Artikelen bij COM(2003)672 - Verslag over de tenuitvoerlegging van het programma Douane 2002 (1998-2002)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD - Verslag over de tenuitvoerlegging van het programma Douane 2002 (1998-2002)


Samenvatting

Deel 1: Verslag over de tenuitvoerlegging van de gezamenlijke activiteiten van het programma Douane 2002

1. Inleiding

1.1. Het programma

1.1.1. Historische achtergrond van het programma

1.1.2. Doelstellingen van het programma

1.1.3. Organisatiestructuren van het programma.

2. Begroting

3. Gezamenlijke activiteiten

3.1. Soorten gezamenlijke activiteiten

3.1.1. Studiebijeenkomsten

3.1.2. Uitwisselingen

3.1.3. Projectgroepen

3.1.4. Opleiding

3.1.5. Benchmarking

3.1.6. Monitoring

3.2. Beheer van het programma en doelmatigheid

3.3. Conclusies en aanbevelingen inzake de organisatie van de gezamenlijke activiteiten

3.3.1. Conclusies

3.3.2. Aanbevelingen

3.4. Gedetailleerde resultaten van de gezamenlijke activiteiten

3.4.1. Verbetering van het inzicht in en de toepassing van de Europese wetgeving

3.4.2. Risicobeheer: een coherent geheel van resultaten

3.4.3. Operationele technieken voor fraudebestrijding: aanzienlijke verbeteringen

3.4.4. Betrekkingen met de bedrijven: een sterke inzet en concrete ervaringen

3.4.5. Opleiding: ontwikkeling en harmonisatie van materiaal

3.4.6. Netwerken, structuren, persoonlijke contacten: een belangrijk resultaat

3.5. Effecten van de gezamenlijke activiteiten

3.5.1. Gebruik van de resultaten van de opleiding op nationaal niveau

3.5.2. Samenwerking met de bedrijven: betere communicatie en verandering van perspectief.

3.5.3. Verbetering van de administratieve samenwerking

3.5.4. Verbetering van de werkmethoden

3.5.4.1. Beheer van de wetgeving

3.5.4.2. Verbetering van de werkmethoden en met name de controlemethoden.

4. Acties die zijn gefinancierd in het kader van het externe onderdeel van het programma Douane 2002.

4.1. Baltic Sea Customs Conference.

4.2. Steun voor de Werelddouaneorganisatie (WDO/WCO)

4.3. Bijstand op het gebied van informatica, gefinancierd door de begrotingslijn 'Douane 2002 Extern'

4.4. Initiatieven die door andere communautaire programma's op het gebied van informatica zijn gefinancierd

5. openstelling van het programma voor de kandidaat-lidstaten

6. conclusies

6.1. Algemene conclusies

6.2. Algemene aanbevelingen

Deel 2: Verslag over de tenuitvoerlegging van het programme Douane 2002 op het gebied van de informatica (1998-2002)

1. Inleiding

1.1. Achtergrond

1.2. Gegevensbronnen

1.3. Tussentijds evaluatieverslag

1.4. Opbouw van de analyse

2. Begroting

3. Gemeenschappelijk deel van de programma's Douane 2002 en Fiscalis

3.1. CCN/CSI (Common Communication Network/Common System Interface)

3.1.1. Beschrijving

3.1.2. Evaluatie van de installatie en de ontwikkeling van CCN/CSI

3.1.3. Resultaten

3.1.3.1. Kwalitatieve beoordeling door de gebruikers

3.1.3.2. Kwantitatieve gegevens.

3.1.3.3. De studie van Gartner Group (2002).

3.1.4. Effecten

3.2. Hulpmiddelen bij het beheer van het programma

3.2.1. Project Support Office (PSO)

3.2.2. TEMPO (Taxud Electronic Management of Projects Online)

3.2.2.1. Beschrijving

3.2.2.2. Aandeel van TEMPO

4. Applicaties op douanegebied

4.1. Inleiding

4.2. Evaluatie van de ontwikkeling, de installatie en het gebruik van de applicaties op douanegebied in hun geheel.

4.2.1. Ontwikkeling en installatie

4.2.2. Gebruik

4.2.3. Nut/Duurzaamheid

4.3. NCTS (New Computerised Transit System - nieuw geautomatiseerd systeem voor douanevervoer)

4.3.1. Beschrijving

4.3.2. Resultaten

4.3.2.1. Kwalitatieve beoordeling door de gebruikers.

4.3.2.2. Kwantitatieve gegevens

4.3.3. Effecten

4.4. De TARIC-gegevensbank (geïntegreerd tarief van de Europese Gemeenschappen)

4.4.1. Beschrijving

4.4.2. Resultaten

4.4.2.1. Kwalitatieve beoordeling door de lidstaten

4.4.2.2. Kwantitatieve gegevens.

4.4.3. Effecten

4.5. De TQS-applicatie (Tariff Quota and Surveillance)

4.5.1. Beschrijving

4.5.2. Resultaten

4.5.2.1. Kwalitatieve beoordeling door de lidstaten

4.5.2.2. Kwantitatieve gegevens

4.5.3. Effecten

4.6. De EBTI-gegevensbank (Europese bindende tariefinlichtingen)

4.6.1. Beschrijving

4.6.2. Resultaten

4.6.3. Effecten

4.7. DDS (Data Dissemination System)

4.7.1. Beschrijving

4.7.2. Resultaten en effecten

4.8. De SIGL-applicatie (Informatiesysteem voor het beheer van vergunningen)

4.8.1. Beschrijving

4.8.2. Resultaten

4.8.3. Effecten

4.9. De AFIS- (Antifraude-informatiesysteem)/DIS- (Douane-informatiesysteem) applicaties

4.9.1. Beschrijving

4.9.1.1. AFIS

4.9.1.2. DIS

4.9.2. Resultaten

4.9.2.1. AFIS

4.9.2.2. DIS

4.9.3. Effecten

De lidstaten zijn van mening dat AFIS op uiterst doelmatige wijze de fraudebestrijding ondersteunt en voor een verbetering van de kwaliteit en de douaneresultaten zorgt. Zij zijn eveneens van mening dat AFIS een goed samenwerkingsinstrument is voor informatie-uitwisseling tussen de douaneadministraties.

5. Conclusies

5.1. Gemeenschappelijk deel van de programma's Douane 2002 en Fiscalis

5.2. Applicaties op douanegebied

ACRONIEMEN - GLOSSARIUM

BIJLAGEN

Bijlage 1. Methode: toepassing van het MEANS-model voor structurering van de evaluatie

1. Afbakening van het evaluatiegebied

2. Structurering van de evaluatie

2.1. Criteria en vragen voor de evaluatie

2.2. Ontwikkeling van de doelstellingen van het programma

3. Boomdiagram van de doelstellingen en samenhang van de effecten met de doelstellingen

Bijlage 2 Schema van de doelstellingen van het programma Douane 2002 en van de verwachte effecten van de gezamenlijke activiteiten

Bijlage 3 Evaluaties, door de lidstaten, van de effecten van de gezamenlijke activiteiten

Bijlage 3.1 Studiebijeenkomsten

Bijlage 3.2. Uitwisselingen

Bijlage 3.3. Projectgroepen

Bijlage 3.4. Opleiding

Bijlage 3.5. Algemene evaluatie

Bijlage 4. Samenvatting van de individuele evaluaties van de deelnemers aan de studiebijeenkomsten in 2000, 2001 en 2002 (resultaten van 18 van de in totaal 29 studiebijeenkomsten)

Bijlage 5. Ontwikkeling van het aantal uitwisselingen

Bijlage 6. Begroting op het gebied van de informatica, Douane 2002

Bijlage 7. Evaluatie, door de lidstaten, van de ontwikkeling, installatie en het gebruik van het CCN/CSI-systeem

Bijlage 8. Evaluatie, door de lidstaten, van de volledigheid van de door de douanesystemen 2002 verstrekte informatie

Bijlage 9. Evaluatie, door de lidstaten, van de kwaliteit van de door de douanesystemen 2002 verstrekte informatie

Bijlage 10. Evaluatie, door de lidstaten, van de installatie en het gebruik van de nationale componenten van de in het kader van het programma douane 2002 ontwikkelde systemen

Bijlage 11. Evaluatie, door de lidstaten, van de bijdrage tot de doelstellingen van het programma van de in het kader van het programma douane 2002 ontwikkelde systemen

Bijlage 12. Evaluatie, door de lidstaten, van het gebruik van de in het kader van het programma douane 2002 ontwikkelde systemen


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD - Verslag over de tenuitvoerlegging van het programma Douane 2002 (1998-2002)


Samenvatting

Het programma Douane 2002 kent twee soorten activiteiten: 'gezamenlijke' activiteiten en computerapplicaties.

I) Het eerste deel van het verslag betreft de gezamenlijke activiteiten, te weten de onderdelen voor samenwerking die niet rechtstreeks samenhangen met informatica: uitwisseling van ambtenaren, projectgroepen, studiebijeenkomsten, benchmarking en opleiding. De onderzochte gezamenlijke activiteiten zijn die welke voor een totaalbedrag van 6,75 miljoen euro zijn verwezenlijkt gedurende de afgelopen drie jaar (2000, 2001, 2002) van de tenuitvoerlegging van het programma Douane 2002, waarbij de jaren daarvóór in het tussentijds verslag van 2001 zijn onderzocht.

Via de uitwisseling van ambtenaren (2,55 miljoen euro, oftewel 38% van het totaal) kunnen contacten worden gelegd tussen de nationale en communautaire overheidsdiensten. Gedurende de periode 2000-2002 zijn bijna 1400 uitwisselingen georganiseerd, waaronder bijzonder opmerkelijke evenementen zoals de uitwisselingsbeurzen die in Brussel, Wenen en Larnaca hebben plaatsgehad. Deze uitwisselingen worden in het algemeen redelijk zinvol geacht en zouden kunnen worden verbeterd wat betreft follow-up, doelgerichte vaststelling van onderwerpen en selectie van deelnemers. Sinds kort zijn de kandidaat-lidstaten in dit instrument opgenomen.

De deelnemers waren uitermate tevreden over de 38 projectgroepen (2,02 miljoen euro, oftewel 30% van het totaal). De verbeteringen die werden voorgesteld betreffen de voorbereiding van bijeenkomsten, de keuze van onderwerpen en een betere informatie-uitwisseling.

De 29 studiebijeenkomsten (1,52 miljoen euro, oftewel 23% van het totaal) die organiseerd tijdens de periode waarop het verslag betrekking worden in het algemeen erg op prijs gesteld. De mogelijke verbeteringen hebben ook in dit geval betrekking op de selectie van deelnemers, de voorbereiding en follow-up van de studiebijeenkomsten.

De 18 acties inzake benchmarking, een relatief nieuw instrument, zijn georganiseerd door de lidstaten voor een bedrag van 0,375 miljoen euro, oftewel 5,4% van het totaal. De deelnemers zijn in het algemeen tamelijk tevreden over de resultaten en stellen met name verbeteringen voor ten aanzien van de voorbereiding.

De opleidingsactiviteiten (0,251 miljoen euro, oftewel 3,7% van het totaal) zijn door het merendeel van de deelnemers als zinvol beschouwd. Wat de toekomst betreft menen enkele deelnemers dat een specifiek institutioneel kader de resultaten van deze activiteiten zou kunnen doen toenemen.

De verschillende onderdelen van het programma hebben de interesse gewekt van de nationale overheidsdiensten, die in grote mate hun tevredenheid hebben laten blijken ten aanzien van het verloop en de resultaten van de activiteiten.

De aan te brengen verbeteringen betreffen volgens de deelnemers vooral een nog nauwgezettere selectie van de onderwerpen en deelnemers.

De verspreiding van de resultaten zou kunnen worden versterkt.

II) Het tweede deel beschrijft de resultaten en effecten van de verschillende computerapplicaties en de instrumenten voor organisatie en beheer van informatiseringsprojecten.

Het totaal van de voor informatisering van Douane 2002 vastgelegde bedragen beloopt 84 miljoen euro. Aangezien de computersystemen zowel communautaire als nationale componenten omvatten, wordt alleen de communautaire component betaald uit het Douane 2002-programma, terwijl de lidstaten zorg dragen voor de financiering van de nationale componenten.

De ontwikkeling en installatie van het communicatienetwerk CCN/CSI vergden een investering van 23 miljoen euro, waarvan de ene helft door het programma Douane 2002 is gefinancierd en de andere door het Fiscalis-programma.

Common Communication Network/Common System Interface.

De NCTS -applicatie vertegenwoordigt 51% van de begroting op het gebied van informatisering van Douane 2002 (met inbegrip van de helft van CCN/CSI en de instrumenten voor beheer). Het NCTS heeft aanzienlijke ontwikkelings- en installatiekosten met zich meegebracht. De overige applicaties op douanegebied waren reeds vóór de aanvang van het programma grotendeels in werking gesteld. De zogenaamde 'tarifaire' applicaties vertegenwoordigen 15% van de totale begroting (de applicaties waarvoor de meeste activiteiten nodig waren, zijn TARIC , TQS , RTCE , ISPP en SMS ).

Nieuwe geautomatiseerde systeem voor douanevervoer.

Geïntegreerd tarief van de Europese Gemeenschappen

Tarif Quota and Surveillance.

Europese bindende tariefinlichtingen.

Information System for Processing Procedures.

Specimen Management System.

De AFIS/DIS - en SIGL -applicaties vertegenwoordigen respectievelijk 13 en 5% van de totale begroting.

Antifraude-informatiesysteem/Douane-informatiesysteem.

Informatiesysteem voor het beheer van vergunningen.

- Gemeenschappelijk deel van de programma's Douane 2002 en Fiscalis.

De door CCN/CSI geboden diensten zijn zeer compleet, het netwerk functioneert goed en wordt intensief gebruikt. De installatie-, ontwikkelings- en gebruikskosten zijn het gevolg van het feit dat CCN/CSI compatibel gemaakt moest worden met de verschillende bestaande nationale systemen. De gedecentraliseerde technische architectuur van CCN/CSI houdt in dat elke nieuwe verbinding een specifieke infrastructuur vereist, en eventueel ook bepaalde ontwikkelingsactiviteiten om aan te sluiten bij mogelijk afwijkende technieken ter plaatse.

De vaststelling van realistische tijdschema's voor de voortgang van projecten wordt bemoeilijkt door het feit dat de afgevaardigden van de lidstaten binnen de met de uitvoering van de projecten belaste comités niet beschikken over alle informatie betreffende de middelen (budgettaire en personele) die beschikbaar zijn voor de realisering van de 'nationale' delen van de projecten.

- Applicaties op douanegebied.

- Het is nog niet mogelijk alle resultaten en effecten van het NCTS-systeem te meten; het systeem wordt momenteel nog geïnstalleerd. Het systeem wordt nog niet volledig benut, met name omdat nog maar weinig bedrijven die gebruikmaken van de vereenvoudigde procedure (80% van het douanevervoer), zijn aangesloten op het systeem. Aangezien alle douanekantoren van de lidstaten en alle bedrijven die van de vereenvoudigde procedure gebruikmaken, respectievelijk vóór 1 juli 2003 en 1 maart 2004 dienen te zijn aangesloten, zou het aantal door het NCTS behandelde verplaatsingen snel moeten toenemen.

De bedrijven en de lidstaten zijn van mening dat het NCTS zal bijdragen tot verbetering van de samenwerking tussen overheden, tot preventie wat betreft fraudebestrijding en tot vereenvoudiging van de douanecontroles. Met het oog op de doeltreffendheid dienen de automatiseringskosten voor het douanevervoersysteem (43 miljoen euro) te worden vergeleken met het fraudebedrag in het douanevervoer (geschat op 1 miljard euro in de periode 1990-1996).

- De TARIC- et DDS -systemen hebben tot doel gecentraliseerde informatie te verspreiden onder de nationale overheidsdiensten en het publiek. Het gebruik van informatica zorgt ervoor dat deze taak snel kan worden uitgevoerd en dat de ontvangers tegelijkertijd worden bereikt, zodat het risico van verschillen in de toepassing van de communautaire wetgeving afneemt. Bovendien zijn de lidstaten van oordeel dat het TARIC-systeem ertoe bijdraagt dat de doeltreffendheid van de administratieve procedures wordt verbeterd.

Data Dissemination System.

- Het gedecentraliseerde en geautomatiseerde beheer van contingenten (TQS) draagt eveneens bij tot een uniforme toepassing van de wetgeving aangezien de informatie snel en uniform wordt verwerkt. De lidstaten dienen er echter op toe te zien geen fouten te maken in hun aanvragen tot opneming.

Ter verbetering van de doeltreffendheid van de tariefapplicaties hebben de lidstaten de wens te kennen gegeven alle tariefapplicaties te harmoniseren en te integreren teneinde onderlinge verschillen te voorkomen en de verbindingen en compatibiliteit van de systemen te vergemakkelijken: dit is de doelstelling van het ITE-project (Integrated Tariff Environment), dat binnenkort van start zal gaan.

- De RTCE-applicatie is geïnstalleerd dankzij de financiering van het programma (verstrekking van scanners en camera's aan de nationale overheidsdiensten). Het centrale en geautomatiseerde beheer van de RTC (bindende tariefinlichtingen) draagt hoofdzakelijk bij tot verbetering van de doeltreffendheid van de administratieve procedures et de samenwerking op administratief gebied. Er dient echter bijzondere aandacht te worden besteed aan enkele bestaande verschillen in de toepassing van de tariefwetgeving en aan de verbetering van het centrale woordenboek van de gegevensbank.

- Het onderzoek onder de lidstaten wat betreft de SIGL-applicatie heeft een vrij lage respons opgeleverd. Het SIGL-systeem heeft evenwel gezorgd voor een afname van de fraude op het gebied van invoercontingenten voor textiel- en staalproducten.

- De AFIS-applicatie is een doeltreffend instrument voor de fraudebestrijding op douanegebied. De lidstaten zijn van mening dat de appliacatie ook een goed samenwerkingsinstrument is voor informatie-uitwisseling tussen de douaneadministraties. Aangezien de DIS-applicatie tijdens de looptijd van het programma niet operationeel was, is een evaluatie van de resultaten en effecten ervan niet mogelijk.

III) Algemene conclusie

Over het geheel genomen heeft het programma Douane 2002 bijgedragen tot een versterking van de samenwerking, zowel tussen de lidstaten zelf als tussen laatstgenoemden en de Europese Commissie. Bovendien heeft het programma de integratie voorbereid van de overheidsdiensten van de toekomstige lidstaten in het beheer van de communautaire douane.

Vanwege de directe betrokkenheid van de nationale en Europese overheidsdiensten bij een dergelijk programma zou de geloofwaardigheid van de evaluaties zijn versterkt als zij konden steunen op de werkzaamheden van onafhankelijke adviseurs.

Ondanks de positieve effecten van het programma mogen het grote aantal doelstellingen en de verscheidenheid aan culturen en nationale situaties op douanegebied echter niet uit het oog worden verloren. De doelstelling ervoor te zorgen dat 'de douanes van de lidstaten samenwerken als één organisatie' maakt het mogelijk nadruk te leggen op de verrichte inspanningen. Vanwege de toetreding van nieuwe lidstaten en de hieruit voortvloeiende veranderingen voor de buitengrens van de Unie is dit des te meer noodzakelijk.

Voor een goede werking van de gemeenschappelijke buitengrens, die het grensoverschrijdend verkeer vergemakkelijkt en ervoor zorgt dat de risico's in de hand worden gehouden, zou een grotere coördinatie nodig kunnen zijn tussen de verschillende betrokken diensten en een vernieuwde samenwerking met de buurlanden van de Europese Unie. De opvolgers van het programma Douane 2002 zouden met dergelijke ontwikkelingen rekening moeten kunnen houden.


Deel 1: Verslag over de tenuitvoerlegging van de gezamenlijke activiteiten van het programma Douane 2002


1. INLEIDING

1.1. Het programma

1.1.1. Historische achtergrond van het programma

Als opvolger van het programma Matthaeus , dat in 1991 van start is gegaan op het gebied van opleiding van douaneambtenaren en administratieve samenwerking, alsmede, vanaf 1 januari 1998, van het IDA -programma, bestrijkt het op 17 december 1999 goedgekeurde programma Douane 2002 de periode vanaf 1 januari 1996 tot en met 31 december 2002.

Beschikking nr. 1991/341/EEG.

Beschikking nr. 95/468/EG van de Raad. Dit laatste programma heeft gedurende de jaren 1995 tot en met 1997 steun verleend voor verschillende projecten die bijdragen tot de telematische gegevensuitwisseling tussen overheidsdiensten in de Gemeenschap en met name applicaties op douanegebied.

Beschikking nr. 105/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad.

Het gaat hierbij om het programma Douane 2000 , dat in 1996 is vastgesteld voor de jaren 1996 tot en met 2000 en waarvan de algehele begroting is verhoogd van 50 tot 135 miljoen euro. Onder het programma vallen alle activiteiten op het gebied van opleiding, automatisering en voorbereiding van de kandidaat-lidstaten op douanegebied. Het programma zal van 2003 tot en met 2007 worden opgevolgd door het programma Douane 2007 (133 miljoen euro).

