Artikelen bij SEC(2004)65 - Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie - Alarmsysteem nr 12/2003

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52004SC0065

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad over de ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie - Alarmsysteem nr 12/2003 /* SEC/2004/0065 def. */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN AAN DE RAAD over de ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie - Alarmsysteem nr 12/2003

1. Maandelijkse ontwikkeling van de te vergoeden uitgaven

De onderstaande tabellen geven de maandelijkse ontwikkeling van de te vergoeden uitgaven in vergelijking met het uitgavenprofiel aan. De cijfers zijn gebaseerd op de uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 2002 tot en met 15 oktober 2003.

1.1. Subrubriek 1a: Uitgaven GLB

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

1.2. Subrubriek 1b: Plattelandsontwikkeling

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. BESTEDING VAN DE KREDIETEN (VOORLOPIGE CIJFERS)

De besteding van de kredieten (voorlopige cijfers) voor het begrotingsjaar 2003 is aangegeven in de volgende tabel:

Tabel 2 - Besteding van de kredieten (voorlopige cijfers) - Begrotingsjaar 2003

Uitgaven van de lidstaten van 16 oktober 2002 tot en met 15 oktober 2003

die in de periode januari-december 2003 aan de begroting van de Europese Unie zijn toegerekend

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. TOELICHTING

3.1. Besteding van de kredieten voor het begrotingsjaar 2003

Van de kredieten in rubriek 1 van de begroting voor het begrotingsjaar 2003 (uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 2002 tot en met 15 oktober 2003) is (voorlopig) een bedrag van 44 285,6 mln euro, dat is 98,9% van die kredieten, besteed.

Dit bedrag:

- bestaat enerzijds uit de (voorlopige) uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 2002 tot en met 15 oktober 2003, en een raming van de rechtstreekse betalingen die de Commissie tot en met 31 december 2003 reeds heeft verricht of nog moet verrichten, en

- is anderzijds een nettobedrag na aftrek van de negatieve uitgaven die zijn teruggevorderd via de financiële correcties in het kader van de goedkeuring van de rekeningen van het EOGFL-Garantie, en via de tijdens het begrotingsjaar 2003 opgelegde verlagingen en opschortingen van voorschotten.

De onderbesteding bedraagt:

- -427,2 mln euro voor subrubriek 1a (traditionele uitgaven voor EOGFL-Garantie en veterinaire uitgaven), en

- -67,7 mln euro voor subrubriek 1b (plattelandsontwikkeling).

Kredietoverschrijvingen

In december 2003 zal de Commissie aan de begrotingsautoriteit een voorstel voorleggen tot overschrijving van 583,0 mln euro van de hoofdstukken B1-11, B1-15, B1-16, B-121 en B1-31 ter financiering van de extra kredieten die aan het eind van het lopende begrotingsjaar nodig zullen zijn voor de volgende hoofdstukken:

- B1-10: Akkergewassen (+ 25,0 mln euro),

- B1-12: Olijfolie (+ 7,0 mln euro),

- B1-18: Andere sectoren of plantaardige producten (+ 31,0 mln euro),

- B1-20 : Melk en zuivelproducten (+ 129,0 mln euro),

- B1-22: Schapen- en geitenvlees (+ 280,0 mln euro),

- B1-30: Restituties voor bepaalde goederen, verkregen door verwerking van landbouwproducten (+ 19,0 mln euro),

- B1-37: Goedkeuring van de rekeningen (+ 92,0 mln euro).

3.2. Monetaire factoren

Koers van de euro ten opzichte van de dollar

De bovenvermelde uitgaven zijn inclusief de gevolgen van de schommelingen van de koers van de euro ten opzichte van de dollar. Bij een groot deel van de uitvoerrestituties voor landbouwproducten, vooral die voor granen en suiker, en bij sommige vormen van interne steun zoals de steun voor katoen, wordt de hoogte van de uitgaven mede bepaald door de koers van de euro ten opzichte van de dollar.

