Artikelen bij COM(2002)637 - Geïntegreerd kader voor partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied met derde landen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


1. INLEIDING

2. VERBINTENISSEN VAN DE GEMEENSCHAP TEN AANZIEN VAN BILATERALE BETREKKINGEN OP VISSERIJGEBIED DIE IN EEN FINANCIËLE BIJDRAGE VOORZIEN

2.1. Een duurzaam visserijbeleid buiten de wateren van de Gemeenschap

2.2. De bestaansreden van de verbintenissen van de Gemeenschap

2.3. Doel van de communautaire financiering

3. DOELSTELLINGEN EN TENUITVOERLEGGING VAN DE PARTNERSCHAPSOVEREENKOMSTEN OP VISSERIJGEBIED (POV's)

3.1. Waarom zijn partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied nodig?

3.2. Tenuitvoerlegging van de POV's

4. CONCLUSIE


1. INLEIDING

Visserijovereenkomsten werden door de Gemeenschap gesloten naar aanleiding van veranderingen van het zeerecht in de jaren zeventig. In een resolutie van de Raad van 3 november 1976 hebben de lidstaten ermee ingestemd om hun bevoegdheid op dit gebied over te dragen aan de Gemeenschap.

Zoals vermeld in haar mededeling over de hervorming van het GVB , vindt de Commissie het absoluut noodzakelijk om een verbeterd beleid inzake de visserijovereenkomsten tot stand te brengen samen met alle partners uit de privé- en de overheidssector binnen de Gemeenschap. Dit zal een belangrijke stap betekenen naar een herbevestiging van de verbintenis van de Gemeenschap om bij te dragen tot de duurzame ontwikkeling van de visserijactiviteiten op internationaal niveau. Op de wereldtop over duurzame ontwikkeling (WSSD) in Johannesburg, onderschreef de Gemeenschap het streven naar globale duurzame visserij inclusief de doelstelling "behoud van visbestanden of op herstel daarvan tot een niveau waarbij de maximale duurzame opbrengst wordt verkregen met het streven deze doelen voor uigeputte visbestanden te bereiken op een dringende basis en waar mogelijk niet later dan 2015. Deze en andere verbintenissen aangegaan door de EU in het Plan of Implementation aangenomen in Johannesburg, zal de toekomstige externe dimensies leiden van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

COM(2002)181 def. van 28 mei 2002.

De Commissie erkent dat in de visserij overeenkomsten rekening moet worden gehouden met de uiteenlopende en vaak complexe omstandigheden in de betrokken derde landen en met de diversiteit van de belanghebbenden, zulks per geval:

- allereerst dient de Gemeenschap de legitieme doelstellingen van haar visserijsector te verdedigen en in het internationale kader naar nieuwe allianties en partnerschappen met kuststaten in ontwikkeling te streven door middel van multilaterale acties die betrekking hebben op de visserij op de volle zee, grensoverschrijdende visbestanden en over grote afstanden trekkende soorten. In het kader van een duurzaam visserijbeleid dient de Gemeenschap ook impulsen te geven voor internationale en regionale samenwerking bij de duurzame exploitatie van de hulpbronnen op basis van degelijke wetenschappelijke adviezen en voor betere controle- en handhavingssystemen. Al deze voorwaarden zijn van essentieel belang voor een economisch levensvatbare en concurrerende visserijsector;

Zie, wat de deelneming door de Gemeenschap aan de regionale visserijorganisaties (RVO's) betreft, het document COM(1999)613 van 8.12.1999 en de conclusies van de Raad van 16 juni 2000.

- waar de visserijbelangen van oudsher worden gedeeld en evenwichtige betrekkingen bestaan, in het bijzonder met de naburige kuststaten, dient de Gemeenschap deze betrekkingen te consolideren door een op de totstandbrenging van een verantwoord visserijbeheer gerichte samenwerking met de betrokken derde landen via continuïteitsovereenkomsten. Daartoe zal de visserij-inspanning aan de betrokken hulpbronnen worden aangepast, zulks overeenkomstig de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid om voor een uit milieu-, economisch en sociaal oogpunt duurzame ontwikkeling te zorgen en overeenkomstig de conclusies van de Raad van 30 oktober 1997 ;

Document 11784/97 van 4 november 1997.