Beschikking nr. 210/97/EG van het Parlement en de Raad.

Beschikking nr. 253/2003/EG van het Parlement en de Raad.

1.1.2. Doelstellingen van het programma

Beschikking nr. 210/97/EG tot instelling van het programma Douane 2002 verwijst naar talrijke, door het programma na te streven doelstellingen: artikel 4, dat het 'gemeenschappelijk kader voor de doelstellingen' verduidelijkt, somt zeven groepen op. Andere doelstellingen worden vermeld in de overwegingen of in de rest van de tekst.

Aangezien de algemene doelstelling op lange termijn van het programma uit de vergemakkelijking van de werking van de interne markt bestaat, zijn drie belangrijke tussentijdse doelstellingen naar voren gebracht door de in de loop van het eerste helft van 2001 uitgevoerde tussentijdse evaluatie :

Tussentijds verslag over de tenuitvoerlegging van het programma Douane 2002, werkdocument van de Commissiediensten, SEC(2001) 1329, 31.7.2001.

- Bijdrage tot vergemakkelijking van de handel;

- Verbetering van de fraudebestrijding om de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap te waarborgen;

- Verbetering van de uniforme toepassing van het Gemeenschapsrecht en het communautaire beleid op ieder punt van het douanegrondgebied.

Deze drie doelstellingen zouden moeten waarborgen dat de verschillende douaneadministraties samenwerken alswaren zij één enkele organisatie.

Aangezien de omgeving waarin de douanediensten opereren, aan veranderingen onderhevig is, dienen zij zich aan te passen aan nieuwe functies. Hun rol ontwikkelt zich van een overheidsdienst voor het innen van belastingen naar een entiteit die verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging van andere maatregelen met betrekking tot landbouwbeleid, bescherming van de volksgezondheid, milieubescherming en fraudebestrijding in ruime zin.

1.1.3. Organisatiestructuren van het programma.

De organisatie- en beheerstructuren van het programma die in het tussentijds verslag zijn uiteengezet hebben geen wijzigingen ondergaan.

De groep douanebeleid stelt politieke en strategische richtsnoeren vast. De lidstaten worden vertegenwoordigd door de directeuren-generaal van de douanediensten.

Het beheercomité Douane 2002 neemt besluiten inzake de tenuitvoerlegging van het programma. Het comité komt tweemaal per jaar bijeen. Het comité`heeft vijf beheergroepen in het leven geroepen, waarbij elke groep verantwoordelijk is voor een prioritair gebied dat is vastgesteld in het regelmatig bijgestelde jaarlijks actieplan, dat een nadere beschrijving van alle uitgevoerde acties geeft.

2. BEGROTING

Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling weer van de uitgaven voor de gezamenlijke activiteiten van de afgelopen jaren van het programma. Deze uitgaven werden gefinancierd uit begrotingslijn B5-303.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


De begrotingslijn 'Douane 2002 Extern' heeft een totaalbedrag van 2.596.089 euro vastgelegd voor steun aan de kandidaat-lidstaten op het gebied van informatica.

3. GEZAMENLIJKE ACTIVITEITEN

3.1. Soorten gezamenlijke activiteiten

Uit de tussentijdse evaluatie was gebleken dat er sprake is van complementariteit tussen de gecombineerd aangewende instrumenten van het programma. De opmerkingen van de lidstaten bevestigen het nut van deze aanwending.

3.1.1. Studiebijeenkomsten

Studiebijeenkomsten zijn door de lidstaten georganiseerde vergaderingen van deskundigen die afkomstig uit overheidsdiensten en soms uit economische kringen. Het doel is specifieke onderwerpen te verdiepen. Na elke studiebijeenkomst wordt door de organiserende lidstaat een eindverslag opgesteld met vermelding van de belangrijkste conclusies en aanbevelingen.

Gedurende de jaren 2000 tot en met 2002 hebben 29 studiebijeenkomsten plaatsgevonden. De tabellen in de bijlage geven een samenvatting van de door de deelnemers uitgevoerde afzonderlijke evaluaties.

Zie Bijlage 3.1 en Bijlage 4

Zes lidstaten achten de studiebijeenkomsten 'zeer nuttig' en 6 achten ze 'nuttig'. Gemiddeld krijgen de studiebijeenkomsten wat betreft het nut ervan 3,50 punten toegewezen op een beoordelingsschaal van 1 tot en met 4 (1 voor nuuteloos, 2 voor nauwelijks nuttig, 3 voor nuttig, 4 voor zeer nuttig).

Tegelijkertijd vragen de lidstaten, die zijn ondervraagd over suggesties voor de toekomstige studiebijeenkomsten, om een meer operationele organisatie: daarom wordt voorgesteld de doelstellingen (een door 9 landen vermeld gegeven) en de deelnemers (5 vermeldingen) doelgerichter te kiezen, het aantal ervan te verminderen (3) en de deelnemers meer tijd te geven (4) zowel voor de voorbereiding van de vergadering als ter plaatse in het kader van workshops, teneinde voorstellen af te ronden. Tot slot bevelen 6 landen een versterking van de follow-up aan.

3.1.2. Uitwisselingen

De uitwisselingen bestaan uit korte verblijven of stages van langere duur (voor een periode van ten hoogste 6 maanden) van douaneambtenaren in een andere lidstaat.

Het beheer en de coördinatie van dit instrument zijn in de loop van het programma versterkt voor een verdere ontwikkeling van de uitwisselingen en ter waarborging van een betere follow-up. Er zijn richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging van de uitwisselingen vastgesteld; er zijn nationale contactpunten opgezet voor een betere organisatie van de uitwisselingen naargelang van de doelstellingen van het programma. De in 2000 in Brussel georganiseerde Europese beurs voor uitwisselingen heeft in april 2001 opnieuw plaatsgevonden in Wenen (Oostenrijk) en daarna in maart 2002 in Larnaca (Cyprus).

Van 2000 op 2001 werd een forse toename van het aantal uitwisselingen tussen lidstaten geconstateerd, namelijk van 258 naar 579. Daarna is het aantal in 2002 afgenomen tot 470 . De onderwerpen die het grootste aantal deelnemers hebben aangetrokken, waren de uitwisseling van opleiders en douanevervoer. (Zie tabel Bijlage 5).

Zie Bijlage 5

Sinds 2001 nemen de kandidaat-lidstaten in belangrijke mate deel aan het uitwisselingsprogramma; zij hebben in 2001 gezorgd voor 78 uitwisselingen en voor 80 in 2002. De bestrijding van piraterij was voor hen het meest gevraagde onderwerp. Bovendien hebben verschillende specifieke uitwisselingen ten behoeve van hen plaatsgevonden (op het gebied van douanevoer en informaticaonderzoek in 2001 en 2002).

De lidstaten beschouwen de uitwisselingen als nuttig of zeer nuttig. Het gemiddelde van de antwoorden ligt namelijk, op een schaal van 1 tot en met 4, op 3,54. Wat betreft suggesties ter verbetering van het nut vermelden de lidstaten het vaakst verbetering van het uitwisselingskader, zowel vooraf (nauwkeurige vaststelling van doelstellingen, gerichte selectie van deelnemers) als achteraf (follow-up, uitwisseling van resultaten, evaluatie) .

Zie Bijlage 3.2

Wat betreft de inhoud van de uitwisselingen zijn drie lidstaten van mening dat de operationele aard ervan zou moeten worden versterkt. De ambtenaren hebben namelijk in het gastland niet altijd mogen deelnemen aan controleactiviteiten, hetgeen het belang van de uitwisseling heeft verminderd. Twee landen wijzen erop dat het belangrijk is dat hoge ambtenaren deelnemen aan de uitwisselingen. Er worden diverse voorstellen gedaan om de vorm van de uitwisselingen te variëren (bijvoorbeeld uitwisselingen op lange termijn inzake gemeenschappelijke projecten).

3.1.3. Projectgroepen

De projectgroepen brengen een beperkt aantal nationale deskundigen bijeen die zijn geïnteresseerd in een specifiek onderwerp, teneinde hun afzonderlijke ervaringen te bundelen en tot een 'instrument' of gemeenschappelijke richtsnoeren te komen gedurende een beperkte periode. Deze projectgroepen worden opgericht door het Comité Douane 2002 of door een beheergroep waaraan de deskundigen hun voorstellen voorleggen.

In de loop van 2001 en 2002 zijn 38 projectgroepen opgericht onder Douane 2002, waarvan het merendeel in 2002 is afgerond. In de loop van het tweede helft van 2002 zijn de kandidaat-lidstaten betrokken geweest bij de toen lopende werkzaamheden.

Na afronding van elke werkgroep waren de functionarissen verplicht een gedetailleerd verslag met conclusies en aanbevelingen voor te leggen aan ofwel het beheercomité Douane 2002 ofwel de beheergroep (zie hierboven, pt. 1 .1.3).

De nut van dit instrument wordt door de lidstaten positief beoordeeld, aangezien het gemiddelde cijfer, en op grond van de twaalf ontvangen antwoorden, 3,54 bedraagt. Acht landen benadrukken de doeltreffendheid ervan: soepel gebruik, specifiek karakter van het besproken onderwerp, dezelfde werktaal.

Vgl. Bijlage 3.3.

Van de organisatorische onderdelen die de doeltreffendheid van dit instrument nog meer zouden kunnen verbeteren, wordt het volgende vermeld: precisering vooraf van de doelstellingen, het ruim van tevoren toezenden van de documentatie, selectie en stabiliteit van de deelnemers (en een grotere openstelling van de groepen voor deskundigen of bedrijven), beperking van hun aantal, uitwisseling van informatie tijdens en na de werkzaamheden met de niet-deelnemende landen (er wordt zelfs voorgesteld hen langs elektronische weg te raadplegen), follow-up en evaluatie achteraf.

3.1.4. Opleiding

De opleiding heeft ten doel de kennis van de ambtenaren te verdiepen, met name die van de hoge douaneambtenaren.

De met de opleiding belaste beheergroep, die twee à drie keer per jaar bijeenkomt, stelt doelstellingen vast en coördineert de verwezenlijking ervan door middel van studiebijeenkomsten, uitwisselingsprogramma's, projectgroepen en publicaties.

Het nut van de opleiding wordt door de lidstaten positief beoordeeld, met een gemiddelde van 3,09 op de schaal . De beoordelingen steken echter af bij de door een aantal landen gegeven cijfers 1 en 2 voor bepaalde vragen over de effecten van de opleiding. De opmerkingen over de doelmatigheid laten uiteenlopende meningen zien: terwijl één lidstaat de prestaties ontoereikend acht, heeft een andere baat gehad bij de werkzaamheden doordat deze lidstaat zijn eigen opleidingssysteem heeft kunnen verbeteren.

Zie Bijlage 3.4.

Vier lidstaten wijzen erop dat het op het gebied van organisatie noodzakelijk is 'de doelstellingen doelgerichter vast te stellen' of 'de samenwerking beter te structureren' teneinde de duurzaamheid ervan te waarborgen. In feite is de organisatie van de opleiding onder Douane 2002 moeilijk hanteerbaar gebleken, aangezien de beheergroep zich diende uit te spreken over detailpunten. Voorgesteld is een stabiele instantie (kring van deskundigen of academie) in het leven te roepen teneinde het acquis van de prestaties te behouden.

3.1.5. Benchmarking

Benchmarking is een instrument dat het mogelijk maakt werkmethoden te vergelijken teneinde de beste werkwijzen vast te stellen, die vervolgens door elke nationale overheidsdienst aan haar eigen context worden aangepast.

Anders dan de andere gezamenlijke activiteiten, met name monitoring, wordt benchmarking overgelaten aan het initiatief van de deelnemers, waarbij de Commissiediensten slechts een coördinerende en ondersteunende rol vervullen. Het is een veeleisende taak, omdat het van de overheidsdiensten een aanzienlijke investering in menselijk potentieel vereist (de totale duur voor het uitvoeren van een benchmarking is ongeveer 12,5 maanden). Het is des temeer moeilijk omdat de overheidsdiensten over gewoonten en werkwijzen beschikken die van dit soort evaluatieactiviteiten verschillen. Hierdoor kan echter, zoals de gedistribueerde verslagen laten zien, een zeer diepgaand vergelijkend onderzoek worden verricht van de werkwijzen op de geselecteerde gebieden, en wordt de weg naar concrete verbeteringen daadwerkelijk geopend. Benchmarking lijkt vooral te zijn afgestemd op de behoeften van de kandidaat-lidstaten.

Via een studiebijeenkomst die begin 2000 in Brighton is gehouden is het benchmarkingproces in gang gezet en is een projectgroep samengesteld die in februari 2001 een praktijkgids heeft uitgewerkt. Deze gids geeft een zeer nauwkeurige beschrijving van de verschillende fasen van benchmarking; de gids laat zien op welke wijze, na afronding van het verslag, een follow-up van de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen zowel op nationaal als internationaal vlak dient te worden uitgevoerd, en de persistentie van effecten moet worden geanalyseerd. Tegelijkertijd is een netwerk van nationale contactpunten opgezet dat in januari 2001 en oktober 2002 bijeenkomsten heeft gehouden.

Richtsnoeren met betrekking tot benchmarking, programma Douane 2002, DOC TAXUD/728/2000, 13 februari 2001.

In totaal zijn 30 benchmarkingvoorstellen geformuleerd en 18 voorstellen ten uitvoer gelegd.

Alle lidstaten, op één na, hebben minstens eenmaal aan dit soort activiteiten deelgenomen; een aantal heeft er zeer regelmatig aan deelgenomen. Aan drie benchmarkingactiviteiten nam een kandidaat-lidstaat deel.

De eind 2002 ondervraagde deelnemende overheidsdiensten hebben hun grote tevredenheid geuit over de soepele organisatie van het benchmarkingproces, de contacten die zijn gelegd naar aanleiding van deze acties en het mate van detail van de werkzaamheden.

Tot de moeilijkheden behoren volgens eigen zeggen de taalbarrières en de noodzakelijke beschikbaarheid van specialisten. Gewezen wordt op het belang van een gerichte selectie van de doelstellingen en de deelnemers en er zijn voorstellen gedaan (meer gedetailleerde verslagen, versterkte follow-up) ter verbetering van de verspreiding van de resultaten.

Aangezien de follow-up van wijzigingen, op lange termijn, een taak is van de nationale overheidsdiensten, zijn er reeds concrete resultaten geboekt. Dit instrument is echter pas onlangs ten uitvoer gelegd en daarom zijn er nog geen effecten vastgesteld.

3.1.6. Monitoring

Terwijl de benchmarkingacties uitgaan van de lidstaten, is monitoring een door de Commissie gecoördineerd en toegepast instrument. Monitoring heeft ten doel de administratieve werkwijzen te verbeteren door bezoeken van nationale ambtenaren in de verschillende landen te organiseren teneinde de procedures te analyseren en te vergelijken. De afgelopen twee jaar is in het kader van het programma slechts voor twee projecten gebruikgemaakt van monitoring. Monitoring is namelijk een vrij log instrument om te beheren en vraagt aanzienlijke personele middelen, zodat de deelnemende overheidsdiensten er vaak de voorkeur aan geven de verwachte resultaten te verkrijgen via benchmarking en projectgroepen.

Er is een analyse uitgevoerd van de capaciteit van de kandidaat-lidstaten om het communautair acquis over te nemen en de resultaten ervan zijn opgenomen in de periodieke verslagen over de uitbreiding .

http://europa.eu.int/comm/enlargement/ report2002/

report2002)

In het kader van de RALFH-contactgroep is een nauwkeurige vergelijking van hun structuren (vgl. hieronder, punt 3.4.6) in de noordelijke havens uitgevoerd.

Het lijkt erop dat het risico van verwarring tussen monitoring en benchmarking is weggenomen, waarbij de laatste formule de populairste aan het worden is.

3.2. Beheer van het programma en doelmatigheid

In het tussentijds verslag werd gewezen op de geleverde inspanningen ter verbetering van de doelmatigheid van het programma. Toen deze inspanning werd voortgezet zijn de instrumenten voor de structurering van het programma en voor het in samenhang brengen van de verschillende acties in grote mate aangewend. Twee actieplannen met hierin alle acties 2001 en voor 2002 zijn regelmatig bijgesteld. Elke actievorm wordt voortaan gestructureerd via richtsnoeren.

Tegelijkertijd wordt de follow-up van de acties versterkt: de organisatoren van gezamenlijke activiteiten worden gevraagd de initiële doelstellingen beter te omschrijven en ervoor te zorgen dat de resultaten en effecten later worden opgenomen in een evenwichtige tabel voor follow-up.

3.3. Conclusies en aanbevelingen inzake de organisatie van de gezamenlijke activiteiten

3.3.1. Conclusies

- Door de lidstaten wordt het nut van de gezamenlijke activiteiten erkend. De organisatie ervan is versterkt door de nieuwe structuren van Douane 2002, en de inspanning ter verbetering van het beheer is continu ondersteund, waarbij de doelmatigheid van het programma is versterkt.

- Het lijkt noodzakelijk de follow-up te versterken, waarvan drie soorten resultaten worden verwacht:

- Uitwisseling van informatie over de werkzaamheden die zijn uitgevoerd met de landen die niet deelnemen aan de betrokken actie;

- Updating van de resultaten van afgeronde acties, die anders het risico lopen een deel van hun relevantie te verliezen (bijvoorbeeld opleidingsmodules);

- En bovenal informatie over de concrete resultaten die voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van de resultaten van de gezamenlijke activiteiten.

3.3.2. Aanbevelingen

- De doeltreffendheid van de gezamenlijke activiteiten zou kunnen worden versterkt door middel van een versterking van de voorbereiding ervan door de nationale en communautaire overheidsdiensten, en met name middels een doelgerichtere selectie van de relevante deelnemers, een agenda die de tijd voorziet die nodig is voor de concretisering van een doelstelling, en het ruim van tevoren verspreiden van de documenten.

- Alle actoren dienen te worden aangespoord tot verbetering van de voorbereiding van de activiteiten. Als er reeds aanbevelingen worden vermeld in de richtsnoeren van elke actie, zou men hieraan kunnen worden herinnerd in de vorm van voor elke activiteit toe te passen essentiële regels

- De aanwending van binnen de Commissiediensten inwerkinggestelde instrumenten voor follow-up dient te worden voortgezet en dient als grondslag te dienen voor de ontwikkeling van een follow-up van de effecten op nationaal niveau.

3.4. Gedetailleerde resultaten van de gezamenlijke activiteiten

3.4.1. Verbetering van het inzicht in en de toepassing van de Europese wetgeving

In het tussentijds verslag was gewezen op de bezorgdheid van de Rekenkamer en de lidstaten vanwege de complexiteit van de douanewetgeving en de moeilijke toepassing ervan. Naast opleiding hebben studiebijeenkomsten en uitwisselingen bijgedragen tot een verbetering van het beheer van de wetgeving en tot de bevordering van de uniformiteit van de toepassing ervan.

De lidstaten zijn van mening dat de studiebijeenkomsten daadwerkelijk hebben bijgedragen tot een betere toepassing van de communautaire wetgeving, omdat zij hebben een vergelijking hebben mogelijk gemaakt van de behandeling van specifieke douanekwesties door de lidstaten (gemiddelde waardering: 3,29). In vier antwoorden wordt gewezen op de volledigheid van deze vergelijking en in twee antwoorden op het hierdoor naar voren gekomen grote aantal verschillen. In twee van deze antwoorden wordt erop gewezen dat de buiten de studiebijeenkomsten gehouden informele besprekingen eveneens bijdragen tot deze resultaten. Volgens de deelnemers zijn een aantal studiebijeenkomsten, zoals die over piraterij en douanelaboratoria, bijzonder nuttig geweest.

Bovendien hebben de uitwisselingen geleid tot verbetering van het inzicht van de deelnemers in de douanewetgeving. In 2001 leidde 12% van de uitwisselingen tot een beter inzicht in specifieke punten van de wetgeving. In 2002 wordt de bijdrage van de uitwisselingen aan dit resultaat door de lidstaten positief beoordeeld (een gemiddelde van 2,96 op 4).

De gezamenlijke activiteiten hebben ervoor gezorgd dat aanbevelingen en richtsnoeren zijn uitgewerkt en verspreid die het inzicht in en de toepassing van de wetgeving vergemakkelijken. Een aantal van deze acties is vooral bestemd voor de kandidaat-lidstaten. Zo is een op 13 en 14 juni 2002 gehouden studiebijeenkomst over het beheer van tariefcontingenten, waaraan alle kandidaat-lidstaten hebben deelgenomen, afgerond met aanbevelingen betreffende de te doorlopen fasen voor aansluiting bij het communautair systeem voor het beheer van contingenten.

3.4.2. Risicobeheer: een coherent geheel van resultaten

De controles en controlenormen vormden een van de prioritaire gebieden van de actieplannen 2001 en 2002. Zo waren de in dit kader uitgevoerde acties het talrijkst. Er zijn concrete resultaten geboekt dankzij de combinatie van verschillende soorten acties.

