrijk heeft getroffen, is de begroting met 400 miljoen euro verhoogd (GAB nr. 25/2001) om begrotingslijn B1-3320 (noodfondsen) te versterken.

De uitgaven voor controle- en preventiemaatregelen op het gebied van het EOGFL-Garantie lagen daarentegen 40 miljoen euro onder de uitgetrokken kredieten en bedroegen 32,1 miljoen euro.

In het kader van de goedkeuring van de rekeningen over de voorgaande begrotingsjaren en de vermindering/schorsing van de voorschotten is 569,7 miljoen euro teruggevorderd, 130,3 miljoen euro minder dan begroot, aangezien een aanzienlijk kleiner bedrag aan voorschotten in mindering is gebracht of is geschorst dan oorspronkelijk was voorzien.

De uitgaven voor afzetbevordering en voorlichting bedroegen 48,9 miljoen euro, dat wil zeggen 17,6 miljoen minder dan begroot.

Voor de overige maatregelen beliepen de uitgaven 469,8 miljoen euro, dat betekent een overschrijding met 52,8 miljoen euro, grotendeels toe te schrijven aan de agromonetaire steun.

3.7. Indeling van de uitgaven naar economische aard

De uitgaven van het EOGFL-Garantie kunnen in twee grote categorieën worden verdeeld: enerzijds de uitgaven in verband met restituties, en anderzijds zogenaamde 'interventieuitgaven', waaronder hoofdzakelijk rechtstreekse steun, opslag, uit de markt nemen en daarmee gelijk te stellen maatregelen, en de overige interventieuitgaven vallen. Voorts zijn er nog de uitgaven voor plattelandsontwikkeling die noch onder de restituties, noch onder de interventies vallen. In de bijlagen 13 tot en met 15 worden de verschillende uitgaven uitgesplitst naar economische aard.

3.7.1. Restituties

De uitgaven voor restituties bedroegen 3 400,6 miljoen euro, dat wil zeggen 8,1% van de totale uitgaven van het EOGFL-Garantie voor het begrotingsjaar 2001 en een daling met 6% ten opzichte van het voorgaande begrotingsjaar.

3.7.2. Rechtstreekse steun

De uitgaven die als 'rechtstreekse steun' worden aangemerkt beliepen 27 430,3 miljoen euro, dat wil zeggen 80,0% van de totale interventieuitgaven (34 287,3 miljoen euro), en 65,2% van de totale uitgaven van het EOGFL-Garantie. De uitgaven die als 'rechtstreekse steun' worden beschouwd, worden in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1259/1999 van 17 mei 1999 (PB L 160, blz. 113) genoemd. Het betreft voornamelijk (maar deze lijst in niet uitputtend) hectaresteun en braaklegging, wat akkerbouwgewassen betreft, en verder productiesteun voor olijfolie, hectaresteun voor vlas, hennep, peulvruchten, rijst, krenten en rozijnen, premies voor tabak, zoogkoeien, mannelijke runderen, ooien en geiten, en agromonetaire steun.

3.7.3. Opslag

De uitgaven voor opslag bedroegen 1 059,9 miljoen euro, dat wil zeggen 3,1% van de interventieuitgaven. Tussen 1 oktober 2000 en 30 september 2001, de datum waarop de rekeningen betreffende de openbare opslag worden afgesloten, zijn de hoeveelheden en de boekwaarde van de interventievoorraden gestegen. De boekwaarde van de voorraden is van 884,94 miljoen euro aan het einde van het begrotingsjaar 2000 gestegen tot 984,08 miljoen euro aan het einde van het begrotingsjaar 2001.

De graan- en rijstvoorraden zijn gedaald van 8 517 214 ton tot 7 304 909 ton, de voorraden olijfolie van 25 360 ton tot 6 136 ton, die van mageremelkpoeder van 1 007 ton tot 0 ton, en die van boter van 71 625 ton tot 34 109 ton.

In het begrotingsjaar 2001 zijn alleen de voorraden rundvlees gestegen van 832 ton tot 232 467 ton, en die van alcohol van 1 602 258 hectoliter tot 2 248 862 hectoliter.

Wat de verdeling van de boekwaarde van de voorraden betreft, is het aandeel van granen en rijst gedaald, aangezien die producten samen nu bijna 67% van de totale waarde van de opgeslagen producten vertegenwoordigen. De resterende 33% betreft olijfolie (1%), zuivelproducten (4%), en vooral rundvlees (25%) en alcohol (3%).

Zoals ieder jaar sinds 1988, hebben de diensten van de Commissie op de voor openbare opslag aangekochte producten een waardevermindering toegepast. Deze waardevermindering is in twee stappen gebeurd: vanaf de aankoop zijn de producten met ten minste 70% van het totale te verwachten waardeverlies in waarde verlaagd. Aan het einde van het begrotingsjaar wordt de voorraad geëvalueerd en wordt deze, zo nodig, extra in waarde verlaagd, om de boekwaarde van de producten op het niveau van de verwachte verkoopprijs te brengen. Voor het verkoopseizoen 2001 bedroeg de afschrijving op het moment van aankoop 417,128 miljoen euro en de extra waardevermindering aan het einde van het begrotingsjaar 108,208 miljoen euro.

3.7.4. Uit de markt nemen, slachting en soortgelijke maatregelen

De uitgaven voor het uit de marktnemen, slachting, en soortgelijke maatregelen bedroegen 2 732,8 miljoen euro, dat wil zeggen 8,0% van de totale interventieuitgaven.

3.7.5. Overige

De overige interventieuitgaven bedroegen 3 064,2 miljoen euro, dat wil zeggen 8,9% van de totale interventieuitgaven. Onder deze post vallen hoofdzakelijk de uitgaven die niet onder een van de bovengenoemde categorieën vallen, dat wil met name zeggen: andere interventieuitgaven dan de opslagkosten voor suiker; productiesteun voor gedroogde voedergewassen; steun voor katoen; actiefondsen van de telersverenigingen, productiesteun en financiële compensaties om de verwerking van citrusvruchten te bevorderen; steun voor de verwerking van druivenmost; steun voor de verwerking van mageremelkpoeder en voor maatregelen betreffende melkvet en de uitgaven voor de voedselprogramma's en POSEI.


C. SPECIFIEKE FINANCIERINGSVORMEN

Uit de middelen van het EOGFL-afdeling 'Garantie' wordt niet alleen de marktondersteuning gefinancierd, zoals hierboven is beschreven, maar worden ook kosten gedekt van acties betreffende de levering van levensmiddelen aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap.

3.8. Levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap

In de bijzonder strenge winter van 1986-1987 heeft de Gemeenschap een noodplan opgezet in het kader waarvan gedurende een beperkte periode gratis levensmiddelen werden verstrekt aan de minstbedeelden in de Gemeenschap.

Toen dit noodplan ten einde liep, werd er van diverse kanten bij de Gemeenschap op aangedrongen om dit soort maatregelen een permanent karakter te geven. De Commissie heeft toen een voorstel in die zin voorgelegd aan de Raad, die dit overnam en Verordening (EEG) nr. 3780/87 houdende algemene voorschriften voor de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan bepaalde organisaties met het oog op verstrekking aan de meest hulpbehoevenden in de Gemeenschap goedkeurde. De Commissie heeft daarna een uitvoeringsverordening goedgekeurd (Verordening (EEG) nr. 3149/92 , laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1098/2001 ).