Overeenkomstig de verordening van de Raad over de begrotingsdiscipline (Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad van 26 september 2000) is de nota van wijzigingen bij de landbouwbegroting 2003 opgesteld op basis van de gemiddelde dollarpariteit van de euro voor juli, augustus en september 2002, en die bedroeg 1 euro = 0,98 $. In de periode van 1 augustus 2002 tot en met 31 juli 2003 bedroeg de koers van de euro ten opzichte van de dollar gemiddeld 1 euro = 1,06 $, waarmee hij dus ongeveer 8% hoger was dan de koers die voor de opstelling van de begroting 2003 is gebruikt.

3.3. Marktfactoren

Subrubriek 1a

In het kader van subrubriek 1a was er bij alle begrotingshoofdstukken sprake van onderbesteding. In elk hoofdstuk waren er evenwel sectoren waar deze meer geprononceerd was:

- hoofdstuk plantaardige producten: de sectoren suiker, groenten en fruit en wijn;

- hoofdstuk dierlijke producten: de sectoren rund- en varkensvlees, en

- hoofdstuk voor bijkomende uitgaven: voedselprogramma's, afzetbevordering en agromonetaire maatregelen.

In bepaalde hoofdstukken (andere sectoren of plantaardige producten (rijst), melk, schapenvlees en veterinaire en fytosanitaire maatregelen) was dan weer sprake van overbesteding van de kredieten of wordt een dergelijke overbesteding verwacht.

Hieronder volgt een korte toelichting bij de belangrijkste verschillen tussen de besteding in bepaalde hoofdstukken en de corresponderende oorspronkelijke kredieten:

Hoofdstuk B1-10: Akkerbouwgewassen // Overbesteding: + 19 mln euro (+ 0,1%)

// (uitgaven: 16 809 mln euro)

(kredieten: 16 790 mln euro)

Deze overbesteding was hoofdzakelijk toe te schrijven aan hogere uitgaven van de lidstaten voor:

- hectaresteun voor grote producenten,

- uitvoerrestituties voor granen in verband met de hogere restitutiebedragen voor zachte tarwe, meel, gerst en haver in de eerste maanden van het jaar, en

- uitgaven voor openbare opslag omdat, wegens een stijging in de aankoop en een daling in de verkoop, aan het eind van het jaar grotere hoeveelheden graan voorradig waren in de openbare-opslagplaatsen.

Hoofdstuk B1-11: Suiker // Onderbesteding: -205 mln euro (-13,8%)

// (uitgaven: 1 277 mln euro)

(kredieten: 1 482 mln euro)

De belangrijkste oorzaak van de onderbesteding is dat, in vergelijking met het in de begroting gehanteerde volume, minder suiker is uitgevoerd, en dit ondanks het feit dat de gemiddelde uitvoerrestituties in de loop van het jaar gestegen zijn.

Hoofdstuk B1-12: Olijfolie // Overbesteding: + 5 mln euro (+ 0,2%)

// (uitgaven: 2 346 mln euro)

(kredieten: 2 341 mln euro)

De oorzaak van de overbesteding is dat een bedrag van ca. 70,0 mln euro van de door de lidstaten gedane en gemelde betalingen betrekking had op productiesteun voor voorgaande verkoopseizoenen, en dat door de lidstaten meer aan productierestituties betaald is omdat bij de productie van vis- en groentenconserven grotere hoeveelheden olijfolie zijn gebruikt.

Hoofdstuk B1-14 : Vezelgewassen en zijderupsen // Onderbesteding: -18 mln euro (-2,0%)

// (uitgaven: 890 mln euro)

(kredieten: 908 mln euro)

De belangrijkste oorzaak van de onderbesteding is dat voor de katoensector in Griekenland en Spanje minder is uitgegeven dan de kredieten die hiervoor waren geoormerkt, ten gevolge van het besluit van de Commissie waarbij de effectieve productie van niet-geëgreneerde katoen werd vastgesteld op een hoger niveau dan in de begroting 2003 was opgenomen. Als gevolg van dit besluit daalde de richtprijs en viel bijgevolg ook het steunniveau voor katoen lager uit dan het niveau dat oorspronkelijk in de begroting was gehanteerd.