Op het gebied van risicobeheer zijn er verschillende instrumenten ontwikkeld:

- Een standaardkader voor risicoanalyse met hierin een gemeenschappelijke theoretische aanpak waartoe door de Beheergroep Controles eind 2002 is besloten. In dit document worden gemeenschappelijke definities en beginselen beschreven en worden op vier gebieden gemeenschappelijke normen afgewezen (vaststelling van een strategie, risicoanalyse, risicobehandeling, monitoring en herziening). Dit resultaat is belangrijk gezien de opmerkelijke verschillen tussen de nationale opvattingen over controle.

- Een projectgroep heeft op operationeel vlak gewerkt aan vereenvoudiging van informatie-uitwisseling over risico's. Het gaat, op grond van gemeenschappelijke steun, om het formulier voor risico-informatie (Risk Information Form) om te komen tot een informele en snelle overdracht tussen douanekantoren van informatie die fraudebestrijding kan vergemakkelijken (bijvoorbeeld: een lading lijkt verdacht bij het lossen in een haven, maar kan niet worden gecontroleerd: de kennisgeving van deze verdenking zorgt ervoor dat de autoriteiten van de volgende haven, die de lading zal aandoen, worden gewaarschuwd). Dit instrument is door een aantal landen en vervolgens door de 15 lidstaten naar tevredenheid getest. Dit experimenteel gebruik heeft volgens een van de deelnemende landen aanzienlijke inningen tot resultaat gehad. Voor een algemene toepassing van dit instrument rest de officiële bekrachtiging ervan middels een rechtgrondslag en automatisering van de uitwisseling ervan tussen de douanekantoren.

Tegelijkertijd is door de Beheergroep Controles een inventaris van de prioritaire controlegebieden gevalideerd. Het gaat om een document dat alle van toepassing zijnde communautaire regelgeving inventariseert afhankelijk van de prioriteiten. De afronding van dit document vindt momenteel plaats.

Tot slotte is er een project voor het meten van resultaten geleidelijk ontwikkeld en ten uitvoer gelegd. Aan de hand van een reeks eenvoudige statistische indicatoren maakt het project het mogelijk dat een follow-up van de douaneactiviteiten van de lidstaten kan worden gedeeld, zodat een vergelijking kan worden getrokken en de gedachtegang hierover wordt vergemakkelijkt. De kandidaat-lidstaten nemen sinds juli 2002 aan deze activiteit deel.

3.4.3. Operationele technieken voor fraudebestrijding: aanzienlijke verbeteringen

Gwezen zij op concrete resultaten op twee specifieke gebieden die veelvuldig door de lidstaten zijn genoemd.

1. Op het vlak van de bestrijding van piraterij hebben de gezamenlijke activiteiten gezorgd voor de verspreiding van technieken en aanbevelingen ter vergemakkelijking van de fraudebestrijding en de samenwerking in dit verband met de houders van intellectuele eigendomsrechten.

2. Wat het werk van douanelaboratoria betreft hebben de gezamenlijke activiteiten ervoor gezorgd dat er een samenwerkingsgroep is samengesteld die regelmatig aan de harmonisering van technieken en prioriteiten van de laboratoria in de lidstaten werkt.

3.4.4. Betrekkingen met de bedrijven: een sterke inzet en concrete ervaringen

Verschillende soorten acties waren gericht op de dialoog met de bedrijven en op de uitwerking van voorwaarden voor een betere samenwerking.

Op de in juni 2001 te Stockholm gehouden EMPACT -studiebijeenkomst, waaraan vertegenwoordigers van het bedrijfsleven deelnamen, hebben de Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten uiting gegeven aan een sterke politieke wil om de bedrijven te betrekken bij relaties inzake dialoog en partnerschap tot wederzijds voordeel.

European Model for PArtnership between Customs and Trade.

Wat betreft de resultaten van deze studiebijeenkomst dient te worden gewezen op de evaluatie van het proefproject inzake de enige administratieve vergunning, de inwerkingstelling van een website die zich richt op de dialoog met het bedrijfsleven (het gaat hierbij met name om gegevens van nationale contactpunten) en de uitwerking van het COMPACT -model. Dit model is het resultaat van de samenwerking tijdens verschillende acties tussen een aantal overheidsdiensten en twee ondernemingen; het gaat hierbij om een model voor erkenning van ondernemingen op basis van een gedetailleerde audit. Aangezien het model vereenvoudigingen van inklaringsprocedures toestaat, leidt het voor de bedrijven tot een aanzienlijke besparing.

COMpliance and Partnership, Customs and Trade.

De lidstaten kennen aan de bijdrage van de studiebijeenkomsten ter verbetering van de uitwisselingen tussen de overheidsdiensten en de bedrijven een cijfer van 3,42 op 4 toe. Dit resultaat betreft tegelijkertijd:

- Verbetering en verpersoonlijking van de contacten (7);

- Inachtneming van de bijdrage van het bedrijfsleven op deze bijeenkomsten (4).

Een aantal landen wenst dat deze contacten verder worden ontwikkeld (3 vermeldingen) en dat de bedrijven hierbij meer worden betrokken.

3.4.5. Opleiding: ontwikkeling en harmonisatie van materiaal

Het programma moet concrete resultaten opleveren, met name vijf opleidingsmodules over specifieke onderwerpen (waarvan een aantal momenteel worden vertaald), in de vorm van een cd-rom, alsmede een database met gegevens over toegankelijk opleidingsmateriaal in de verschillende landen, die binnenkort toegankelijk zal zijn op internet.

De taalkwestie, die reeds in het tussentijds verslag als een probleem is gesignaleerd, vormt een groot obstakel voor de effecten van de opleidingsacties. De vertaling van het, vaak complexe (interactieve cd-rom), cursusmateriaal blijkt kostbaar te zijn en veel tijd in beslag te nemen. Op dit punt wordt in twee vragenlijsten gewezen, terwijl twee lidstaten het tijdens de evaluatie betreuren dat dit materiaal nog niet toegankelijk is. Voor de toekomst wordt overwogen deze modules door drietalige teams rechtstreeks te laten vertalen in de drie werktalen. Daarnaast wordt overwogen de uitwerking te bevorderen van in de nationale opleidingen te integreren communautaire normen en niet van rechtstreeks in de opleidingsacties te gebruiken materiaal.

3.4.6. Netwerken, structuren, persoonlijke contacten: een belangrijk resultaat

Het opzetten van netwerken tussen verschillende actoren die op hetzelfde gebied actief zijn is een opmerkelijk resultaat van het programma. Het eerste netwerk was de RALFH -contactgroep, dat, naast regelmatige uitwisselingen, heeft gezorgd voor de verwezenlijking van een vergelijking van de verschillende noordelijke havens in de Europese Unie middels monitoring. Deze vergelijking is voor elk van deze havens nuttig, niet alleen om de werkwijze en organisatie van elke haven in een kader te plaatsen, maar ook wat betreft de betrekkingen van de desbetreffende haven met de vervoerders, die geneigd zijn steeds een andere aanpak te hanteren in de verschillende havens die zij aandoen.

Voor Rotterdam Antwerpen Le Havre Felixstowe Hamburg.

Dit systeem van contactgroepen heeft als model gediend voor de samenwerking tussen de luchthavens (ICARUS) en de zuidelijke havens (ODYSSUD).

Een informeel netwerk van persoonlijke contacten is eveneens het indirecte resultaat van verschillende gezamenlijke activiteiten. Dit aspect wordt door de lidstaten sterk benadrukt als zijnde het specifieke resultaat van studiebijeenkomsten en uitwisselingen. De antwoorden op de vragenlijst kennen namelijk een cijfer van gemiddeld 3,42 op 4 toe voor de 'bijdrage van de studiebijeenkomsten tot vaststelling van contactpunten in andere lidstaten en/of om de administratieve samenwerking en de informatie-uitwisseling tussen douanediensten te verbeteren'. Als motivering voor hun positieve beoordeling zijn er acht landen die de persoonlijke aard van de aangeknoopte contacten als positief vermelden, terwijl drie van deze landen een rechtstreeks verband leggen met de mogelijkheid tot verbetering van de samenwerking. Twee landen zijn van oordeel dat de studiebijeenkomst een instrument is dat met name geschikt is voor het leggen van contacten en één land is van mening dat slechts bepaalde specifieke studiebijeenkomsten bijdragen tot deze doelstelling.

Met een gemiddeld 'cijfer' van 3,79 op 4 wordt ditzelfde resultaat geacht te zijn bereikt dankzij de uitwisselingen. Zeven landen wijzen erop dat het gaat om een wezenlijk resultaat van de uitwisselingen; drie landen hebben lovende woorden voor de informele aard ervan.

Op grond van de opmerkingen van de lidstaten moet worden gewezen op het belang van dit resultaat. Deze aangeknoopte contacten zijn voor de deelnemers namelijk een praktisch middel om hun werkzaamheden naderhand te vergemakkelijken. Bovendien versterken zij de bewustwording van de Europese dimensie van hun functie. In de antwoorden wordt gesproken van een beter 'wederzijds begrip', vooruitgang van de deelnemers waar het gaat om talenkennis, het zich eigen maken van een 'meer communautaire aanpak' en zelfs de vorming van een 'gemeenschappelijke identiteit'.

3.5. Effecten van de gezamenlijke activiteiten

De directe resultaten van de gezamenlijke activiteiten zijn hierboven beschreven. Wat zijn de gevolgen ervan en hoe dragen zij bij tot verwezenlijking van de in het programma vastgestelde doelstellingen?

De hier vastgestelde effecten zijn voornamelijk effecten op korte en middellange termijn die samenhangen met de tenuitvoerlegging van de communautaire resultaten per lidstaat. De effecten op lange termijn worden namelijk hoofdzakelijk verwacht van acties die de afgelopen jaren in het kader van het programma zijn uitgevoerd. Het is nog te vroeg om deze te analyseren, terwijl - bij gebrek aan in de eerste jaren van het programma vastgestelde indicatoren, de effecten op lange termijn van de eerste uitgevoerde acties niet kunnen worden gemeten. Voor het programma Douane 2007 zullen dergelijke indicatoren in 2003 worden vastgesteld. Derhalve is het moeilijk een oordeel te geven over de duurzaamheid ("sustainability") van de behaalde resultaten, temeer daar de verwachte resultaten alleen kunnen worden beoordeeld aan de hand van kwalitatieve criteria, en niet kwantitatieve critera.

3.5.1. Gebruik van de resultaten van de opleiding op nationaal niveau

De lidstaten beoordelen de effecten van de opleidingsacties op genuanceerde wijze. Zij zijn van mening dat de ondernomen opleidingsacties hen in staat hebben gesteld de op nationaal niveau verstrekte opleiding te verbeteren (gemiddelde beoordeling van 3 op 4). Zes landen maken melding van verbeteringen die zijn ingevoerd op nationaal niveau, zowel op grond van uitwisselingen en modules als op grond van aanbevelingen. Hetzelfde gemiddelde cijfer wordt toegekend aan de bijdrage van de opleidingsacties tot verbetering van de kennis over specifieke onderwerpen. Als voorbeeld wordt het effect vermeld van de acties betreffende het doorzoeken van containers en voertuigen.

In het kader van het programma was bijzondere aandacht besteed aan de opleiding van het hoger douanepersoneel. Op dit punt kennen de lidstaten een cijfer van 2,82 op 4 toe aan de bijdrage van het programma. Dit cijfer is echter geen relevante indicator, aangezien sommige lidstaten de op communautair niveau uitgevoerde acties hebben geëvalueerd en andere landen de acties die op nationaal niveau hebben plaatsgevonden.

Op dit punt verwijzen de lidstaten naar de voordelen die voortvloeien uit het communautaire optreden, maar maken geen gewag van voortzettingen van acties op nationaal niveau. In concreto is er een studiebijeenkomst georganiseerd in het kader van het programma onder leiding van het hoger douanepersoneel, dat in vijf antwoorden wordt gezien als een positieve ervaring. Twee landen wijzen erop dat deze actie moet worden voortgezet en enkele landen zien ook de noodzaak in van een doelgerichtere selectie van de deelnemers. Daarnaast wordt van de uitwisselingen, zoals het onderhouden van contacten, gezegd dat zij bijdragen tot een betere opleiding van dit personeel.

Conclusie

In het algemeen is, ondanks het grote aantal opleidingsmodules voor het personeel dat in het kader van het programma is gerealiseerd, niet tegemoet gekomen aan de enorme hierdoor gewekte belangstelling van de actoren, terwijl de behoefte op het gebied van opleiding aanzienlijk was.

Aanbeveling

Een soepelere en betere organisatie van de opleiding ter bevordering van de samenwerking tussen opleidingscentra en de ontwikkeling van projecten dient voorrang te krijgen. Volgens deze criteria zal de doeltreffendheid van de nieuwe organisatie van de opleiding onder Douane 2007 op korte termijn moeten worden geëvalueerd om, indien nodig, opnieuw te worden aangepast. In het algemeen moeten de voor opleiding bestemde financiële middelen worden verhoogd teneinde tegemoet te komen aan de geuite belangstelling.

3.5.2. Samenwerking met de bedrijven: betere communicatie en verandering van perspectief.

Wat betreft de effecten van de studiebijeenkomsten, waaraan een gemiddelde cijfer van 2,50 is toegekend ten aanzien van de verbetering van de communicatie tussen de bedrijven en de nationale overheidsdiensten, wijzen negen antwoorden op aanzienlijke voortgang (hulp bij de structurering en rationalisering van de dialoog, verbetering van de communicatie inzake specifieke onderwerpen, enz.).

De effecten van de projectgroepen krijgen een gemiddelde waardering van 2,92 op 4 wat betreft de bijdrage ervan aan een betere inachtneming van de vastgestelde behoeften op het gebied van:

- Samenhang van de controles (1 antwoord)

- Uniforme toepassing van de wetgeving (2 antwoorden)

- Een door de informatietechnologieën ondersteunde gemeenschappelijke aanpak en inachtneming van het standpunt van de bedrijven (1 antwoord).

Op de vragen over de algemene bijdrage van het programma aan de vereenvoudiging van de communicatie en de raadpleging van de bedrijven hebben de lidstaten een genuanceerd antwoord gegeven, hetgeen blijkt uit een gemiddelde van 2,64 op een schaal van 1 tot en met 4. Vijf landen zijn van mening dat het programma 'helemaal niet' of slechts 'enigszins' heeft bijgedragen aan deze doelstelling, maar om zeer uiteenlopende redenen. Voor sommige landen is de taak uiterst moeilijk, bijvoorbeeld vanwege 'cultuurverschillen', en voor andere landen heeft het programma weinig toegevoegde waarde gehad, omdat zij reeds een dialoog op nationaal niveau in gang hadden gezet.

In het algemeen wordt de voortgang hoofdzakelijk op het gebied van de communicatie erkend. De antwoorden vermelden verbeteringen op het gebied van

- Communicatie (3)

- Het leggen van contacten (3)

- Raadpleging (3).

De ontwikkeling van een gemeenschappelijke aanpak wordt daarentegen slechts één keer vermeld. Met andere woorden, het programma lijkt meer te hebben gediend als katalysator van een bewustwording die slechts tot concrete oplossingen en convergenties heeft geleid.

Conclusies

Een evaluatie van het effect van de projecten is op het moment voorbarig. De in het kader van het programma verwezenlijkte effecten liggen voornamelijk op drie niveaus:

- Aanmoediging tot openstelling van de dialoog en het partnerschap;

- Bewustwording door de lidstaten van de behoeften van de bedrijven, de uitdagingen inzake concurrentievermogen en de wederzijdse voordelen van een samenwerking;

- Concrete voorbeelden van en voorstellen voor verbeteringen.

Aanbevelingen

- De bereikte resultaten vragen om een verlenging in het kader van Douane 2007, die met name zal moeten zorgen voor een overgang van experimentele ervaringen (zoals het COMPACT-model) naar communautaire normen.

- Teneinde de aan de dag gelegde dynamiek in stand te houden, dient de doelstelling ter vereenvoudiging van de handel een prioritaire en constante zorg te zijn van het programma Douane 2007 en geïntegreerd te worden in de structuur van alle acties.

3.5.3. Verbetering van de administratieve samenwerking

De lidstaten waarderen (cijfer 3,55) de algehele bijdrage van het programma aan de verbetering van de administratieve samenwerking en de uitwisseling van informatie Volgens zes lidstaten is dit resultaat vooral te danken aan de gelegde contacten.

Er wordt naderhand gebruikgemaakt van de contacten die zijn aangeknoopt naar aanleiding van de studiebijeenkomsten (gemiddelde waardering van 3,08).

Wat de uitwisselingen betreft wordt in de antwoorden een cijfer 2,92 op 4 toegekend voor de mate van geconstateerde verbetering van de methoden voor administratieve samenwerking en/of verbetering van de informatie-uitwisseling tussen douaneoverheidsdiensten. Voor sommigen (twee landen) hangt dit effect met name samen met specifieke netwerken zoals RALFH; voor andere landen heeft dit meer te maken met het informele aspect van de aangeknoopte contacten (drie antwoorden). Meer in het bijzonder wordt de toename van de frequentie van de contacten tussen de verzendende en ontvangende overheidsdiensten, met name voor het verkrijgen en uitwisselen van douane-informatie, beoordeeld met een cijfer 3,05.

Wat het nut van de contacten betreft wordt in enkele antwoorden gewezen de noodzaak van instandhouding en verdere ontwikkeling van deze contacten, waarbij in sommige antwoorden een formalisering van de netwerken en van hun verbinding binnen de nationale overheidsdiensten wordt voorgesteld. Aangezien er nog geen sprake is van duurzame contacten, moet men zich afvragen of de formalisering ervan niet ertoe kan leiden dat een deel van de doeltreffendheid ervan verloren gaat.

Bovendien wordt in twee opmerkingen de mogelijkheid van tegenstrijdigheid geopperd tussen de informele netwerken en de gecentraliseerde procedures voor informatieoverdracht.

Conclusies

- De toename van de contacten tussen ambtenaren van de verschillende nationale overheidsdiensten, de gelijktijdige bewustwording van de internationale dimensie van hun functie en het feit dat naderhand met succes gebruik is gemaakt van deze betrekkingen, vormt een aanzienlijk positief effect van het programma.

- Het lijkt er evenwel op dat er nog geen sprake is van volledig duurzame informele contacten.

Aanbevelingen

Met het behoud van de capaciteit van de gezamenlijke activiteiten ter bevordering van de informele contacten, lijkt het belangrijk om enerzijds op communautair niveau voorrang te geven aan de formalisering van de netwerken en anderzijds op nationaal niveau voor samenhang te zorgen tussen de officiële circuits en de voorwaarden voor informatie-uitwisseling binnen deze netwerken.

3.5.4. Verbetering van de werkmethoden

3.5.4.1. Beheer van de wetgeving

De bijdrage van de studiebijeenkomsten aan een beter inzicht in en een betere toepassing van de douanewetgeving door de nationale overheidsdiensten krijgt een gemiddelde waardering van 2,58. Directe integratie van deze resultaten wordt door vier landen vermeld, terwijl andere landen verwachten dat deze integratie indirect zal voortvloeien uit de voortgang die wordt geboekt op het gebied van opleiding, alsook op specifieke gebieden zoals samenwerking tussen laboratoria. In twee antwoorden wordt er tevens op gewezen dat de resultaten van de studiebijeenkomsten moeten worden voortgezet door andere acties om effecten te sorteren.

De mening over de uitwisselingen is dat zij in dezelfde mate als de studiebijeenkomsten een aantal positieve effecten hebben gehad op het gebied van interpretatie of toepassing van de wetgeving (gemiddelde waardering van 2,46). Vijf landen maken in hun opmerkingen melding van een verbetering in dit opzicht. Voor twee landen komen de effecten bovenal ten goede aan de betrokken individuen en indirect aan de overheidsdiensten. Voor twee andere landen blijven de effecten zeer moeilijk te meten.

Wat betreft de vragen over de bijdrage van de projectgroepen aan een beter begrip van specifieke aspecten van de wetgeving, geven de lidstaten een gemiddelde beoordeling van 3,38 op 4. De verwachte effecten liggen op verschillende tijdsniveaus: hoewel een aantal landen nu al bepaalde effecten constateren (zoals bijvoorbeeld voor één ervan de verbetering van de kennis), verwacht het merendeel ofwel effecten van de tenuitvoerlegging van bepaalde resultaten (met name het gebruik van de opleidingsmodules), of hoopt op effecten van nog in uitvoering zijnde werkzaamheden, zoals bijvoorbeeld de ontwikkeling van het initiatief e-customs.

Conclusie

Het programma heeft bijgedragen tot een beter inzicht in en een betere toepassing van de wetgeving dankzij de verschillende ontwikkelde instrumenten (model voor risicoanalyse, dat hieronder wordt weergegeven, computerapplicaties).

Aanbevelingen

Kan ten aanzien van de complexiteit van de communautaire wetgeving waarop de Rekenkamer heeft gewezen en van het aantal betrokken landen niet worden nagedacht over de mogelijkheden van vereenvoudiging?