PB L 352 van 15.12.1987, blz. 1.

PB L 313 van 30.10.1992, blz. 50.

PB L 150 van 6.6.2001, blz. 37.

Sindsdien stelt de Commissie ieder jaar een plan vast met de begrotingsmiddelen en de verdeling van de hoeveelheden producten over de aan deze maatregel deelnemende lidstaten.

In 2001 wilden negen lidstaten aan de maatregel deelnemen. De kredieten zijn aan deze lidstaten toegewezen volgens een verdeelsleutel die een afspiegeling is van het aantal behoeftigen in elk land. Ook wordt, in voorkomend geval, rekening gehouden met een in de drie voorgaande jaren geconstateerde aanzienlijke onderbesteding.

Het jaarplan wordt opgesteld na raadpleging van de charitatieve instellingen die op het betrokken gebied werkzaam zijn. Het plan wordt op nationaal niveau beheerd door de overheid van de deelnemende lidstaten. Elke lidstaat moet dus de organisaties aanwijzen die op zijn grondgebied zorgen voor het uitdelen van de producten aan de minstbedeelden.

In het kader van deze actie kan iedere deelnemende lidstaat bovendien in een andere lidstaat opgeslagen producten aanschaffen, wanneer hij op het eigen grondgebied niet over voldoende interventievoorraad beschikt voor een van de aan hem in het kader van deze actie toegewezen producten.

Voor het plan 2001 (Beschikking 2001/23/EG ) is 195 miljoen euro overeenkomstig onderstaande tabel verdeeld onder de lidstaten die aan de actie deelnemen.

PB L 6 van 11.1.2001, blz. 10.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

In 2001 deelnemende lidstaten // Besteding van de toegewezen kredieten

Het betreft de tot en met maart 2002 aangegeven uitgaven.


België

Denemarken

Griekenland

Spanje

Frankrijk

Ierland

Italië

Luxemburg

Portugal

Finland // 97%

0%

0%

100%

97%

95%

75%

44%

98%

80%

Alle deelnemende lidstaten samen // 85%


3.9. Plattelandsontwikkeling

Uit het EOGFL-Garantie worden de plattelandsontwikkelingsprogramma's van sub-rubriek 1b medegefinancierd (Verordening (EG) nr. 1257/1999) die, wat vier maatregelen betreft (vervroegde uittreding, compenserende vergoedingen, bebossing en milieumaatregelen in de landbouw), de hele Unie bestrijken, en voor zes andere maatregelen (investeringen in landbouwbedrijven, jonge landbouwers, opleiding, bosbouw, verwerking en afzet, en aanpassing en diversificatie van de plattelandsgebieden), alleen gelden buiten de gebieden van doelstelling 1 (gefinancierd door het EOGFL-Oriëntatie).

Voor subrubiek 1b is voor de periode 2000-2006 32 907 miljoen euro toegewezen. Dit bedrag is verdeeld onder de lidstaten, die programma's voor de tenuitvoerlegging van het plattelandsontwikkelingsbeleid moesten opstellen.

Van de 89 plattelandsontwikkelingsprogramma's die door de lidstaten zijn ingediend zijn er in 2000 52 bij beschikking van de Commissie goedgekeurd en zijn er 35 in 2001 goedgekeurd (de 2 resterende zullen in 2002 worden goedgekeurd).

Op de begroting voor 2001 is hiervoor door de begrotingsautoriteit 4 495 miljoen euro opgevoerd, dat wil zeggen evenveel als het maximum voor subrubriek 1b van de financiële vooruitzichten.

In 2001 is 4 363,8 miljoen euro besteed, namelijk het bedrag van alle gedeclareerde uitgaven uit hoofde van de 87 in 2000 en 2001 goedgekeurde programma's en het voorschot van 12,5% van het gemiddelde betaalde bedrag op jaarbasis voor de 35 in 2001 goedgekeurde programma's (waarvan de afrekening aan het einde van de periode zal plaatsvinden), en voorts de betalingen betreffende de oude begeleidende maatregelen die in de twee in 2001 nog niet goedgekeurde programma's zijn opgenomen.

Aangezien voor de plattelandsontwikkelingsprogramma's in 2001 4 363,8 miljoen euro is uitgegeven, was er ten opzichte van het op de begroting opgevoerde bedrag van 4 495 miljoen euro sprake van een onderbesteding van 131,2 miljoen euro. Deze onderbesteding is voornamelijk toe te schrijven aan de maatregelen betreffende de nieuwe regeling inzake begeleidende maatregelen (vervroegde uittreding, bebossing en milieumaatregelen in de landbouw) en in mindere mate de verwerking en afzet van landbouwproducten, de vestiging van jonge landbouwers en de investeringen in landbouwbedrijven (maatregelen die tot en met 1999 door het EOGFL-Oriëntatie werden gefinancierd). De maatregelen waarvoor het oorspronkelijk begrote bedrag echter ruimschoots is overschreden, zijn de oude regelingen inzake begeleidende maatregelen, de compenserende bedragen, plattelandsontwikkelingsbeleid en opleiding. De overschrijvingen ter aanpassing binnen het hoofdstuk waren derhalve nodig om de beschikbare middelen voor de werkelijke praktijkbehoeften in te zetten.

De onderbesteding kan voornamelijk worden toegeschreven aan het feit dat de programma's uiteindelijk pas in 2001 zijn goedgekeurd, en derhalve was vooral voor de moeilijkst ten uitvoer te leggen maatregelen (met name de nieuwe regeling inzake begeleidende maatregelen) de aanloopperiode te kort om reeds in 2001 alle beschikbare middelen te kunnen absorberen.

Daarom is overeenkomstig de bepalingen van artikel 7, lid 3, van het Financieel Reglement bij de begrotingsautoriteit een verzoek ingediend om 99 miljoen euro aan kredieten naar 2002 over te dragen (82 miljoen euro voor de nieuwe regeling inzake milieumaatregelen in de landbouw en 17 miljoen euro voor de nieuwe bosbouwregeling).

3.10. Hoofdstuk B1-33: Veterinaire en fytosanitaire maatregelen

* Algemeen

De beschikbare kredieten voor het begrotingsjaar 2001 zijn voor 99,99% gebruikt; op een totaal bedrag van 565 500 000 euro kon slechts 47 470 euro niet worden vastgelegd.

Voor de financiering van de extra kosten als gevolg van de mond- en klauwzeercrisis die voornamelijk het Verenigd Koninkrijk heeft getroffen, is de begroting met 400 000 000 miljoen euro verhoogd (GAB nr. 25/2001) om begrotingslijn B1-3320 (noodfondsen) te versterken.

Bovendien zijn in de loop van het tweede halfjaar van 2001 binnen hoofdstuk 33 twee overschrijvingen (zie onderstaande nadere details) uitgevoerd om de begrotingsmiddelen voor 2001 en het noodfonds beter te benutten (5 484 055 euro in oktober 2001 en 628 855 euro in december 2001).