Hoofdstuk B1-15: Groenten en fruit // Onderbesteding: -77 mln euro (-4,8%)

// (uitgaven: 1 532 mln euro)

(kredieten: 1 609 mln euro)

Deze onderbesteding was in hoofdzaak toe te schrijven aan de sector verse groenten en fruit. Dankzij de gunstige marktomstandigheden in deze sector:

- werden geringere hoeveelheden groenten en fruit uit de markt genomen, zodat de betalingen voor vergoedingen lager uitvielen;

- werd ten gevolge van de hogere prijzen de steun voor bananen vastgesteld op een niveau dat lager lag dan bij de opstelling van de begroting 2003 was aangenomen.

Hoofdstuk B1-16: Wijn // Onderbesteding: -168 mln euro (-12,2%)

// (uitgaven: 1 213 mln euro)

(kredieten: 1 381 mln euro)

De belangrijkste oorzaken van de onderbesteding zijn:

- dit jaar heeft er geen crisisdistillatie plaatsgevonden, waarvoor op de begroting kredieten waren opgevoerd voor een hoeveelheid van 8,0 miljoen hl;

- slechts ca. 8,8 miljoen hl is gedistilleerd voor verwerking in gedistilleerde dranken, terwijl in de begroting 2003 kredieten waren opgenomen voor 12,5 miljoen hl;

- de door de waardevermindering van alcohol veroorzaakte kosten liggen lager dan verwacht omdat, wegens een daling in de aan- en verkoop, aan het einde van het jaar minder alcohol in de openbare-opslagplaatsen voorradig was.

Hoofdstuk B1-18: Andere sectoren of plantaardige producten // Overbesteding: + 29 mln euro (+ 9,4%)

// (uitgaven: 332 mln euro)

(kredieten: 303 mln euro)

De belangrijkste oorzaak van de overbesteding is dat de uitgaven van de lidstaten voor openbare-opslagkosten gestegen zijn, omdat ten gevolge van een stijging in de aankoop en een daling in de verkoop, aan het einde van het jaar meer rijst in de openbare-opslagplaatsen voorradig was.

Hoofdstuk B1-20: Melk // Overbesteding: + 124 mln euro (+ 4,6%)

// (uitgaven: 2 796 mln euro)

(kredieten: 2 672 mln euro)

De belangrijkste oorzaken van de overbesteding zijn:

- het niveau van de uitvoerrestituties voor boter en botervet lag hoger dan het niveau waarvan men bij het opstellen van de begroting 2003 was uitgegaan, en de uitvoer van boter is toegenomen;

- de door de waardevermindering van mageremelkpoeder en boter veroorzaakte kosten zijn hoger uitgevallen, aangezien méér is aangekocht en de openbaar opgeslagen hoeveelheden daardoor groter waren dan de hoeveelheid waarvan men bij het opstellen van de begroting 2003 was uitgegaan;

- de steun voor tot caseïne verwerkte magere melk bedroeg meer dan het niveau waarvan men in de begroting 2003 was uitgegaan, en voor diervoeder en caseïne is meer magere melk gebruikt dan bij het opstellen van de begroting 2003 was aangenomen;

- met betrekking tot banketbakkersroom lagen de steunniveaus en de hoeveelheden hoger dan de cijfers die men in de begroting 2003 voor het specifieke gebruik van de botervetregeling gehanteerd had.

De Commissie heeft bovendien meer melkheffingen geïnd dan voorzien in de begroting 2003.

Hoofdstuk B1-21: Rundvlees // Onderbesteding: -417 mln euro (-5,0%)

// (uitgaven: 7 987 mln euro)

(kredieten: 8 404 mln euro)

De belangrijkste oorzaken van de onderbesteding zijn:

- wegens de daling van de uitvoer van rundvlees is aan uitvoerrestituties minder uitgegeven dan voorzien in de begroting 2003;

- wegens de daling van het aantal dieren waarvoor in 2002 aanvragen zijn ingediend in het kader van de regelingen inzake de speciale premie, de extensiveringspremie, de vergoeding voor het verplicht slachten en de premie voor dieren ouder dan 30 maanden (OTMS), zijn minder premies betaald.

