Artikelen bij COM(2003)479-1 - Ontwikkelingen met betrekking tot de consumptie, het wassen en het merken van eieren

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


1. Samenvatting en conclusies

2. Inleiding

3. Ontwikkeling met betrekking tot de consumptie van eieren

3.1. Eieren in de schaal en eiproducten

3.2. Consumptie van consumptie-eieren naar houderijsysteem

3.3. Afzetkanalen

3.4. Producenten- en detailhandelprijzen

4. Hygiënewetgeving en het wassen van eieren

4.1. Beschikking 94/371/EG van de Raad

4.2. Herschikking van de wetgeving inzake levensmiddelenhygiëne (voorstellen voor hygiënewetgeving)

4.3. Het wassen van eieren

4.3.1. De huidige situatie

4.3.2. Ontwikkelingen in Zweden

5. Het merken van consumptie-eieren

5.1. De richtlijn dierenwelzijn en bedrijvenregister

5.2. Het merken van consumptie-eieren

5.2.1. In de EU geproduceerde eieren

5.2.2. Ingevoerde eieren

6. Aanbevelingen en voorstellen


1. Samenvatting en conclusies

Met dit verslag wordt tegemoetgekomen aan het verzoek van de Raad om onderzoek te doen naar de ontwikkelingen met betrekking tot de consumptie van eieren en naar de vraagstukken inzake de hygiëne en het wassen van eieren en inzake het merken van eieren om de producent en het houderijsysteem te kunnen identificeren. Het is onder meer gebaseerd op de uitkomst van ad-hocbijeenkomsten van een groep deskundigen en op gegevens die afkomstig zijn van handelsorganisaties en lidstaten, en bevat een beschrijving van de consumptie van en de afzet van eieren, gerelateerd aan de verschillende houderijsystemen. Beoogd wordt, maatregelen voor te stellen om de gemeenschappelijke handelsnormen voor eieren aan te passen.

In het verslag zijn de volgende conclusies en aanbevelingen opgenomen:

1. Om de traceerbaarheid van eieren en de informatie aan de consumenten te verbeteren moet, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 5/2001 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1907/90, met ingang van 1 januari 2004 op consumptie-eieren een code worden gestempeld die het registratienummer van de producent aangeeft en aan de hand waarvan het houderijsysteem kan worden vastgesteld.

2. Om de controle van de verkoop van eieren op plaatselijke markten te vergemakkelijken, moet ook op eieren die door de producent zelf worden verkocht, een code worden gestempeld.

3. Het wassen van consumptie-eieren moet, onder stringent toezicht, voor een overgangsperiode van drie jaar worden toegestaan aan pakstations die daarvoor op 1 juni 2003 toestemming hadden. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid moet uiterlijk op 31 december 2005 een uitgebreid wetenschappelijk verslag indienen over het wassen van consumptie-eieren.

4. De Commissie zal door professionele organisaties gevoerde campagnes opzetten om de consumenten te informeren over de nieuwe voorschriften inzake het merken van eieren.

5. De Commissie zal Verordening (EG) nr. 1274/91 aanpassen om, enerzijds, met name kleine producenten meer flexibiliteit te verschaffen met betrekking tot de vraag waar de eieren moeten worden gestempeld (op het producerende bedrijf of in het pakstation) en, anderzijds, om aanvullende garanties te bieden dat frauduleuze handelspraktijken bij producenten, verpakkers en groothandelaars worden voorkomen.

6. De Commissie zal eveneens voorstellen doen tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1274/91 met betrekking tot de aanduiding ter identificatie van bedrijven (verzamelaars, pakstations) en zij zal de nodige maatregelen treffen om overlappingen tussen de handelsnormen en toekomstige communautaire voorschriften inzake hygiëne, met name ten aanzien van de erkenning van dergelijke bedrijven, te vermijden.

2. Inleiding

Op 19 december 2000 heeft de Raad in de handelsnormen voor eieren het merken van consumptie-eieren met de code van de producent aan de hand waarvan het houderijsysteem kan worden vastgesteld, verplicht gesteld.

In Verordening (EG) nr. 5/2001 van de Raad houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 1907/90 betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren is bepaald dat deze verplichting met ingang van 1 januari 2004 van toepassing is.

PB L 2 van 5.1.2001, blz. 1.

In diezelfde verordening verzoekt de Raad de Commissie een verslag in te dienen, in de volgende bewoordingen: 'De Commissie legt uiterlijk 30 juni 2003 aan de Raad een verslag voor over de ontwikkeling van de consumptie van eieren, de wensen van consumenten en hun organisaties, alsmede over vragen betreffende het merken van eieren en controles, vergezeld van passende voorstellen.'.

Daarnaast moet overeenkomstig overweging 6 van die verordening in het verslag worden ingegaan op 'de ontwikkeling van de regelgeving inzake levensmiddelenhygiëne, met name wat gewassen eieren betreft, en de resultaten van de onderhandelingen in WTO-verband'.

Op 16 december 2002 is in de Raad politieke overeenstemming bereikt over een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong, waarbij bepaalde verklaringen van de Commissie in de Raadsnotulen zijn opgenomen. De Commissie bevestigt met name dat zij, overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1907/90, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 5/2001, uiterlijk op 30 juni 2003 bij de Raad een verslag zal indienen, vergezeld van passende voorstellen. In het verslag wordt in het bijzonder ingegaan op de relatie tussen hygiënewetgeving en wetgeving inzake de afzet van eieren, onder meer identificatiemerken, de erkenning van bedrijven en het wassen van eieren.

Met het onderhavige verslag wordt aan die verzoeken tegemoetgekomen. Het is onder meer gebaseerd op de uitkomst van twee bijeenkomsten van een groep deskundigen, waarvoor vertegenwoordigers van producenten-, handels- en consumentenorganisaties waren uitgenodigd. Verder is de kwestie met betrekking tot het wassen van eieren met deskundigen en tijdens een bezoek aan Zweden besproken. Ten slotte wordt in dit verslag niet verwezen naar de WTO-onderhandelingen, aangezien deze zich nog in de voorbereidende fase bevinden.

