Artikelen bij SEC(2003)541 - Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie - Alarmsysteem nr. 3/2003

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


1. Algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven

2. Besteding van de kredieten (voorlopige cijfers)

3. TOELICHTING

4. CONCLUSIES


1. Algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven

De onderstaande tabellen geven de algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven ten opzichte van het uitgavenprofiel aan. De cijfers zijn gebaseerd op de uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 2002 tot en met 31 januari 2003.

1.1. Subrubriek 1a: GLB

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

1.2. Subrubriek 1b: plattelandsontwikkeling

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. Besteding van de kredieten (voorlopige cijfers)

De besteding van de kredieten (voorlopige cijfers) voor de eerste drie maanden van het begrotingsjaar 2003 is aangegeven in de volgende tabel:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. TOELICHTING

3.1. Besteding van de kredieten voor maart 2003

Voor maart 2003 (uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 2002 tot en met 31 januari 2003) is van de kredieten van rubriek 1 van de begroting een bedrag van euro 27 287,9 mln, d.w.z. 60,9 %, besteed. De uitgaven liggen

- voor subrubriek 1a (traditionele uitgaven van het EOGFL-Garantie en veterinaire uitgaven) euro 570,4 mln boven de indicator;

- voor subrubriek 1b (plattelandsontwikkeling) 40,6 miljoen euro boven de indicator.

3.2. Monetaire factoren

Dollarpariteit van de euro

Het bovenstaande uitgavenbedrag is inclusief de ontwikkeling van de dollarpariteit van de euro. Voor een groot deel van de uitvoerrestituties voor landbouwproducten, met name die voor granen en suiker, en voor bepaalde vormen van interne steun, zoals die voor katoen, is het uitgavenpeil afhankelijk van de ontwikkeling van de dollarkoers.

Overeenkomstig de verordening van de Raad over de begrotingsdiscipline (Verordening nr. 2040/2000 van de Raad van 26 september 2000) is de nota van wijzigingen bij de landbouwbegroting 2003 opgesteld op basis van de gemiddelde dollarpariteit van de euro voor de periode juli tot en met september 2002, en die bedroeg euro 1 = 0,98 $. Over de periode van 1 augustus 2002 tot 31 januari 2003 bedroeg de gemiddelde dollarpariteit euro 1 = $ 1,00; dit is iets hoger dan de pariteit waarvan voor de opstelling van de begroting voor 2003 is uitgegaan.

3.3. Marktfactoren

Subrubriek 1a

De besteding voor subrubriek 1a ligt zowel voor plantaardige producten als voor dierlijke producten boven de indicator. De overbesteding voor plantaardige producten is hoofdzakelijk toe te schrijven aan de sectoren akkerbouwgewassen en olijfolie. Voor dierlijke producten is de overbesteding hoofdzakelijk toe te schrijven aan de schapenvleessector. Voor de bijkomende uitgaven geeft hoofdstuk B1-39 van de begroting een overbesteding te zien, die momenteel door de Commissie wordt onderzocht, aangezien het zou kunnen gaan om uitgaven die de lidstaten onder een verkeerde begrotingspost gedeclareerd hebben.

Bij sommige hoofdstukken van de begroting moet toelichting worden gegeven:

Hoofdstuk B1-10: akkerbouwgewassen // Verschil : + euro 318 mln (+ 1,9 %)

// (uitgaven: euro 16 176 mln)

(indicator: euro 15 858 mln)

Aan het begin van het begrotingsjaar gaat het in dit hoofdstuk meestal om de betaling van rechtstreekse steun: deze betalingen moeten worden verricht tussen 16 november 2002 en 31 januari 2003. Volgens de ramingen van de Commissie wijst de overbesteding ten opzichte van de indicator op een snellere uitbetaling van deze steun. Er wordt namelijk geraamd dat de lidstaten gemiddeld reeds 98 % van de verschuldigde rechtstreekse steun hebben betaald, terwijl het gemiddelde niveau van de indicator voor deze regelingen werd berekend op ongeveer 95 % van de begrotingskredieten voor de betrokken periode. In dit ogenblik ziet het ernaar uit dat de overbesteding van tijdelijke aard is.

Hoofdstuk B1-12: olijfolie // Verschil : + euro 78 mln (+ 3,3 %)

// (uitgaven: euro 1 894 mln)

(indicator: euro 1 816 mln)

Deze overbesteding ten opzichte van de indicator is gedeeltelijk toe te schrijven aan de iets snellere uitbetaling van de voorschotten voor de productiesteun voor olijfolie. Voorts had ongeveer euro 34 miljoen van de door de lidstaten gedeclareerde uitgaven betrekking op productiesteun voor het vorige begrotingsjaar 2000/2001, waarvan de betaling niet was gepland bij de opstelling van de indicator.

Hoofdstuk B1-14: vezelgewassen en zijderupsen // Verschil : + euro 31 mln (+ 3,4 %)

// (uitgaven: euro 680 mln)

(indicator: euro 649 mln)

Deze overbesteding is gedeeltelijk toe te schrijven aan een snellere uitbetaling van de steun voor katoen. Naar verwachting zal de situatie in de volgende maanden weer normaal worden.

Hoofdstuk B1-21: rundvlees // Verschil : - euro 119 mln (- 1,4 %)

// (uitgaven: euro 2 926 mln)

(indicator: euro 3 045 mln)

Deze onderbesteding is toe te schrijven aan het feit dat er minder rundvlees met restitutie is uitgevoerd. Deze vermindering van de uitvoer van rundvlees zal naar verwachting aanhouden tot het einde van het jaar, wat tot een onderbesteding van de betrokken kredieten leidt.

Hoofdstuk B1-22: schapen- en geitenvlees // Verschil : + euro 356 mln (+ 19,8 %)

// (uitgaven: euro 1 505 mln)

(indicator: euro 1 149 mln)

Voor de periode van 16 oktober 2002 tot en met 31 maart 2003 is een lineair profiel opgesteld voor de betalingen op grond van de nieuwe premievoorschriften. Volgens de ramingen van de Commissie wijst de overbesteding ten opzichte van de indicator op een snellere uitbetaling van de schapen- en geitenpremies door de betrokken lidstaten. Er wordt namelijk geraamd dat de lidstaten gemiddeld reeds 83 % van de verschuldigde premies hebben betaald, terwijl het gemiddelde niveau van de indicator voor deze regeling werd berekend op ongeveer 64 % van de begrotingskredieten voor de periode tot 31 januari 2003.

4. CONCLUSIES

Besteding van de kredieten per 31 maart 2003

Voor maart 2003 (uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 2002 tot en met 31 januari 2003) is er een overbesteding voor subrubriek 1a. Deze overbesteding is toe te schrijven aan bepaalde begrotingshoofdstukken, maar voor het ogenblik wordt ervan uitgegaan dat ze van tijdelijke aard is. De overbesteding voor subrubriek 1b is onbeduidend en behoeft voor het ogenblik geen nadere toelichting.