Artikelen bij COM(2004)161 - Beheer van de aanplantrechten (Hoofdstuk 1 van Titel II van Verordening 1493/1999)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52004DC0161

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over het beheer van de aanplantrechten (Hoofdstuk 1 van Titel II van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad) /* COM/2004/0161 def. */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over het beheer van de aanplantrechten (Hoofdstuk 1 van Titel II van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad)

De tabellen in dit verslag zin opgesteld op basis van de gegevens die de lidstaten hebben meegedeeld in het kader van Verordening (EG) nr. 1227/2000 van de Commissie van 31 mei 2000 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, inzonderheid met betrekking tot het productiepotentieel, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1841/2003 van de Commissie van 17 oktober 2003.


Inleiding

De bepalingen inzake het beheer van het wijnbouwpotentieel vormen een essentieel instrument van de gemeenschappelijke marktordening (GMO) en bestrijken een drietal terreinen: het beheer van de aanplant van wijnstokken, de definitieve stopzetting van de wijnbouw en de herstructurering en omschakeling van het wijnbouwareaal.

De bepalingen over het beheer van de aanplant hebben tot doel de evolutie van het areaal te controleren. De beheersregeling berust op het principe dat het verboden is wijnstokken aan te planten indien men niet over herbeplantingsrechten of nieuwe-aanplantrechten beschikt, en bestaat uit regels voor het creëren en in omloop brengen van aanplantrechten.

Bepalingen van deze strekking zijn in de Gemeenschap reeds van toepassing sinds het einde van de jaren '70. Bij Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt zijn evenwel een aantal wijzigingen aan de vorige GMO aangebracht die deels samenhangen met de evolutie van de economische situatie in de sector. De twee belangrijkste wijzigingen hebben betrekking op de vaststelling van quota voor nieuwe-aanplantrechten voor elke lidstaat en op de vorming van reserves van rechten.

PB L179 van 14.7.1999, blz. 1.


De Raad heeft de wens uitgesproken om zich drie jaar na de inwerkingtreding van de GMO over de toepassing van deze bepalingen te buigen: 'Vóór 31 december 2003, en vervolgens om de drie jaar, brengt de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement verslag uit over de werking van dit hoofdstuk. Het verslag kan, in voorkomend geval, vergezeld gaan van voorstellen voor het verlenen van aanvullende nieuw gecreëerde aanplantrechten.' .

Artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad.


Het hoofdstuk 'Aanplant van wijnstokken' heeft betrekking op:

1. de verlenging van het verbod op de aanplant van wijnstokken: artikel 2, leden 1 en 7, van Verordening (EG) nr. 1493/1999.

2. het beheer van het wijnbouwpotentieel:

- toekenning van nieuwe-aanplantrechten: de artikelen 3 en 6 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1227/2000 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt , wat het productiepotentieel betreft;

PB L143 van 16.6.2000, blz. 1.


- toekenning van herbeplantingsrechten: artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 en artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1227/2000;

- vorming van een reserve van rechten: artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 en de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 1227/2000.

3. een procedure voor de regularisatie van wijnstokken die vóór 1 september 1998 onwettig zijn aangeplant, bestaande uit het instellen van een aan voorwaarden gebonden afwijking van het verbod op de afzet van wijn afkomstig van onwettig aangeplante wijnstokken: artikel 2, leden 3 tot en met 6, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 en artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1227/2000.

1. Verbod op de aanplant van wijnstokken

1.1. Doelstelling

Sinds 1976 vormt het beginsel van het verbod op de aanplant van wijnstokken die als wijndruifrassen zijn ingedeeld, de basis van de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt. Het doel is om aan de hand van dit beginsel het productiepotentieel te controleren.

Verordening (EEG) nr. 1162/76 van de Raad van 17 mei 1976 houdende maatregelen tot aanpassing van het wijnbouwpotentieel aan de behoeften van de markt. Het verbod op de aanplant van wijnstokken is voor een beperkte periode ingesteld en is sindsdien geregeld verlengd; overeenkomstig artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 geldt het tot het einde van het wijnoogstjaar 2009/10.