3. Ontwikkeling met betrekking tot de consumptie van eieren

3.1. Eieren in de schaal en eiproducten

De menselijke consumptie van eieren wordt voor het grootste deel gevolgd aan de hand van twee soorten gegevens:

a) consumentenaankopen van eieren,

b) voorzieningsbalansen.

De gegevens van huishoudpanels hebben gewoonlijk alleen betrekking op eieren in de schaal. Zij vertegenwoordigen dus slechts een deel van de totale consumptie van eieren, omdat geen rekening wordt gehouden met huishoudelijke aankopen van eiproducten of van levensmiddelen die eieren bevatten, noch met de consumptie in de catering.

In de voorzieningsbalansen wordt de totale menselijke consumptie van eieren berekend door de invoer/uitvoer van eieren en eiproducten op te tellen bij/af te trekken van de (geraamde) eierproductie, rekening houdend met gebruik voor andere doeleinden dan levensmiddelen (broedeieren en eieren voor technisch gebruik, verliezen, wijzigingen in de voorraad).

De in de voorzieningsbalansen berekende totale menselijke consumptie van eieren in de lidstaten vanaf 1986 is weergegeven in tabel 1, uitgedrukt in kg per capita (voor Oostenrijk, Zweden en Finland vanaf 1991).

De gemiddelde consumptie per capita in de EU is sinds 1990 tamelijk stabiel gebleven, schommelend tussen 12,5 en 13,5 kg. Deze stabiliteit is het gevolg van uiteenlopende ontwikkelingen in drie groepen landen. In bepaalde landen (Verenigd Koninkrijk, Spanje, Italië, Ierland) kunnen twee periodes worden onderscheiden:

- tot begin jaren negentig: een afname en

- in de voorbije jaren: een herstel van de consumptie per capita.

In een tweede groep landen is de consumptie gedaald (Duitsland tot begin jaren negentig, Finland en, in mindere mate, Zweden), terwijl ten slotte in Nederland, Portugal en Italië de laatste jaren de consumptie stijgt.

Van bijzonder belang voor de ontwikkeling van de totale consumptie van eieren in de ontwikkelde landen is de toenemende consumptie van kant-en-klare levensmiddelen ten gevolge van maatschappelijke trends (toename van het aantal eenpersoonshuishoudens en buitenshuis werkende vrouwen). Als gevolg hiervan worden thuis en in de cateringsector steeds meer eiproducten en levensmiddelen die ei bevatten, gebruikt in plaats van eieren in de schaal.

Hoewel er in de EU geen uitgebreide statistieken zijn met betrouwbare gegevens, wordt deze trend door verschillende bronnen bevestigd. Volgens ramingen uit 2002 wordt 20% van alle consumptie-eieren verwerkt door de eiproductenindustrie. Verwacht wordt dat dit percentage de komende tien jaar zal oplopen tot meer dan 30%, zoals is gebeurd in de VS, waar vandaag de dag al een derde van alle consumptie-eieren wordt verwerkt.

3.2. Consumptie van consumptie-eieren naar houderijsysteem

Gelijktijdig met een groeiend bewustzijn ten aanzien van dierenwelzijnskwesties in Midden- en Noordwest-Europa is de vraag naar andere eieren dan kooieieren sinds de jaren zeventig gestaag toegenomen en de pluimveehouderijen hebben zich aan die veranderingen aangepast.

Al in 1985 (Verordening (EEG) nr. 1831/84 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1943/85) zijn in de gemeenschappelijke handelsnormen voor eieren bepalingen vastgelegd betreffende geharmoniseerde criteria, etikettering en controle van 'alternatieve' houderijsystemen (vrije uitloop, scharreleieren, volière-eieren).

Deze houderijsystemen zijn in 2001 gedefinieerd om rekening te houden met Richtlijn 1999/74/EG van de Raad tot vaststelling van minimumnormen voor de bescherming van legkippen en zijn met ingang van 2002 teruggebracht tot slechts drie categorieën:

- vrije uitloop,

- scharrel,

- kooi.

Uit de door de lidstaten in het kader van de verordeningen inzake de handelsnormen verzamelde gegevens valt de ontwikkeling van het aantal in alternatieve systemen gehouden hennen in de Gemeenschap op te maken. Zoals blijkt uit tabel 2, is het totale aantal toegenomen van ongeveer 10 miljoen in 1991 tot 39 miljoen in 2002, ofwel van 3% tot 14% van alle hennen. Voor het Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk, Ierland, Denemarken en Nederland ligt dit percentage op 20%, terwijl in commerciële bedrijven in Spanje, Griekenland en Portugal bijna alle hennen worden gehouden in een kooisysteem.

Wat de detailhandel betreft, is het aandeel van eieren van hennen met vrije uitloop en scharreleieren groter in op de uitvoer gerichte landen zoals Nederland, maar ook in Denemarken en Oostenrijk (bijna 50%), waar supermarktketens, op eigen initiatief en/of onder druk van dierenbeschermingsorganisaties, aanzienlijk minder of helemaal geen kooieieren meer verkopen. Met betrekking tot Duitsland, waar het aandeel verpakte eieren met 'bijzondere afzetvoorwaarden' in het totale aantal in de detailhandel verkochte eieren is gestegen van 26% in 1998 tot 39% in 2002 (bron: ZMP), zijn gedeeltelijke gegevens beschikbaar. Voor het Verenigd Koninkrijk zal naar schatting in 2012 de markt voor eieren zal bestaan uit 50% kooieieren en 50% alternatieve eieren, waarvan 42% eieren van hennen met vrije uitloop en 8% scharreleieren (bron: EUWEP, bijeenkomst van een groep van deskundigen, februari 2003).

Houderijsystemen, inclusief biologische systemen, 'maïseieren'

De markt voor biologische eieren is van geringe betekenis. Volgens een in 2002 gepubliceerde studie bedroeg het percentage biologisch geproduceerde eieren in de EU in 2000 gemiddeld 1,3%, waarbij Denemarken de opvallende uitzondering was met 15% (zie tabel 3).