- in het geval van bilaterale betrekkingen die door economische, sociale of institutionele verschillen worden gekenmerkt, zal de Gemeenschap door middel van partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied (POV's) de samenwerking versterken om de uitvoering van een duurzaam visserijbeleid en een rationele en verantwoorde exploitatie van de hulpbronnen in het wederzijdse belang van de betrokken partijen te garanderen. Om de Europese vloot voor de verre visserij in staat te stellen zijn rol te consolideren moet de duurzame exploitatie van mondiale visbestanden worden gewaarborgd.

Deze mededeling spitst zich toe op de visserijovereenkomsten met derde landen die voorzien in de betaling van een financiële bijdrage. De Commissie stelt voor om bij de bilaterale betrekkingen van de EU op visserijgebied voor een geleidelijke verschuiving van toegangsovereenkomsten naar partnerschapsovereenkomsten te zorgen om bij te dragen tot een verantwoorde visserij in het wederzijdse belang van de betrokken partijen. Aangezien die overeenkomsten in hoofdzaak met ontwikkelingslanden, vooral ACS-landen, worden gesloten, is het noodzakelijk:

- in de eerste plaats de politieke doelstellingen van de verbintenissen van de Gemeenschap te onderzoeken ter bevordering van een beleidsdialoog over visserijkwesties,

- in de tweede plaats de maatregelen aan te geven en te definiëren die dienen te worden genomen voor de verwezenlijking van de politieke doelstellingen die de EG en haar partners gezamenlijk hebben bepaald.

2. VERBINTENISSEN VAN DE GEMEENSCHAP TEN AANZIEN VAN BILATERALE BETREKKINGEN OP VISSERIJGEBIED DIE IN EEN FINANCIËLE BIJDRAGE VOORZIEN

2.1. Een duurzaam visserijbeleid buiten de wateren van de Gemeenschap

De visserijovereenkomsten hebben de EG in staat gesteld om stabiele betrekkingen tot stand te brengen met 15 kuststaten in ontwikkeling. Deze overeenkomsten zullen het nodige kader voor de duurzame exploitatie van de visserijhulpbronnen bieden.

Dankzij deze visserijovereenkomsten worden in Europa en de kuststaten belangrijke economische activiteiten ontplooid die vaak van levensbelang zijn, dit niet alleen via de exploitatie van visserijhulpbronnen, maar ook via de ontwikkeling van aanverwante activiteiten. In de toekomst zou de positieve impact van de nieuwe partnerschapsovereenkomsten op de plaatselijke economie van het ontwikkelingsland nog belangrijker moeten zijn .

Daartoe zal de Gemeenschap impactbeoordelingsstudies verrichten omtrent het effect van de instandhouding van de Visserij Associatie Overeenkomsten alsook om de invloed op de plaatselijke economie te evalueren.

In het Groenboek over de toekomst van het GVB is een duidelijke en onbetwiste diagnose gesteld van de huidige situatie bij het beleid inzake de vloot voor de verre visserij. Die situatie neemt grotere vormen aan door het feit dat de vloot voor de verre visserij zich ontwikkelt in een mondiale context van schaarste en overbevissing van sommige visbestanden en hoe langer hoe minder kan concurreren met de vloten van nieuwe opkomende visserijnaties, die tegen lagere kosten werken. Ondertussen leiden de veralgemening van het varen onder goedkope vlag, illegale visserij, het gebrek aan doorzichtige regels en de effecten van directe of indirecte overheidssubsidies tot een toenemende verstoring van de concurrentie en tot de ontwikkeling van praktijken die minder garanties bieden voor het behoud van een duurzame mondiale visserijactiviteit .

Document COM(2001)135 def. van 20 maart 2001, punt 3.9 'De internationale dimensie van het GVB'.

Zie de mededeling van de Commissie 'Actieplan van de Gemeenschap ter bestrijding van illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visserij', COM(2002)180 def. van 28.5.2002.