Bovendien kunnen de lidstaten een beroep doen op dit beginsel om hun wijngaarden vanuit kwalitatief oogpunt te beheren door via de aanplant aan te sturen op een kwalitatief hoogstaande, vraaggestuurde productie.

1.2. Overzicht van de regelgeving

Het verbod op de aanplant houdt in dat de vrijheid om wijnstokken te planten, wordt beperkt, en dus niet dat de aanplant volledig aan banden wordt gelegd. Zo is herbeplanting in het kader van de GMO toegestaan en mogen onder bepaalde voorwaarden nieuwe wijnstokken worden aangeplant, mits de bevoegde autoriteiten van de lidstaten hier vooraf hun toestemming voor geven.

Sinds de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1493/1999 is er een nieuwe bepaling van kracht, op basis waarvan moet worden overgegaan tot rooiing van de oppervlakten die in weerwil van het verbod op aanplant sinds 1 september 1998 zijn beplant - i.e. zonder herbeplantingsrecht of nieuwe-aanplantrecht. Voordien moest de productie die afkomstig was van onwettige aanplant, overeenkomstig de communautaire regelgeving op kosten van de producent worden gedistilleerd.

1.3. Toepassing van de communautaire voorschriften

Aangezien het verbod op aanplant intussen bijna 30 jaar van kracht is, beschikken de lidstaten over de nodige bestuursrechtelijke controle- en inspectie-instrumenten om het ten uitvoer te leggen.

De lidstaten hebben in hun teksten de verplichting opgenomen om wijnstokken die in strijd met de regelgeving zijn aangeplant, te rooien. De Commissie beschikt op dit moment niet over cijfermateriaal betreffende de oppervlakte waarvoor deze bepaling is toegepast. De lidstaten dienen de desbetreffende gevallen te registreren.

Er zij bovendien op gewezen dat het verbod op aanplant tot in 1996 ook voor tafeldruiven gold. Sindsdien is het verboden wijn te bereiden op basis van deze druiven, behalve indien het gaat om druiven van rassen met een dubbele indeling, waarvoor een speciale regeling voor verplichte distillatie geldt.

2. Evolutie van het productiepotentieel

Het productiepotentieel bestaat uit de som van de met wijnstokken beplante oppervlakte en de oppervlakte waarvoor herbeplantingrechten en nieuwe-aanplantrechten gelden.

Op het productiepotentieel zijn derhalve drie reeksen bepalingen van toepassing: die over de nieuwe-aanplantrechten, die over de herbeplantingsrechten en die over de reserves van aanplantrechten.

2.1. Nieuwe-aanplantrechten

2.1.1 Het kader

Het verbod op de aanplant van wijnstokken is van in het begin geflankeerd door een regelgevingskader waarbinnen van het verbod mag worden afgeweken. Deze afwijkingen pasten in een beleid dat erop gericht was de wijnkwaliteit te bevorderen door de productie van 'in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijn' (v.q.p.r.d.) aan te moedigen ten nadele van de tafelwijnen.

Tijdens de laatste jaren van de toepassing van de oude GMO werd daarom, bij de vaststelling van het prijzenpakket, voor elk wijnoogstjaar een aantal in hectare uitgedrukte nieuwe-aanplantrechten tussen de betrokken lidstaten verdeeld voor de productie van kwaliteitswijnen (v.q.p.r.d.-wijnen en tafelwijnen met een geografische aanduiding).

De Unie kon zich deze soepelheid veroorloven omdat de communautaire wijnproductie in de oogstjaren 1996, 1997 en 1998 aanzienlijk was teruggelopen ten opzichte van de voorgaande jaren. Deze situatie vormde de achtergrond voor de besprekingen die in 1999 uitmondden in een nieuwe basisverordening, en voor de beslissing over de instelling van quota voor nieuwe-aanplantrechten voor de lidstaten.