In 2002 is in sommige landen de verkoop van alternatieve eieren teruggelopen vanwege de lagere groei van het inkomen van de consument (bron: ZMP).

3.3. Afzetkanalen

In juli 2002 en februari 2003 heeft de Commissie vertegenwoordigers van producenten, handelaars en consumenten uitgenodigd op twee bijeenkomsten van deskundigen om de ontwikkeling van de consumptie en de kwesties inzake het merken van eieren te bespreken. De deskundigen werd onder meer verzocht gegevens te verstrekken over het aan- en verkoopgedrag met betrekking tot consumptie-eieren. Helaas zijn de ontvangen gegevens niet representatief voor de Gemeenschap, aangezien slechts enkele lidstaten informatie hebben verstrekt. (zie tabellen 4a en 4b).

De volgende conclusies gelden dan ook alleen voor de vermelde lidstaten:

over het algemeen wordt niet meer dan 10% direct door de producenten aan de consument verkocht, behalve in Oostenrijk (biologische eieren en eieren van hennen met vrije uitloop) en Duitsland. In dit laatste land is met ingang van 2003 de wijze waarop gegevens worden verzameld, veranderd, hetgeen heeft geleid tot een wezenlijk ander beeld; de rechtstreekse verkoop (op het bedrijf, huis-aan-huisverkoop, plaatselijke markten) bedroeg bijna 50% van alle huishoudelijke aankopen en is nu gedaald naar 22%;

het aandeel van producenten-verpakkers verschilt aanzienlijk naar gelang van de lidstaat (Spanje: 99%, Frankrijk: 35% voor kooieieren) en het houderijsysteem (geen producenten-verpakkers voor eieren van hennen met vrije uitloop of biologische eieren in Frankrijk, maar in Oostenrijk ligt het percentage tussen 30% en 85%).

3.4. Producenten- en detailhandelprijzen

De gegevens die de groep van deskundigen voor ten hoogste lidstaten heeft verstrekt, tonen aan dat scharreleieren in de detailhandel gemiddeld 60% duurder zijn dan gewone kooieieren. Voor eieren van hennen met vrije uitloop en biologische eieren moet de consument respectievelijk 95% en 150% meer betalen. Deze prijsverschillen vallen lager uit wanneer 'discount'-detailhandelbedrijven (zoals ALDI, enz.) zich meer gaan toeleggen op de verkoop van alternatieve eieren.

De prijsverschillen vallen niet te rijmen met:

- de verklaring van de consumentenvertegenwoordiger in de groep deskundigen van februari 2003 dat de consument bereid is 40% meer te betalen voor alternatieve eieren;

- de constatering dat de verschillen tussen de productiekosten voor eieren van verschillende houderijsystemen kleiner zijn dan die tussen hun respectieve detailhandelprijzen, met andere woorden, voor alternatieve eieren gelden in de detailhandel hogere marges.

Aangenomen dat 2002 een 'gemiddeld' jaar was voor de producenten, waarin de ontvangen prijzen kostendekkend waren of net boven dat niveau lagen.

4. Hygiënewetgeving en het wassen van eieren

4.1. Beschikking 94/371/EG van de Raad

Bij Beschikking 94/371/EG zijn specifieke gezondheidsvoorschriften vastgesteld voor het in de handel brengen van kippeëieren van de volgende soorten: eieren van klasse A, eieren van klasse B, andere dan koelhuiseieren of verduurzaamde eieren, en niet-gesorteerde eieren. Deze beschikking geldt echter niet voor eieren die bestemd zijn voor de productie van eiproducten.

De beschikking is er vooral op gericht regels vast te stellen voor de essentiële stadia van de productie- en afzetketen voor eieren:

* opslag en vervoer:

in de beschikking is bepaald dat de eieren tot op het moment van verkoop droog moeten worden gehouden, moeten worden beschermd tegen direct zonlicht, en moeten worden opgeslagen op het bedrijf van de producent en worden vervoerd bij een bij voorkeur constante temperatuur.

* levering aan de consument:

in de beschikking is de maximumtermijn voor levering aan de consument vastgesteld op 21 dagen na de legdatum. Bovendien is de uiterste verkoopdatum gedefinieerd als de datum van minimale houdbaarheid min zeven dagen.

Bij de herschikking van de hieronder beschreven bestaande communautaire wetgeving inzake levensmiddelenhygiëne zijn enkele van deze bepalingen in aanmerking genomen.

4.2. Herschikking van de wetgeving inzake levensmiddelenhygiëne (voorstellen voor hygiënewetgeving)

Een van de belangrijkste onderdelen van het Witboek over voedselveiligheid, dat in januari 2000 door de Commissie is goedgekeurd, is het hygiënepakket. Met dit pakket, dat 5 wetgevingsbesluiten omvat, wordt één transparant hygiënebeleid tot stand gebracht en wordt de EU-hygiënewetgeving, die hiervoor bestond uit 17 verschillende richtlijnen, samengevoegd, geharmoniseerd en vereenvoudigd. Een en ander heeft geleid tot vijf voorstellen voor een verordening inzake levensmiddelenhygiëne, officiële controles en veterinairrechtelijke vraagstukken.

Sinds dit pakket in het kader van de medebeslissingsprocedure op 24 juli 2000 ter goedkeuring is voorgelegd aan de Raad en het Europees Parlement, is veel vooruitgang geboekt met het wetgevingsproces. Het vierde voorstel is in december 2002 goedgekeurd en bekendgemaakt. Bovendien heeft de Raad in juni 2002 politieke overeenstemming bereikt over het eerste voorstel en in december 2002 over het tweede voorstel. De Raad is evenwel overeengekomen geen gemeenschappelijk standpunt in te nemen totdat voldoende vooruitgang was geboekt met betrekking tot andere onderdelen van het pakket (in het bijzonder het derde voorstel), om de onderlinge samenhang te waarborgen.

