Artikelen bij COM(2003)122 - Door Frankrijk overeenkomstig de procedure van artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EEG ingediend verzoek om machtiging tot toepassing van een gedifferentieerde accijns op gasolie die door bedrijfsvoertuigen wordt gebruikt

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52003DC0122

Mededeling van de Commissie aan de Raad betreffende een door Frankrijk overeenkomstig de procedure van artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EEG ingediend verzoek om machtiging tot toepassing van een gedifferentieerde accijns op gasolie die door bedrijfsvoertuigen wordt gebruikt /* COM/2003/0122 def. */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD betreffende een door Frankrijk overeenkomstig de procedure van artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EEG ingediend verzoek om machtiging tot toepassing van een gedifferentieerde accijns op gasolie die door bedrijfsvoertuigen wordt gebruikt

1. Indiening van het verzoek

Overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EG van de Raad betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliën heeft de Raad op 12 maart 2001 bij Beschikking 2001/224/EG Frankrijk gemachtigd om een gedifferentieerd accijnstarief toe te passen voor gasolie die door bedrijfsvoertuigen wordt gebruikt. Deze machtiging gold van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002.

PB L 316 van 31.10.1992, blz. 12. Richlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/74/EG (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 46.).

PB L 84 van 23.3.2001.

Bij brief van 8 november 2002 hebben de Franse autoriteiten de Commissie overeenkomstig artikel 8, lid 4, van vorengenoemde richtlijn meegedeeld dat zij de geldigheidsduur van artikel 2 van Beschikking 2001/224/EG van de Raad van 12 maart 2001 waarbij Frankrijk wordt gemachtigd om een gedifferentieerd accijnstarief toe te passen voor gasolie die door bedrijfsvoertuigen wordt gebruikt, wensten te verlengen tot 31 december 2008.

Omdat de Commissie van mening was dat haar niet alle relevante of benodigde gegevens waren verstrekt, heeft zij bij brief van 5 december 2002 de Franse autoriteiten verzocht bepaalde aspecten van de voorgenomen regeling te verduidelijken. Frankrijk heeft dit op 3 januari 2003 gedaan.

De overige lidstaten werden op 23 januari 2003 van het verzoek van Frankrijk in kennis gesteld.

De maatregel voorziet in een gedeeltelijke teruggaaf van de accijns op in Frankrijk aangekochte gasolie, binnen de grenzen van een halfjaarlijks plafond, aan in de Europese Gemeenschap gevestigde ondernemers van goederenvervoer over de weg. De maatregel geldt uitsluitend voor bedrijfsvoertuigen die voor het vervoer van goederen zijn bestemd, in een land van de Europese Gemeenschap zijn geregistreerd en een hoogst toegelaten gewicht van meer dan 7,5 ton hebben. Het plafond voor de teruggaaf is vastgesteld op 20 000 liter per halfjaar. Voor de periode 2003-2004 zal het teruggaafbedrag worden vastgesteld op 21,3 euro per 1000 liter gasolie.

Ondernemingen uit Frankrijk en de Gemeenschap hebben daadwerkelijk gebruikgemaakt van de teruggaafregeling.

Gasolie die wordt verbruikt voor het personenvervoer, valt buiten het bestek van dit verzoek.

De Franse autoriteiten zijn van mening dat de maatregel in kwestie naadloos aansluit bij het voorstel voor een richtlijn inzake de gasolie voor het wegvervoer, dat ertoe strekt een geharmoniseerde belasting op commerciële gasolie in te voeren.

2. Toetsing door de Commissie

Overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EEG kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen besluiten dat een lidstaat uit specifieke beleidsoverwegingen verdere vrijstellingen of verlagingen van de accijns mag invoeren.

Op 15 november 2000 heeft de Commissie een voorstel aangenomen voor een beschikking van de Raad waarbij Frankrijk wordt gemachtigd om de derogatie die voorziet in een accijnsverlaging voor gasolie die door bedrijfsvoertuigen en wegvervoerders wordt verbruikt, met twee jaar te verlengen - met dien verstande dat een verdere verlenging na 31 december 2002 niet meer mogelijk is -, onverminderd de regels inzake staatssteun.