De EG heeft zich er ondertussen toe verbonden om

- haar bijdrage aan uit milieu-, economisch en sociaal oogpunt duurzame ontwikkeling te vergroten ,

Zie de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's 'Naar een wereldwijd partnerschap voor duurzame ontwikkeling' - COM(2002)82 def. van 13.2.2002. Bovendien heeft de EG bijgedragen tot de Wereldtop over duurzame ontwikkeling. Zie in dit verband met name de punten 29, 30 en 31 van het uit die Top voortgekomen Plan of Implementation.

- verbeteringen na te streven om tot mondiaal goed bestuur op politiek en financieel gebied te komen,

- bij te dragen tot de uitroeiing van armoede in overeenstemming met de doelstellingen van duurzame ontwikkeling en de geleidelijke integratie van de ACS-landen in de wereldeconomie , ook bij de in het kader van de Doha-ontwikkelingsagenda gevoerde WTO-onderhandelingen over de handel in visserijproducten .

Cf. de Overeenkomst van Cotonou, meer in het bijzonder de artikelen 18, 23, 34, 53, 69 en 74 tot en met 78, en de Resolutie van de Raad over visserij en armoedebestrijding van 8 november 2001 (doc. 13398/01 van 14 november 2001).

Cf. Vierde Ministeriële Conferentie van de WTO in Doha van 9-14 november 2001 - WT/MIN(01) /DEC/W/1: '(....) In de context van deze onderhandelingen zullen de deelnemers ook streven naar verduidelijking en verbetering van de WTO-disciplines betreffende subsidies voor de visserij, rekening houdend met het belang van deze sector voor de ontwikkelingslanden .(...)'.

Het doel van de Europese Gemeenschap

De Europese Gemeenschap is bij vele gelegenheden overeengekomen, dat het zal bijdragen aan duurzame visserijen in en buiten de wateren van de gemeenschap. Verschillende communautaire beleidstakken zouden gezamenlijk moeten bijdragen aan deze algemene doelstelling in het nastreven van hun eigen specifieke doelstellingen:

* Het specifieke doel van het gemeenschappelijk visserijbeleid is om de communautaire aanwezigheid in de verre visserij te handhaven en het beschermen van de communautaire visserijbelangen

* Het specifieke doel van het communautaire ontwikkelingsbeleid is het aanmoedigen van de capaciteiten van de ontwikkelingslanden om hun maritieme hulpbronnen te ontwikkelen teneinde hun locale waarde te vermeerderen en om de gunstigste prijs te krijgen voor toelatings rechten in hun EEZ door buitenlandse vaartuigen.

Andere communautaire beleidstakken zoals Onderzoek, Handel en Milieu, dragen door hun eigen specifieke doelen ook bij aan het algemene doel van duurzame visserij.

Om de toekomst op lange termijn van de activiteiten van de vloot voor de verre visserij te garanderen zouden op dezelfde basis als voor het GVB verbintenissen op het gebied van het visserijbeleid moeten worden aangegaan ten aanzien van de duurzame exploitatie van de visserijhulpbronnen en de integratie van de milieubescherming.

Een gebrek aan politieke initiatieven op EU-niveau zou op middellange termijn leiden tot de geleidelijke inkrimping van de communautaire vloot voor de verre visserij. Dit zou niet gebeuren door het slopen van vaartuigen, maar waarschijnlijk veeleer door een verandering van vlag, vooral overschakeling op een goedkope vlag en/of een toeneming van particuliere visserijregelingen. De ervaring van de afgelopen jaren heeft uitgewezen dat na het vertrek van de communautaire vloot uit de visgronden van een derde land de omvang van de visserijactiviteit gelijk blijft of zelfs toeneemt doordat de communautaire vaartuigen worden vervangen door vaartuigen uit andere derde landen of door vaartuigen die onder goedkope vlag varen. Als particuliere visvergunningen aan ondernemingen worden verkocht, is er ook geen garantie dat de financiële tegenprestatie de visserijsector en de werknemers daarvan in het derde land op dezelfde manier ten goede zal komen als het geval is bij de gerichte acties van de Gemeenschap.