Zo zijn de totale begrotingsmiddelen voor hoofdstuk B1-33 in de loop van het begrotingsjaar 2001 van 165 500 000 euro tot 565 500 000 euro gestegen, en die voor het noodfonds van 41 000 000 euro tot 447 112 910 euro.

* Nadere details

Begrotingslijn B1-330 Uitroeiings- en bewakingsprogramma

De orospronkelijke kredieten van 110 700 000 euro zijn allemaal in 2001 vastgelegd: 44 850 000 euro voor de zogenaamde 'traditionele' uitroeiingsprogramma's en 65 850 000 euro voor de bewaking van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE). De 'geprogrammeerde' uitgaven kwamen overeen met de oorspronkelijke kredieten. Van of naar deze begrotingslijn zijn geen kredieten overgedragen.

Begrotingslijn B1-331 Andere maatregelen op veterinair gebied

Slechts de helft van de oorspronkelijke kredieten (d.w.z. 5 130 120 euro op een totaal van 10 500 000 euro) is in 2001 vastgelegd.

Daarom is een bedrag van 5 369 880 euro overgedragen van begrotingslijn B1-331 naar begrotingslijn 'noodfonds' (begrotingslijn B1-332).

Begrotingslijn B1-332 Noodfonds

Oorspronkelijk was hiervoor 41 000 000 euro uitgetrokken, maar bij een Gewijzigde en aanvullende begroting en via overschrijvingen binnen hoofdstuk B1-33 is dit bedrag verhoogd tot 447 112 910 euro. Na afloop van de mond- en klauwzeercrisis en, rekening houdend met de vooruitzichten voor de in de toekomst aan de lidstaten uit te keren vergoedingen, maar ook met de beschikbare middelen onder rubriek 1, was besloten voor mond- en klauwzeer 400 000 000 euro aan voorschotten vrij te maken (zie hieronder).

Mond- en klauwzeer UK // + 355 000 000

Mond- en klauwzeer NL // + 39 000 000

Mond- en klauwzeer F // + 3 300 0000

Mond- en klauwzeer IRL // + 2 700 000

TOTAAL // + 400 000 000


Begrotingslijn B1-333A Fytosanitaire maatregelen - administratieve uitgaven

De oorspronkelijke kredieten bedroegen 1 300 000 euro. Daarvan is in 2001 941 278 euro vastgelegd, terwijl dit voor 47 470 euro niet mogelijk was. Derhalve is 311 252 euro overgedragen naar begrotingslijn B1-332 van het noodfonds.

Begrotingslijn B1-333 Fytosanitaire maatregelen - operationele uitgaven

De oorspronkelijke kredieten bedroegen 2 000 000 euro. Er is in totaal 1 568 222 euro vastgelegd. Er is 431 778 euro overgedragen naar het noodfonds.


* Overzichtstabel hoofdstuk B1-33

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3.11. Visserij

Op de begroting was voor de visserij 16,7 miljoen euro uitgetrokken, waarvan 13,4 miljoen euro is besteed, een verschil van 3,3 miljoen euro.

De onderbesteding op de begroting betreft voornamelijk de operationele programma's, waarvoor de financiële compensatie mogelijk niet door de lidstaten aan de producentenorganisaties is uitgekeerd, wat in 2001 het geval was (-4 miljoen euro ten opzichte van de begrotingsramingen)

Daarentegen lagen als gevolg van de achteruitgang van de tonijnmarkt de uitgaven voor de compenserende vergoeding hoger dan begroot (+3,5 miljoen euro).

Ook is een laag uitgavenniveau geconstateerd voor de autonome ophoud- en uitstelmaatregelen (-1,9 miljoen euro) vanwege de goede marktprijzen.

3.12. Voorlichtingsacties

Sinds 2000 is begrotingslijn B1-382 bestemd voor de financiering van voorlichtingsacties over het GLB en over plattelandsontwikkeling. Deze heeft als rechtsgrondslag Verordening (EG) nr. 814/2000 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1557/2001 van de Commissie.

De met name door landbouworganisaties ingediende subsidieaanvragen betreffen activiteitenprogramma's of gerichte acties. Deze activiteiten moeten passen binnen de richtsnoeren die in de jaarlijks gepubliceerde uitnodiging tot het indienen van voorstellen worden vastgesteld.

De activiteitenprogramma's en de gerichte acties worden voor 50% gefinancierd. In sommige gevallen en onder bepaalde voorwaarden kan dit percentage echter tot 75% worden verhoogd, met name voor activiteiten die op grond van de selectiecriteria buitengewoon belangrijk worden geacht.

De regelgeving maakt het bovendien mogelijk om op initiatief van de Commissie gerealiseerde voorlichtingsactiviteiten te financieren.

In 2001 was op begrotingslijn B1-382 4 500 000 euro aan kredieten opgenomen. In de loop van dat jaar zijn de volgende voorlichtingsacties gefinancierd:

1) 14 activiteitenprogramma's voor 1 335 097 euro,

2) 25 gerichte acties voor een bedrag van 898 236 EUR en

3) 24 door de Commissie vastgelegde acties, voor een bedrag van 696 512,73 euro

voor een totaalbedrag van 2 929 845,73 euro.

4. CONTROLEWERKZAAMHEDEN

4.1. Geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS)

De auditdiensten voor de landbouwuitgaven hebben bijzondere aandacht geschonken aan de grondige verbetering van het Geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS) dat sinds 1993 wordt toegepast en dat een doeltreffend en doelmatig instrument is gebleken bij het beheer van en de controle op de uitgaven voor akkerbouwgewassen en dierpremies.

De interne-auditdiensten die zich met de landbouwuitgaven bezighouden, hebben de hele wetgeving herzien en hebben hiertoe 4 dekundigengroepen gevormd en talrijke bilaterale contacten tot stand gebracht.

De voornaamste doelstellingen van deze herziening zijn:

1. een nieuwe gecodificeerde verordening tot stand te brengen om:

- te zorgen voor een logischer en meer samenhangende indeling,

- bepaalde aspecten te verduidelijken en te vereenvoudigen,

- de praktische uitvoering gemakkelijker te maken,

- voor een meer uniforme benadering te zorgen.

2. de verordening bij te werken, rekening houdend met:

- de voorstellen van de lidstaten die naar aanleiding van bilaterale contacten zijn ontvangen,

- interpretatienota's en andere tot de lidstaten gerichte schriftelijke richtsnoeren,

- de ervaring die de laatste jaren is opgedaan via dienstreizen in het kader van de goedkeuring van de rekeningen en vergaderingen van de groep deskundigen,

- recente communautaire wetgeving, met name betreffende:

- de nieuwe regelingen voor slacht- en extensiveringspremies,

- identificatie en registratie van runderen

- geografische informatiesystemen

- de controle van steunregelingen betreffende sectoren die voorheen niet werden gecontroleerd

- nieuwe technologie, zoals gegevensbanken en het gebruik van satellietbeelden.