De kerngedachte bij de herschikking van de hygiënevoorschriften, en met name in de eerste twee voorstellen, is dat de levensmiddelenproducenten en volledig verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van de door hen geproduceerde levensmiddelen. De toepassing van het HACCP-systeem (Hazard Analysis Critical Control Point) en de inachtneming van hygiënevoorschriften moeten deze veiligheid waarborgen. Dit is in overeenstemming met de internationaal aanvaarde aanpak die wordt bepleit door de Codex Alimentarius. Bovendien is bepaald dat de hygiënevoorschriften moeten worden toegepast op alle niveaus in de voedselketen, van de primaire productie tot de levering aan de eindgebruiker ('van boer tot bord').

Met het eerste voorstel van het pakket (Hygiëne 1) wordt beoogd een gemeenschappelijke basis te leggen voor de inachtneming van de hygiënebeginselen door alle exploitanten van een levensmiddelenbedrijf. Het voorstel bestrijkt alle levensmiddelen van dierlijke en van plantaardige oorsprong en regelt het opstellen van gidsen voor goede praktijken door de levensmiddelensectoren om de exploitanten van een levensmiddelenbedrijf richtsnoeren te verstrekken op het gebied van de voedselveiligheid en de toepassing van HACCP. Het voorziet ook in enige flexibiliteit voor de levensmiddelenbedrijven in afgelegen gebieden, voor de traditionele levensmiddelenproductie en voor de toepassing van HACCP in kleine bedrijven, alsmede in de registratie van alle levensmiddelenbedrijven door de bevoegde autoriteit.

Met het tweede voorstel (Hygiëne 2) wordt beoogd gedetailleerde hygiënevoorschriften vast te stellen die moeten worden nageleefd door alle exploitanten van een levensmiddelenbedrijf die met levensmiddelen van dierlijke oorsprong (waaronder eieren en eiproducten) werken. Dit voorstel is van toepassing op onverwerkte en verwerkte producten van dierlijke oorsprong, maar ook op producten van dierlijke oorsprong die worden gebruikt voor de vervaardiging van gemengde producten uit producten van plantaardige oorsprong en verwerkte producten van dierlijke oorsprong.

In het derde voorstel (Hygiëne 3) zijn specifieke voorschriften vastgelegd voor de organisatie van officiële controles van producten van dierlijke oorsprong en meer in het bijzonder van vlees, weekdieren, visproducten, melk en zuivelproducten. Deze voorschriften zijn aanvullingen op de algemene voorschriften die zijn vastgesteld in het voorstel voor een verordening inzake officiële veiligheidscontroles van levensmiddelen en diervoeders. Het vierde voorstel (hygiëne 4) betreft maatregelen die moeten worden genomen om de verspreiding van dierziekten door producten van dierlijke oorsprong te voorkomen. Ten slotte is ter afronding een vijfde voorstel (Hygiëne 5) bijgevoegd, tot intrekking van de bestaande wetgeving inzake de bovengenoemde onderwerpen.

De belangrijkste bepalingen, die van invloed zullen zijn op de sector eieren, staan in de eerste twee voorstellen van dit pakket.

* Op het niveau van de primaire productie moeten eierproducenten goede werkmethoden toepassen en maatregelen treffen om erop toe te zien dat levensmiddelen en uitgangsmateriaal worden geproduceerd onder hygiënische omstandigheden. Zij moeten hun activiteiten uitvoeren overeenkomstig de speciaal voor de primaire productie opgestelde algemene hygiënevoorschriften (Hygiëne 1 - bijlage I) en, waar nodig, overeenkomstig de specifieke hygiënevoorschriften inzake de opslag en het vervoer van eieren (Hygiëne 2 - bijlage III, sectie X, hoofdstuk I). Zij moeten worden geregistreerd door de bevoegde autoriteit.

* Voor de daaropvolgende productiestadia wordt de toepassing van HACCP verplicht. Verzamelaars, pakstations en inrichtingen voor de vervaardiging van eiproducten moeten op de HACCP-beginselen gebaseerde permanente procedures opzetten, toepassen en instandhouden, om erop toe te zien dat de producten die zij in de handel brengen, veilig zijn. Daartoe kunnen zij gebruik maken van richtsnoeren of codes voor goede praktijken die zijn ontwikkeld ter ondersteuning van hun activiteiten.

Bovendien moeten zij de algemene en specifieke hygiënevoorschriften naleven:

* in de algemene hygiënevoorschriften (Hygiëne 1 - bijlage II) wordt verwezen naar de eisen waaraan met name de in de levensmiddelenbedrijven gebruikte infrastructuur en de uitrusting moeten voldoen;

* met de specifieke hygiënevoorschriften (Hygiëne 2 - bijlage III, sectie X, hoofdstukken I en II) worden de voorschriften van Beschikking 94/371/EG (zie punt 4.1) en van Richtlijn 89/437/EEG inzake hygiëne- en gezondheidsvraagstukken bij de bereiding en het in de handel brengen van eiproducten vereenvoudigd.

- Algemeen gesproken wordt het in de handel brengen van in de Gemeenschap geproduceerde producten van dierlijke oorsprong uitsluitend toegestaan indien zij geheel zijn vervaardigd in bedrijven die zijn geregistreerd of, in voorkomend geval, zijn erkend door de bevoegde autoriteit. Voor de activiteiten van verzamelaars, pakstations en inrichtingen voor de vervaardiging van eiproducten moet goedkeuring worden verleend. Evenzo wordt het in de handel brengen van een product van dierlijke oorsprong dat in een erkende inrichting moet zijn vervaardigd, in principe alleen toegestaan als de inrichting beschikt over een identificatiemerk waarop het erkenningsnummer staat vermeld. In het in december 2002 overeengekomen ontwerp van een gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake de specifieke hygiënevoorschriften is het volgende bepaald: 'Een identificatiemerk is niet nodig voor eieren waarvoor in Verordening (EG) nr. 1907/90 voorschriften inzake etikettering of identificatiemerken zijn vastgelegd.'. Dit betekent dat de registratie en identificatie van verzamelaars en pakstations blijft vallen onder de gemeenschappelijke handelsnormen.