Deze situatie dient te worden voorkomen omdat zij zou resulteren in een aanzienlijke verkleining van de rol van het externe visserijbeleid van de EG en de verdwijning van de Europese vloot voor de verre visserij, en vervolgens in een vermindering van het vermogen van de Gemeenschap om haar verbintenissen in het kader van bilaterale en multilaterale visserijovereenkomsten na te komen en ten uitvoer te leggen. Ook zou daardoor een situatie ontstaan waarin de Europese vloot voor de verre visserij wordt vervangen door andere dergelijke vloten, die zullen werken volgens criteria en voorwaarden die misschien niet beantwoorden aan die van een mondiaal duurzaam visserijbeleid.

2.2. De bestaansreden van de verbintenissen van de Gemeenschap

Om deze redenen is de Commissie van mening dat de Gemeenschap, als een publieke speler bij de onderhandelingen over en het beheer van partnerschapsovereenkomsten op visserijgebeid (POV's), haar activiteiten op dit terrein moet voortzetten om de tenuitvoerlegging te bevorderen van de gedragscode voor een verantwoorde visserij (FAO 1995) en van de overeenkomst om de naleving van internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen (FAO 1993). Dit standpunt is opgenomen in de resolutie van de Raad van 8 november 2001 , waar wordt erkend dat visserijovereenkomsten tot de armoedebestrijding kunnen bijdragen als zij met inachtneming van de duurzaamheidsbeginselen worden ontworpen en uitgevoerd.

Document 13938/01 van 14 november 2001.

De Commissie is daarom van mening dat het voor de Europese bijdrage aan een verantwoord visserijbeleid noodzakelijk is een bindend kader tussen de Gemeenschap en de betrokken kuststaten in ontwikkeling te definiëren en ten uitvoer te leggen.

Met het doel een beleidsdialoog over visserijaangelegenheden tot stand te brengen, zullen alle middelen voor de tenuitvoerlegging van een dergelijk bindend kader in onderling overleg duidelijk moeten worden gedefinieerd en moeten worden onderworpen aan adequate controlemechanismen in overeenstemming met de communautaire beleidstakken en acties.

Daartoe dient het in het Verdrag neergelegde 'coherentiebeginsel' strikt in acht te worden genomen. Op elk beleidsterrein worden eigen doelstellingen nagestreefd door middel van de instrumenten en procedures die daartoe beschikbaar zijn , maar samenhang met de buiten communautaire activiteiten moeten worden gewaarborgd. De POV's van de Gemeenschap zullen daarom in overeenstemming zijn met het coherentiebeginsel.

Cf. artikel 178 van het Verdrag: de Gemeenschap houdt bij de uitvoering van beleid dat gevolgen kan hebben voor de ontwikkelingslanden rekening met de doelstellingen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking.

Cf. het derde deel van deze mededeling.

Tevens moeten de doelstellingen van een duurzame ontwikkeling van de visserij, met inbegrip van componenten die betrekking hebben op het beheer van de hulpbronnen, de controle en het vlootbeheer, in de POV's worden geïntegreerd. Er dient rekening te worden gehouden met het volgende:

- het beheer van de hulpbronnen is een gevoelig onderwerp in onze betrekkingen met de ontwikkelingslanden en de evaluatie van het beschikbare overschot in de wateren van die landen moet:

- in overeenstemming zijn met het beginsel dat de kuststaat meester is over het visserijbeleid ,

De Gemeenschap erkent het legitieme recht van de kuststaten in ontwikkeling om een nationaal en/of regionaal visserijbeleid ten uitvoer te leggen dat is gericht op (i) een duurzame exploitatie van hun visserijhulpbronnen, (ii) verhoging van de plaatselijke toegevoegde waarde en (iii) het verkrijgen van de eerlijkste prijs voor rechten op toegang tot die hulpbronnen waarvoor die staten niet beschikken over de capaciteit om ze te oogsten. Bij deze beleidsvormen moeten de uit het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties voortvloeiende rechten en plichten in acht worden genomen.