De belangrijkste onderwerpen die bij de beschouwing worden betrokken zijn:

- uitbreiding van de zogenaamde 'papierloze aanvraagsystemen', waarbij steunaanvragers veel minder details hoeven op te geven dan in het verleden;

- efficiënt gebruik van de controlemiddelen door:

- maximaal gebruik te maken van gecomputeriseerde controles en controles op afstand,

- zich meer te richten en beter te reageren op gebieden met een hoog risico,

- geïntegreerde controles ter plaatse uit te voeren voor verschillende regelingen tegelijk,

- waar mogelijk het aantal controles ter plaatse te beperken,

- een effectief en consistent sanctiestelsel invoeren om fraude en onregelmatigheden te ontmoedigen, zonder daarbij de proportionaliteit uit het oog te verliezen,

- een 'op het bedrijf toegespitste aanpak' voor talrijke steunregelingen voor runderen.

De nieuwe verordening is Verordening (EG) nr. 2419/2001 .

PB L 317 van 12.12.2001.

4.2. Controlebureaus voor olijfolie

Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2262/84 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 27/85 van de Commissie zijn controlebureaus voor olijfolie opgericht in de belangrijkste producerende lidstaten: Italië, Griekenland, Spanje en Portugal.

PB L 208 van 3.8.1984.

PB L 4 van 5.1.1985.

De vier controlebureaus hebben in 2000/2001 hun controletaak uitgevoerd overeenkomstig de activiteitenprogramma's en de door de autoriteiten van de lidstaten en de Commissie goedgekeurde voorzieningsbalansen.

In Italië heeft het bureau gedurende het verkoopseizoen 2000/2001 1 811 grondige controles en 1 210 beperkte controles uitgevoerd bij oliefabrieken; het heeft 220 controles ter plaatse uitgevoerd bij telers, 15 bij telersverenigingen en één bij een unie van telersverenigingen. Het bureau heeft in totaal 2 646 controles uitgevoerd bij 800 landbouwbedrijven en oliefabrieken met betrekking tot de regionale opbrengsten (fabrieken + telers). Het bureau heeft ook 1 363 gekruiste controles uitgevoerd, hoofdzakelijk tussen de fabrieken en de telers. Er zijn ten aanzien van maar liefst 409 oliefabrieken gekruiste controles uitgevoerd, aanzienlijk meer dan de op grond van artikel 30, lid 3, van Verordening (EG) nr.2366/98 vereiste 10%. Bij de grondige controles in de oliefabrieken heeft men 838 monsters van de geproduceerde olijfolie kunnen nemen en zijn er 271 naar erkende laboratoria gestuurd om te worden geanalyseerd. Voorgesteld is aan 729 fabrieken een boete/administraiteve sanctie op te leggen, en van 382 daarvan de erkenning in te trekken. De fiscale autoriteiten zijn ingelicht over 106 gevallen waarin onregelmatigheden hebben plaatsgevonden en 170 gevallen zijn aan de verantwoordelijke autoriteiten gerapporteerd in verband met inbreuken op de regels inzake afvalwaterverwerking. Tegen de telers zijn 14 sanctievoorstellen ingediend, waaronder de weigering steun te verlenen voor 23 908 kg olie.

De meeste van deze gevallen zijn aan de gerechtelijke instanties en/of de andere controle-instanties gemeld.

Op basis van deze constateringen heeft de lidstaat voor 52 oliefabrieken de erkenning ingetrokken en heeft hij in 197 gevallen een waarschuwing gegeven; 19 gevallen zijn geseponeerd. Momenteel zijn nog 115 gevallen in behandeling. De onregelmatigheden betreffende telers zijn aan het betaalorgaan (AGEA) meegedeeld om ervoor te zorgen dat geen steunbetaling door dat orgaan plaatsvindt.

De geldboetes zijn opgelegd door de directie 'Repressione Frodi' (fraudebestrijding) van het Ministerie van landbouw, die beslist over de toepassing van de in de communautaire verordeningen en de nationale wetgeving voorziene boetebepalingen. Tot op heden zijn alleen enkele gevallen van het lopende verkoopseizoen geanalyseerd en zijn boetes opgelegd.

In Griekenland heeft het bureau gedurende het verkoopseizoen 2000/2001 939 grondige controles, respectievelijk 460 beperkte controles uitgevoerd bij oliefabrieken, dat wil zeggen 41,3% respectievelijk 20,3% van de 2 264 tijdens het verkoopseizoen werkende oliefabrieken. Bij die controles heeft men bij 732 oliefabrieken monsters kunnen nemen en zijn 201 monsters geanalyseerd. Het bureau heeft ook 1 unie van telersverenigingen, 21 telersverenigingen, 13 gevallen van particuliere opslag, 50 bedrijven waar tafelolijven worden verpakt, en 2 910 telers gecontroleerd en heeft 2 272 controles uitgevoerd bij bedrijven en oliefabrieken in het kader van de regionale opbrengsten (fabrieken + telers). Het bureau heeft ook deelgenomen aan de vaststelling van de opbrengsten van de 18 homogene zones. In totaal hebben 4 768 gekruiste controles olijfoliefabrieken / telers plaatsgevonden, 142 gekruiste controles olijfoliefabrieken / kopers en 87 controles olijfoliefabrieken / fabrieken voor de verwerking van afvallen van olijven.

Het bureau heeft voor 211 olijfoliefabrieken intrekking van de erkenning voorgesteld en 742 correcties van teeltaangiften. De impact van de bij de oliefabrieken, verenigingen, telers en de kopers van de geproduceerde olie geconstateerde inbreuken wordt op ±11 miljoen euro geraamd.

In Portugal heeft het bureau in hetzelfde verkoopseizoen 1 678 telers, 552 fabrieken en 19 telersverenigingen gecontroleerd. Het bureau heeft er 7 636 gekruiste controles uitgevoerd en 20 controles bij bedrijven die olijven tot tafelolijven verwerken. De resultaten van de controles hebben het bureau ertoe gebracht voor te stellen 227 fabrieken hun erkenning te ontnemen, geen telersvereniging haar erkenning te ontnemen, in 11 gevallen subsidie aan telers te weigeren en in 203 gevallen de steunbedragen voor telers te corrigeren. Deze voorstellen zijn geheel door de betrokken lidstaat overgenomen; de lidstaat heeft over het algemeen ook de voorgestelde sanctie toegepast. Sinds 1996 wordt overigens, wat het opleggen van sancties aan telers betreft, een inhaalslag geconstateerd.

In Spanje heeft het bureau in het verkoopseizoen 2000/2001 928 grondige controles en 103 beperkte controles uitgevoerd bij oliefabrieken. Het bureau heeft 21 telersverenigingen, 708 telers en 73 verwerkingsbedrijven voor tafelolijven gecontroleerd, en heeft 1 256 gekruiste controles tussen de stadia vóór en ná verwerking tot olie uitgevoerd. Het heeft voorgesteld de erkenning van 59 oliefabrieken in te trekken en heeft 352 oliefabrieken een waarschuwing gegeven, met name voor het niet op tijd doorgeven van de maandelijke aangifte. Naar 53 verpakkingsbedrijven van tafelolijven is om dezelfde redenen een waarschuwing uitgegaan. Het bureau heeft voor 32 telers voorgesteld de steun in te trekken en voor 48 een correctie toe te passen op de betaalde bedragen, waarbij het in 4 gevallen telers van tafelolijven betrof.

Over het algemeen, behalve waar anders is aangegeven, hebben de lidstaten beter gevolg gegeven aan de sanctievoorstellen van de controlebureaus.