- Uit specifiek oogpunt worden, wat eieren betreft, de huidige voorschriften inzake de opslag en het vervoer van eieren in het voorstel (Hygiëne 2) gehandhaafd. Ook blijft de maximumtermijn voor de levering van eieren aan de consument 21 dagen. De datum van minimale houdbaarheid is echter niet meer gedefinieerd.

4.3. Het wassen van eieren

De wetgeving van de Europese Unie verbiedt het wassen van eieren van klasse A voor de menselijke consumptie. Een vers ei van klasse A moet worden geproduceerd op een wijze die garandeert dat het geschikt is voor menselijke consumptie. Gewassen eieren moeten in een lagere klasse worden ingedeeld. Dit staat in contrast met de houding van derde landen, zoals de VS, Japan en Australië, waar het wassen van eieren veel wordt toegepast.

Wat de lidstaten betreft, komt het wassen van eieren alleen in Zweden veel voor, om tegemoet te komen aan de wensen van de consument. Zelfs in andere lidstaten, zoals het Verenigd Koninkrijk en Italië, heeft de consument mogelijk het idee dat een gewassen ei veiliger is. Dat consumenten dit denken is een gevolg van het herhaaldelijk voorkomen van gevallen van voedselvergiftiging, veroorzaakt door de in eieren voorkomende Salmonella enteriditis en van mediacampagnes over dit onderwerp. Doordat er meer gebruik wordt gemaakt van alternatieve houderijsystemen en er daardoor een hoger percentage eieren van niet in kooien gehouden hennen op de markt komt, worden er meer vuile eieren geproduceerd. De vuile eieren moeten in een lagere klasse worden ingedeeld en voor een lagere prijs worden verkocht, waardoor de producenten inkomensverlies lijden. Dit verklaart waarom er nog altijd interesse is voor het wassen van eieren.

Men moet evenwel bedenken dat een ei over zijn gehele oppervlakte wordt bedekt door een schaalvlies. Onder normale omstandigheden en bij een goede behandelingswijze, beschermt dit vlies het ei tegen uitdroging en biedt het een natuurlijke bescherming tegen de gebruikelijke in de flora aanwezige verontreinigende stoffen die op de buitenkant van een ei voorkomen. De ei-inhoud kan verticaal verontreinigd worden wanneer de eierstokken of de eileider van de leghen geïnfecteerd zijn, en horizontaal wanneer verontreinigende stoffen, bijvoorbeeld afkomstig van fecaal materiaal of stof in het nest, door de schaal doordringen in het ei. Het wassen van eieren kan verticale verontreiniging niet voorkomen. Bij horizontale verontreiniging biedt het schaalvlies een natuurlijke bescherming en bij een verkeerde behandeling kan beschadiging van het schaalvlies het ei kwetsbaarder maken en neemt het risico dat de ei-inhoud verontreinigd raakt, toe. Het risico van beschadiging van het schaalvlies kan verband houden met:

- de aanwezigheid van water op de schaal (ook gewone condensatie kan het vlies beschadigen als het ei nat wordt verpakt),

- de aanwezigheid van ijzer in het waswater,

- fecale verontreiniging op de schaal en, als dit het geval is,

- het borstelen van het ei om het vuil te verwijderen,

- hoge druk (bijvoorbeeld bij het wassen), enz.

Om bovenstaande redenen moet het reinigen van eieren zeer voorzichtig gebeuren, om te voorkomen dat het natuurlijke vlies kapotgaat en de kwaliteit van het ei als gevolg daarvan vermindert.

4.3.1. De huidige situatie

De Europese wetgeving verbiedt het wassen van consumptie-eieren van klasse A. In artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1274/91 van de Commissie van 15 mei 1991 houdende bepalingen ter toepassing van Verordening (EEG) nr. 1907/90 van de Raad betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren staat: 'Eieren van klasse ,A' mogen vóór of na het sorteren niet worden gewassen, noch op een andere wijze gereinigd." Op grond van deze bepaling moeten gewassen eieren worden heringedeeld in klasse B, maar met uitzondering van Zweden komt het wassen van eieren binnen de EU zelden voor. De onwil binnen de EU om het wassen van eieren toe te staan, houdt verband met de mogelijkheid dat het schaalvlies wordt beschadigd, zoals hierboven beschreven.

PB L 121 van 16.5.1991, blz. 11.

In de EU-wetgeving is bepaald dat de eieren van de huidige klassen B en C worden samengevoegd tot één klasse B en dat, met ingang van 1 januari 2004, eieren van klasse B niet langer mogen worden verkocht als consumptie-eieren. Dit heeft geleid tot ongerustheid in Zweden, waar het wassen van eieren gebruikelijk is en bepaalde consumenten er de voorkeur aan geven gewassen eieren te kopen.

In landen waar het wassen van eieren is toegestaan, wordt deze praktijk gezien als een handeling die tamelijk weinig risico met zich meebrengt.

Tegenwoordig is, vanwege de manier waarop de eieren worden gewassen en vanwege de op de markt beschikbare uitrusting, deze praktijk beter te verantwoorden dan vroeger. De huidige in de handel beschikbare machines voor het wassen van eieren zijn minder agressief ten opzichte van de eieren.

Momenteel kan het algemene commerciële proces voor het wassen van eieren worden verdeeld in 4 fasen:

1. nat maken

2. wassen

3. spoelen en

4. drogen

5. Hierna volgen dan het sorteren en het verpakken, zoals in inrichtingen waar de eieren niet worden wassen.

Voor middelgrote en grote pakstations zijn de kosten te dragen, met een geringe stijging van de prijs van eieren. De kosten worden geraamd op 0,01 EU per gewassen ei en die extra kosten zijn te verwaarlozen als de consument bereid is ervoor te betalen.

4.3.2. Ontwikkelingen in Zweden

Het wassen van eieren is al veertig jaar een gewoonte in Zweden. De Zweedse consument geeft de voorkeur aan gewassen eieren, na een voorlichtingscampagne waarin de cateringsector, en met name voor de levering aan ziekenhuizen, sterk aandrong op het wassen van eieren. In Zweden wordt iets meer dan 50% van de consumptie-eieren gewassen.