- zijn gebaseerd op degelijke wetenschappelijke en technische adviezen als bedoeld in artikel 62 van het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties ,

Zoals is vermeld in de mededeling over de hervorming van het GVB, zal deze kwestie worden behandeld in een actieplan dat specifiek betrekking heeft op de evaluatie van de visbestanden in niet-communautaire wateren.

- stroken met de communautaire doelstelling om overbevissing van de betrokken bestanden te voorkomen in het belang van de plaatselijke bevolkingen en ter wille van de duurzaamheid op lange termijn van hun visserijsector; daarom moeten de visserijmogelijkheden overeenkomen met en gebaseerd zijn op de beste beschikbare wetenschappelijke gegevens

- een beoordeling van de waarschijnlijke milieu-impact van de visserij inhouden met het oog op vaststelling van de nodige correctiemaatregelen.

- De controle-, toezicht- en bewakingsactiviteiten zijn zwakke punten bij de tenuitvoerlegging van POV's. Dit zal worden verholpen door samen met de betrokken landen partnerschapsacties betreffende controle op de visserij uit te voeren in overeenstemming met de uitgangspunten van de hervorming van het GVB.

- Onder het vlootbeheer kan ook de uiteindelijke opneming van Europese vaartuigen voor de verre visserij in de vissersvloot van de partner vallen. POV's kunnen zorgen voor het geschikte juridische kader en de geschikte financiële instrumenten die aansluiten bij de doelstellingen van onze partners, en kunnen daarbij de overdracht van technologie, kapitaal en know-how stimuleren door bevordering van gemengde vennootschappen waarin communautaire belangen en belangen van de betrokken kuststaten samenkomen .

Behalve via de financiële instrumenten van het GVB kan ook nog steun worden verleend via instrumenten zoals PROEURINVEST (een EU/ACS-partnerschapsprogramma ter bevordering van investerings- en technologiestromen in de ACS-landen), ESIP (een EU/SADC-programma voor investeringsbevordering), dat PROEURINVEST aanvult en er nauw mee wordt gecoördineerd, of de investeringsfaciliteit (die door de EIB en de Commissie gezamenlijk wordt beheerd). Met deze instrumenten kunnen investeringen en akkoorden over samenwerking tussen ondernemingen in de visserijsector in de ACS-landen worden bevorderd en ondersteund. Het betreft maatregelen om de kwaliteit van de plaatselijke productie te verhogen en de uitvoer te bevorderen, respectievelijk om voldoende middelen voor de financiering van investeringen te verschaffen. De genoemde instrumenten kunnen er ook een belangrijke rol in spelen dat plaatselijke marktdeelnemers en hun verenigingen de internationale normen gebruiken en in acht nemen, en zo bijdragen tot de tenuitvoerlegging van de partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied (POV's) en derhalve ook tot de duurzaamheid van de plaatselijke visserijactiviteiten.

De Gemeenschap zal er bovendien op toezien dat de overheidsmiddelen worden gebruikt ter ondersteuning van de toepassing van de beginselen van goed bestuur door de desbetreffende kuststaat die zich tot doel stelt een duurzaam visserijbeleid ten uitvoer te leggen.

2.3. Doel van de communautaire financiering

Oorspronkelijk was de betaling door de Gemeenschap voor toegangsrechten voor communautaire vloten hoofdzakelijk gerechtvaardigd door het gebruik dat werd gemaakt van hulpbronnen van de kuststaten. De financiële compensatie was gebaseerd op de door de betrokken kuststaat geboden toegang tot vangstmogelijkheden.

Nu ziet de Gemeenschap zich voor verdere uitdagingen geplaatst als gevolg van de problemen in verband met schaarse hulpbronnen, overbevissing en illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visvangst, welke problemen worden verergerd door het gebrek aan middelen in de kuststaten in ontwikkeling om voor een duurzaam beheer van de visserijhulpbronnen in de wateren onder hun jurisdictie te zorgen.

Daarom moet worden gedacht aan een ontwikkeling die de uitvoeringscapaciteit van de kuststaten in ontwikkeling versterkt en is ingepast in de strategie voor de duurzame ontwikkeling van de visserij van de partnerlanden van de Gemeenschap. Dit beleid dient te worden toegepast totdat de betrokken landen de capaciteit verkrijgen om hun eigen visserijbeleid doeltreffend te beheren.