4.3. Cofinanciering met het oog op verscherping van de controle

In het kader van Verordening (EG) nr. 723/97 van de Raad van 22 april 1997 neemt de Gemeenschap een deel van de kosten voor haar rekening die de lidstaten maken voor de uitvoering van nieuwe actieprogramma's naar aanleiding van de nieuwe door de Commissie goedgekeurde communautaire verplichtingen die sinds 15 oktober 1996 gelden, en die erop gericht zijn de structuur of de efficiëntie van de controles op de uitgaven van het EOGFL, afdeling 'Garantie', te verbeteren.

Op grond van diezelfde verordening (artikel 4, lid 3) kan de Commissie werkzaamheden uitvoeren voor de instandhouding of verdere ontwikkeling van de controlesystemen en de systemen voor rechtstreekse elektronische informatie tussen de lidstaten en de Commissie.

Na raadpleging van het Comité van het Fonds stelt de Commissie op basis van de door de lidstaten ingediende programma's, en rekening houdend met de beschikbare kredieten voor iedere jaarlijkse tranche, het maximumbedrag van de communautaire financiële bijdrage vast in nationale valuta. De financiële bijdrage van de Gemeenschap bedraagt 50% van de door de lidstaten voor het betrokken begrotingsjaar uitgevoerde betalingen, voor zover de uitgaven voor steun in aanmerking komen. Als de som van de voor steun in aanmerking komende betalingen echter de beschikbare begrotingsmiddelen overschrijdt, wordt het communautaire financieringspercentage proportioneel verlaagd.

2001 was het vijfde jaar waarin de regeling is toegepast, en opnieuw is duidelijk gebleken hoeveel belang de lidstaten aan de uitvoering van nieuwe controlesystemen hechten. De meeste programma's hebben betrekking op de tenuitvoerlegging van een geografisch informatiesysteem (GIS) en op een systeem voor de identificatie van landbouwpercelen.

Na de raadpleging van het EOGFL-comité op 18 december 2000 heeft de Commissie bij Beschikking van de Commissie C(2001) 175 def. van 30 januari 2001 een bedrag van 12 973 155 euro toegekend aan vijf lidstaten die een actieprogramma voor 2001 hebben ingediend.

Bij Verordening (EG) nr. 2136/2001 van de Raad, die op 23 oktober 2001 door de Raad is goedgekeurd, is de geldigheid van Verordening (EG) nr. 723/97 voor twee jaar verlengd en is een jaarlijkse medefinanciering van 15 000 000 euro goedgekeurd.

De diensten van de Commissie hebben in 2001 vier auditmissies in de lidstaten uitgevoerd (Spanje, Finland, Portugal en België) om de door die lidstaten aangegeven uitgaven te verifiëren.

Verordening (EG) nr. 723/97

2001

Lidstaat //

Deutschland // 19 731 860 DEM

Ellas // 326 650 000 GRD

France // 3 602 000 FRF

Österreich // 17 478 758 ATS

United Kingdom // 64 600 GBP


Voor dit vijfde jaar van toepassing hebben België, Spanje, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal, Oostenrijk, Denemarken en Zweden geen programma voor medefinanciering ingediend.

5. GOEDKEURING VAN DE REKENINGEN

5.1. Algemeen

In de loop van 2001 hebben de drie eenheden van Directoraat A.I. de Commissie vier beschikkingen laten goedkeuren op het gebied van audit van de landbouwuitgaven door de lidstaten voor rekening van het EOGFL-Garantie:

- Beschikking 2001/137/EG van 5 februari 2001 op grond van artikel 5, lid 2, onde c), van Verordening (EEG) nr.729/70 en van artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr.1258/1999 - zesde beschikking ,

PB L 50 van 21.2.2001.

- Beschikking 2001/474/EG van 8 mei 2001 voor het begrotingsjaar 2000 - goedkeuring van de rekeningen ,

PB L 167 van 22.6.2001.

- Beschikking 2001/557/EG van 11 juli 2001 op grond van artikel 5, lid 2, onder c), van Verordening (EEG) nr.729/70 en van artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr.1258/1999 - zevende beschikking ,

PB L 200 van 25.7.2001.

- Beschikking 2001/889/EG van 12 december 2001 op grond van artikel 5, lid 2, onder c), van Verordening (EEG) nr.729/70 en van artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr.1258/1999 - achtste beschikking .

PB L 329 van 14.12.2001.

Het totale bedrag van de bij de lidstaten teruggevorderde uitgaven voor deze vier beschikkingen is 807 miljoen euro.

De auditdiensten die zich met de landbouwuitgaven bezighouden hebben verder de andere aan hen toegewezen taken uitgevoerd:

- 184 controlebezoeken ter plaatse in de 15 lidstaten en 25 bezoeken in de SAPARD-landen;

- het organiseren van gesprekken met de lidstaten over de resultaten van de controlebezoeken betreffende de begrotingsjaren 1999 en 2000;

- de deelname aan de werkzaamheden van COCOBU (de commissie begrotingscontrole van het Europees Parlement) in het kader van de kwijting voor de begrotingen 1999 en 2000;

- het advies van de Rekenkamer over de nieuwe procedure voor de goedkeuring van de rekeningen die met ingang van het begrotingsjaar 1996 is toegepast;

- het advies van de Rekenkamer over de betrouwbaarheidsverklaring 2000;

- de erkenning van vijf SAPARD-betaalorganen (Bulgarije, Estland, Slovenië, Litouwen en Letland) en het toezicht op en de bijstand voor de oprichting van de vijf andere SAPARD-betaalorganen;

- actieve deelneming aan de werkzaamheden van het Bemiddelingsorgaan.

- goedkeuring van de verordeningen van de Raad betreffende de medefinanciering van de controlebureaus voor olijfolie en van de verscherping van de controles op de landbouwuitgaven;

- opstelling van een handboek met procedures inzake de controles 'Oriëntatie' in het kader van de Structuurfondsen in de periode 1994-1999 en de periode 2000-2006;

- de activiteiten van het speciale corps contoleurs wijn en groenten en fruit;

- de ontwikkeling van controles in het kader van de rechtstreekse uitgaven van DG AGRI;

- het organiseren van 10 opleidingsdagen voor bijscholing op het gebied van audit voor het personeel van de drie eenheden.

5.2. Goedkeuring van de rekeningen in het kader van de nieuwe procedure voor de goedkeuring van de rekeningen

in miljoenen euro's

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

5.3. Goedkeuring van de rekeningen over het begrotingsjaar 2000

5.3.1. Inleiding

Bij de hervorming van de goedkeuring van de rekeningen is enerzijds bepaald dat de betaalorganen erkend moeten zijn, en anderzijds dat met ingang van het begrotingsjaar 1996 voor de goedkeuring van de rekeningen een tweeledige procedure wordt gebruikt, namelijk een jaarlijks besluit tot goedkeuring van de rekeningen, dat betrekking heeft op de volledigheid, de juistheid en de waarheidsgetrouwheid van de ingediende rekeningen (artikel 5, lid 2, onder b), van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad en, met ingang van 1.1.2000, artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad) en aparte besluiten met het doel bedragen van communautaire financiering uit te sluiten, wanneer de Commissie constateert dat de desbetreffende uitgaven niet overeenkomstig de communautaire voorschriften zijn verricht (artikel 5, lid 2, onder c), respectievelijk artikel 7, lid 4, van bovengenoemde verordeningen).