3.5.4.2. Verbetering van de werkmethoden en met name de controlemethoden.

Een analyse van de doelstellingen van de lidstaten ten aanzien van de uitwisselingen in 2001 had aangetoond dat ongeveer de helft van de aangekondigde doelstellingen betrekking had op de verbetering van een specifieke werkmethode en wel door ervaring op te doen en goede werkwijzen vast te stellen.

Na de uitwisselingen in 2001 en 2002 kennen de lidstaten een gemiddeld cijfer van 2,46 op 4 toe aan de wijzigingen en/of verbetering van de werkmethoden van hun nationale overheidsdiensten. Drie lidstaten maken gewag van de op het moment ten uitvoer gelegde veranderingen op nationaal niveau en twee lidstaten van de verwachte veranderingen. Voor één lidstaat zijn de verbeteringen vooral te danken aan de rechtstreeks bij de uitwisselingen betrokken ambtenaren. Drie landen leggen een verband tussen het belang van het bereikte effect en de positie van de ambtenaar die van de uitwisseling gebruik heeft gemaakt, enerzijds vanuit een hiërarchisch standpunt en anderzijds vanuit een geografisch standpunt, waarbij wordt gesuggereerd dat bepaalde verbeteringen uitsluitend op lokaal niveau worden ingevoerd.

De lidstaten zijn van mening (gemiddelde waardering van 3) dat de projectgroepen hebben gezorgd voor de verbetering of aanpassing van de controlemethoden en -procedures binnen de nationale overheidsdiensten. Een aantal landen vermeldt dat het bijzonder praktische aspect van de werkzaamheden de uitvoering ervan op nationaal niveau vereenvoudigt. Tegelijkertijd wordt gebruikgemaakt van convergentie-instrumenten zoals het meten van de resultaten en het model voor risicoanalyse.

Drie lidstaten voorzien effecten van bepaalde projecten, bijvoorbeeld van de samenwerking tussen laboratoria en tussen luchthavens, en van de werkzaamheden met het oog op de integratie van computersystemen.

Twee landen maken melding van belemmeringen die de effecten van de projectgroepen in de weg staan. Voor het ene land gaat het om het feit dat de deelnemers op nationaal niveau in bepaalde gevallen niet in staat zijn veranderingen teweeg te brengen. Het andere land trekt de mogelijkheid in twijfel van enkele afgevaardigden om te zorgen dat hun land, waarvan de cultuur is gericht op een arbeidsintensieve controle, zich ontwikkelt in de richting van risicobeheer. Deze opmerking kan in verband worden gebracht met de constatering dat er sprake is geweest van een ongelijke deelname van de landen aan de betrokken projectgroepen.

In het algemeen wordt de bijdrage van het programma aan de verbetering van de douanecontroles door de lidstaten zeer positief beoordeeld, aangezien zij deze vraag beantwoorden met een gemiddelde waardering van 3,73 op 4. Naast de nu in gang zijnde of verwachte tenuitvoerlegging van de getrokken conclusies, worden ook indirecte effecten genoemd, zoals bijvoorbeeld een betere motivering binnen de nationale overheidsdiensten in verband met de aanpassing van de verworven kennis.

Conclusie

Het programma draagt daadwerkelijk bij tot de verbetering van de werkmethoden en is bevordelijk voor een rationalisering van de controlemethoden, ook al wordt dit aspect door de verschillende lidstaten op ongelijke wijze uitgevoerd.

Aanbevelingen

- Voor werkmethoden dienen middelen te worden ontwikkeld om op nationaal niveau de door de deelnemers aan de studiebijeenkomsten en uitwisselingen opgedane ervaringen te verspreiden. Deze verspreiding is van groter belang wanneer de deelname aan het communautair programma in een specifiek nationaal project wordt geïntegreerd.

- Wat betreft risicobeheer moet het volgende programma ervoor zorgen dat wordt overgestapt van experimentele acties naar de uitwerking van door eenieder aanvaarde communautaire normen.

4. ACTIES DIE ZIJN GEFINANCIERD IN HET KADER VAN HET EXTERNE ONDERDEEL VAN HET PROGRAMMA DOUANE 2002.

Het externe onderdeel van het programma Douane 2002 beschikt over een bescheiden begroting en daarom is het aantal jaarlijks onder deze begrotingslijn georganiseerde acties beperkt. Dat geldt eveneens voor de omvang en de aard van deze acties die veeleer individuele acties zijn dan geïntegreerde projecten. Daarnaast zij er op gewezen dat wat betreft de landen die kandidaat zijn voor toetreding tot de Europese Unie, deze acties slechts een deel van de ten gunste van deze landen verstrekte technische bijstand op douanegebied vertegenwoordigen. Andere acties waarbij DG TAXUD is betrokken worden georganiseerd onder het beschermheerschap van het bijstandsprogramma Phare alsook in samenwerking met TAIEX of in het kader van de TAC -faciliteit. Desalniettemin wordt het externe onderdeel van het programma Douane 2002 als zeer nuttig gezien.

Directoraat-generaal 'Belastingen en douane-unie' van de Europese Commissie.

Technical Assistance Information Exchange.

Travel and Conference facility.

4.1. Baltic Sea Customs Conference.

De Conference' (BSCC), is een in het kader van de Raad van Oostzeelanden, Council of Baltic Sea States (CBS), genomen initiatief. De eerste bijeenkomst van deze conferentie heeft in 1995 plaatsgevonden. De directeuren-generaal van de douanes van het Oostzeegebied vergaderen om de twee jaar teneinde de prioriteiten in het gebied te bespreken. De deelnemende landen zijn Denemarken, Zweden, Finland, IJsland, Duitsland, Polen, Estland, Litouwen, Letland en de Russische Federatie.

Met inachtneming van de door de directeuren-generaal vastgestelde prioriteiten worden na de conferentie werkgroepen opgericht teneinde te zorgen voor de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen. Tot 2001 waren de acties voornamelijk gericht op de kandidaat-lidstaten en zijn onderwerpen als corruptiebestrijding aan de orde gesteld (een studiebijeenkomst heeft in oktober 2000 in Krakov plaatsgehad).

Met het oog op de door de kandidaat-lidstaten geboekte vooruitgang is de prioriteit zich gaan richten op de Russische Federatie. In 2001 heeft de vierde conferentie zich op verzoek van de ministers van Handel geconcentreerd op de vermindering van de wachttijden bij de grenzen. De werkgroep procedures heeft de tijd gemeten die nodig is voor de inklaring en de totale wachttijd bij geselecteerde grensposten van de regio teneinde de problemen vast te stellen betreffende moeilijke grensovergangen.

Het programma Douane 2002 heeft een financiële bijdrage geleverd voor de organisatie van de conferenties, studiebijeenkomsten en vergaderingen van de werkgroepen.

De vijfde conferentie staat voor oktober 2003 in Riga gepland. Bij deze gelegenheid zal de stand van zaken worden opgemaakt. Er zal bijzondere aandacht worden besteed aan de verkregen resultaten en zal de toekomst van de conferentie na de uitbreiding van de Europese Unie worden besproken.

4.2. Steun voor de Werelddouaneorganisatie (WDO/WCO)

Tegen eind 1997 heeft de Werelddouaneorganisatie de Commissie verzocht financiële steun te verlenen ten gunste van het 'WCO Fellowship programme', haar beursprogramma. Dit systeem heeft ten doel jonge douanebeambten in ontwikkelingslanden te steunen bij hun werk of bij het volgen van een studie in een specifieke douanesector en deel te nemen aan opleidingsmaatregelen voor het middenkader.

De Commissie heeft het dienstig geacht om, in het kader van de pretoetredingsstrategie, deelnemers uit zowel de kandidaat-lidstaten als de NOS -landen in een dergelijk programma op te nemen. Dientengevolge heeft zij de financiering goedgekeurd van de stages van zes ambtenaren per jaar gedurende een periode van vier jaar (van 1998 tot en met 2001). Bovendien was overeengekomen dat de Commissie de deelnemers zou mogen kiezen op grond van hun verdiensten en hun curriculum,. Deze subsidie was een aanvulling op de opleidingsmaatregelen die zich richten op de ontwikkeling van de douane-instellingen in de kandidaat-lidstaten en NOS-landen die in het kader van het Phare- en het Tacis-programma worden gesteund. Het belang om de deelname aan deze programma's te waarborgen, werd gemotiveerd door het feit dat deze landen nauw zullen moeten samenwerken met de lidstaten, die in de toekomst buurlanden worden aan de buitengrens van de Unie.

Nieuwe Onafhankelijke Staten.

De lidstaten zijn ten aanzien van dit voorstel van de Commissie geraadpleegd tijdens de bijeenkomst van het Comité voor technische bijstand en opleiding die 20 oktober 1997 in Brussel plaatshad. Dit initiatief is unaniem als nuttig beschouwd, en de lidstaten hebben zich vrijwillig aangemeld om de door de Gemeenschap gesteunde bursalen te ontvangen tijdens een studiebezoek van twee weken in een van het fellowship programme deel uitmakende overheidsdienst.

Aan het eind van elke stage waren de deelnemers verplicht een verslag in te dienen.

De WCO heeft opnieuw een aanvraag voor financiële bijstand ingediend; deze wordt momenteel onderzocht overeenkomstig het programma Douane 2007.

4.3. Bijstand op het gebied van informatica, gefinancierd door de begrotingslijn 'Douane 2002 Extern'

De begrotingslijn 'Douane 2002 Extern' heeft een project gefinancierd dat zich richt op steunverlening aan de kandidaat-lidstaten, teneinde:

- De ontwikkeling te doen slagen van de nationale computersystemen die aangesloten zullen moeten worden op de op douanegebied gebruikte communautaire systemen;

- Hun operationele capaciteit te verhogen op het gebied van informatica en een constante werking te waarborgen van de nationale systemen op een adequaat kwaliteitsniveau na hun toetreding tot de Europese Unie.

De kandidaat-lidstaten dienen van hun kant te zorgen voor het onderhoud van de nationale component van de communautaire computersystemen die nodig zijn voor de goede werking van de interne markt (op het gebied van belastingen) en de douane-unie. De aan de kandidaat-lidstaten verleende technische bijstand kan derhalve niet waarborgen dat hun computersystemen volledig operationeel zullen zijn op het moment van hun toetreding.

De steun is in verschillende vormen verleend:

- De Commissie heeft aan de kandidaat-lidstaten de regelmatig bijgehouden documentatie van de douane-computersystemen op cd-rom en op een interne website ter beschikking gesteld.

- Aan deze landen zijn talrijke bezoeken gebracht teneinde de uit te voeren taken uit te leggen, technische punten te verduidelijken en een follow-up van de bij de projecten gemaakte vorderingen uit te voeren.

- Bij wijze van voorbeeld zijn projectplannen ontwikkeld voor de interconnectiviteit in het algemeen en voor elk project in het bijzonder en deze plannen zijn ter beschikking gesteld aan de douaneoverheidsdiensten. Er is steun verleend aan de kandidaat-lidstaten voor de ontwikkeling van projectplannen en de opstelling van aanbestedingsvoorwaarden ter voorbereiding van de aanbestedingsprocedures.

4.4. Initiatieven die door andere communautaire programma's op het gebied van informatica zijn gefinancierd

In het kader van het Phare-programma is een project met het oog op de aansluiting van elke kandidaat-lidstaat op het beveiligde CCN/CSI-netwerk door de Commissie goedgekeurd. De daadwerkelijke aansluiting van elke kandidaat-lidstaat van de eerste golf wordt voor medio 2003 verwacht.

In het kader van het programma 'Travel, Accomodation and Conference facility' is in 2002 een reeks conferenties georganiseerd teneinde de werking van elk door interconnectiviteit gewaarborgd computersysteem uitvoerig te beschrijven.

5. OPENSTELLING VAN HET PROGRAMMA VOOR DE KANDIDAAT-LIDSTATEN

In 2002 is het besluit genomen de deelname van de kandidaat-lidstaten aan het programma Douane 2002 mogelijk te maken. Dit besluit is gebaseerd op de pretoetredingsstrategie volgens welke de overheidsdiensten worden voorbereid op volledige deelname aan de communautaire processen teneinde het administratieve vermogen te garanderen om de communautaire voorschriften toe te passen.

Op 1 juli 2002 zijn de programma's opengesteld voor elf kandidaat-lidstaten middels de ondertekening van een memorandum of understanding (MoU). Dit memorandum bepaalt dat de kandidaat-lidstaten volgens dezelfde voorwaarden deelnemen aan de programma's als de lidstaten wat betreft het aantal deelnemers aan studiebijeenkomsten, projectgroepen, uitwisselingen en andere gezamenlijke activiteiten. Deze deelname heeft geen gevolgen voor de begroting, omdat de kandidaat-lidstaten deze betalen. De kosten van een aantal evenementen (studiebijeenkomsten, projectgroepen) worden echter wel uit de communautaire begroting betaald omdat het aantal deelnemers is toegenomen.

UITGEZONDERD LETLAND EN TURKIJE, DIE BESLOTEN HEBBEN SLECHTS VANAF 2004 DEEL TE NEMEN.

6. CONCLUSIES

6.1. Algemene conclusies

- De in het kader van het programma uitgevoerde acties hebben daadwerkelijk bijgedragen tot de hieraan toegekende doelstellingen. Zonder een dergelijk programma zouden de lidstaten waarschijnlijk wat betreft hun modernisering voortgang hebben geboekt. Maar, naast de coördinatie van de inspanningen, heeft het programma enerzijds ervoor gezorgd dat sommige landen aanzienlijke voortgang hebben geboekt wat betreft aspecten waarin zij hebben geïnvesteerd, en anderzijds dat andere landen zijn gaan nadenken over op nationaal niveau weinig besproken aspecten.

Het grote aantal doelstellingen en de uiteenlopende culturen en nationale situaties op douanegebied mogen door de positieve effecten van het programma niet uit het oog worden verloren. De doelstelling om ervoor te zorgen dat de douanes van de lidstaten als één enkele organisatie functioneren, motiveert de versterking van de geleverde inspanningen. Deze versterking is des te meer noodzakelijk vanwege de toetreding van nieuwe lidstaten en de hieruit voortvloeiende veranderingen voor de buitengrens van de Unie.

- Het lijkt erop dat de verspreiding op nationaal niveau van de op communautair niveau bereikte resultaten nog verder kan worden ontwikkeld. Een aantal opmerkingen van de lidstaten doet namelijk vermoeden dat de koppeling tussen de nationale organisatie en de communautaire samenwerking kan worden verbeterd. Dit moet gebeuren op alle niveaus van deelname: de afgevaardigden op de studiebijeenkomsten moeten bijvoorbeeld in staat zijn de verworven kennis over te brengen naar een toereikend niveau in hun land, de afgevaardigden in de verschillende beheergroepen moeten in staat zijn hun overheidsdiensten te betrekken bij de besproken onderwerpen en de informatie-uitwisseling in het kader van de Europese netwerken moet aan de officiële informatiecircuits worden gekoppeld.

- De ontwikkeling van het programma gaat verder en het programma wordt steeds complexer. Dit hangt niet alleen samen met het uitbreidingsproces, dat maakt dat het aantal deelnemers toeneemt, maar ook met de diversiteit van de te coördineren standpunten en de toename van het aantal voorgestelde acties. Terwijl in het begin het initiatief van de acties afkomstig was van de Commissiediensten, leggen de lidstaten nu ook voorstellen voor: de tenuitvoerlegging van al die voorstellen is niet altijd haalbaar.

Tegelijkertijd gaat de ontwikkeling van het programma verder wat de vorm betreft. Het lijkt erop dat in plaats van aan de 'klassieke' acties zoals studiebijeenkomsten en uitwisselingen, die alle deelnemende landen op dezelfde manier erbij moeten betrekken, de voorkeur wordt gegeven aan acties die, zoals benchmarking, projectgroepen en een aantal specifieke uitwisselingen, een klein aantal landen intensief betrekken bij een specifiek onderwerp. Specifieke onderwerpen zijn werkbaarder en zorgen voor snelle resultaten.

Tot slot heeft de intensivering van de verschillende werkzaamheden ervoor gezorgd dat de complementariteit ervan en de convergentie van de doelstellingen duidelijk werden. Dientengevolge moet elke actie coherent zijn met alle doelstellingen van het programma, dat is ontwikkeld als een geïntegreerd geheel (zo heeft de doelstelling inzake vergemakkelijking van de handel betrekking op verschillende gezamenlijke activiteiten alsmede op computerapplicaties).

- Deze ontwikkelingen rechtvaardigen een verbetering van de follow-up en de evaluatie: de resultaten van de follow-up zouden begrijpelijker kunnen zijn en meer toegankelijk voor de verschillende partners, met inbegrip van de lidstaten. De geloofwaardigheid van de evaluatie zou zijn versterkt doordat een beroep is gedaan op beoordelaars die onafhankelijker kunnen zijn dan de nationale of Europese overheidsdiensten die zelf aan de programma's deelnemen.

- De begrotingslijn 'Douane 2002 Extern' heeft de kandidaat-lidstaten technische bijstand verleend om te zorgen voor interconnectiviteit van de computersystemen van de kandidaat-lidstaten en om hun operationele capaciteit op het gebied van informatica te vergroten. Het Phare-programma heeft hen bijgestaan bij de aansluiting op het CCN/CSI-netwerk alsook op andere communautaire applicaties. Aangezien de kandidaat-lidstaten moeten zorgen voor onderhoud van de nationale component van de communautaire computersystemen die nodig zijn voor de goede werking van de interne markt (op het gebied van belastingen) en de douane-unie, kan de aan de kandidaat-lidstaten verleende technische bijstand niet garanderen dat hun computersystemen volledig operationeel zullen zijn op het moment van hun toetreding.

6.2. Algemene aanbevelingen

Naast de hierboven vermelde aanbevelingen ten aanzien van de specifieke doelen van het programma, worden de volgende suggesties gedaan om de gezamenlijke activiteiten nog zinvoller te maken:

- Het programma zou efficiënter kunnen worden op grond van een grotere betrokkenheid van de deelnemende landen middels versterking van de coördinerende rol van de Commissiediensten. Te dien einde lijkt het noodzakelijk verschillende instrumenten te ontwikkelen. Allereerst moet de begrijpelijkheid van het programma worden ontwikkeld, met name wat betreft de financiële onderdelen ervan, opdat de deelnemers over een totaalbeeld beschikken. Bovendien zouden de ontwikkeling en aanmoediging van gezamenlijke activiteiten door de nationale overheidsdiensten kunnen worden bevorderd aan de hand van methodologische aanbevelingen (benchmarking berust reeds grotendeels op de deelnemende landen op grond van richtsnoeren). Wat de evaluatie betreft, zouden de classificatie van de verwachte effecten en de diagnose van de verrichtingen worden vergemakkelijkt door vanaf het begin van het programma kwantitatieve indicatoren te hanteren.

- De ontwikkeling van het programma maakt dat in de toekomst de voorkeur wordt gegeven aan acties die beperkt zijn tot een klein aantal deelnemers. Deze acties dienen echter een instrument te zijn voor het meten van voortgang dat door alle lidstaten wordt gebruikt. Ook dient erover nagedacht te worden of het zinvol is de resultaten te delen, dat wil zeggen niet alleen de verspreiding ervan, maar ook de aanpassing ervan op nationaal niveau. In dit opzicht zouden projectgroepen moeten worden ontwikkeld die in opeenvolgende stadia een steeds groter aantal overheidsdiensten bijeenbrengen.


Deel 2: Verslag over de tenuitvoerlegging van het programme Douane 2002 op het gebied van de informatica (1998-2002)


1. INLEIDING

1.1. Achtergrond

Het onderhavige verslag analyseert de sterke en zwakke punten van de door het programma Douane 2002 gefinancierde computersystemen en vult het verslag aan over de tenuitvoerlegging van het programma (gezamenlijke activiteiten).

Het verslag is opgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 1, lid 10, onder b), van Beschikking nr. 105/2000/EG van 17 december 1999. In dit artikel wordt bepaald dat het eindverslag over de tenuitvoerlegging van het programma Douane 2002 vergezeld zal gaan van 'een bijbehorend verslag met een analyse van de kracht en de zwakte van de douane-informaticasystemen van welke aard ook die de tenuitvoerlegging van de interne markt naderbij brengen'.

1.2. Gegevensbronnen

Voor deze evaluatie zijn de volgende bronnen gebruikt:

- De met behulp van een vragenlijst gepeilde opinie van de lidstaten. Met die vragenlijst is gepoogd de meningen van de lidstaten over de computerapplicaties in het kader van het programma zo objectief mogelijk te inventariseren. De responsie op de toegezonden vragenlijst was ongeveer 75%.

- Ook zijn er kwantitatieve gegevens over de door het programma gefinancierde applicaties in het onderzoek meegenomen.

Waar in het onderzoek gesproken wordt van de opinie van de lidstaten over de computerapplicaties, dient in het oog te worden gehouden dat die opinie betrekking heeft op de uiteindelijke applicatie zoals die wordt gezien door de gebruiker, dat wil zeggen met de componenten die door de Europese Unie zijn betaald (communautaire component) en die welke door de lidstaten zelf zijn betaald (nationale component).