Het actieterrein van de financiële bijdrage van de Gemeenschap moet worden verruimd. In de toekomst zal die financiële bijdrage worden gerechtvaardigd door een wederzijds belang van de twee partijen om in een duurzaam visserijbeleid te investeren en zal het niet slechts gaan om een betaling voor rechten van toegang tot vangstmogelijkheden ten bate van Europese visserijondernemingen. Een financiële compensatie van de Gemeenschap zal in overweging worden genomen zolang de kuststaten in ontwikkeling verder een deel van hun overschot ter beschikking van de belanghebbenden in de Gemeenschap stellen.

De Commissie is van mening dat de door de Gemeenschap beschikbaar gestelde financiële bijdrage niet kan worden beschouwd als een subsidie aan de Europese vissers. Deze bijdrage wordt gerechtvaardigd door de noodzaak voor de Gemeenschap om, in het kader van een wederzijds belang, passende steun te verlenen voor de ontwikkeling en het beheer van een duurzaam visserijbeleid in de derde landen waar de Europese vloot voor de verre visserij activiteiten ontplooit.

Een duidelijk onderscheid zal gemaakt worden tussen:

- Het gedeelte van de financiële bijdrage gegeven in ruil voor visserij mogelijkheden voor communautaire vaartuigen. De private sector zal meer verantwoordelijkheid voor de financiële bijdrage op zich nemen.

- Het gedeelte van de financiële bijdrage besteed aan visserijpartnerschap acties zoals beoordeling van de visbestanden, controle- toezicht- en bewakingsactiviteiten

Voor de toekomst zal de financiële bijdrage van de Gemeenschap moeten worden beschouwd als een investering die is gericht op verbetering om tot een verantwoorde en rationele visserij te komen, en daarom moeten worden 'gebaseerd' op nieuwe overwegingen. Deze bijdrage zal in hoofdzaak een dekking vormen voor uitgaven in verband met managementkosten, de wetenschappelijke beoordeling van de visbestanden, het visserijbeheer en de controle en het toezicht op de visserijactiviteiten en ook voor uitgaven in verband met de follow-up en de evaluatie van een duurzaam visserijbeleid.

Voor deze aanpak moeten nieuwe verhoudingen binnen de definitie van de financiële bijdrage worden berekend. Het relatieve gewicht van de vangstmogelijkheden wordt van ondergeschikte betekenis, terwijl het belangrijkste element het wederzijdse belang is dat de partijen hebben bij de totstandbrenging van een verantwoorde visserij op een duurzame basis.

In de toekomst dient, met inachtneming van het beginsel dat de kuststaat meester is over het ontwikkelingsbeleid, bij de bepaling van de financiële bijdrage van de EG in het kader van het GVB rekening te worden gehouden met de middelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van een duurzame visserij. Per geval dient de financiële bijdrage van de EG onder meer aan de hand van de volgende parameters te worden gedefinieerd:

het relatieve aandeel van de communautaire belangen in de benutting van het overschot en de plaatselijke toegevoegde waarde van de Europese activiteiten in de visserijsector van de partner. De visserijrechten zouden op een niveau gezet moeten worden dat overeenkomt met de doelstelling van duurzame exploitatie van visbestanden en die realistisch kunnen worden gehaald. In het geval van de vernieuwing van een POV, zal de mate van benutting van de vangstmogelijkheden in overweging worden genomen.- Specifieke, doelstellings maatregelen overeengekomen tussen de partijen en de toepassing daarvan.

Toegevoegde waarde van de met de visserij verbonden bedrijven, andere dan de bedrijven die de visvangst beoefenen.

en

- de verbintenissen van de kuststaat om duurzame visserij tot stand te brengen en om de nodige maatregelen in het wederzijds erkende belang van de betrokken partijen ten uitvoer te leggen.

De hoogte van de door de reders te betalen visrechten moet echter wel deel uitmaken van de POV's, waarin de rechten en plichten van de partijen worden vastgesteld .