De goedkeuring van de rekeningen gebeurt op basis van de jaarrekeningen, die worden onderbouwd met de certificaten en auditverslagen die voor ieder betaalorgaan zijn opgesteld door een onafhankelijke auditinstantie, de verklarende instantie (artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1663/95 van de Commissie).

De diensten van de Commissie hebben de jaarrekeningen, de certificaten en de vóór 10 februari 2000 ingediende auditverslagen onderzocht en hebben enkele betaalorganen bezocht. Doel van deze bezoeken was de werkzaamheden van de verklarende instanties te evalueren, aard en omvang van gesignaleerde problemen te bepalen en na te gaan wat door het betaalorgaan was ondernomen om die problemen te verhelpen. Het gaat daarbij niet alleen om problemen in verband met de juistheid van de rekeningen, maar ook in verband met de operationele systemen van de betaalorganen. De verklarende instanties zijn verplicht te controleren of deze systemen robuust genoeg zijn om een redelijke garantie te kunnen geven dat de uitgaven in overeenstemming zijn met de communautaire regels.

5.3.2. Beschikking 2001/474/EG van 8 mei 2001

Besloten is de rekeningen van de betaalorganen die op basis van de ontvangen gegevens volledig, juist en waarheidsgetrouw blijken, goed te keuren. De rekeningen van de andere betaalorganen zijn losgekoppeld van deze beschikking; daarover wordt in een later stadium een beschikking gegeven. De resultaten van het onderzoek kunnen als volgt worden samengevat:

- de rekeningen van 16 Spaanse betaalorganen zijn losgekoppeld van de betrokken beschikking;

- de rekeningen van het Griekse betaalorgaan zijn eveneens losgekoppeld van deze beschikking.

De reden voor deze loskoppeling is dat de betrokken betaalorganen het bepaalde in Verordening (EG) nr. 2390/1999 inzake de vorm en de inhoud van de boekhoudkundige informatie niet hebben nageleefd.

5.3.3. Correcties op de rekeningen

Naar aanleiding van opmerkingen van de verklarende instanties en van onderzoeken door de diensten van de Commissie zijn correcties aangebracht. Deze correcties bedragen in totaal:

België: + 0,5 miljoen euro

Duitsland: - 1,3 miljoen euro

Spanje: - 3,0 miljoen euro

Frankrijk: - 3,3 miljoen euro

Ierland: - 0,1 miljoen euro

Italië: + 29,5 miljoen euro

Nederland: + 0,8 miljoen euro

Portugal: + 0,07 miljoen euro

Verenigd Koninkrijk: - 14,5 miljoen euro.

5.4. Gevallen waarin bij het Hof van Justitie beroep tegen de goedkeuringsbeschikkingen is ingesteld

5.4.1. Arresten

Sinds de opstelling van het 30e financieel verslag van het EOGFL-Garantie heeft het Hof van Justitie zeven maal arrest gewezen met betrekking tot beroepen die door de lidstaten zijn ingesteld tegen de beschikking tot goedkeuring van de rekeningen.

Het Hof heeft het beroep afgewezen in de volgende gevallen:

- arrest van 11 januari 2001 (zaak C-247/98) betreffende de correctie van 2% van het bedrag van de steun voor akkerbouwgewassen, de premies voor dieren, de premies voor het uit de markt nemen van citrusvruchten, perziken en nectarines, de premies voor de definitieve stopzetting van de wijnbouw op wijnbouwareaal en verplichte distillatie in Griekenland;

- arrest van 6 maart 2001 (zaak C-278/98) betreffende de gebrekkige controles op de voorfinancieringsregeling inzake uitvoerrestituties in de sectoren granen en rundvlees in Nederland;

- arrest van 20 september 2001 (zaak C-263/98) betreffende de uitvoerrestituties voor granen en rundvlees in België;

- arrest van 13 september 2001 (zaak C-374/99) betreffende de consumptiesteun voor olijfolie en de ooien- en geitenpremies in Spanje;

- arrest van 13 september 2001 (zaak C-375/99) betreffende de openbare opslag van rundvlees in Spanje.

Het Hof heeft het beroep toegewezen in de volgende gevallen:

- arrest van 9 november 2000 (zaak C-148/99) betreffende de uitgaven voor vezelvlas en hennep in het Verenigd Koninkrijk;

- arrest van 14 december 2000 (zaak C-245/97) betreffende de uitgaven voor de bevordering van de verkoop van zuivelproducten in Duitsland.

5.4.2. Nog aanhangige zaken

De situatie op 16 oktober 2001 met betrekking tot de nog aanhangige zaken en de bijbehorende bedragen wordt uiteengezet in de bijlagen 18 tot en met 24.


6. BETREKKINGEN MET HET EUROPEES PARLEMENT EN DE EUROPESE REKENKAMER

6.1. Betrekkingen met het Europees Parlement

Het Europees Parlement, dat samen met de Raad de Begrotingsautoriteit vormt, is een van de bevoorrechte gesprekspartners van de Commissie en, bijgevolg, van de diensten van het EOGFL. Het natuurlijke kader voor de relatie tussen de instellingen is het Parlement, waar tijdens de zittingen alle communautaire begrotingskwesties aan de orde komen.

Het Europees Parlement telt drie parlementaire commissies die zich, in verschillende mate, bezig houden met landbouwbegrotingskwesties, namelijk de Commissie landbouw, de Begrotingscommissie en de Commissie begrotingscontrole.

De diensten van het EOGFL hebben in 2001 deelgenomen aan de dialoog van de Commissie met het Parlement, vooral aan de discussies over de ontwerpbegroting van de Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2002 in de Begrotingscommissie en in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. De uitkomst van de parlementaire debatten was dat de Parlementsvoorzitter de begroting 2002 heeft vastgesteld.

De Commissie begrotingscontrole heeft toegezien op de correcte uitvoering van de begroting voor 1999. Zij is met name belast met de voorbereiding van het besluit van het Europees Parlement waarbij deze instelling de Commissie kwijting heeft verleend.

6.2. Betrekkingen met de Europese Rekenkamer

6.2.1. Taak van de Europese Rekenkamer

De belangrijkste taak van de Rekenkamer is de controle van de rekeningen van de Gemeenschap. Bovendien is aan deze Instelling sinds het Verdrag van Maastricht een veel belangrijker rol toebedeeld, aangezien zij een verklaring moet afgeven over de betrouwbaarheid van de rekeningen van de Gemeenschap en over de wettigheid en de regelmatigheid van de verrichtingen waarop ze betrekking hebben. Wanneer deze verklaring wordt afgegeven, wordt daarmee officieel bevestigd dat de rekeningen een getrouw beeld geven van het betrokken begrotingsjaar. Ook is deze verklaring doorslaggevend bij de kwijtingsprocedure voor de Begrotingsautoriteit, die er gebruik van maakt bij het debat over de kwijting.