1.3. Tussentijds evaluatieverslag

Het tussentijds verslag Douane 2002 concludeerde dat het gebruik van automatisering zou zorgen voor een modern en doeltreffend beheer van de douanes:

- Door een vereenvoudiging en versnelling van de douaneprocedures;

- Door te zorgen voor een uniforme toepassing van de douanewetgeving in het gehele douanegebied;

- Door te zorgen voor een grotere veiligheid van de transacties.

Om deze doelstellingen te bereiken was het gerechtvaardigd dat er geïnvesteerd werd in de computersystemen.

1.4. Opbouw van de analyse

Een deel van de computersystemen wordt zowel in het kader van Douane 2002 als Fiscalis toegepast; de overige worden ofwel binnen het ene, ofwel binnen het andere programma gebruikt. Daarom is de financiering van het gemeenschappelijk deel gelijkelijk over de twee programma's verdeeld.

Een overzicht van de verschillende applicaties is in onderstaande tabel opgenomen.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


Na de uiteenzetting van de begrotingsgegevens zal eerst worden ingegaan op het gemeenschappelijk deel en daarna op de Douane 2002-applicaties.

2. BEGROTING

In de tabel in Bijlage 6 zijn de vastgelegde bedragen (in euro) opgenomen voor de dienstverlening betreffende de computersystemen in het kader van de twee programma's. De vastleggingen komen in ieder geval voor de jaren 1998-2000 overeen met de betalingen. De betalingen in verband met een vastlegging zijn namelijk over meerdere jaren gespreid naar gelang van de verleende diensten, terwijl de vastlegging plaatsvindt op het moment van de ondertekening van het dienstverleningscontract.

De in het kader van het programma Douane 2002 vastgelegde bedragen belopen in totaal 84.319.642 euro. Dit bedrag omvat de financiering van het CCN/CSI-netwerk en de hulpmiddelen bij het beheer van het programma (gezamenlijke financiering door de programma's Fiscalis en Douane 2002, waarbij beide 50 % bijdragen) en de financiering van de applicaties op douanegebied als zodanig.

Er zij op gewezen dat, indien de computersystemen zowel een communautaire als nationale component hebben, alleen de communautaire component uit het programma wordt betaald en de lidstaten de nationale component moeten bekostigen.

Het CCN/CSI-communicatienetwerk vergde een investering van 23.801.472 euro, die voor de helft werd betaald uit het programma Douane 2002. De hoogte van het voor CCN/CSI vastgelegde bedrag is terug te voeren op het feit dat het hierbij gaat om ontwikkelings- en installatiekosten. Het deel van het 'Nieuwe geautomatiseerde systeem voor douanevervoer' (NCTS) in de totale begroting Douane 2002 (met inbegrip van de gedeeltelijke financiering (50%) van CCN/CSI en van de hulpmiddelen voor beheer) bedraagt 51%. De systemen in de rubriek 'Tarifaire applicaties' vertegenwoordigen 15% van de totale begroting (die waarvoor het grootste aantal activiteiten nodig waren, zijn TARIC, TQS, RTCE, ISPP en SMS).

De AFIS/DIS- en SIGL-applicaties vertegenwoordigen respectievelijk 13 en 5% van de totale begroting.

Het NCTS heeft aanzienlijke kosten voor ontwikkeling en installatie met zich meegebracht. De overige applicaties op douanegebied waren reeds vóór de aanvang van het programma grotendeels in werking gesteld.

3. GEMEENSCHAPPELIJK DEEL VAN DE PROGRAMMA'S DOUANE 2002 EN FISCALIS

3.1. CCN/CSI (Common Communication Network/Common System Interface)

3.1.1. Beschrijving

De ontwikkeling van een gemeenschappelijk communicatienetwerk en een gemeenschappelijke systeeminterface, waartoe in december 1992 werd besloten door de directeuren-generaal douane en belastingen, is gericht op de harmonisatie van de overdracht van geïnformatiseerde gegevens binnen de Gemeenschap. De doelstelling is een gateway tot stand te brengen tussen de computersystemen van de lidstaten en die van de Commissie, die alle van elkaar verschillen, binnen één enkele infrastructuur die de interoperabiliteit van al deze systemen mogelijk maakt.

CCN/CSI is sinds 8 mei 1999 operationeel. De in het kader van de programma's Fiscalis en Douane 2002 voor dit netwerk verrichte activiteiten betreffen, naast de ontwikkeling en de installatie in de periode vóór 1999, in de periode daarna het op verdere ontwikkeling en op verbetering gerichte onderhoud en de uitbreidingen naar andere locaties (met name de landen die kandidaat zijn voor de toetreding).

De Commissie beheert haar computers en de poorten tot aan de nationale ingangspunten. De lidstaten beheren de opleiding van de ambtenaren en de ontplooiing van de informatica-instrumenten voor de nationale netwerken.

3.1.2. Evaluatie van de installatie en de ontwikkeling van CCN/CSI

De mening van de lidstaten over de installatie van CCN/CSI is op een schaal van 1 tot 5 geplaatst (1 = zeer goed, 5 = slecht). Het blijkt dat de over het algemeen positieve mening wordt gedeeld door de douanediensten van de lidstaten en de nationale diensten op het gebied van de indirecte belastingen.

Zie Bijlage 7

De begrotingsmiddelen en tijdschema's voor de installatie en de ontwikkeling van CCN/CSI worden als realistisch beoordeeld. Hetzelfde geldt voor de steun van de Commissie in de vorm van bijstand, opleiding en documentatie. Over het algemeen vindt men dat lokale applicaties redelijk gemakkelijk met CCN/CSI verbonden kunnen worden.

In dat opzicht worden de resultaten van de studie bevestigd die in 2000 door Gartner Group in het kader van het 'ATOS origin Integration' -contract werd verricht naar de installatie van het systeem. De conclusie van deze studie luidde dat de technologie en de architectuur van CCN/CSI naar behoren functioneerden en dat vast was komen te staan dat ze berekend zijn op een nog groter aantal verbindingen. In de studie werd echter ook benadrukt dat de integratie van de systemen in CCN/CSI inhoudt dat ook de lidstaten die deel willen uitmaken van het netwerk, een belangrijke inspanning moeten leveren op het vlak van organisatie en ondersteuning.

Op basis van het contract tussen de Commissie en de firma ATOS kon dit bedrijf de studie naar CCN/CSI uitbesteden aan Gartner Group.

3.1.3. Resultaten

De resultaten van CCN/CSI zijn als volgt beoordeeld:

- Kwalitatief (de mate van tevredenheid van de gebruikende nationale overheidsdiensten over de werking van het systeem);

- Kwantitatief;

- En middels een externe studie (Gartner Group 2002).

3.1.3.1. Kwalitatieve beoordeling door de gebruikers

Zie Bijlage 7.

De nationale overheidsdiensten zijn zeer tevreden over de ondersteuning door de Commissie (algemene ondersteuning), de gebruikszekerheid en de beschikbaarheid van het netwerk.

De gebruiksvriendelijkheid van CCN/CSI (het gebruiksgemak en het gemak waarmee koppelingen met de nationale systemen tot stand kunnen worden gebracht) wordt ook gewaardeerd door de nationale overheidsdiensten.

Waar de douanediensten echter van mening zijn dat CCN/CSI goed voorziet in de informatie-uitwisselingsbehoeften en aanzienlijke besparingen oplevert, zijn de diensten op het gebied van de indirecte belastingen gereserveerder in hun oordeel.

3.1.3.2. Kwantitatieve gegevens.

De beschikbaarheid van het netwerk is ten minste 99 % (98 % in het jaar van inwerkingtreding).

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


De statistieken inzake gebruik van het CCN-netwerk laten een aanzienlijke groei zien. Onderscheid wordt gemaakt tussen het aantal berichten en de hoeveelheid verzonden informatie.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


Onderstaande figuur geeft een idee van het aantal berichten per applicatie. De VIES (VAT Information Exchange System)-applicatie, NCTS (New Computerised Transit System)-applicatie en AFIS (Anti-Fraud Information System)-applicatie leveren per definitie een groot aantal berichten op, aangezien zij dienen voor de informatie-uitwisseling tussen de lidstaten. De NCTS-applicatie, die nog in de installatiefase verkeert, zal de komende jaren zorgen voor een toename van de berichten.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


3.1.3.3. De studie van Gartner Group (2002).

Op basis van het contract tussen de Commissie en de firma ATOS kon dit bedrijf de studie naar CCN/CSI uitbesteden aan Gartner Group

Hoewel uit deze studie blijkt dat CCN/CSI goed functioneert, veel wordt gebruikt en dat de geboden diensten zeer complet zijn, zullen de kosten van het netwerk, die nu al relatief hoog zijn, nog sterk gaan toenemen naarmate er meer gebruiksmogelijkheden bijkomen.

Omdat het onmogelijk is een gemeenschappelijke norm op te leggen aan alle lidstaten, heeft de Commissie CCN/CSI aangepast om het netwerk compatibel te maken met de verschillende nationale systemen, hetgeen hoge ontwikkelingskosten met zich heeft gebracht voor de programma's Fiscalis en Douane 2002.

Technisch gezien kan het systeem nog gemakkelijk een groot aantal extra verbindingen aan, maar er zijn omvangrijke investeringen nodig voor die groei. De gedecentraliseerde technische architectuur van CCN/CSI houdt namelijk in dat elke nieuwe verbinding een specifieke infrastructuur vereist, en eventueel ook bepaalde ontwikkelingsactiviteiten om aan te sluiten bij mogelijk afwijkende technieken ter plaatse.

Eventuele nieuwe gebruiksmogelijkheden kunnen binnen deze technische architectuur eveneens hoge kosten met zich brengen, als het hoge niveau van de kwaliteit, beschikbaarheid en veiligheid tenminste gehandhaafd moet blijven.

3.1.4. Effecten

Aangezien het bestaan van het CCN/CSI-netwerk een conditio sine qua non is voor de ontwikkeling van diverse computerapplicaties voor informatie-uitwisseling tussen de lidstaten (met name NCTS), wordt het effect op de programmadoelstellingen afgemeten aan het effect van de andere applicaties. In die zin kunnen de investeringskosten en de kosten die noodzakelijk zijn om de kwaliteit van de diensten van CCN/CSI in stand te houden, worden verantwoord door de hogere productiviteit bij de ontwikkeling van de applicaties die hieruit zou moeten voortvloeien.

3.2. Hulpmiddelen bij het beheer van het programma

3.2.1. Project Support Office (PSO)

Doel van de oprichting van een PSO is de verhoging van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beheer van informatiseringsprojecten, door de centralisatie van de taken die deze projecten gemeen hebben.

De onderzoeksfase is in 2002 afgesloten; voor 2003 is een proeffase gepland.

3.2.2. TEMPO (Taxud Electronic Management of Projects Online)

3.2.2.1. Beschrijving

TEMPO, een methode voor de ontwikkeling en het beheer van informatiseringsprojecten op basis van normen van erkende organisaties als PMI (Project Management Institute) en ISO (Internationale Organisatie voor Normalisatie), richt zich op de terugdringing van de projectrisico's op het gebied van kwaliteit, inachtneming van termijnen en budgetbewaking. De methode bestrijkt de gehele levenscyclus van een project, van de voorbereidende onderzoeken tot het contractbeheer.

3.2.2.2. Aandeel van TEMPO

De projecten zijn geconcentreerd rond drie kernen: NCTS, overige applicaties voor douanetarieven en de Fiscalis-applicaties. Bij elke kern zijn de diensten verdeeld over twee componenten : ontwikkeling en onderhoud enerzijds en operaties, training en helpdesk anderzijds. Deze rationalisering heeft zich vertaald in een vermindering van het aantal speciale bijeenkomsten (van 115 in 1999 naar 35 in 2003), beheerbesparingen en consolidatie van de goede praktijken op projectbeheergebied.

Uitgangspunt bij het opstellen van de offerteaanvragen is niet langer de te leveren inspanning (kosten in mandagen), maar de aan te bieden dienst (vaste kosten per dienstmodule) met een verplichting van kwantificeerbare resultaten.

Dankzij de toepassing van een gemeenschappelijke aanpak voor de ontwikkeling van computerapplicaties en voor het contractbeheer heeft TEMPO bijgedragen tot de verhoging van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de programma's.

4. APPLICATIES OP DOUANEGEBIED

4.1. Inleiding

De evaluatiewerkzaamheden van de applicaties op douanegebied worden beperkt tot de applicaties die in het kader van het programma Douane 2002 tot de meeste activiteiten hebben geleid, te weten: NCTS/NSTI, TARIC, TQS, RTCE, SIGL en AFIS.

Pro memorie: het programma Douane 2002 heeft de ontwikkeling van de SMS- en ISPP-applicaties gefinancierd. Op het moment van opstelling van het verslag is het nog niet mogelijk de resultaten en de effecten te evalueren die deze applicaties op korte, middellange en lange termijn voor de gebruikers zullen hebben. De tussentijdse evaluatie van het programma Douane 2007 zal aan deze twee applicaties aandacht moeten besteden.

De TCO/TCT-applicatie staat op het punt te worden vervangen door het informatiesysteem SMS (Specimen Management System). Eind 2002 wordt de ontwikkeling van SMS afgerond en begin 2003 zal het systeem operationeel zijn. SMS zal meer informatie omvatten dan de gegevens over de stempelafdrukken van oorsprong of de bij het douanevervoer gebruikte stempelafdrukken.

De ISPP-applicatie (oude versie: IPR) is sinds november 2002 operationeel. De applicatie beheert informatie betreffende vergunningen tot actieve veredeling op douanegebied, die zijn opgeslagen in een centrale gegevensbank die door de lidstaten kan worden geraadpleegd. In het nieuwe systeem zullen eventueel in de toekomst vergunningen met betrekking tot andere schorsingsregelingen op douanegebied kunnen worden opgenomen.

Douaneregeling voor schorsing van invoerrechten onder bepaalde voorwaarden voor goederen die zijn ingevoerd en na bewerking opnieuw zijn uitgevoerd.

De door het programma Douane 2002 aan de ECICS-, Unit Values- en Suspensions-applicaties gewijde activiteiten en middelen zijn minder belangrijk vergeleken met de andere applicaties. De mening van de lidstaten over de kwaliteit en volledigheid van de door de systemen verstrekte informatie alsook de bijdrage van deze applicaties aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma worden respectievelijk in Bijlage 8, Bijlage 9 en Bijlage 11 weergegeven.

4.2. Evaluatie van de ontwikkeling, de installatie en het gebruik van de applicaties op douanegebied in hun geheel.

Alvorens elke computerapplicatie afzonderlijk te evalueren wordt in dit hoofdstuk ingegaan op het oordeel van de lidstaten over de organisatorische aspecten van de ontwikkeling, de installatie en het gebruik van de applicaties.

Zie Bijlage 10

4.2.1. Ontwikkeling en installatie

Er zij op gewezen dat de belangrijkste activiteiten inzake ontwikkeling en installatie in het kader van NCTS zijn uitgevoerd.

De door de Commissie verleende steun (opleiding, hulp) tijdens de installatie wordt als zeer goed beoordeeld. De termijnen voor de installatie van de systemen worden als weinig realistisch beoordeeld (te kort). De lidstaten vragen om een verbetering van de kwaliteit van de specificaties van de te installeren systemen. In mindere mate wordt er uiting gegeven aan de wens inzake een duidelijke en snelle communicatie tussen de Commissie en de lidstaten.

De antwoorden zijn zeer positief wat betreft het feit dat hun overheidsdienst moeite doet om de systemen volgens de specificaties te installeren. Wel zijn ze veel negatiever over de financiële en vooral personele middelen die hiervoor op nationaal niveau beschikbaar zijn.

De kwaliteit en tijdige beschikbaarheid van de technologische en juridische instrumenten die binnen de lidstaten bestaan en noodzakelijk zijn voor het gebruik van de systemen, worden gunstig beoordeeld. De mening van de lidstaten is echter minder goed wat betreft de kwaliteit en beschikbaarheid van administratieve bepalingen die noodzakelijk zijn voor het gebruik van de systemen.

Doel van de onder de lidstaten gehouden enquête was vast te stellen welke personele en financiële middelen er op nationaal niveau voorhanden zijn voor de ontwikkeling van computerprogramma's in het kader van het programma. Er kan echter geen enkele conclusie uit de antwoorden worden getrokken, omdat er op dit punt weinig reacties binnenkwamen.

Het probleem van de financiële en personele middelen die in de lidstaten voorhanden zijn voor de ontwikkeling en de installatie van de systemen, vloeit waarschijnlijk voort uit de samenstelling van de comités die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de informatiseringsprojecten in het kader van het programma. De afgevaardigden van de nationale overheidsdiensten in deze comités zijn namelijk niet altijd bevoegd de personele of financiële middelen in te zetten die nodig zijn voor de uitvoering op lidstaatniveau van de genomen besluiten. Deze feitelijke situatie kan leiden tot coördinatieproblemen en achterstanden bij de uitvoering van de besluiten, waarbij de vertraging in één land het gehele project kan ophouden.

Deze vertragingen hangen ook samen met het feit dat informatiseringsprojecten gevoelig zijn voor beleidsbesluiten waarbij nieuwe prioriteiten worden gesteld tijdens het programma. De realisering daarvan vergt heel vaak een ingrijpende herziening van de werkplannen, terwijl het besluit in kwestie zelden gepaard gaat met het beschikbaar stellen van aanvullende middelen die nodig zijn in de lidstaten.

Tot slot zijn de lidstaten tevreden over de kwaliteit van de informatie die wordt uitgewisseld tijdens de vergaderingen van de beheercomités van de informatiseringsprojecten, hoewel zij van mening zijn dat de Commissie best voor meer gelegenheden zou kunnen zorgen waarbij informatie kan worden uitgewisseld tussen de lidstaten.

4.2.2. Gebruik

De ondersteuning die de Commissie biedt tijdens het gebruik van de applicaties wordt door de gebruikers zeer gewaardeerd. De twee helpdesks (NCTS en andere applicaties op douanegebied) worden trouwens regelmatig geëvalueerd aan de hand van nauwkeurig omschreven kwaliteitscriteria.

Het gemak waarmee de systemen binnen de lidstaten kunnen worden beheerd, krijgt overigens niet meer dan de kwalificatie 'zeer matig'.

4.2.3. Nut/Duurzaamheid

Uit de enquête onder de lidstaten blijkt dat twee derde van de uit het programma betaalde systemen onmisbaar wordt bevonden of frequent wordt gebruikt, dat een vierde af en toe wordt gebruikt en dat minder dan 10% nooit wordt gebruikt of in de invoeringsfase verkeert. Iets minder dan de helft van de lidstaten (45%) heeft een actieplan ontwikkeld ter verbetering van het gebruik van de systemen die in het kader van het programma tot stand zijn gekomen. Voor iets meer dan de helft van de systemen geldt een (wettelijke of administratieve) gebruiksverplichting binnen de lidstaten. In hun totaliteit geven deze cijfers een indicatie van het nut van de systemen zoals dat door de lidstaten wordt ervaren (nuttigheidscriterium), en eventueel van het gebruik ervan op lange termijn (duurzaamheidcriterium).

Zie Bijlage 12.

4.3. NCTS (New Computerised Transit System - nieuw geautomatiseerd systeem voor douanevervoer)

4.3.1. Beschrijving

Het douanevervoer is een douaneregeling die zorgt voor het verkeer van goederen zowel binnen het EU-grondgebied als in de landen die de overeenkomst hebben getekend inzake een regeling voor gemeenschappelijk douanevervoer middels schorsing van de rechten en belastingen die normaal gesproken op ingevoerde goederen van toepassing zijn. Het systeem is eind jaren '60 in werking gesteld en was gebaseerd op de uitwisseling van papieren formulieren tussen de douanekantoren.

De Commissie heeft aan het begin van de jaren '90 een aantal functiestoornissen in het systeem voor douanevervoer vastgesteld, met name het gebrek aan coördinatie tussen de betrokken overheidsdiensten en diensten, het gebrek aan samenhang vanwege het grote aantal systemen, de traagheid van de bestaande systemen en de ontoereikendheid van papieren documenten inzake doeltreffende fraudebestrijding (het traject van de documenten voor douanevervoer is veel langer dan de duur van de reis die de goederen afleggen). Dientengevolge hebben talrijke studies de noodzaak aan het licht gebracht om het systeem te hervormen gezien de toename van de handelsstromen.

In 1994 is derhalve besloten het administratief beheer van het systeem voor internationaal douanevervoer te automatiseren en het nieuwe geautomatiseerde systeem voor douanevervoer op te zetten (NCTS): de papieren formulieren worden vervangen door elektronische formulieren en de uitwisseling vindt plaats middels elektronische post.

Het systeem zal van toepassing zijn op de 15 lidstaten, de EVA-landen (Zwitserland, Noorwegen, Liechtenstein en IJsland) en de Visegrad-landen (Tsjechië, Slowakije, Polen en Hongarije), oftewel 22 landen.

De financiering van het systeem berust op Beschikking nr. 105/2000/EG houdende goedkeuring van het programma Douane 2002.

Op technisch niveau heeft de Commissie:

- Een gegevensbank samengesteld die de douanekantoren bevat met een operationele rol in de procedure voor het gemeenschappelijk douanevervoer. De lijst van douanekantoren wordt op de Europasite gepubliceerd;

- Gezorgd voor de coördinatie tussen de deelnemende landen;

- Een MCC-applicatie (Minimal Common Core) aan de deelnemende landen ter beschikking gesteld en;

- De deelnemende landen bijgestaan bij de ontwikkeling van het project: de Commissie heeft talrijke coördinatiebijeenkomsten, operationele workshops en opleidingssessies georganiseerd en centrale applicaties ontwikkeld voor het testen van de nationale applicaties en het verstrekken van dagelijkse statistieken.

De MCC-applicatie wordt door enkele landen gebruikt, waarvan sommige de functies hebben uitgebreid .

De landen die gebruikmaken van MCC of de intentie hebben dit te doen, zijn Noorwegen, Denemarken, Zweden, Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Polen, België, Luxemburg, Nederland, Hongarije en Portugal.

Het NCTS dient uiterlijk op 30 juni 2003 volledig operationeel te zijn: op deze datum dienen alle douanekantoren die het douanevervoer beheren, aangesloten te zijn op het systeem. De Commissie dient het Parlement en de Raad in kennis te stellen van alle vertragingen . De toegelaten bedrijven die gebruikmaken van de vereenvoudigde procedure voor douanevervoer dienen uiterlijk op 31/03/2004 te zijn aangesloten.

De Commissie heeft de Raad en het Parlement op 20.3.2003 in kennis gesteld: COM(2003) 125 def.

In juni 2000 is aan het Parlement een demonstratie van de werking van het NCTS-systeem gegeven voor de parlementsleden en de directeuren-generaal van de betrokken nationale overheidsdiensten.

4.3.2. Resultaten

4.3.2.1. Kwalitatieve beoordeling door de gebruikers .

Zie Bijlage 8 en Bijlage 9.

De lidstaten zijn van mening dat de door het NCTS-systeem verstrekte informatie zeer compleet is, zodat er zeer weinig verbeteringen nodig zijn. Eigenlijk gaat het niet om verbeteringen, maar eerder om een verzoek van enkele landen om soortgelijke toekomstige ontwikkelingen op het gebied van accijnzen, vrij verkeer van voor uitvoer bestemde producten en meer in het algemeen om integratie van alle systemen voor het toezicht op het goederenverkeer.

Eveneens zijn zij van mening dat de informatie tijdig wordt bijgewerkt en verstrekt en dat deze correct en nauwkeurig is met kleine verschillen waar het gaat om de bijstelling van de lijst van douanekantoren, waarvan bepaalde lidstaten wensen dat dit sneller plaatsvindt.

Tijdens de vergadering van de 'Transit Contact Group' op 18 december 2002 (bedrijven, douaneadministraties en de Commissie) hebben de aanwezige bedrijven unaniem bevestigd dat de gebruiksspecificaties volledig aan hun behoeften voldoen .

COM(2003) 125 def., Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Implementatie van het nieuwe geautomatiseerde systeem voor douanevervoer (NCTS).

4.3.2.2. Kwantitatieve gegevens

De op 31.12.2002 opgestelde tabel hieronder laat zien dat de voortgang van de aansluitingswerkzaamheden onderling sterk verschilt tussen de lidstaten. De Commissie is echter van mening dat alle lidstaten, behalve twee, de doelstelling van 30 juni zullen kunnen bereiken.

COM(2003) 125 def.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


Het aantal nationale en internationale goederenbewegingen binnen de EU wordt geschat op 20.000.000 per jaar. Sinds de aansluiting van de eerste kantoren in december 2001 tot eind 2002 zijn door het systeem 170.000 internationale bewegingen verwerkt. In december 2002, toen 26% van de kantoren was aangesloten, is het wekelijks gemiddelde gestegen tot 7.500, oftewel 375.000 per jaar, hetgeen marginaal blijft (5%) ten opzichte van de schatting van de Commissie van het totale aantal internationale goederenbeweging.

Een goederenbeweging wordt door het systeem verwerkt, indien deze wordt:

- Verzonden door een bedrijf of een aangesloten kantoor en;

- Ontvangen door een aangesloten kantoor.

Wat betreft de NCTS-bewegingen in de vereenvoudigde procedure, worden de erkende bedrijven aangesloten op het systeem en kunnen zij een NCTS-beweging in gang zetten zonder tussenkomst van een douanekantoor. De beweging wordt beëindigd indien deze wordt verstuurd naar een aangesloten douanekantoor. In de normale procedure wordt de beweging door het systeem verwerkt indien deze in gang wordt gezet en beëindigd vanaf een op het systeem aangesloten douanekantoor.

Het aantal door het systeem verwerkte bewegingen hangt dus af van het aantal erkende bedrijven en van het aantal aangesloten kantoren.

De onderstaande tabel (cijfers vastgesteld op 31.12.2002) geeft de initiële problemen van NCTS weer: het merendeel van de erkende bedrijven is nog niet aangesloten op het systeem. Bovendien hebben nog niet alle lidstaten interfaces ontwikkeld, opdat de bedrijven de normale procedure kunnen gebruiken om hun verklaring elektronisch te verzenden.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


Er zou sprake moeten zijn van een explosieve groei van het aantal door NCTS tussen 1 juli 2003 en 1 maart 2004 verwerkte berichten, omdat alle erkende bedrijven die gebruikmaken van de vereenvoudigde procedure, die het merendeel van de goederenbewegingen vormt, de wettelijke verplichting zullen hebben om op deze einddatum te zijn aangesloten.

De doeltreffendheid (verhouding kosten/verwezenlijking) van het NCTS-project is moeilijk te evalueren. Het verslag van de enquêtecommissie van het Parlement heeft echter als minimale benadering van de fraude in het systeem voor douanevervoer het bedrag van 1 miljard euro gegeven over de periode 1990 tot en met 1996. De automatisering van het douanevervoer beoogt deze fraude aanzienlijk te verminderen, hetgeen mogelijk is dankzij het verschil in de duur van de omloop van 'papieren' vervoersdocumenten en van het goederentraject. De in de automatisering geïnvesteerde bedragen zijn derhalve bescheiden ten opzichte van de douanerechten die voortaan op meer correcte wijze zullen kunnen worden geheven.

Zie enquêtecommissie over de communautaire douaneregeling/Verslag over de communautaire doauneregeling Rapporteur: de heer Edward Kellett-Bowman/A4-0053/97: http://www.europarl.eu.int/hearings/ kelletta/default_fr.htm

4.3.3. Effecten

Volgens de antwoorden van de lidstaten is NCTS één van de applicaties op douanegebied die het meest bijdraagt tot de uniforme toepassing van de communautaire wetgeving in het hele douanegebied van de Unie. NCTS zorgt ervoor dat alle bedrijven op dezelfde manier worden behandeld: de gebruiksspecificaties van het systeem zijn in alle landen volledig gelijk.

Zie Bijlage 11.

De lidstaten zijn van oordeel dat NCTS een aanzienlijke vooruitgang impliceert ten aanzien van fraudepreventie, omdat de vervoersverklaringen op het kantoor terechtkomen dat is belast met de tijdige controles.

De door NCTS verwerkte goederenbewegingen moeten aan een risicoanalyse worden onderworpen om de uit te voeren controles beter af te stemmen op de doelgroep. Er zij op gewezen dat er echter geen wettelijke verplichting bestaat voor de bedrijven om de goederencodes aan te geven op de vervoersverklaring. Dit maakt een risicoanalyse nog moeilijker.

Wat betreft de verbetering van de communicatie met de bedrijven, zijn de lidstaten van mening dat NCTS een positiever effect heeft dan de andere computerapplicaties op douanegebied. Zij zijn tevens van mening dat NCTS nuttig is voor de verbetering van de administratieve samenwerking tussen de douaneautoriteiten.

4.4. De TARIC-gegevensbank (geïntegreerd tarief van de Europese Gemeenschappen)

4.4.1. Beschrijving

TARIC is een register waarin op basis van de gecombineerde nomenclatuur voor elke soort goederen de toepasselijke douanetarieven, de overige communautaire heffingen en de overige specifieke, desbetreffende communautaire bepalingen zijn vastgesteld (antidumpingmaatregelen, beperkingen, enz.). TARIC omvat daarom de gehele communautaire wetgeving met betrekking tot tarieven en alle handelspolitieke maatregelen op het gebied van invoer en uitvoer van goederen.

De doelstellingen van TARIC zijn:

- Beschikbaarstelling aan eenieder van de nieuwste wetgeving op het gebied van tarieven en handel ter vergemakkelijking van de inklaringsactiviteiten via een directe publicatie (on line en op papier) van de informatie;

- De uniforme toepassing van wetgeving op het gebied van tarieven en handel mogelijk maken in het gehele grondgebied van de douane-unie.

De TARIC-gegevensbank is in 1994 geautomatiseerd, is beschikbaar in de 11 officiële talen en wordt dagelijks door de Commissiediensten bijgesteld en verzonden naar de nationale overheidsdiensten.

Sinds september 2000 is TARIC tevens toegankelijk voor het publiek op de Europasite van de Commissie.

Het programma Douane 2002 heeft de verenigbaarheid van TARIC met het jaar 2000 gefinancierd alsmede activiteiten inzake op verdere ontwikkeling en op verbetering gericht onderhoud.

4.4.2. Resultaten

4.4.2.1. Kwalitatieve beoordeling door de lidstaten

Zie Bijlage 8 en Bijlage 9.

De lidstaten zijn van mening dat de door TARIC verstrekte informatie volledig is. Desalniettemin worden een aantal verbeteringen voorgesteld zoals de integratie van de volledige communautaire douanewetgeving (informatie over de certificaten van oorsprong, de maatregelen inzake invoer- en uitvoerbeperkingen en de risicoanalyses).

Ze zijn tevens van mening dat de informatie op tijd wordt verstrekt en bijgesteld en dat deze nauwkeurig en correct is. De informatie over antidumpingmaatregelen zou door de Commissie echter sneller naar de lidstaten kunnen worden verzonden. Desalniettemin zij erop gewezen dat, vanwege de vertrouwelijke aard van deze handelspolitieke maatregelen, zij in de meeste gevallen de dag na publicatie in het Publicatieblad van kracht worden. In het algemeen brengt de Commissie via TARIC op de dag van de publicatie de informatie over naar de lidstaten. Sommige lidstaten beschikken over een elektronische interface tussen TARIC en hun nationale tarievendatabase, zodat de informatie over antidumpingmaatregelen automatisch erin kan worden opgenomen. De lidstaten die niet over een dergelijke interface beschikken, lopen vertragingen op ten aanzien van de bijstelling van deze maatregelen. Dit is nadelig voor het beginsel van uniforme toepassing van de douanewetgeving.

4.4.2.2. Kwantitatieve gegevens.

Het aantal raadplegingen op de Europasite van de Commissie (DDS-server) nemen sinds september 2001 steeds meer toe. Het aantal raadplegingen in het laatste kwartaal van 2002 bedraagt 1.752.945, oftewel bijna 600.000 per maand, exclusief de raadplegingen op de sites die een aantal lidstaten hebben ontwikkeld. Enkele landen beschikken namelijk over servers die volkomen gelijk zijn aan DDS. Zij nemen er de dagelijks van de Commissie ontvangen gegevens in op, en eventueel andere gegevens met betrekking tot accijnsrechten, BTW, fytosanitaire maatregelen, enz.

Naast raadpleging op de DDS-server kan het publiek middels een brievenbussysteem vragen stellen over de douanetarieven aan de met TARIC belaste Commissiedienst. Eind 2002 was er reeds sprake van meer dan 1.400 vragen. De antwoordtijd is niet bij wet vastgesteld, maar zou kunnen worden verkort indien er middelen voor worden aangewend.

Deze cijfers laten zijn dat er belangstelling is voor TARIC.

Bovendien vergemakkelijkt TARIC de taak van de bedrijven en de douane bij de inklaring, daar een aantal in te vullen vakken van de douane-aangifte (Enig Document) exact overeenkomt met TARIC, zodat de douanerechten automatisch kunnen worden berekend.

4.4.3. Effecten

Zie Bijlage 11.

TARIC maakt deel uit van applicaties die volgens de lidstaten het meest bijdragen tot de uniforme toepassing van de communautaire wetgeving in het gehele douanegebied en tot de verbetering van de doelmatigheid van de administratieve procedures.

TARIC stelt alle overheidsdiensten namelijk snel en gelijktijdig op de hoogte van wetswijzigingen. Hierdoor neemt het risico af dat de wetgeving in de lidstaten verschillend wordt toegepast. De verspreiding van informatie via de Europasite en de mogelijkheid om direct te communiceren met de Commissiediensten zorgen er eveneens voor dat het risico van een afwijkende toepassing afneemt, omdat de contacten met de bedrijven worden versterkt.

De antwoorden van de lidstaten zijn zeer positief wat betreft de bijdrage van TARIC tot de verwezenlijking van de doelstelling ter verbetering van de kwaliteit en de resultaten van de douanecontroles dankzij het feit dat de in de te vullen vakken van de verklaring met de TARIC-codes overeenkomen.

4.5. De TQS-applicatie (Tariff Quota and Surveillance)

4.5.1. Beschrijving

Het TQS-systeem is een beheersysteem dat een directe communicatie tussen de lidstaten mogelijk maakt wat betreft tariefcontingenten, tariefplafonds en toezicht op ingevoerde hoeveelheden.

Voor een bepaald aantal producten wordt een verlaging van het te betalen douanerecht toegestaan voor beperkte invoerhoeveelheden en naar gelang de herkomt ervan. Deze beperking heeft de vorm van tariefcontingenten of tariefplafonds.

De tariefcontingenten worden jaarlijks bij verordening toegekend en worden naar gelang de opnemingen uitgeput. Vanaf dat moment dienen er douanerechten te worden betaald op de producten. De tariefplafonds verschillen van de contingenten aangezien de overschrijding van het plafond niet automatisch leidt tot verval van het voordeel van het preferentieel douanerecht. Een besluit of een verordening van de Commissie is nodig voor de herinvoering van het normale tarief.

Het toezicht op de ingevoerde hoeveelheden is een activiteit waarvan de informatie onder andere op het gebied van handels- en tariefonderhandelingen wordt gebruikt.

De automatisering van de tariefcontingenten en van het toezicht richt zich op:

- Doelmatig en doeltreffend beheer van de contingenten om een uniforme toepassing van de voorschriften mogelijk te maken;

- Gebruik van een hoge prestaties leverend instrument voor het toezicht op ingevoerde hoeveelheden om economische redenen of ter bestrijding van de fraude.

Het beheer van de contingenten geschiedt als volgt: de lidstaten verzenden dagelijks hun aanvragen tot opneming en ontvangen een antwoord van de Commissie in de vorm van een toewijzing. De gegevens worden dagelijks bijgehouden.

De nationale overheidsdiensten voeren voor het toezicht hun statistische gegevens in, ofwel middels het gebruik van een webapplicatie van de Commissie, ofwel middels de verzending van een elektronische boodschap. Deze statistische gegevens worden vervolgens door de Commissie geconsolideerd en kunnen worden geraadpleegd hetzij via dezelfde webapplicatie hetzij middels de elektronische boodschap die maandelijks naar de nationale overheidsdiensten wordt verstuurd.

Het programma Douane 2002 heeft de verenigbaarheid van TQS met het jaar 2000 gefinancierd, alsook de verplaatsing van de applicatie naar CCN/CSI en de ontwikkeling van nieuwe functies.

4.5.2. Resultaten

4.5.2.1. Kwalitatieve beoordeling door de lidstaten

Zie Bijlage 8 en Bijlage 9.

De enquête onder de lidstaten die het systeem gebruiken, toont aan dat de door TQS verstrekte informatie volledig is. Desalniettemin zijn een aantal verbeteringen mogelijk, maar er is geen enkel voorstel gedaan. Zij waarderen bovenal de nauwkeurigheid en de juistheid van de door het systeem verstrekte informatie. Zij zijn van mening dat de informatie op tijd wordt verstrekt en bijgesteld, maar bij de publicatie van bepaalde verordeningen met betrekking tot tariefcontingenten zijn verbeteringen noodzakelijk.

Tot slot dringen een aantal lidstaten aan op harmonisatie van de TARIC- en QUOTA-informatie omdat deze voor sommige producten tegenstrijdig is.

Het Integrated Tariff Environment-project (ITE) zou deze tegenstrijdigheden kunnen wegnemen: via het project wordt voorgesteld alle tariefapplicaties te integreren en te harmoniseren teneinde te zorgen voor een gemeenschappelijk beheer van gemeenschappelijke gegevens. De studie van het project is beëindigd en de tenuitvoerlegging ervan zal in het kader van het programma Douane 2007 plaatshebben.

4.5.2.2. Kwantitatieve gegevens

Het geautomatiseerd beheer vindt plaats in een centraal kantoor in elke lidstaat alsook binnen de Commissie: deze kantoren bundelen aanvragen tot opnemingen uit de contingenten en de Commissie is belast met de toewijzing van de hoeveelheden. De kantoren zijn dus rechtstreeks verbonden met de Commissie.

Niet alle lidstaten zijn echter even vergevorderd met de automatisering: in het algemeen is de automatisering van het toezicht verder gevorderd dan die van het beheer van de contingenten. In sommige lidstaten geschiedt de inzameling van in douaneaangiften vermelde gegevens nog met de hand vanwege het gebrek aan personele en begrotingsmiddelen voor computerprojecten.

Het aantal aanvragen tot opneming is in de periode 2000-2002 toegenomen. Helaas is het aantal terugstortingen (als gevolg van fouten wat betreft de opneming) in de tariefcontingenten eveneens toegenomen: de Commissie voert een follow-up uit teneinde om de lidstaten ertoe te bewegen hun fouten in aanvragen tot opneming te doen afnemen.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


De Commissie publiceert op de Europasite via de DDS-server de QUOTA-informatie; het aantal raadplegingen per kwartaal bedraagt meer dan 200.000.

4.5.3. Effecten

Zie Bijlage 11.

Volgens de lidstaten draagt TQS bij tot de uniforme toepassing van de EG-wetgeving in het hele douanegebied: het gecentraliseerde geautomatiseerde beheer van de contingenten maakt een snel en uniform beheer mogelijk. Dit zorgt ervoor dat de aanvragen tot opneming in het hele grondgebied op dezelfde manier en met dezelfde snelheid worden verwerkt. Harmonisatie van de administratieve beheerprocedures (verwerking van fouten, enz.) zal kunnen leiden tot voorkoming van verstoringen.

De vertragingen bij de publicatie van sommige verordeningen inzake tariefcontingenten zijn van invloed op het oordeel van de lidstaten over de bijdrage van TQS tot verbetering van de communicatie met de bedrijven.

De lidstaten zijn van mening dat TQS bijdraagt tot verbetering van douanecontroles.

4.6. De EBTI-gegevensbank (Europese bindende tariefinlichtingen)

4.6.1. Beschrijving

EBTI is een systeem voor de uitwisseling en raadpleging van besluiten (BTI's) van de lidstaten over de goederenindeling en dientengevolge over de daaruit voortvloeiende tariefbehandeling en toepassing van handelspolitieke maatregelen. Tegen een indelingsbesluit dat aan een persoon is verstrekt voor de invoer van een bepaald product, kan door die persoon in beroep worden gegaan gedurende zes jaar in het gehele grondgebied van de Gemeenschap. De lidstaten geven hun besluiten en foto's van de goederen aan de Commissie door, die een gegevensbank beheert die de andere lidstaten elektronisch kunnen raadplegen.

De huidige versie van het computersysteem is eind 1999 in de lidstaten geïnstalleerd. Aan de nationale overheidsdiensten zijn scanners en camera's geleverd. Het programma heeft eveneens activiteiten inzake een verbeterd onderhoud gefinancierd, met name de ontwikkeling van een interface tussen bepaalde nationale overheidsdiensten die veel BTI produceren en de centrale gegevensbank.

4.6.2. Resultaten

De meningen van de lidstaten over de volledigheid en de kwaliteit van de door het systeem verstrekte informatie worden in Bijlage 8 et Bijlage 9 weergegeven.

Het aantal in de centrale gegevensbank opgeslagen BTI's is sinds 1998 constant toegenomen en bedraagt aan het eind van 2002 ongeveer 270.000.

Het geautomatiseerde beheer van de BTI's vergemakkelijkt de taak van de douanebeambten, omdat zij de goederen bij invoer niet meer behoeven in te delen, maar de controle kunnen beperken tot een verificatie van de overeenkomst tussen de goederen en de in de BTI opgenomen beschrijving (met foto).

Het systeem vertoont echter enkele problemen wat de raadpleging betreft, omdat de BTI's door de lidstaten in hun nationale taal worden verzonden en de overeenstemming in het centrale woordenboek (de 'Thesaurus') op enkele gebieden (chemie, elektronica) en voor enkele talen niet volledig is. Dit kan leiden tot ongeveer 2%- 5% aan tegenstrijdigheden van het totaal van de BTI's bij de toepassing van de douanetariefwetgeving in het gehele douanegebied. De aanwezigheid van meerdere kantoren in bepaalde landen (in plaats van één centraal kantoor) die zijn belast met de verzending van BTI's, zou ook een oorzaak kunnen zijn.

De hierboven beschreven problemen konden ernstiger worden door de opheffing van de activiteiten met betrekking tot het beheer van de gegevensbank tussen 2000 en 2002 (beheer van de 'Thesaurus', coördinatie tussen de lidstaten, enz.).

De verbetering van het centrale woordenboek en de verwerking van de verschillen vormen de toekomstige uitdagingen van EBTI.

4.6.3. Effecten

Zie Bijlage 11

De onder de lidstaten uitgevoerde enquête laat zien dat zij van mening zijn dat EBTI in grote mate bijdraagt tot de verbetering van de doelmatigheid van de procedures en de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de lidstaten.

Volgens de lidstaten draagt de EBTI-applicatie tevens bij tot de uniforme toepassing van de communautaire wetgeving en tot de verbetering van de kwaliteit en resultaten van de douanecontroles.

4.7. DDS (Data Dissemination System)

4.7.1. Beschrijving

DDS is een server die sinds september 2000 de publicatie mogelijk maakt van gegevens op de Europasite van de Commissie en ervoor zorgt dat het publiek toegang heeft tot een aantal applicaties (TARIC, TQS, lijst van douanekantoren, enz.). De ontwikkeling en inwerkingstelling ervan zijn door Douane 2002 gefinancierd.

4.7.2. Resultaten en effecten

De statistische gegevens inzake het gebruik van de DDS-server worden weergegeven in de paragrafen 'resultaten' van alle verschillende applicaties waarvoor informatie wordt verspreid. DDS is een instrument voor de publicatie van informatie die bestemd is voor het publiek: het systeem draagt bij tot de verbetering van de communicatie met de bedrijven (via de mailboxen) en tot de verwezenlijking van de uniforme toepassing van de communautaire wetgeving.

4.8. De SIGL-applicatie (Informatiesysteem voor het beheer van vergunningen)

4.8.1. Beschrijving

SIGL is een instrument voor commercieel beleid dat eveneens wordt gebruikt voor het douanebeleid gezien de nauwe samenhang tussen beide beleidsterreinen.

SIGL is een geautomatiseerd systeem voor het beheer van vergunningen voor invoer in de EU van aan contingenten onderworpen textiel- en staalproducten. De voornaamste gebruikers van dit instrument zijn niet de douanediensten, maar de ministeriële departementen die belast zijn met de handel binnen elke lidstaat. Deze stellen vragen aan de centrale SIGL-gegevensbank alvorens, naar gelang het in real time verstrekte antwoord, een invoervergunning af te geven.

De SIGL-gegevensbank is tevens verbonden met verschillende derde landen die de door hen toegekende vergunningen voor uitvoer naar de EU in elektronische vorm verzenden. Dit maakt de controle mogelijk van de overeenstemming tussen de door derde landen verstrekte uitvoervergunningen en de vergunningaanvragen voor de invoer van diezelfde producten in de EU.

Het programma heeft gezorgd voor de financiering van:

- de ontwikkeling van een website die toegankelijk is voor het publiek voor de on-lineraadpleging van de voor invoer beschikbare hoeveelheden;

- de bijstand die is verleend door de helpdeskdienst en;

- de verbinding met de derde landen voor controle van de overstemming tussen de uitvoer- en invoervergunningen.

4.8.2. Resultaten

Het SIGL-systeem komt voornamelijk ten goede aan de met de handel belaste ministeriële departementen die niet altijd afhankelijk zijn van de douaneadministraties. Daar de vragenlijsten door de douaneadministraties zijn beantwoord, is het antwoordpercentage laag.

Desalniettemin zijn de ontvangen antwoorden zeer positief ten aanzien van de volledigheid, juistheid en nauwkeurigheid van de informatie, alsmede over de snelheid waarmee de informatie wordt bijgesteld en verzonden .

Zie Bijlage 8 en Bijlage 9.

De website zorgt voor transparantie van het systeem voor de bedrijven. Het aantal raadplegingen op internet is aanzienlijk (78.000 voor de laatste zes maanden van 2002).

Er zij op gewezen dat het systeem voor elektronische overeenstemming van de door de derde landen verstrekte uitvoervergunningen met de vergunningsaanvragen voor de invoer van diezelfde producten in de EU heeft gezorgd voor een ontmanteling van een fraudenetwerk op het gebied van textielproducten.

4.8.3. Effecten

Zie Bijlage 11.

Het is zeer moeilijk het effect van SIGL op de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma Douane 2002 te evalueren. De hierboven vermelde resultaten benadrukken echter het belang van het systeem in het beleid voor fraudebestrijding.

4.9. De AFIS- (Antifraude-informatiesysteem)/DIS- (Douane-informatiesysteem) applicaties

4.9.1. Beschrijving

Verordening nr. 515/97 van 13 maart 1997 vormt de belangrijkste rechtsgrond voor de AFIS- (communicatiesysteem) en DIS- (centrale gegevensbank) applicaties.

Het programma Douane 2002 heeft het op verdere ontwikkeling en verbetering gerichte onderhoud van deze twee applicaties gefinancierd.

4.9.1.1. AFIS

AFIS, dat bestaat uit verschillende applicaties die zijn vastgesteld naar gelang een bevoegdheidsgebied of een specifiek vervoermiddel, is een systeem voor het elektronisch verzenden van boodschappen voor een snelle en beveiligde uitwisseling van informatie tussen een klein aantal verschillende partners, waaronder de Commissie en een aantal nationale overheidsdiensten (douane-, landbouw-, politie- of andere diensten) van de lidstaten. De nationale overheidsdiensten van 15 derde landen , waarmee de Gemeenschap overeenkomsten/protocollen voor wederzijdse bijstand op douanegebied heeft gesloten, beschikken over een beperkte toegang tot de generieke AFIS-mailapplicatie.

NO, CH, MT, CY, EE, LT, PL, LV, CZ, HU, BG, CI, GI, RU.

De doelstelling van AFIS bestaat uit het voorkomen, opsporen en vervolgen van onregelmatigheden op douane- en landbouwgebied.

De informatie-uitwisseling geschiedt voornamelijk op douanegebied, maar ook op het gebied van landbouw, accijnzen of andere gebieden.

4.9.1.2. DIS

Het DIS bestaat uit een centrale gegevensbank en is in elke lidstaat en bij de Commissie door middel van terminals toegankelijk. Het bevat gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens, die voor de verwezenlijking van zijn doel noodzakelijk zijn.

Het DIS heeft tot doel bij te dragen tot het voorkomen, opsporen en bestrijden van handelingen die in strijd zijn met de douane- of landbouwvoorschriften, door verbetering, viaeen snellere verspreiding van informatie, van de doeltreffendheid van de samenwerkings- en controleprocedures van de bevoegde autoriteiten.

In het kader van deze algemene doelstelling heeft de wetgever echter uitsluitend toestemming gegeven voor de integratie van gegevens in DIS wanneer zij de uitvoering van één van de volgende acties ten doel hebben: discreet toezicht, observatie en verslag, gerichte controle.

4.9.2. Resultaten

4.9.2.1. AFIS

Het aantal uitgewisselde boodschappen (en derhalve spontane bijstand of bijstand op verzoek tussen administratieve autoriteiten van lidstaten) gedurende 2002 middels het AFIS-communicatiesysteem bedraagt 786.357.

Er is geen enkel gegeven over de voorgaande jaren beschikbaar.

Het is op zich uiterst moeilijk om het bedrag van de met behulp van AFIS ontdekte fraude in cijfers te vertalen. Maar als men bijvoorbeeld alleen al kijkt naar de inbeslagnames van sigarettencontainers die in de Gemeenschap voor de eerste zes maanden van 2002 zijn geregistreerd in één enkele AFIS-applicatie (169 in beslag genomen containers, het Verenigd Koninkrijk niet meegerekend), is de inbeslagname van 2 of 3 containers per jaar voldoende om de jaarlijkse kosten van AFIS te dekken. Er dient tevens rekening te worden gehouden met het niet te verwaarlozen onderdeel 'fraudepreventie' dat in de AFIS-applicaties is opgenomen.

4.9.2.2. DIS

DIS is, zelfs als was de software technisch gezien in orde, gedurende de periode 1998-2002 in een ontwikkelingsfase gehouden om de lidstaten in staat te stellen diverse problemen op te lossen van juridische (DIS kon niet worden gebruikt zonder omzetting in nationaal recht van de Richtlijn betreffende de bescherming van persoonsgegevens - Richtlijn 95/46/EG), administratieve (de distributie van taken en verantwoordelijkheden) en technische aard (de lidstaten hebben hun nationale component van het systeem pas op 31.12.2002 op het CCN/CSI-netwerk geplaatst). In deze omstandigheden heeft de inwerkingstelling (operationele fase) van het systeem pas in maart 2003 kunnen plaatsvinden. Dientengevolge is het nog te vroeg om op operationeel niveau de resultaten of de effecten van DIS te evalueren.

4.9.3. Effecten

Zie Bijlage 11.

De lidstaten zijn van mening dat AFIS op uiterst doelmatige wijze de fraudebestrijding ondersteunt en voor een verbetering van de kwaliteit en de douaneresultaten zorgt. Zij zijn eveneens van mening dat AFIS een goed samenwerkingsinstrument is voor informatie-uitwisseling tussen de douaneadministraties.

5. CONCLUSIES

5.1. Gemeenschappelijk deel van de programma's Douane 2002 en Fiscalis

De door CCN/CSI geboden diensten zijn zeer compleet, het netwerk functioneert goed en wordt intensief gebruikt. De installatie-, ontwikkelings- en gebruikskosten zijn het gevolg van het feit dat CCN/CSI compatibel gemaakt moest worden met de verschillende bestaande nationale systemen. Ook de gedecentraliseerde technische architectuur van CCN/CSI houdt in dat elke nieuwe verbinding een specifieke infrastructuur vereist, en eventueel ook bepaalde ontwikkelingsactiviteiten om aan te sluiten bij mogelijk afwijkende technieken ter plaatse.

Dankzij de introductie van de TEMPO-methode konden de doelmatigheid en doeltreffendheid van de organisatie betreffende het beheer van informatiseringsprojecten door de Commissie worden verbeterd.

Desalniettemin beschikken de afgevaardigden van de lidstaten in de comités die zijn belast met de uitvoering van de projecten, niet over alle informatie betreffende de middelen (financiële én personele) die beschikbaar zijn voor de realisering van de 'nationale' delen van de projecten, hetgeen een realistische projectplanning in de weg staat.

5.2. Applicaties op douanegebied

Het is nog niet mogelijk alle door het NCTS-systeem voortgebrachte resultaten en effecten te meten, aangezien het systeem momenteel nog wordt geïnstalleerd.

Op het moment wordt het systeem nog niet optimaal gebruikt, met name omdat weinig bedrijven die de vereenvoudigde procedure gebruiken (80% van de goederenbewegingen) op het systeem zijn aangesloten. Aangezien alle douanekantoren van de lidstaten en alle bedrijven die de vereenvoudigde procedure toepassen, respectievelijk vóór 1 juli 2003 en 1 maart 2003 moeten zijn aangesloten, zou het aantal door NCTS verwerkte bewegingen snel moeten toenemen.

De bedrijven en de lidstaten zijn van mening dat NCTS zal bijdragen tot de verbetering en samenwerking tussen overheidsdiensten, tot preventie op het gebied van fraudebestrijding en tot vergemakkelijking van de douanecontroles.

Met het oog op de doeltreffendheid moeten de automatiseringskosten van het systeem voor douanevervoer (43 miljoen euro) worden vergeleken met het geschatte fraudebedrag in het douanevervoer (1 miljard euro in de periode 1990 tot en met 1996).

Het doel van de TARIC- en DDS-systemen is het verspreiden van de gecentraliseerde informatie onder de nationale overheidsdiensten en het publiek. Het informaticagebruik maakt het mogelijk dat deze taak snel wordt vervuld en dat de ontvangers tegelijkertijd worden bereikt, hetgeen zorgt voor minder verschillen in de toepassing van de communautaire wetgeving. Bovendien zijn de lidstaten van mening dat TARIC bijdraagt tot de verbetering van de doelmatigheid in de administratieve procedures.

Het gecentraliseerde en geautomatiseerde beheer van de contingenten (TQS) draagt eveneens bij tot een uniforme toepassing van de wetgeving aangezien de informatie snel en uniform wordt verwerkt. De lidstaten dienen echter ervoor te zorgen geen fouten te maken in hun aanvragen tot opneming.

Ter verbetering van de doelmatigheid van de tariefapplicaties hebben de lidstaten de wens te kennen gegeven alle tariefapplicaties te harmoniseren en te integreren om onderlinge verschillen te voorkomen en de verbindingen tussen en compatibiliteit van de systemen te vergemakkelijken. Het ITE-project zou dit probleem moeten oplossen.

De EBTI-applicatie is geïnstalleerd dankzij de financiering van het programma (verstrekking van scanners en camera's aan de nationale overheidsdiensten). Het centrale en geautomatiseerde beheer van de BTI (bindende tariefinlichtingen) levert een wezenlijke bijdrage aan de verbetering van de doelmatigheid van de administratieve procedures en de administratieve samenwerking. Er dient evenwel bijzondere aandacht te worden besteed aan enkele afwijkingen in de toepassing van de tariefwetgeving en aan de verbetering van het centrale woordenboek van de gegevensbank.

De enquête onder de lidstaten over de SIGL-applicatie heeft geleid tot een zeer laag antwoordpercentage. Evenwel kan worden gesteld dat de applicatie een beperking van de fraude met de invoercontingenten voor textiel- en staalproducten mogelijk maakt.

De AFIS-applicatie is een doeltreffend instrument voor de fraudebestrijding op douanegebied. De lidstaten zijn van mening dat de applicatie ook een goed samenwerkingsinstrument is voor informatie-uitwisseling tussen de douaneadministraties. Aangezien de DIS-applicatie niet operationeel was tijdens de duur van het programma, is het nog niet mogelijk de resultaten en effecten ervan te evalueren.


ACRONIEMEN - GLOSSARIUM

AFIS Anti-Fraud Information System (Systeem voor de elektronische verzending van berichten teneinde activiteiten te helpen voorkomen, opsporen en vervolgen die in strijd zijn met de regelgeving op douane- of landbouwgebied).

ART Activity Reporting Tool. (Computersysteem voor begrotingsbeheer).

Beheergroepen Vijf beheergroepen, waarin de lidstaten zijn vertegenwoordigd, beheren de prioritaire gebieden van het programma onder toezicht van het Comité Douane 2002. Er is een administratieve beheergroep, een controlebeheergroep, een opleidingsbeheergroep, een beheergroep handelsbetrekkingen en een beheergroep informatietechnologieën en nieuwe ontwikkelingen. De beheergroepen komen ongeveer tweemaal per jaar bijeen.

Benchmarking Teneinde de doeltreffendheid van de nationale douaneadministraties te verbeteren, kiezen een aantal lidstaten ervoor hun beste respectieve werkwijzen vast te stellen en aanbevelingen te doen die vervolgens door elke nationale overheidsdienst aan de eigen context worden aangepast.

Beschikbaarheid De tijd gedurende welke een netwerk daadwerkelijk in gebruik is. De beschikbaarheid van CCN/CSI komt neer op het gemiddelde van de gateways en hun verbindingen. Het niet-beschikbaar zijn als gevolg van netwerken of systemen onder beheer van de overheidsdiensten van de lidstaten, wordt buiten beschouwing gelaten.

BSCC Baltic Sea Customs Conference: de conferentie van de douaneadministraties van de landen rondom de Oostzee.

BTW Belasting over de toegevoegde waarde.

BTW voor e-commerce Elektronisch systeem voor de aangifte, de inning en de toewijzing van de door de bedrijven verschuldigde BTW.

CBS Council of Baltic Sea States.

CCN/CSI Common Communication Network/Common System Interface. (Communicatieplatform en -interface dat resp. die wordt gebruikt voor de onderlinge koppeling van de overheidsdiensten van de lidstaten en de Commissie).

COMPACT Compliance and Partnership, Customs and Trade.

Computerapplicatie Synoniem van computerprogramma.

DDS Data Dissemination System. (Server voor de publicatie van gegevens op het web).

DG TAXUD Directoraat-Generaal 'Belastingen en douane-unie'.

DIS Douane-informatiesysteem (centrale gegevensbank om bij te dragen tot het voorkomen, opsporen en bestrijden van handelingen die in strijd zijn met de douane- of landbouwvoorschriften, door verbetering, via een snellere verspreiding van informatie, van de doeltreffendheid van de samenwerkings- en controleprocedures van de bevoegde autotiteiten).

Doelmatigheid Criterium aan de hand waarvan kan worden bepaald in hoeverre de behaalde resultaten in verhouding staan tot de ingezette middelen en of de effecten zijn gerealiseerd tegen redelijke kosten.

Doeltreffendheid Criterium aan de hand waarvan kan worden bepaald in hoeverre de formele doelstellingen van het programma zijn gehaald en of de verwachte effecten zijn gerealiseerd.

Douane 2002 Meerjarig communautair actieprogramma ter ondersteuning en aanvulling van de activiteiten die door de lidstaten op douanegebied worden ondernomen.

Duurzaamheid Criterium aan de hand waarvan kan worden bepaald in hoeverre wijzigingen en voordelen voortduren na het einde van het programma.

ECICS European Customs Inventory of Chemical Substances (Inventaris, in de 11 officiële talen, van de namen van en synoniemen voor chemische substanties, waarbij hun tariefindeling overeenkomstig de gecombineerde nomenclatuur wordt overgenomen).

EEG Europese Economische Gemeenschap.

Effect Middellange- en langetermijneffect van een activiteit voor de doelgroep(en) of indirect voor (een) andere groep(en).

EMCS Excise Movement and Control System (geïntegreerd computersysteem betreffende het verkeer van en de controle op accijnsgoederen).

EMPACT European Model for Partnership between Customs and Trade.

EU Europese Unie.

Evaluatie Beoordeling van de waarde van een publieke steunmaatregel aan de hand van uitdrukkelijke criteria en normen.

Evaluatie achteraf Evaluatie waarbij de publieke steunmaatregel wordt bekeken en beoordeeld na de voltooiing van het programma.

Fiscalis Meerjarig communautair actieprogramma ter verbetering van de werking van de stelsels van indirecte belastingen van de interne markt.

Gateway Verbindingspunt tussen een overheidsdienst van een lidstaat en het CCN-netwerk. Er is slechts één gateway per aangesloten dienst. Netwerken onder beheer van deze overheidsdiensten vormen de schakel tussen de systemen en de gateways.

Gebruik Het gebruiken van een computersysteem. In de levenscyclus van een computersysteem vormt het gebruik het uiteindelijke doel. In deze fase worden de vruchten geplukt van de eerdere investering (onderzoek, ontwikkeling, installatie) en gaat het systeem bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen.

Gezamenlijke activiteiten Alle activiteiten die in het kader van het programma gezamenlijk zijn georganiseerd door de Commissiediensten en de lidstaten, te weten studiebijeenkomsten, uitwisselingen, multilaterale controles en opleidingsactiviteiten.

ICARUS Contactgroep die de douanekantoren van de luchthavens bijeenbrengt.

IDA Interchange of Data between Administrations, een initiatief van de Europese Commissie om de IT-systemen van de lidstaten met die van de Gemeenschap te verbinden.

Indicator Maatstaf voor een te behalen doelstelling, ingezette middelen, een gerealiseerd effect of een variabele. De middels een indicator verkregen informatie is een kwantitatief gegeven voor het meten resp. peilen van feiten en standpunten.

Installatie Het installeren van een computerapplicatie of -systeem op de plaats waar deze applicatie of dit systeem gebruikt zal gaan worden. In de levenscyclus van een computersysteem komt de installatie na de ontwikkeling en vóór het gebruik.

ISPP Information System for Processing Procedures (Systeem dat op dit moment de informatie beheert betreffende vergunningen tot actieve veredeling).

IT Informatietechnologie.

MEANS Méthode d'évaluation des Actions de Nature Structurelle (methode voor de evaluatie van structuurmaatregelen) die wordt toegepast ter beoordeling van communautaire programma's. De MEANS-methode beschrijft de standaardfasen en -stappen van een evaluatie en laat de fasen van observatie, analyse en beoordeling voorafgaan door een fase van afbakening en structurering van de evaluatie, waarvan de tenuitvoerlegging hieronder uitvoerig wordt beschreven.

MoU Memorandum of Understanding.

MVS Movement Verification System.

NCTS New Computerised Transit System, nieuw geautomatiseerd systeem voor douanevervoer. (Computersysteem voor de elektronische uitwisseling van douanevervoergegevens tussen de verschillende overheidsdiensten van de lidstaten in real time, dat wil zeggen gelijktijdig met de bewegingen van de goederen).