De Zweedse autoriteiten hebben de Europese Commissie verzocht door te mogen gaan met het wassen van eieren voor de nationale markt. De diensten van de Commissie hebben in mei 2003 een werkgroepvergadering gehouden en op 5 en 6 juni 2003 een tweedaags bezoek gebracht aan Zweden, waarbij de Commissie is bijgestaan door een hoofddeskundige op het gebied van het wassen van eieren uit het Verenigd Koninkrijk. In het kader van dit bezoek kon een automatische inrichting voor het wassen van eieren worden bezichtigd en werd van gedachten gewisseld over het wassen van eieren met vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteit, waaronder de inspecteurs van de overheidsdienst voor levensmiddelen, die de hele duur van het bezoek aanwezig waren. Ook is een bezoek gebracht aan twee pakstations, waarvan het ene de eieren niet waste en het andere wel. Uit de naar voren gebrachte opvattingen bleek de grote verscheidenheid aan standpunten in het debat over het wassen van eieren. De eiproductenindustrie eist schone producten en ook in de broeierijen worden eieren gewassen of gedesinfecteerd. Als reden voor het wassen van consumptie-eieren wijzen de Zweden op het mogelijke risico dat zich parasieten, bacteriën, virussen, schimmel, stof of raat op de schaal bevinden. Zij zien grote risico's wanneer de leghennen niet meer worden gehouden in traditionele kooien maar op de vloer of in aangepaste kooien, waar zij meer in aanraking komen met afval, mest en micro-organismen die in het milieu leven. Bovendien zijn zij van mening dat ongewassen eieren in de koelkast of het aanraken ervan kruisbesmetting met andere levensmiddelen kunnen veroorzaken. Bij het opslaan van consumptie-eieren in Zweden wordt gebruik gemaakt van temperatuurregeling. De temperatuur wordt geregeld bij de producent, in de vrachtwagen, in het pakstation, in de winkels, tot bij de klant toe. De eieren worden bewaard bij een temperatuur van 10-15°C.

Er zijn op dit moment weinig verpakkers van eieren in Zweden; de ene helft wast de eieren niet en de andere helft wast de eieren en verkoopt ze als klasse B. Het opnieuw wassen van vuile eieren is niet toegestaan, hetgeen een belangrijke waarborg is.

In veel opzichten zijn de gebruikte systemen gelijk aan die welke worden toegepast in landen buiten de EU waar het wassen van eieren wel gebruikelijk is.

Bij het wassen zelf lijken de eieren voorzichtig te worden behandeld; ze worden alleen licht geborsteld. Er was evenwel niet voldoende informatie over het effect van het wassen op de structuur van de eierschaal en de mogelijkheid dat het schaalvlies beschadigd raakt. De fabrikanten van de machines beschikken over het algemeen niet over gegevens hieromtrent, omdat het wassen van eieren in andere landen wordt beschouwd als een veilig procédé dat zich algemeen ingang heeft gevonden. Hoewel het tweede pakstation dat werd bezocht, beschikt over gegevens inzake de houdbaarheid (het totale aantal bacteriën op de schaal en in het ei, Haugh-eenheden en hoogte van de luchtkamer) uit studies die zijn verricht in samenwerking met het Zweedse instituut voor levensmiddelen en biotechnologie, zijn aanbevelingen gedaan voor meer directe manieren waarop het effect dat het wassen heeft op de kwaliteit van de schaal, kan worden beoordeeld.

Uit besprekingen bleek dat de bevoegde autoriteit er een groot voorstander van was dat in Zweden het wassen van eieren zou kunnen blijven plaatsvinden. Bepaalde detailhandelaren en institutionele kopers (bijvoorbeeld ziekenhuizen) staan erop dat de eieren worden gewassen, omdat zij dat schoner en veiliger achten. Gevreesd werd dat, wanneer de eieren niet meer zouden worden gewassen, sommige kopers eiproducten zouden gaan gebruiken in plaats van eieren in de schaal en dat deze markt dan te lijden zou hebben van goedkope invoer uit andere landen. Er is uitleg gegeven over de procedures die de overheidsdienst voor levensmiddelen volgt bij het controleren van de pakstations. Momenteel zijn er 4 of 5 geautomatiseerde machines voor het wassen van eieren, maar daarmee wordt een groot deel van de eieren verpakt. Ongeveer 95% van de in de producerende industrie gebruikte eieren is wit en slechts 5% is bruin. Een geringe vervuiling is beter te zien op witte dan op bruine eieren.

Als het georganiseerd wassen van eieren niet wordt goedgekeurd, zal voor Zweedse producenten de verleiding zeer groot zijn, de eieren illegaal op het bedrijf te wassen met een uitrusting die niet aan de normen voldoet en met ontoereikende veiligheidsgaranties. Een verbod op illegaal wassen is moeilijk te handhaven en de verleiding zal naar alle waarschijnlijkheid toenemen naarmate vuil minder wordt getolereerd en landen overgaan op productiesystemen zonder kooien, waarin eieren van topkwaliteit meer waard zijn, maar waarin de kans op verontreiniging van de schaal groter is.

Ter conclusie, vanuit technisch oogpunt moet het facultatief wassen van consumptie-eieren in Zweden worden toegestaan op basis van een tijdelijke uitzondering op de gemeenschappelijke handelsnormen. De gewassen eieren moeten voldoen aan de criteria die gelden voor eieren van klasse A en op de verpakking moet een etiket met de aanduiding 'gewassen eieren' worden aangebracht. Deze uitzondering moet worden beperkt tot bedrijven die op dit moment al eieren wassen en die voldoen aan de meest stringente normen en controle-eisen, waaronder de voorafgaande goedkeuring van de te gebruiken uitrusting. Dit standpunt stoelt op voorgaande studies ter zake en op de bevindingen van het bezoek.