De Commissie zal de voor de visvergunningen betaalde rechten analyseren op micro-economische basis met inachtneming van de kenmerken van elke visserijtak.

De Gemeenschap moet zorg dragen voor meer doorzichtigheid en samenhang met de algemene gemeenschappelijke regels betreffende budgettering en ontwikkelingsbeleid. De Commissie zal een aanpak ontwikkelen voor het uitvoeren van het toezicht en de controle op de fondsen bestemd voor het gedeelte van de financiële bijdrage voor de visserijpartnerschap acties.

3. DOELSTELLINGEN EN TENUITVOERLEGGING VAN DE PARTNERSCHAPSOVEREENKOMSTEN OP VISSERIJGEBIED (POV's)

3.1. Waarom zijn partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied nodig?

Het GVB heeft tot algemeen doel het uit economisch, sociaal en milieuoogpunt duurzame beheer van de visserijhulpbronnen te garanderen, ook buiten de communautaire wateren en met name in het kader van met derde landen gesloten POV's. Daartoe zal de Gemeenschap duurzaamheidsimpactbeoordelingen van de POV's verrichten op basis van de beste beschikbare gegevens en in overleg met de betrokken belanghebbenden.

Voor de coherentie tussen de externe en de interne dimensie van het GVB, en ook voor de coherentie tussen het GVB en het communautaire beleid inzake ontwikkelingssamenwerking, moeten de instrumenten en procedures van elke beleidstak bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van duurzame visserijactiviteit in de wateren van de kuststaten die onze partner zijn .

Dit zal worden bewerkstelligd dankzij synergie tussen de nationale en regionale programmeringsprocessen in het kader van de overeenkomst van Cotonou en de POV's.

Het POV-concept moet centraal staan in de externe dimensie van het GVB om bij te dragen tot het scheppen van de voorwaarden voor duurzame visserij buiten de communautaire wateren, zoals is onderstreept in de mededeling van de Commissie 'Naar een wereldwijd partnerschap voor duurzame ontwikkeling' .

COM (2002) 82 van 13 februari 2002.

De Commissie stelt voor om met de kuststaten in ontwikkeling een sectoraal partnerschap voor de visserij op te zetten in de lijn van de samenwerkingsprogramma's waarin de overeenkomst van Cotonou voorziet.

3.2. Tenuitvoerlegging van de POV's

Dankzij de beleidsdialoog moeten vóór de sluiting van de POV en met inachtneming van het beginsel dat de betrokken kuststaat meester is over het ontwikkelingsbeleid, de voorwaarden kunnen worden bepaald voor een beleid van duurzame ontwikkeling van de visserijactiviteiten in de wateren van het betrokken land.

Dit zal het mogelijk maken duidelijkheid te scheppen op de volgende punten:

- de beoordeling van het nationale beleid voor de visserijsector zoals dit door de kuststaat is uitgestippeld;

- de behoeften waaraan volgens de kuststaat moet worden voldaan met het oog op de duurzame ontwikkeling van zijn visserijsector, rekening houdend met de plaatselijke economie;

- de op communautair niveau benodigde financiële middelen voor ontwikkelingssteun of voor de POV, met de nodige aandacht voor het specifieke karakter van elk financieel instrument;

- de nodige wetenschappelijke en technische beoordelingen van de toestand van de visbestanden die mogelijk in de wateren van de betrokken kuststaat zouden kunnen worden bevist;

- het bestaan van een overschot waarop kan worden gevist door vloten voor de verre visserij, en de voorwaarden voor de toegang tot dat overschot;

- het deel van dat overschot dat de kuststaat bereid is toe te wijzen aan vissers uit de Gemeenschap;

- de bedreigingen die de visserij mogelijk oplevert voor het milieu, met het oog op het nemen van passende correctiemaatregelen;

- de uitwerking van een algeheel kader om het gemeenschappelijke belang te behartigen, en van passende maatregelen en voorwaarden voor de tenuitvoerlegging en de evaluatie van dat kader;

- het juridische en institutionele kader, dat rekening houdt met de verplichtingen en de politieke verbintenissen om tot een verantwoorde visserij te komen en een uit milieu-, economisch en sociaal oogpunt rationele exploitatie van de visbestanden mogelijk te maken;