NOS Nieuwe Onafhankelijke Staten (van de voormalige Sovjet-Unie).

Nut Criterium om vast te stellen of het programma de veranderingen heeft gebracht waarop was gerekend en die aansluiten bij de behoeften van betrokkenen.

ODYSSUD Contactgroep die de douanekantoren van de zuidelijke havens van de Unie bijeenbrengt.

OLAF Office pour la Lutte Anti-Fraude, Europees Bureau voor fraudebestrijding van de Europese Commissie.

Ontwikkeling Het programmeren en testen van een computersysteem. In de levenscyclus van een computersysteem komt de ontwikkeling na de onderzoeksfase en vóór de installatie.

Phare Het in 1990 door de EG in werking gestelde systeem voor financiële steun aan de kandidaat-lidstaten.

PSO Project Support Office.

RALFH Rotterdam Antwerpen Le Havre Felixstowe Hamburg.

Relevantie Criterium om vast te stellen in hoeverre de doelstellingen van het programma aansluiten bij de behoeften van de lidstaten.

Resultaten Kortetermijneffecten van een activiteit voor de doelgroep(en).

RTCE/EBTI Renseignements Tarifaires Contraignants Européens, Europese bindende tariefinlichtingen. (Systeem voor het uitwisselen en raadplegen van besluiten van de lidstaten voor wat betreft de goederenindeling, de daarmee samenhangende tariefbehandeling en de toepassing van handelspolitieke maatregelen).

SCAC Standing Committee of Administrative Cooperation (Permanent Comité voor de administratieve samenwerking van het Fiscalis-programma).

Schorsingen Zorgt voor de samenstelling van een dossier van schorsingen van invoerrechten voor bepaalde goederen en vormt een ondersteuning voor de publicatie van verordeningen in het Publicatieblad.

SEED Systeem voor de uitwisseling van accijnsgegevens. Register van personen die de hoedanigheid bezitten van erkend entrepothouder of geregistreerd bedrijf als bedoeld in Richtlijn 92/12/EEG.

SIGL Système d'Information de Gestion des Licences. (Informatiesysteem voor het beheer van invoervergunningen voor aan contingenten onderworpen textiel- en staalproducten).

SIPA Système d'Information Préalable en matière d'Accises. (Hiermee kan een lidstaat die het vertrekpunt is van een partij accijnsgoederen, met het oog op tijdige controles een bericht ter kennisgeving of waarschuwing versturen naar de lidstaat waar die partij aankomt).

SMS Specimen Management System.

Studiebijeenkomsten Studiebijeenkomsten vormen een ideaal podium voor ontmoetingen tussen ambtenaren van de lidstaten en deskundigen teneinde problemen te analyseren, vast te stellen welke de beste oplossingen zijn en deze te verbreiden. Deze bijeenkomsten hebben ten doel ambtenaren van de lidstaten de mogelijkheid te geven namens zichzelf (en niet als vertegenwoordiger van de eigen overheidsdienst) te spreken over hun ervaringen in het licht van de verbetering van de administratieve samenwerking.

TACE Travel and Conference Facility.

Tacis Technical Assistance for the Commonwealth of Independent States: systeem voor financiële steun voor de staten van de voormalige Sovjet-Unie.

TAIE Technical Assistance Information Exchange.

TAIEX Technical Assistance Exchange Office: bureau van de Europese Commissie dat zich bezighoudt met verzoeken om expertise ten gunste van de kandidaat-lidstaten.

TARIC TARif Intégré Communautaire (Register waarin op basis van de gecombineerde nomenclatuur voor elke soort goederen de toepasselijke douanerechten, de overige communautaire heffingen en de overige specifieke, desbetreffende communautaire bepalingen zijn vastgelegd).

TCO/TCT Transfert des Cachets d'Origine/Transmission des Cachets de Transit Applicatie voor het door de Commissie per e-mail doorgeven, aan de overheidsdiensten van de lidstaten, van informatie over de stempelafdrukken van oorsprong en de bij het douanevervoer gebruikte stempelafdrukken).

TEMPO Taxud Electronic Management of Projects Online. (Methode voor de ontwikkeling en het beheer van informatiseringsprojecten).

TQS Tarif Quota and Surveillance. (Applicatie voor het beheer van tariefcontingenten en van het toezicht op ingevoerde producten in het kader van de tariefplafondcontrole of controle om economische of fraudebestrijdingsredenen).

Tussentijdse evaluatie Evaluatie waarbij kritisch wordt gekeken naar de eerste verrichtingen en de eerste resultaten van het programma en op basis waarvan kan worden bepaald hoe de follow-up en de uitvoering van het programma gestalte moeten krijgen

Uitwisselingen Werkbezoeken van 15 dagen van een ambtenaar aan een overheidsdienst van een andere lidstaat. Via deze werkbezoeken kunnen ambtenaren andere ambtenaren ontmoeten en hun kennis over de organisatie, methoden en procedures van de betreffende lidstaat verbeteren.

Unit Values Applicatie voor de berekening van gemiddelde prijzen die dienen als referentiepunt.

VATR Verzoek om controle van een BTW-nummer in het VIES-systeem.

VIES VAT Information Exchange System, BTW-informatiesysteem. (Computernetwerk tussen de lidstaten met behulp waarvan informatie kan worden opgevraagd over alle intracommunautaire goederentransacties tussen bedrijven die zijn opgenomen in het eigen BTW-bestand van een lidstaat en bedrijven die zijn geregistreerd in een andere lidstaat, en met behulp waarvan kan worden nagegaan of het BTW-identificatienummer van een belastingplichtige geldig is).

WCO World Customs Organisation, vgl. WDO.

WDO Werelddouaneorganisatie (in het Engels: WCO).


BIJLAGEN

Bijlage 1. Methode: toepassing van het MEANS-model voor structurering van de evaluatie

Teneinde een coherente en uniforme aanpak voor de evaluatie van communautaire programma's te garanderen is de MEANS -methode ontwikkeld (methode voor de evaluatie van activiteiten van structurele aard). In dit model worden de typische fasen en stadia van een evaluatie beschreven, waarbij eerst de observatie, analyse en beoordeling van een afbakenings- en structureringsstadium van de evaluatie plaatsvinden, waarvan de tenuitvoerlegging hieronder uitvoerig wordt beschreven.

VOLUME 3, PAGINA 25.

1. AFBAKENING VAN HET EVALUATIEGEBIED

In aanmerking komende periode

Het onderhavig verslag is een aanvulling, voor de jaren 2000 tot en met 2002, op de in het kader van het programma verwezenlijkte evaluaties: de tussentijdse evaluatie Douane 2002 over de verrichtingen tot en met 2000.

'Tussentijds verslag over de tenuitvoerlegging van het programma Douane 2002', SEC (2001) 1329 van 31.7.2001; Werkdocument van de Commissiediensten.

In aanmerking komende actoren

De manier waarop de nationale overheidsdiensten gebruikmaken van de door het programma geboden mogelijkheden is bepalend voor de verwezenlijking van de doelstellingen. De lidstaten en de Commissie zijn de actoren die het meest bij het programma zijn betrokken.

2. STRUCTURERING VAN DE EVALUATIE

2.1. Criteria en vragen voor de evaluatie

De eerste etappe van de structureringsfase heeft betrekking op de te evalueren effecten.

Het MEANS-model onderscheidt vier verschillende effecten die in een evaluatie kunnen worden gemeten. In Figuur 1 worden deze te evalueren effecten of criteria weergegeven.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


Figuur 1 Te evalueren effecten van een beleid

Resultaten zijn de onmiddellijke effecten van een activiteit op de beoogde begunstigden, en effecten zijn de effecten op middellange en lange termijn van een activiteit op de beoogde begunstigden of indirect op andere begunstigden.

Bijvoorbeeld: na een studiebijeenkomst zijn de problemen wat betreft de toepassing van een specifieke bepaling op douanegebied vastgesteld en zijn er oplossingen voorgedragen.

Bijvoorbeeld: effect op middellange termijn: na de werkzaamheden van een projectgroep is het systeem voor risicoanalyse gewijzigd en zijn met name de selectiecriteria gewijzigd; effect op lange termijn: de nationale douaneadministratie heeft haar prestaties verbeterd waar het gaat om de bestrijding van piraterij.

De evaluatie ontwikkelt zich volgens de volgende algemene vraag:

"Zijn de in het kader van het programma Douane 2002 gevoerde acties doelmatig, doeltreffend, relevant en zinvol geweest, en zijn er verwachtingen dat zij tot duurzame resultaten zullen leiden wat betreft de algemene doelstellingen van het programma?"

Wat betreft de doelmatigheid gaat het om de vragen:

- Of de in het programma Douane 2002 geformuleerde formele doelstellingen zijn bereikt;

- Wat de in het kader van het programma plaatsgevonden successen en problemen zijn geweest;

- Of de gekozen oplossingen geschikt zijn en wat de invloed ervan buiten het programma is.

De doelmatigheid wordt in het kader van deze evaluatie geëvalueerd door de verkregen resultaten of de geproduceerde effecten met de vrijgemaakte middelen te vergelijken. Met andere woorden, staan de verkregen effecten in verhouding tot de door het programma Douane 2002 aangewende begroting?

De evaluatie van de relevantie bestrijkt de samenhang tussen de doelstellingen van het programma en de behoeften van de lidstaten en van de Europese Unie.

De vraag inzake nut is: 'heeft het programma verwachte veranderingen aangebracht naar gelang de behoeften van de betrokken partijen'?

En tot slot heeft de vraag 'kan men ervan uitgaan dat de voortgebrachte veranderingen (en voordelen) na beëindiging van het programma zullen voortduren' betrekking op de duurzaamheid van de resultaten.

2.2. Ontwikkeling van de doelstellingen van het programma

Door de aanvankelijke doelstellingen te verduidelijken wees de tussentijdse evaluatie op de noodzaak dat de aanvankelijke doelstellingen van het programma moesten worden aangepast aan de ontwikkelingen die van invloed zijn op de omgeving waarin de douanes opereren.

In dit opzicht zijn de doelstellingen van het programma gewijzigd teneinde rekening te houden met:

de mededeling van de Commissie van februari 2002 betreffende een strategie voor de douane-unie, waarin een uiteenzetting wordt gegeven van de uitdagingen waarmee de douane wordt geconfronteerd. De Commissie herinnert eraan dat naast de uiterst belangrijke taak van de inning van rechten en belastingen, de douane toeziet op de tenuitvoerlegging van het douanebeleid op bijna alle met de internationale handel samenhangende gebieden. Zij wijst op de spanning tussen enerzijds de toename van de werkzaamheden inzake de bestrijding van illegale handel (fraude, piraterij, niet-naleving van milieuverdragen) en anderzijds de toegenomen vraag van de bedrijven om een snellere dienst. De vraag is hoe er meer controles moeten komen, terwijl de legale handel vergemakkelijkt wordt. Naast dit probleem zijn er ook nog de uitdagingen van de uitbreiding.

Mededeling aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité betreffende een strategie voor de douane-unie, 8 februari 2001, COM(2001)51 def.

Deze mededeling stelt zo de strategische doelstellingen van de douanes voor de volgende jaren vast:

- "totstandbrenging van een kader voor de ontwikkeling van de internationale handel, gebaseerd op transparante en vaste regels die op coherente wijze worden toegepast;

- de Gemeenschap en de lidstaten van budgettaire middelen voorzien;

- bescherming van de samenleving tegen oneerlijke internationale handelspraktijken en tegen schade, vooral waar het financiële, commerciële, volksgezondheids-, culturele en milieubelangen betreft."

Op grond van deze doelstellingen stelt de mededeling vijf actiegebieden voor de douanes vast:

- De douanewetgeving, met de nadruk op verspreiding van de informatie, teneinde de uniformiteit en samenhang van de toepassing ervan te waarborgen;

- De verbetering van het operationele onderdeel dankzij een grotere samenwerking tussen de nationale overheidsdiensten;

- De verbetering van de dienstverlening aan het bedrijfsleven;

- Een intensievere opleiding, ook voor de bedrijven;

- De bevordering van de internationale douanesamenwerking.

Tot slot wordt gewezen op het strategisch belang van de automatisering op deze verschillende gebieden.

De evaluatie stelt op klassieke wijze de vraag inzake de afstemming van de expliciete doelstellingen van het programma op de problemen die het programma geacht wordt aan te pakken.

De kwestie van de relevantie zal hier echter niet volledig worden behandeld, aangezien deze kwestie hoofdzakelijk onder de tussentijdse evaluatie valt in de loop waarvan dit grotendeels aan de orde is gesteld. Hetzelfde geldt voor een 'ex ante'-evaluatie via welke wijzigingen kunnen worden voorgesteld wat betreft de doelstellingen.

Er kan in dit stadium echter op worden gewezen dat de doelstellingen die in het programma Douane 2002 waren vastgesteld, relevant blijven met betrekking tot de begin 2001 geconstateerde ontwikkeling van de context.

De methode is hoofdzakelijk gebaseerd op de door de lidstaten ingevulde vragenlijsten. De vragen nodigen de lidstaten uit gegevens over te brengen, hun mening te geven en voor 29 ervan op een schaal van 1 tot en met 4 een cijfer te geven voor de bijdrage van een bepaalde activiteit of van het programma in het algemeen aan een specifiek resultaat of effect.

Deze waarderingen die naar gelang de opmerkingen en geconstateerde verrichtingen zijn geïnterpreteerd, vormen beoordelingscriteria.

3. BOOMDIAGRAM VAN DE DOELSTELLINGEN EN SAMENHANG VAN DE EFFECTEN MET DE DOELSTELLINGEN

De tussentijdse evaluatie heeft de doelstellingen van het programma verduidelijkt: drie doelstellingen vloeien voort uit de hoofddoelstelling (verbetering van de werking van de interne markt): de uniforme toepassing van de wetgeving, de bescherming van de belangen van de gemeenschap en de vergemakkelijking van de handel. De evaluatie tracht te bepalen of de resultaten en effecten van de verrichtingen een bijdrage leveren aan deze doelstellingen. Derhalve worden in eerste instantie de verwachte effecten van de verrichtingen vastgesteld en hoe laatstgenoemde in verband kunnen worden gebracht met de doelstellingen, zodat een boomdiagram van de verwachte effecten kan worden opgebouwd.

In Bijlagen 1 en 2 worden de boomdiagrammen weergegeven van de verwachte resultaten voor de gezamenlijke activiteiten enerzijds en voor de computerapplicaties anderzijds. Het boomdiagram van de doelstellingen kan op twee manieren worden gelezen: van boven naar beneden, dus met de vraag hoe elk niveau tot stand dient te worden gebracht, of door onderaan te beginnen met de vraag waarom elke verrichting heeft plaatsgevonden.

In tweede instantie dient de observatie een evaluatie mogelijk te maken van de mate waarin de verwachte effecten feitelijk zijn vastgesteld.


Bijlage 2 Schema van de doelstellingen van het programma Douane 2002 en van de verwachte effecten van de gezamenlijke activiteiten

In onderstaand schema wordt het verband aangegeven tussen de doelstellingen van het programma Douane 2002, zoals zij reeds in verwachte effecten en resultaten tijdens het tussentijds verslag konden worden opgesplitst, en de verwachte resultaten en effecten van de gezamenlijke activiteiten. De soorten georganiseerde activiteiten worden aangeduid met 'S' voor studiebijeenkomsten, 'O' voor opleidingsactiviteiten, 'PG' voor projectgroepen en 'U' voor uitwisselingen. Elke soort gezamenlijke activiteiten wordt vermeld in de overeenkomstige kaders 'resultaten' en 'effecten'.

Van bepaalde acties worden resultaten én effecten verwacht, van andere uitsluitend effecten (bijvoorbeeld in het geval van opleiding).

Dit schema laat zien hoe de onlangs georganiseerde activiteiten op coherente wijze aansluiten bij de doelstellingen van het programma zoals zij tijdens de tussentijdse evaluatie uitdrukkelijk zijn geformuleerd.


Schema van de doelstellingen van het programma Douane 2002 en de verwachte effecten van de gezamenlijke activiteiten

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


Bijlage 3 Evaluaties, door de lidstaten, van de effecten van de gezamenlijke activiteiten

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Bijlage 3.1 Studiebijeenkomsten

Van 1 (matig) tot 4 (zeer goed)


Bijlage 3.2. Uitwisselingen

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


Van 1 (matig) tot 4 (zeer goed)


Bijlage 3.3. Projectgroepen

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


Van 1 (matig) tot 4 (zeer goed)


Bijlage 3.4. Opleiding

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


Van 1 (matig) tot 4 (zeer goed)


Bijlage 3.5. Algemene evaluatie

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


Van 1 (matig) tot 4 (zeer goed)


Bijlage 4. Samenvatting van de individuele evaluaties van de deelnemers aan de studiebijeenkomsten in 2000, 2001 en 2002 (resultaten van 18 van de in totaal 29 studiebijeenkomsten)

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Bijlage 5. Ontwikkeling van het aantal uitwisselingen

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


NB: De in de laatste kolom opgenomen totalen kunnen verschillen van de totalen in de vorige tabel (Ontwikkeling van de uitwisselingen per land). De cijfers in deze tabel zijn namelijk overgenomen uit door de lidstaten toegezonden jaarbalansen, terwijl de cijfers in de vorige tabel het resultaat zijn van de algemene vragenlijst, bij welke gelegenheid een aantal lidstaten belangrijke rectificaties hebben aangebracht

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


Bijlage 6. Begroting op het gebied van de informatica, Douane 2002

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Bijlage 7. Evaluatie, door de lidstaten, van de ontwikkeling, installatie en het gebruik van het CCN/CSI-systeem

Vraag

Geef op een beoordelingsschaal van 1 (volledig eens) tot en met 5 (volstrekt oneens) aan in welke mate u het eens bent met onderstaande uitspraken.

Antwoorden

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Bijlage 8. Evaluatie, door de lidstaten, van de volledigheid van de door de douanesystemen 2002 verstrekte informatie

Vraag

Kunt u de volledigheid van de door deze systemen aan uw lidstaat verstrekte informatie evalueren met betrekking tot de belangrijkste doelstellingen van het programma?

- verbetering van de administratieve samenwerking en de informatie-uitwisseling tussen de douaneadministraties;

- vergemakkelijking van de communicatie met de bedrijven ende mate waarin rekening wordt gehouden met hun bezorgheid;

- verbetering van de kwaliteit en de resultaten van de douanecontroles;

- verbetering van de fraudebestrijding;

- verbetering van de toepassing van het Gemeenschapsrecht in het hele douanegebied

Alle noodzakelijke informatie wordt verstrekt

Bijna alle noodzakelijke informatie wordt verstrekt, maar er zijn enkele verbeteringen mogelijk

Niet alle noodzakelijke informatie wordt verstrekt

De verstrekte informatie is nutteloos

Antwoorden

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Bijlage 9. Evaluatie, door de lidstaten, van de kwaliteit van de door de douanesystemen 2002 verstrekte informatie

Vraag

Kunt u wat betreft de behoeften van uw lidstaat de kwaliteit evalueren van de informatie die is verstrekt door de hieronder opgesomde systemen?

Antwoorden

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Bijlage 10. Evaluatie, door de lidstaten, van de installatie en het gebruik van de nationale componenten van de in het kader van het programma douane 2002 ontwikkelde systemen

Vraag

Kunt u op een beoordelingsschaal van 1 (volledig mee eens) tot en met 5 (volstrekt mee oneens) aangeven in welke mate u het eens bent met onderstaande uitspraken?

Antwoorden

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Bijlage 11. Evaluatie, door de lidstaten, van de bijdrage tot de doelstellingen van het programma van de in het kader van het programma douane 2002 ontwikkelde systemen

Kunt u op een beoordelingsschaal van 1 (volledig eens) tot en met 5 (volstrekt oneens) aangeven in welke mate u het eens bent met onderstaande uitspraken?

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Bijlage 12. Evaluatie, door de lidstaten, van het gebruik van de in het kader van het programma douane 2002 ontwikkelde systemen

Vragen

Bezit u een systeem voor de follow-up van het gebruik van de computersystemen, met andere woorden bewaart u regelmatig statistische gegevens over het gebruik van deze systemen?

Geef met een kruis in de kolom 'Follow-up' in de onderstaande tabel aan of u al dan niet toeziet op het gebruik van de opgesomde systemen en of u, indien dat het geval is, dit regelmatig doet (constante follow-up wat betreft het systeem en regelmatige verslaggeving) of ad hoc (geen regelmatige verslaggeving).

Kunt u voor alle systemen die u volgt of waarvan u een duidelijk beeld hebt van het gebruik, de frequentie van het gebruik aangeven door één van de voorgestelde opties in de kolom 'Frequentie' aan te kruisen?

Zijn de ambtenaren wettelijk of van overheidswege verplicht om deze systemen in uw lidstaat te gebruiken? (geef dit aan met een kruis in de kolom 'Verplicht')

Antwoorden

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>