COM(2000) 678 def.

In artikel 2 van Beschikking 2001/224/EG van 12 maart 2001 heeft de Raad Frankrijk gemachtigd om tot 31 december 2002 een gedifferentieerd accijnstarief te blijven toepassen voor gasolie die in bedrijfsvoertuigen wordt gebruikt, op voorwaarde dat die gedifferentieerde tarieven in overeenstemming zijn met de verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 92/82/EEG , met name de in artikel 5 van die richtlijn bedoelde minimumtarieven. De Commissie heeft de volgende verklaring laten opnemen in de notulen bij de beschikking van de Raad:

PB L 316 van 31.10.1992, blz. 19. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/74/EG (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 46).

"De Commissie is van oordeel dat de belastingvoordelen ten behoeve van het wegvervoer, en met name de verlenging ervan, niet geheel aansluiten bij de doelstellingen van het beleid van de Gemeenschap op het gebied van milieu, vervoer en energie. De Commissie is derhalve niet voornemens om na 2002 extra verlengingen voor te stellen met betrekking tot de afwijkingen voor het wegvervoer."

Op verzoek van Frankrijk heeft de Raad op 3 mei 2002 een beschikking gegeven waarbij de maatregelen voor de teruggaaf van de accijns aan de wegvervoerders verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden verklaard . Gelet op artikel 2 van Beschikking 2001/224/EG is deze beschikking slechts geldig tot 31 december 2002.

Beschikking 2002/363/EG van de Raad van 3 mei 2002 inzake de toekenning door de Franse regering van steun aan wegvervoersondernemingen (PB L 131 van 16.5.2002, blz. 15).

De Franse autoriteiten hebben de steun die zij overeenkomstig voorliggend verzoek wensen te verlenen, nog niet bij de Commissie aangemeld. De Commissie meent echter dat een analyse op grond van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag zal moeten worden verricht om te kunnen vaststellen of de maatregel als staatssteun moet worden aangemerkt en of hij al dan niet verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. De Commissie is van oordeel dat de goedkeuring van de richtlijn betreffende de belasting van energieproducten, zonder dat dit Frankrijk ontslaat van zijn verplichting voorgenomen steun aan te melden, toch zou kunnen leiden tot een wijziging van het toetsingskader voor de verenigbaarheid van de staatssteun die in de door de Franse autoriteiten voorgenomen maatregel is vervat, ten opzichte van het kader waarbinnen de Commissie het door Frankrijk over de periode 2000-2002 ingestelde mechanisme voor de verlaging van de accijns op gasolie heeft onderzocht.

Daarnaast gaat het debat binnen de Raad over de belasting van energieproducten door. Het compromisvoorstel van het voorzitterschap (doc. 15354/1/02 - Fisc 311 rev.1 cor.1 van 13 februari 2003 (laatste versie)) voorziet in de mogelijkheid dat Frankrijk de belasting differentiatie voor gasolie die door bedrijfsvoertuigen wordt verbruikt, tot 1 januari 2005 verlengt. De richtlijn in kwestie is evenwel nog niet door de Raad aangenomen.

3. Conclusie

De Commissie kan de Raad geen voorstel voor een beschikking voorleggen waarbij Frankrijk wordt gemachtigd een gedifferentieerde accijns toe te passen op de gasolie voor bedrijfsvoertuigen. De Commissie vraagt dat de Raad onderzoekt welk gevolg aan het door Frankrijk ingediende verzoek dient te worden gegeven overeenkomstig artikel 8, lid 4, derde alinea, van Richtlijn 92/81/EEG.

Tot slot herinnert de Commissie eraan dat, uit hoofde van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 (thans 88)van het EG-Verdrag , elk voornemen om nieuwe steun te verlenen door de betrokken lidstaat tijdig bij de Commissie moet worden aangemeld. Voorts mag steun die moet worden aangemeld, pas ten uitvoer worden gelegd nadat de Commissie een besluit tot machtiging daartoe heeft genomen of geacht wordt te hebben genomen.