- synergieën die op regionaal niveau kunnen worden bewerkstelligd dankzij regionale samenwerking bij het visserijbeleid;

- de bijdrage van de overheden aan een verantwoorde visserij; het scheppen van een positief investeringsklimaat en het bevorderen van de nodige technische, wetenschappelijke, economische en sociale overdrachten aan de visseri;

- de activiteiten van de economische actoren die recht zouden doen aan de politieke initiatieven van de betrokken overheden en zouden bijdragen tot de verwezenlijking ervan;

- de punten van zorg van de civiele samenleving.

Waar mogelijk zal via de POV, in overeenstemming met het wederzijdse belang van de partijen en de doelstellingen van de samenwerkingsovereenkomst, steun worden verleend voor maatregelen die zijn gericht op het bevorderen van de oprichting van gemeenschappelijke vennootschappen, de overdracht van know-how, de overdracht van technologieën, investeringen en capaciteitsbeheer ten bate van de visserijsector en in overeenstemming met de doelstellingen en richtsnoeren van de partnerschapsovereenkomst voor samenwerking tussen de EG en het betrokken derde land.

De POV's zullen moeten worden ingepast in de opzet van de ontwikkelingsstrategieën van de kuststaten zoals deze voortvloeien uit de ontwikkelingsprogramma's die met hulp van de Gemeenschap op nationaal of regionaal niveau worden uitgewerkt. Er dient ook een beroep op ontwikkelingssamenwerking te worden gedaan voor de formulering van een visserijbeleid door de betrokken kuststaat in ontwikkeling en voor de follow-up van de ondernomen acties, met inbegrip van die voor vloten voor de verre visserij die vissen in wateren onder zijn jurisdictie, om de impact van de duurzame ontwikkeling van visserijactiviteiten te kunnen beoordelen.

De onderhandelingen over en het beheer van de POV's zullen verder plaatsvinden overeenkomstig de bestaande institutionele voorschriften. De rechtsgrondslag voor de onderhandelingen over en de goedkeuring van overeenkomsten zal artikel 300 van het EG-Verdrag in combinatie met artikel 37 van dat Verdrag blijven.

4. CONCLUSIE

De conclusies van de Raad uit oktober 1997 in herinnering brengend, bevestigt de Commissie opnieuw dat de externe dimensie van het GVB een essentiële component van dat beleid is.

De Commissie is van mening dat de politieke beginselen die aan de verbintenissen van de EG voor haar vloot voor de verre visserij ten grondslag liggen, dienen te worden aangepast om bij te dragen tot de duurzame ontwikkeling van de visserij in het wederzijdse belang van de partijen. De bilaterale verbintenissen dienen in overeenstemming te zijn met de internationale verbintenissen van de EG en te zijn gebaseerd op de beginselen van het GVB, wat betekent dat een visserijbeleid tot stand moet worden gebracht dat duurzaam is uit economisch, sociaal en milieuoogpunt en gebaseerd op de beste beschikbare wetenschappelijke gegevens.

Daarom stelt de Commissie in overeenstemming met de grote lijnen van de hervorming van het GVB voor om instrumenten en procedures te hanteren die zijn gebaseerd op partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied, met het doel een geïntegreerd en bindend kader tussen de partijen uit te werken ten behoeve van de coherentie van het externe visserijbeleid dat de EG voert tegenover kuststaten waarmee zij betrekkingen in de visserijsector onderhoudt De Commissie zal duidelijke regels ontwikkelen voor het vaststellen van de verschillende delen van de visserijovereenkomsten.

Naar het oordeel van de Commissie dient, op voorwaarde dat er een politiek akkoord over deze mededeling bestaat en de lopende verbintenissen van de Gemeenschap terdege in acht worden genomen, met name wat de overeenkomsten en protocollen betreft waarover nu wordt onderhandeld, deze aanpak te worden bevorderd en geleidelijk ten uitvoer te worden gelegd, zodat beginnende in 2003 duurzame impactbeoordelingen zullen worden uitgevoerd voor de onderhandelingen voor nieuwe partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied.