Artikelen bij COM(2002)648 - Effect van veranderingen in de euro/dollarpariteit op de uitgaven van het EOGFL Garantie voor het begrotingsjaar 2002

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52002DC0648

Verslag van de Commissie aan de begrotingsautoriteit over het effect van veranderingen in de euro/dollarpariteit op de uitgaven van het EOGFL Garantie voor het begrotingsjaar 2002 /* COM/2002/0648 def. */


Verslag van de Commissie aan de begrotingsautoriteit over het effect van veranderingen in de euro/dollarpariteit op de uitgaven van het EOGFL-Garantie voor het begrotingsjaar 2002

BEGROTINGSJAAR 2002

I. INLEIDING

De waarde van de dollar beïnvloedt een belangrijk deel van de uitgaven van het EOGFL-Garantie.

Voor een groot aantal uitvoerrestituties voor landbouwproducten, met name voor granen, rijst en suiker, alsmede bepaalde interne-steunbedragen, zoals de productiesteun voor zetmeel, de steun voor het gebruik van suiker door de chemische industrie en de steun voor katoen, worden de daarvoor benodigde begrotingsmiddelen vastgesteld aan de hand van het verschil tussen de in euro uitgedrukte communautaire prijzen en de in VS-dollar uitgedrukte verwachte wereldmarktprijzen.

Ceteris paribus betekent een verandering van de waarde van de dollar in euro automatisch een verandering van het verschil in euro tussen de communautaire prijzen en de wereldmarktprijzen, en bijgevolg een verandering in de bedragen van de productiesteun en van de uitvoerrestitutie. Als de dollarkoers stijgt, wordt het verschil kleiner, waardoor de uitgaven dalen; bij een daling wordt het verschil groter en stijgen ook de uitgaven.

De Europese Raad van 11 en 12 februari 1988 heeft in zijn conclusies de wens uitgesproken uitdrukkelijk rekening te houden met de gevolgen voor de landbouwuitgaven van de veranderingen in de dollarkoers.

In verband daarmee heeft de Raad bij beschikking van 24 juni 1988 betreffende de begrotingsdiscipline een maatregel vastgesteld die voorziet in het opnemen van een reserve van 1 miljard ecu in de communautaire begroting 'als een voorziening voor de ontwikkelingen ten gevolge van aanzienlijke en onverwachte schommelingen in de dollar/ecu-marktpariteit ten opzichte van de in de begroting gebruikte pariteit' .

PB L 185 van 15.7.1988, blz. 29

Door de invoering van de gemeenschappelijke munteenheid per 1 januari 1999 worden verwijzingen naar de 'ecu' in rechtsintrumenten vervangen door de verwijzingen naar de 'euro'

De Europese Raad van 11 en 12 december 1992 in Edinburgh heeft besloten de monetaire reserve voor de periode 1993-1999 te behouden, maar tegelijk beslist het bedrag van de reserve vanaf 1995 tot 500 miljoen ecu te verlagen. Voorts is bij het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure van 29 oktober 1993 bepaald dat de monetaire reserve dient om het effect op de begrotingsuitgaven van belangrijke en onvoorziene schommelingen van de dollarpariteit ten opzichte van de voor de begroting gebruikte pariteit op te vangen. Vervolgens heeft de Raad van Ministers op 31 oktober 1994 zijn goedkeuring gehecht aan een nieuwe beschikking over de begrotingsdiscipline , waarin rekening wordt gehouden met de conclusies van de Europese Raad van Edinburgh en met het Interinstitutioneel Akkoord van 1993. In deze nieuwe beschikking was, zoals in de eerdere beschikking van 1988, bepaald dat de voor de begroting gebruikte euro/dollarpariteit gelijk is aan de gemiddelde marktkoers in de eerste drie maanden van het jaar dat aan het begrotingsjaar voorafgaat.

PB C 331 van 7.12.1993, blz. 1

PB L 293 van 12.11.1994, blz. 14

Voor de periode na 1999 is in de Europese Raad van Berlijn van 24 en 25 maart 1999 besloten de monetaire reserve af te bouwen en einde 2002 volledig af te schaffen. Voor 2000 en 2001 blijft de reserve op 500 miljoen, maar voor 2002 wordt deze tot 250 miljoen verlaagd. Dit besluit is door het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 bekrachtigd. Daarop is de beschikking van 1994 vervangen door Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad van 26 september 2000 betreffende de begrotingsdiscipline , die van toepassing is vanaf 1 oktober 2000. In de artikelen 8 tot en met 13 van deze verordening is bepaald hoe overeenkomstig de besluiten van de Europese Raad van Berlijn rekening moet worden gehouden met de euro/dollarpariteit. Op grond van deze verordening blijft de monetaire reserve in 2002 en 2001 op 500 miljoen euro, maar wordt deze voor 2002 tot 250 miljoen euro verlaagd en vanaf 2003 volledig afgeschaft. Wanneer de dollar ten opzichte van de in de begroting gebruikte pariteit stijgt, worden de besparingen in de afdeling Garantie naar de monetaire reserve overgeschreven tot een bedrag van 500 miljoen euro (250 miljoen in 2002). Bij extra begrotingskosten als gevolg van een daling van de dollar ten opzichte van de begrotingskoers die niet gedekt kunnen worden met op de begroting uitgetrokken middelen voor de titels 1 tot en met 3 van het EOGFL, afdeling Garantie, worden uit de monetaire reserve kredieten overgeschreven naar de begrotingsonderdelen van de afdeling Garantie waarvoor de daling van de dollarkoers consequenties heeft. Overschrijvingen naar of van de monetaire reserve vinden plaats wanneer de besparingen, respectievelijk de extra uitgaven de franchise van 200 miljoen euro (100 miljoen euro in 2002) overschrijden.

PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1

PB L 244 van 29.9.2000, blz. 27

Krachtens artikel 10 van Verordening (EG) nr. 2040/2000 moet de Commissie voor het begrotingsjaar 2002 bij de Begrotingsautoriteit verslag uitbrengen over het effect dat de schommelingen van de gemiddelde euro/dollarpariteit over de periode van 1 augustus 2001 tot en met 31 juli 2002 ten opzichte van de in de begroting gebruikte pariteit hadden voor de uitgaven van de titels 1 t/m 3 van het EOGFL-Garantie. Aan de hand van de gegevens in dit verslag kan worden bepaald of als gevolg van dat effect een overschrijving uit of naar de monetaire reserve moet worden voorgesteld, en hoeveel die dient te bedragen.

II. CONSEQUENTIES VAN DE DOLLARPARITEIT VOOR DE UITGAVEN VAN HET EOGFL-GARANTIE IN 2002

Om de gevolgen van de schommelingen van de euro/dollarpariteit voor de begroting 2002 te meten, moet overeenkomstig artikel 8 van de Verordening (EG) nr. 2040/2000 het verschil in aanmerking worden genomen tussen de in de periode van 1 augustus 2001 tot 31 juli 2002 geconstateerde gemiddelde euro/dollarpariteit en de voor de begroting 2002 gebruikte pariteit.

Bij de opstelling van het voorontwerp van begroting in april 2001 is overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2040/2000) bij de raming van de kredieten voor de begroting 2002 aanvankelijk uitgegaan van de pariteit EUR 1 = $ 0,92 (de gemiddelde pariteit over januari, februari en maart 2001). Toen de Commissie later einde oktober 2001 met betrekking tot de landbouwuitgaven een nota van wijzigingen bij het voorontwerp van begroting aannam, werd de pariteit vastgesteld op EUR 1 = $ 0,89 (het gemiddelde over juli, augustus en september 2001). De pariteit EUR 1 = $ 0,89 werd de definitieve begrotingskoers voor de raming van de begrotingsmiddelen voor 2002.

De hierna volgende tabel geeft de geconstateerde maandelijkse pariteitsverschillen ten opzichte van de begrotingskoers (EUR 1 = $ 0,89) in de in aanmerking genomen periode:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

In de betrokken periode was de euro gemiddeld (afgerond) $ 0,91 waard, d.i. 2,2 % meer dan de begrotingspariteit, corresponderend met een daling van de waarde van de dollar met 2,2 %. Deze waardevermindering van de dollar brengt extra uitgaven met zich voor het EOGFL-Garantie.

De geconstateerde gemiddelde koers EUR 1 = $ 0,91 is het rekenkundig gemiddelde van de dagkoersen in de betrokken periode van 12 maanden. In de eerste negen maanden van deze periode (augustus 2001-april 2002) schommelden de maandgemiddelden niet meer dan ± 2,5 % ten opzichte van de begrotingspariteit en was de gemiddelde koers over deze negen maanden nagenoeg gelijk aan de begrotingspariteit. Na april is de dollar echter sterk in waarde verminderd, zodat de gemiddelde koers EUR 1 = $ 0,99 bedroeg. Deze koers ligt ongeveer 11 % boven de in de begroting gebruikte pariteit.

Voor een correcte evaluatie van de extra uitgaven als gevolg van de daling van de dollarkoers t.o.v. de begrotingspariteit, bij een fluctuerend verschil, moet in de betrokken periode voor elk landbouwproduct waarvan de uitgaven in euro door de dollar worden beïnvloed, een gewogen gemiddelde koers worden vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de seizoengebonden omvang van de met restitutie uitgevoerde hoeveelheden of de hoeveelheden waarvoor interne steun wordt toegekend. Voor 2002 is deze gewogen gemiddelde koers voor alle betrokken producten en maatregelen: EUR 1 = $ 0,906.

Op grond van bovenstaande methodiek worden de extra uitgaven voor het EOGFL-Garantie als gevolg van de daling van de dollarkoers ten opzichte van de begrotingspariteit geschat op 33 mln euro voor het begrotingsjaar 2002. Het betrekkelijk geringe effect van de goedkopere dollar op de uitgaven voor 2002 is niet alleen te danken aan het feit dat de geconstateerde koers dichtbij de begrotingspariteit lag, maar ook aan het feit dat de hoeveelheid graan waarvoor een uitvoerrestitutie verleend werd, veel kleiner was dan in de afgelopen jaren, doordat de EU-prijzen de wereldmarktprijzen nagenoeg evenaarden gedurende het merendeel van de periode 2001-2002.

De bijlage bevat een gedetailleerde berekening van de extra uitgaven. Per hoofdstuk ziet de verdeling er als volgt uit:

B1-10 : Akkerbouwgewassen (granen)

B1-11 : Suiker

B1-13 : Katoen

B1-18 : Andere plantaardige sectoren (rijst)

B1-30 : Niet in bijlage I vermelde producten (granen, suiker, rijst)

B1-32 : Eilanden en perifere gebieden // 8 miljoen euro

15 miljoen euro

3 miljoen euro

-

6 miljoen euro

1 miljoen euro

TOTAAL // 33 miljoen euro

Dit totaal kan verschillen van de optelsom als gevolg van afrondingen

Voor de overige sectoren, in het bijzonder voor dierlijke producten, zij opgemerkt dat, evenals vorig jaar, voor de opstelling van de begroting niet uitgegaan is van wereldmarktprijzen in dollars. Bijgevolg hoeft geen rekening te worden gehouden met het effect van de koersschommeling van de dollar op de restituties of steunbedragen in deze sectoren.

Aangezien de extra uitgaven in 2002 (EUR 33 miljoen ) binnen de in artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2040/2000 bedoelde franchise van EUR 100 miljoen liggen, vindt geen overschrijving uit de monetaire reserve plaats. In ieder geval kunnen de extra uitgaven worden gedekt met de kredieten voor de titels 1 tot en met 3 van het EOGFL-Garantie voor het begrotingsjaar 2002.


BIJLAGE - Effect van de verandering in de euro/dollarpariteit op de uitgaven van het EOGFL-Garantie: begrotingsjaar 2002

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

N.B.: Op basis van de gegevens van de tabel zou een verandering van de euro/dollarpariteit met 10 % een verandering van het uitgavenpeil van 185 mln opleveren.

(1) Na aftrek van de met heffing of met nulrestitutie uitgevoerde hoeveelheden.


TOELICHTING BIJ DE BIJLAGE

In kolom (a) van de tabellen zijn alle begrotingsonderdelen opgenomen waarvoor een verandering van de waarde van de dollar uitdrukkelijk en rechtstreeks consequenties heeft.

In kolom (b) staan voor de betrokken periode de geraamde gemiddelde wereldmarktprijzen in dollar.

Zij komen overeen met hetzij de gemiddelde verkoopprijzen bij uitvoer van communautaire producten, hetzij de voor de berekening van de verschillende steunbedragen in aanmerking genomen prijzen.

Op die prijzen wordt een aanpassingscoëfficiënt [kolom (c)] toegepast die het gewicht aangeeft van de voor de bepaling van een steun- of restitutiebedrag in aanmerking genomen wereldmarktprijs. De wereldmarktprijs van maïs wordt bijvoorbeeld bij de bepaling van het bedrag van de restitutie voor de productie van zetmeel met 1,6 vermenigvuldigd.

In kolom (d) staan de gemiddelde wereldmarktprijzen in dollar, gecorrigeerd aan de hand van de aanpassingscoëfficiënt.

In kolom (e) staat de geconstateerde gemiddelde pariteit euro/dollar, die per begrotingsonderdeel is vastgesteld aan de hand van een weging waarbij rekening gehouden wordt met de seizoengebonden omvang van de met restituties uitgevoerde hoeveelheden of de hoeveelheden waarvoor interne steun wordt toegekend.

In de kolommen (f) en (g) zijn de gecorrigeerde wereldmarktprijzen in euro omgerekend enerzijds met de begrotingskoers (EUR 1 = $ 0,89) en anderzijds met de gemiddelde gewogen geconstateerde koers [kolom (e)].

Het effect per eenheid van de pariteitsschommelingen is in euro per ton aangegeven in kolom (h).

Dit bedrag per eenheid, vermenigvuldigd met de geraamde hoeveelheden [kolom (i)] waarvoor in de betrokken periode steun en/of restitutie is betaald, geeft de consequenties aan in miljoenen euro [kolom (j)].