Naar aanleiding van de zomerdroogte in een aantal lidstaten heeft de Commissie Verordening (EG) nr. 1621/2003 van 16 september 2003 aangenomen op grond waarvan tot een maximumbedrag van ca. 500 mln euro voor 2003 te betalen voorschotten en premies in de sectoren rundvlees en schapenvlees van 2003 reeds in het begrotingsjaar 2003 mogen worden betaald, in plaats van in 2004. De betrokken lidstaten hebben de Commissie op 1 oktober 2003 gemeld dat zij voornemens zijn om voor de voor 2003 verschuldigde zoogkoeienpremies en speciale premies voorschotten te betalen ten bedrage van ca. 101 mln euro. De Commissie weet op dit moment nog niet welke bedragen precies zijn betaald voor die voorschotten. Er zij evenwel op gewezen dat de betalingen voor deze speciale maatregelen reeds verrekend zijn in het geraamde bedrag van de onderbesteding.

Bovendien heeft het Hof van Justitie in zaak C-239/01 een arrest gewezen waarbij artikel 5, lid 5, van Verordening (EG) nr. 690/2001 nietig is verklaard; in dat lid staat met name dat de lidstaten 30% van de prijs van in het kader van de speciale aankoopregeling aangekocht rundvlees, moeten financieren. Ten gevolge van het arrest dient de Commissie dit aandeel van 30% aan de lidstaten terug te betalen.

De lidstaten is verzocht om tegen 5 december 2003 de Commissie op de hoogte te brengen van de betrokken bedragen. Lidstaten die deze termijn respecteren, zullen nog tijdens dit begrotingsjaar worden terugbetaald. Toen dit verslag werd opgesteld, waren de bedragen nog niet bekend. De bedragen die aan de betrokken lidstaten worden terugbetaald, zullen worden verrekend in de onderbesteding van dit hoofdstuk.

Hoofdstuk B1-22: Schapenvlees // Overbesteding: + 277 mln euro (+ 15,4%)

// (uitgaven: 2 082 mln euro)

(kredieten: 1 805 mln euro)

De in de begroting 2003 opgenomen kredieten waren bestemd ter financiering van de ooien- en geitenpremie en de aanvullende premie (probleemgebieden) in 2002. De Commissie verwacht dat deze premies voor minder dieren zijn betaald dan in de begroting 2003 was aangenomen.

Het bestedingspatroon is echter voor het gehele hoofdstuk volledig anders uitgepakt ten gevolge van de speciale maatregelen die de Commissie naar aanleiding van de zomerdroogte in een aantal lidstaten heeft getroffen bij Verordening (EG) nr. 1621/2003 van 16 september 2003 (voor meer informatie: zie hoofdstuk B1-21). De betrokken lidstaten hebben de Commissie op 1 oktober 2003 gemeld dat zij voornemens waren om uit hoofde van de voor 2003 verschuldigde ooien- en geitenpremies ca. 303 mln euro vervroegd te betalen. Hoewel de Commissie nog niet weet welke bedragen precies zijn betaald, gaat zij ervan uit dat de overbesteding van de begrotingskredieten voor dit hoofdstuk volledig toe te schrijven is aan de betalingen voor deze speciale maatregelen.

Hoofdstuk B1-23: Varkensvlees // Onderbesteding: -32 mln euro (-15,8%)

// (uitgaven: 171 mln euro)

(kredieten: 203 mln euro)

De belangrijkste oorzaken van de onderbesteding zijn dat minder varkensvlees is uitgevoerd en bijgevolg minder aan uitvoerrestituties is betaald dan bij de opstelling van de begroting 2003 was aangenomen.

Hoofdstuk B1-30 : Niet in bijlage I vermelde producten // Overbesteding: + 16 mln euro (+ 3,8%)

// (uitgaven: 431 mln euro)

(kredieten: 415 mln euro)

De belangrijkste oorzaak van de overbesteding is dat oude dossiers in versneld tempo zijn afgesloten en de uitgaven van de lidstaten voor restituties voor goederen, verkregen door de verwerking van landbouwproducten, daardoor hoger zijn uitgevallen dan normaal.