Een oud argument tegen het wassen van eieren en het toestaan ervan in de hele Europese Unie is, dat het kan worden gebruikt om slechte houderijpraktijken en gebrek aan hygiëne bij bedrijven en pakstations te verdoezelen. Het wassen van eieren mag alleen worden toegestaan aan bedrijven als wordt gegarandeerd dat, zowel op de bedrijven als in de pakstations, de strengste normen in acht worden genomen. Aangezien eieren kwetsbaarder worden als zij verkeerd worden gewassen, mogen alleen inrichtingen die zich houden aan de normen inzake levensmiddelenhygiëne, toestemming daarvoor krijgen. Dit houdt geenszins in dat kleine bedrijven hiervan zijn uitgesloten.

5. Het merken van consumptie-eieren

5.1. De richtlijn dierenwelzijn en bedrijvenregister

In Richtlijn 1999/74/EG zijn specifieke eisen vastgesteld voor de bescherming van leghennen. Daarin worden de minimumnormen bepaald voor verschillende houderijsystemen en wordt de lidstaten toegestaan het meest geschikte systeem te kiezen. In artikel 7 van die richtlijn is bepaald dat alle onder haar toepassingsgebied vallende houderijen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat worden geregistreerd met behulp van een afzonderlijk nummer. Aan de hand van dit nummer kunnen de voor de menselijke consumptie op de markt gebrachte eieren worden getraceerd.

De uitvoeringsbepalingen inzake de registratie zijn vastgelegd in Richtlijn 2002/4/EG van de Commissie van 30 januari 2002 . De lidstaten werden verplicht om vóór 31 maart 2003 de noodzakelijke wetgeving vast te stellen voor het opzetten van een nationaal registratiesysteem en om uiterlijk op 31 mei 2003 alle inrichtingen met meer dan 350 leghennen te registreren en een registratienummer toe te kennen.

PB L 30 van 21.1.2002, blz. 44.

In mei 2003 is naar 13 lidstaten een formele kennisgeving gestuurd, overeenkomstig artikel 226 van het EG-Verdrag. Op 17 juni 2003 hadden slechts vier lidstaten de richtlijn volledig en twee gedeeltelijk omgezet.

In Richtlijn 2002/4/EG zijn de voor registratie vereiste gegevens omschreven. Bovendien is in die richtlijn de structuur van het nummer vastgelegd, dat bestaat uit een code voor het houderijsysteem als gedefinieerd in de handelsnormen (1= vrije uitloop, 2= scharrel, 3= kooi), de tweeletterige ISO-code voor de lidstaat en de identificatie van de inrichting. Wat betreft het laatste element, staat het de lidstaten vrij gebruik te maken van reeds bestaande registratienummers die voor andere doeleinden worden gebruikt.

5.2. Het merken van consumptie-eieren

5.2.1. In de EU geproduceerde eieren

De uitvoeringsbepalingen voor het merken van eieren van klasse A met 'een code die het registratienummer van de producent aangeeft en aan de hand waarvan het houderijsysteem kan worden vastgesteld', overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a), worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 1907/90 van de Raad, dat wil zeggen door een uitvoeringsverordening van de Commissie volgens de procedure van het Comité van beheer.

De Commissie zal daarom voorstellen doen tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1274/91 houdende bepalingen ter toepassing van Verordening (EEG) nr. 1907/90 van de Raad betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren.

Deze zullen ten aanzien van het gebruik van de registratiecode van het bedrijf, de aanduiding van het houderijsysteem en andere relevante zaken betrekking hebben op met name de volgende punten:

- registratiecode van het bedrijf en andere aanduidingen op de eieren:

De registratiecode van het bedrijf, als gedefinieerd in Richtlijn 2002/4/EG moet op de eieren worden gestempeld. Naast deze verplichte code mag ook een voluit geschreven aanduiding van het houderijsysteem op de eieren worden aangebracht;

- de registratiecode mag op de verpakking (aan de binnenkant of de buitenkant) worden verklaar;

- de belangrijkste kwestie is waar de eieren moeten worden gestempeld, op het bedrijf of in het pakstation. Stempelen op het bedrijf heeft vanzelfsprekend het voordeel dat de herkomst van de eieren duidelijk is vast te stellen en dat latere 'vergissingen' (frauduleuze praktijken) worden voorkomen. Aan de andere kant wegen de kosten en de handlingproblemen steeds zwaarder voor de kleinere bedrijven. Bovendien worden op de bedrijven alle eieren gestempeld en niet alleen consumptie-eieren (80% van de totale productie), terwijl ook dubbel wordt gestempeld (op het bedrijf de code en in het pakstation de data).

Daarom moet worden nagedacht over een flexibele aanpak, met andere woorden dat de eieren hetzij op het bedrijf, hetzij in het pakstation worden gestempeld; in het laatste geval moeten aanvullende voorwaarden worden vastgesteld voor het gescheiden houden van eieren van afzonderlijke leveranciers. Dit komt overeen met het meerderheidsstandpunt van de vertegenwoordigers van alle groeperingen in de groepen van deskundigen en vormt geen belemmering voor het gebruik en de verdere ontwikkeling van certificeringsregelingen die gebaseerd zijn op en een stimulans zijn voor het stempelen van eieren op het bedrijf;

- om de traceerbaarheid te vergroten van eieren die op wekelijkse markten worden verkocht, wordt voorgesteld een einde te maken aan de uitzonderingsregeling op grond waarvan de eieren die door de producenten op de plaatselijke markten worden verkocht, zijn vrijgesteld van de bepalingen inzake etikettering van artikel 7, lid 1, onder a). De ervaring heeft namelijk geleerd dat producenten op die markten niet alleen hun eigen eieren verkopen en dat de plaatselijke autoriteiten er niet in slagen een eind te maken aan die frauduleuze praktijken. Voor de juiste toepassing van de handelsnormen op plaatselijke markten moet verder worden voorgesteld dat:

- op ongesorteerde eieren die van het ene naar het andere pakstation worden overgebracht, altijd de registratiecode van het bedrijf moet worden aangebracht;

- op alle ongesorteerde eieren die tussen lidstaten worden verhandeld, de registratiecode van het bedrijf moet worden aangebracht.

5.2.2. Ingevoerde eieren

Het stempelen van een code op in de Gemeenschap in de handel gebrachte consumptie-eieren geldt ook voor ingevoerde eieren. In artikel 7, lid 1, onder b), van Verordening (EEG) nr. 1907/90 van de Raad is bepaald dat de Commissie de in uitvoerende derde landen toegepaste etiketteringsmethoden evalueert.

Afhankelijk van de bevindingen worden twee soorten codes overwogen:

- in landen waar de procedures gelijkwaardig zijn aan de communautaire voorschriften, wordt op de ingevoerde eieren een code aangebracht als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 1907/90;

- in landen waar de procedures niet gelijkwaardig zijn, moeten de eieren worden voorzien van een code waaruit blijkt dat het houderijsysteem onbekend is, en waarmee het land van oorsprong kan worden bepaald.

De uitvoeringsbepalingen voor het stempelen van een code op ingevoerde eieren worden vastgesteld in de uitvoeringsverordening van de Commissie.

De controle op de naleving van deze voorschriften moet worden overgelaten aan de nationale bevoegde autoriteiten die belast zijn met het toezicht op de naleving van de relevante gezondheidsvoorschriften en veterinaire voorschriften. In feite is de veterinaire wetgeving van de EU inzake de invoer uit derde landen van eieren in de schaal nog niet volledig geharmoniseerd. De erkenning van pakstations in door de EU goedgekeurde derde landen, waaruit eieren in de schaal mogen worden ingevoerd, is overgelaten aan de betrokken lidstaten.

Tabel 6 bevat een lijst met derde landen waaruit in de periode 2000-2002 eieren in de schaal zijn ingevoerd. Het merendeel van deze invoer was bestemd voor actieve veredeling. Voor bepaalde onder de 'normale' regeling ingevoerde partijen leken de cif-prijzen erop te wijzen dat er andere dan consumptie-eieren van leghennen werden ingevoerd (Mexico: van specifieke pathogenen vrije bevruchte eieren; VS: broedeieren; China, Taiwan, Singapore: kwarteleieren).

Met het oog hierop heeft de Commissie de volgende 10 derde landen aangeschreven en gevraagd om informatie over de voorschriften inzake de sortering en de etikettering van eieren, de criteria voor het houderijsysteem en het bedrijfsregister: Tsjechië, Hongarije, Litouwen, Polen, Noorwegen, Zwitserland, VS, Canada, Israël en de Volksrepubliek China.

Op 20 juni 2003 hadden Tsjechië, Litouwen, Zwitserland en Israël geantwoord.

Litouwen en Israël hebben verklaard dat de eieren die zij naar de EU uitvoeren, bestemd zijn voor verwerking. Zwitserland heeft aangegeven dat er in 2002 geen uitvoer naar de EU is geregistreerd en dat, aangezien de productiekosten hoger liggen dan die in de Gemeenschap, dit naar alle waarschijnlijkheid ook in de toekomst niet zal gebeuren.

In Zwitserland en Israël bestaan bedrijvenregisters. In Litouwen wordt de laatste hand gelegd aan de voorbereiding van de procedure voor de registratie van eierproducenten overeenkomstig Richtlijn 2002/4/EG, waarvan de inwerkingtreding was gepland voor juni 2003. In Zwitserland (geen kooieieren) moeten consumptie-eieren worden voorzien van een stempel met het land van oorsprong, in Israël van een stempel met de naam of het handelsmerk van het erkende pakstation en de gewichtsklasse. In geen van beide landen is een stempel met het houderijsysteem of de producentencode verplicht.

Uit de tot op heden van vier landen ontvangen documentatie blijkt dat alleen in Litouwen sprake is van volledige gelijkwaardigheid als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder b), van Verordening (EEG) nr. 1907/90, op voorwaarde dat de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2002/4/EG op 1 januari 2004 tot stand is gebracht. Van Tsjechië wordt nadere informatie gevraagd met betrekking tot enkele nog openstaande vragen (soort houderijsysteem en bedrijvenregister), alsmede van Hongarije en Polen, die tot op heden nog niet hebben geantwoord.

6. Aanbevelingen en voorstellen

Na bestudering van de ontwikkelingen met betrekking tot de consumptie en van de kwesties inzake eihygiëne, het wassen en het merken van eieren beveelt de Commissie aan de volgende maatregelen te treffen:

1. Om de traceerbaarheid van eieren en de informatie aan de consumenten te verbeteren moet, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 5/2001 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1907/90, met ingang van 1 januari 2004 op consumptie-eieren een code worden gestempeld die het registratienummer van de producent aangeeft en aan de hand waarvan het houderijsysteem kan worden vastgesteld.

2. Om de controle op de verkoop van eieren op plaatselijke markten te vergemakkelijken, moet ook op eieren die door de producent zelf worden verkocht, een code worden gestempeld.

3. Het wassen van consumptie-eieren moet, onder stringent toezicht, voor een overgangsperiode van drie jaar worden toegestaan aan verpakkingsbedrijven die daarvoor op 1 juni 2003 toestemming hadden. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid moet uiterlijk op 31 december 2005 een uitgebreid wetenschappelijk verslag indienen over het wassen van consumptie-eieren.

4. De Commissie zal door professionele organisaties gevoerde campagnes opzetten om de consumenten te informeren over de nieuwe voorschriften inzake het merken van eieren.

5. De Commissie zal Verordening (EG) nr. 1274/91 aanpassen om, enerzijds, met name kleine producenten meer flexibiliteit te verschaffen met betrekking tot de plaats waar de eieren moeten worden gestempeld (op het producerende bedrijf of in het pakstation) en, anderzijds, aanvullende garanties te bieden om frauduleuze handelspraktijken bij producenten, verpakkers en groothandelaren te voorkomen.

6. De Commissie zal eveneens voorstellen doen tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1274/91 met betrekking tot het identificatiemerk van inrichtingen (verzamelaars, pakstations) en zij zal de nodige maatregelen treffen om overlappingen tussen de handelsnormen en toekomstige communautaire voorschriften inzake hygiëne, met name ten aanzien van de erkenning van dergelijke inrichtingen, te vermijden.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>