Om zich van zijn controletaak te kwijten voert de Rekenkamer binnen de Commissie meerdere audits uit. De ambtenaren van de Rekenkamer bezoeken zeer vaak de diensten van het EOGFL om de gegevens te verzamelen die nodig zijn om advies te kunnen uitbrengen, of om sectorbrieven of speciale verslagen te kunnen schrijven; naar aanleiding van die onderzoeken geeft de Rekenkamer de Commissie vaak richtsnoeren ter verbetering van het begrotingsbeheer om zodoende de communautaire controlemaatregelen doeltreffender te maken.

6.2.2. Jaarverslag 2000

De Rekenkamer stelt een algemeen jaarlijks verslag op over het voorbije begrotingsjaar waarin in verschillende hoofdstukken het beheer van de communautaire begroting wordt geanalyseerd. Een van die hoofdstukken is aan de activiteiten van het EOGFL-Garantie gewijd.

De bekendmaking van het verslag wordt voorafgegaan door vergaderingen van de Rekenkamer met de Commissie, waarbij beide instellingen de balans kunnen opmaken van de door de Rekenkamer naar voren gebrachte argumenten en conclusies, alsmede van de antwoorden en de toelichting van de Commissie. Het verslag is het resultaat van audits door de Rekenkamer bij de communautaire instellingen en van controlebezoeken in de verschillende lidstaten.

In het verslag over het begrotingsjaar 2000, dat vergezeld ging van de bijbehorende antwoorden van de Commissie, ging hoofdstuk 2 over de afdeling 'Garantie' van het EOGFL. De belangrijkste opmerkingen van de Rekenkamer en de antwoorden van de Commissie hadden betrekking op de volgende punten:

- het begrotingsbeheer;

- de betrouwbaarheidsverklaring (DAS);

- de goedkeuring van de rekeningen;

- het gevolg dat is gegeven aan eerdere verslagen van de Rekenkamer over:

- landbouwproducten die in aanmerking komen voor uitvoerrestituties,

- schapen- en geitenvlees,

- groenten en fruit,

- belangrijkste opmerkingen uit de speciale verslagen:

- hervorming van de goedkeuring van de rekeningen,

- geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS),

- melkquota,

- BSE (boviene spongiforme encefalopathie),

- aardappel- en graanzetmeel,

- uitvoerrestituties - bestemming en het in de handel brengen.

6.2.3. Speciale verslagen van de Europese Rekenkamer

In 2001 heeft de Rekenkamer zes speciale verslagen (SV's) gepubliceerd. Dit zijn de verslagen:

- SV nr. 4/01 over het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS),

- SV nr. 6/01 over de melkquotaregeling,

- SV nr. 7/01 over uitvoerrestituties - bestemming en het in de handel brengen van landbouwproducten,

- SV nr. 8/01 over productierestituties voor aardappel- en graanzetmeel en de steun voor aardappelmeel,

- SV nr. 10/01 over de financiële controle van de Structuurfondsen,

- SV nr. 14/01 over de follow-up van speciaal verslag nr. 19/98 van de Rekenkamer over de financiering van bepaalde maatregelen naar aanleiding van de BSE-crisis.

De volledige teksten van het jaarverslag en van de speciale verslagen met de opmerkingen van de Rekenkamer en de antwoorden van de Commissie zijn beschikbaar op de internetsite van de Rekenkamer (http://www.eca.eu.int).

7. LIJST VAN DE BASISBESLUITEN BETREFFENDE HET EOGFL, AFDELING 'GARANTIE', EN VAN DE AANPASSINGEN DAARVAN IN 2001

7.1. Algemeen/ Voorschottensysteem

- Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB L 160, blz. 103),

- Verordening (EEG) nr. 1883/78 van de Raad van 2 augustus 1978 betreffende de algemene regels voor de financiering van de interventies door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie (PB L 216, blz. 1),

- Verordening (EG) nr. 296/96 van de Commissie van 16 februari 1996 betreffende de door de lidstaten te verstrekken gegevens en de maandelijkse boeking van de uit de afdeling Garantie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) gefinancierde uitgaven, alsmede tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2776/88 (PB L 39, blz. 5)

Gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1934/2001 van de Commissie van 1 oktober 2001, (PB L 2001, blz. 8),

- Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad van 26 september 2000 betreffende de begrotingsdiscipline (PB L 244, blz. 27),

- Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PB L 160, blz. 80),

- Verordening van de Commissie nr. 445/2002 van 26 februari 2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) (PB L 74, blz. 1). Deze verordening is ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 1750/1999 van de Commissie, maar in het begrotingsjaar 2001 wel toegepast (PB L 214, blz. 31).

7.2. Controles

- Verordening (EEG) nr. 4045/89 van de Raad van 21 december 1989 inzake de door de lidstaten uit te voeren controles op de verrichtingen in het kader van de financieringsregeling van de afdeling Garantie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds van de Landbouw en houdende intrekking van Richtlijn 77/435/EEG (PB L 388, blz. 18),

- Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad van 27 november 1992 tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen (PB L 355, blz. 1)

Gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 495/2001 van de Commissie van 13 maart 2001 (PB L 72, blz. 6),

- Verordening (EG) nr. 2419/2001 van de Commissie van 11 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het bij Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad ingestelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen (PB L 327, blz. 11),

- Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PB L 204, blz. 1).

7.3. Goedkeuring van de rekeningen

- Verordening (EG) nr. 1663/95 van de Commissie van 7 juli 1995 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad aangaande de procedure inzake de goedkeuring van de rekeningen van het EOGFL, afdeling Garantie (PB L 158, blz. 6)

Gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2025/2001 van de Commissie van 16 oktober 2001 (PB L 274, blz. 3),

- Verordening (EG) nr. 2390/1999 van de Commissie van 25 oktober 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1663/95 wat betreft de vorm en de inhoud van de boekhoudkundige informatie die de lidstaten ter beschikking van de Commissie moeten houden in het kader van de goedkeuring van de rekeningen van het EOGFL, afdeling Garantie (PB L 295, blz. 1)

Gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1863/2001 van de Commissie van 10 september 2001 (PB L 259, blz. 1).

De Commissie heeft ook een serie beschikkingen gegeven inzake de goedkeuring van de rekeningen van de lidstaten:

- Beschikking 2001/137/EG van 5 februari 2001 op grond van artikel 5, lid 2, onder c), van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad en artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad - zesde beschikking (21 februari),

- Beschikking 2001/474/EG van 8 mei 2001 voor het begrotingsjaar 2000 -boekhoudkundige goedkeuring (22 juni),

- Beschikking 2001/557/EG van 11 juli 2001 op grond van artikel 5, lid 2, onder c), van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad en artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad - zevende beschikking (25 juli),

- Beschikking 2001/889/EG van 12 december 2001 op grond van artikel 5, lid 2, onder c), van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad en artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad - achtste beschikking (14 december).