Chapter B1-31: Voedselprogramma's // Onderbesteding: -53 mln euro (-17,4%)

// (uitgaven: 253 mln euro)

(kredieten: 306 mln euro)

De belangrijkste oorzaken van de onderbesteding zijn:

- lidstaten zijn er niet in geslaagd het programma van 2003 inzake de levering van levensmiddelen uit de interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap volledig ten uitvoer te leggen, en

- er is minder rijst uitgevoerd, waardoor in het kader van de voor voedselhulpoperaties bovendien minder aan uitvoerrestituties is betaald.

Hoofdstuk B1-32: Ultraperifere gebieden en Egeïsche eilanden // Onderbesteding: -15 mln euro (-6,0%)

// (uitgaven: 234 mln euro)

(kredieten: 249 mln euro)

De belangrijkste oorzaak van de onderbesteding is dat de lidstaten er niet in geslaagd zijn de programma's van 2003 ter compensatie van de nadelen waarmee bepaalde gebieden wegens hun afgelegen ligging af te rekenen hebben, volledig ten uitvoer te leggen.

Hoofdstuk B1-39: Andere maatregelen // Onderbesteding: -21 mln euro (-14,4%)

// (uitgaven: -3 mln euro)

(kredieten: 18 mln euro)

De belangrijkste oorzaak van de onderbesteding is dat de lidstaten, in vergelijking met de kredieten die in de begroting 2003 waren opgenomen, nauwelijks betalingen voor agromonetaire steun hebben verricht, en dat steunbedragen zijn teruggevorderd en op de begroting gecrediteerd die de door de lidstaten verrichte betalingen overschreden.

Subrubriek 1b

Hoofdstuk B1-40: Plattelandsontwikkeling // Onderbesteding: -68 mln euro (-1,4%)

// (uitgaven: 4 630 mln euro)

(kredieten: 4 698 mln euro)

De oorzaak van de onderbesteding is dat de lidstaten niet ver genoeg zijn gegaan met de tenuitvoerlegging van bepaalde regelingen inzake plattelandsontwikkeling, zoals de verbetering van de verwerking en de afzet van landbouwproducten, bosbouwmaatregelen en de bevordering van de aanpassing en ontwikkeling van plattelandsgebieden. In het jaarlijks verslag van de Commissie voor het begrotingsjaar 2003 zal nader op dit punt worden ingegaan.

4. Conclusies

Besteding van de kredieten in het begrotingsjaar 2003

Voor het begrotingsjaar 2003 is van de kredieten 44 285,6 mln euro, d.w.z. 98,9%, besteed (uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 2002 tot en met 15 oktober 2003). De totale onderbesteding van de begrotingskredieten wordt op ca.

-494,9 mln euro geschat.

Toen dit verslag werd opgesteld, bedroeg de onderbesteding voor subrubriek 1a

-427,2 mln euro (1,1% van de begrotingskredieten); deze deed zich met name voor in de sectoren rundvlees, suiker, wijn en groenten en fruit. Het uiteindelijke bedrag van de onderbesteding in deze subrubriek zal pas aan het einde van het kalenderjaar 2003 bekend zijn, vanwege:

- het arrest van het Hof van Justitie in zaak C-239/01 waarbij de Commissie verplicht wordt tot terugbetaling van het door de lidstaten betaalde aandeel ten bedrage van 30% van de uitgaven voor de prijs van rundvlees dat in het kader van de speciale aankoopregeling van Verordening (EG) nr. 690/2001 van de Commissie is aangekocht, en

- het feit dat de Commissie tot en met 31 december 2003 voor bepaalde maatregelen rechtstreekse betalingen kan verrichten.

Voor subrubriek 1b is de onderbesteding voor programma's inzake plattelandsontwikkeling (-41,3 mln euro of 0,9% van de begrotingskredieten) lager uitgevallen dan vorig jaar.

Het definitieve cijfer voor de onderbesteding voor rubriek 1 van de begroting zal in het jaarlijks verslag van de Commissie voor het begrotingsjaar 2003 bekend worden gemaakt.