7.4. Openbare opslag

a) Basisverordening

- Verordening (EEG) nr. 411/88 van de Commissie van 12 februari 1988 met betrekking tot de bij de berekening van de financieringskosten van de interventies in de vorm van aankoop, opslag en afzet toe te passen methode en rentevoeten (PB L 40, blz. 25) Gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2623/1999 van 10 december 1999 (PB L 318, blz. 14),

- Verordening (EEG) nr. 1643/89 van de Commissie van 12 juni 1989 tot vaststelling van de forfaitaire bedragen voor de financiering van de materiële verrichtingen in verband met de opslag van landbouwproducten (PB L 162, blz. 12),

- Verordening (EEG) nr. 3492/90 van de Raad van 27 november 1990 houdende bepaling van de elementen die in acht dienen te worden genomen in de jaarrekeningen voor de financiering van interventiemaatregelen in de vorm van openbare opslag door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie (PB L 337, blz. 3),

- Verordening (EEG) nr. 3597/90 van de Commissie van 12 december 1990 inzake boekingsregels voor aankoop, opslag en verkoop van landbouwproducten door de interventiebureaus (PB L 350, blz. 43),

- Verordening (EEG) nr. 147/91 van de Commissie van 22 januari 1991 tot vaststelling van tolerantiegrenzen voor de verliezen aan door de interventiebureaus opgeslagen landbouwproducten (PB L 17, blz. 9),

- Verordening (EEG) nr. 3149/92 van de Commissie van 29 oktober 1992 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap (PB L 313, blz. 50),

- Verordening (EG) nr. 2148/96 van de Commissie van 8 november 1996 tot vaststelling van de voorschriften voor de evaluatie van en de controle op de hoeveelheden landbouwproducten in de openbare interventievoorraden (PB L 288, blz. 6) Gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 808/1999 van de Commissie van 16 april 1999 (PB L 102, blz. 70).

b) Waardevermindering bij aankoop in het begrotingsjaar 2001

- Verordening (EG) nr. 2234/1999 van de Commissie van 9 oktober 2000 tot vaststelling van de waardeverminderingspercentages die bij de interventieaankoop van landbouwproducten moeten worden toegepast voor het boekjaar 2001 (PB L 256, blz. 11).

Bij deze verordening worden, voor het boekjaar 2001, de coëfficiënten vastgesteld voor de systematische waardevermindering die moet worden toegepast wanneer een landbouwproduct wordt aangekocht voor openbare opslag, alsmede de coëfficiënten die door de interventiebureaus moeten worden toegepast op de maandelijks vast te stellen aankoopwaarde van die producten, teneinde het bedrag van de waardevermindering te kunnen bepalen - Gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 151/2001 van 25 januari 2001 ten einde de verordening ook op alcohol en rundvlees toe te kunnen passen.

c) Extra waardevermindering aan het einde van het begrotingsjaar 2001

- Beschikking C(2001) 2955 def. van 8 oktober 2000 (niet gepubliceerd): betreft vaststelling van de bedragen en de uitvoeringsbepalingen voor de waardevermindering van de voorraden van bepaalde in het begrotingsjaar 2001 bij interventie aangekochte landbouwproducten.

Bij deze beschikking zijn de bedragen vastgesteld van de extra waardevermindering aan het einde van het begrotingsjaar 2000.

d) Vaststelling van de uniforme rentevoet voor het begrotingsjaar 2001

- Verordening (EG) nr. 2012/2001 van de Commissie van 12 oktober 2001 tot vaststelling van de bij de berekening van de financieringskosten van de interventies in de vorm van aankoop, opslag en afzet toe te passen rentevoeten (PB L 272, blz. 23).

Bij deze verordening zijn, voor het boekjaar 2001, de in artikel 3 en in artikel 4, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 411/88 van de Commissie bedoelde rentevoeten vastgesteld.

7.5. Agromonetaire maatregelen

Eind 1998 heeft de Raad twee verordeningen vastgesteld tot invoering, met ingang van 1 januari 1999, van een nieuw agromonetair systeem dat verenigbaar is met de invoering van de euro:

- Verordening (EG) nr. 2799/98 van de Raad van 15 december 1998 tot vaststelling van het agromonetaire stelsel voor de euro (PB L 349, blz. 1).

- Verordening (EG) nr. 2800/98 van de Raad van 15 december 1998 houdende overgangsmaatregelen voor de invoering van de euro in het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB L 349, blz. 8).

Waarschuwing: Bepaalde totalen of subtotalen in de hiernavolgende tabellen verschillen soms tot 0,1 miljoen euro van het bij optelling van de totalen van de regels of kolommen verkregen bedrag; dit verschil is toe te schrijven aan afrondingen: de totalen zijn namelijk meestal uitgedrukt in miljoenen euro's, terwijl de berekeningen worden gemaakt aan de hand van de volledige bedragen in euro's.

OVERZICHT VAN BIJLAGEN Beschikbaar in het Frans op papier bij DG Landbouw en op de website van DG Landbouw

Algemeen

1. Wisselkoersen begrotingsjaar 2001

Begrotingsprocedure

2. De begrotingsprocedure

Kaspositie en beheer van de kredieten

3. Overzicht uitvoering begroting 2001

4. Voorschotten aan de lidstaten voor het begrotingsjaar

5. Rechtstreekse betalingen

Analyse van de uitvoering van de begroting

6. Veterinaire en fytosanitaire maatregelen

7. Ten laste van de begroting 2001 geboekte uitgaven

8. Uitgaven van het EOGFL-Garantie per hoofdstuk en per lidstaat ten laste van de begroting 2001

9. Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie per hoofdstuk

10. Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie per lidstaat

11. Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie per sector

12. Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie per sector en procentueel (1997-2001)

13. Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie per sector naar economische aard van de maatregelen (1997-2001)

14. Specificatie van de uitgaven van het EOGFL-Garantie per sector naar economische aard van de maatregelen - begrotingsjaar 2001

15. Verdeling van de interventieuitgaven per hoofdstuk naar economische aard van de maatregelen - begrotingsjaar 2001

16. Verdeling van de interventieuitgaven in verband met opslag - begrotingsjaar 2001

17. Hoeveelheden en waarde van de producten in de openbare interventievoorraden

Goedkeuring van de rekeningen

18. Op 16.10.2001 nog aanhangige zaken betreffende een tegen de beschikking tot goedkeuring van de rekeningen over 1993 ingesteld beroep

19. Op 16.10.2001 nog aanhangige zaken betreffende een tegen de beschikking tot goedkeuring van de rekeningen over 1994 ingesteld beroep

20. Op 16.10.2001 nog aanhangige zaken betreffende een tegen de beschikking tot goedkeuring van de rekeningen over 1995 ingesteld beroep

21. Op 16.10.2001 nog aanhangige zaken betreffende een tegen de beschikking tot goedkeuring van de rekeningen, 2000/216/EG (vierde beschikking), ingesteld beroep

22. Op 16.10.2001 nog aanhangige zaken betreffende een tegen de beschikking tot goedkeuring van de rekeningen, 2000/449/EG (vijfde beschikking), ingesteld beroep

23. Op 16.10.2001 nog aanhangige zaken betreffende een tegen de beschikking tot goedkeuring van de rekeningen, 2001/137/EG (zesde beschikking), ingesteld beroep

24. Op 16.10.2001 nog aanhangige zaken betreffende een tegen de beschikking tot goedkeuring van de rekeningen, 2001/557/EG (zevende beschikking), ingesteld beroep

Het EOGFL en zijn financiële middelen - ontvangsten in de sector suiker

25. Verevening van de opslagkosten in de communautaire suikersector

26. Ontvangsten in de suikersector - begrotingsjaar 2001

27. Zelffinanciering in de suikersector - verkoopseizoenen 1995/96 tot en met 2000/2001.