2.1.2 Overzicht van de regelgeving

In de regelgeving wordt een onderscheid gemaakt tussen twee soorten nieuwe-aanplantrechten:

- de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 vermelde rechten, die niet aan een expliciete kwantitatieve beperking zijn gekoppeld, maar alleen in het kader van bijzondere administratieve maatregelen mogen worden gebruikt;

- de in artikel 3, leden 2 tot en met 5, en in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 vermelde nieuwe-aanplantrechten, die aan een kwantitatieve beperking zijn gekoppeld en tot doel hebben de ontwikkeling van kwaliteitswijngaarden mogelijk te maken.

2.1.2.1 Nieuwe-aanplantrechten met een administratief karakter

Het betreft hier de voortzetting van een reeds in de vorige GMO opgenomen bepaling, waarbij de lidstaten nieuwe-aanplantrechten mogen toekennen in het kader van ruilverkavelingen of onteigeningen voor het algemeen nut, of voor wijnbouwexperimenten en de kweek van entstokken. In de verordening van de Raad wordt aan deze vier gevallen nog een vijfde toegevoegd, nl. de toekenning door de lidstaten van nieuwe-aanplantrechten voor oppervlakten waarvan de productie uitsluitend bestemd is voor consumptie door het wijnbouwersgezin.

Het kader voor deze afwijkingen is vastgesteld in de uitvoeringsverordening van de Commissie. De voor de toekenning van nieuwe-aanplantrechten geldende kwantitatieve beperking hangt samen met de aard van de maatregelen waarvoor deze rechten worden toegewezen. Het regelgevingskader heeft tot doel te vermijden dat ten gevolge van deze afwijkingen het productiepotentieel aanzienlijk zou stijgen.

- Rechten die in het kader van ruilverkavelingen en onteigeningen worden toegekend. De oppervlakte waarvoor rechten ter compensatie worden toegekend, mag niet groter zijn dan 105 % van de oppervlakte die verkaveld of onteigend wordt (zie artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1227/2000).

- Rechten die in het kader van wijnbouwexperimenten worden toegekend. De experimenten moeten in de tijd beperkt zijn. Na afloop van die periode moeten de wijnstokken overeenkomstig artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1227/2000 door de producent op eigen kosten worden gerooid en moet de productie ervan worden gedistilleerd in de periode die verloopt tussen het experiment en de daadwerkelijke rooiing, of worden de wijnstokken 'geregulariseerd' aan de hand van herbeplantingsrechten of onder de quota vallende nieuwe-aanplantrechten.

- Rechten die voor de kweek van entstokken worden toegekend. Deze productie is om technische redenen beperkt in de tijd. Aan het einde van de betrokken periode kunnen deze wijnstokken voor de wijnproductie worden gebruikt. Daarom is in artikel 3, leden 4 en 5, van Verordening (EG) nr. 1227/2000 bepaald dat na afloop van de productie van de entstokken dezelfde bepalingen van toepassing zijn als voor de wijnbouwexperimenten.

- Nieuwe-aanplantrechten die met het oog op consumptie door het wijnbouwersgezin worden toegekend. De aan de lidstaten opgelegde beperkingen die zijn vastgesteld in artikel 3, leden 6, 7 en 8, van Verordening (EG) nr. 1227/2000, zijn omkaderd door controlebepalingen aan de hand waarvan erop moet worden toegezien dat de geproduceerde wijn niet in de handel wordt gebracht. Gebeurt dat toch, dan moet de producent de betrokken wijnstokken op eigen kosten rooien. De lidstaten moeten tevens de maximumoppervlakte vaststellen die in dit verband aan de producenten mag worden toegewezen.

2.1.2.2 Nieuwe-aanplantrechten met een economisch karakter

In de verordening van de Raad worden voor deze nieuwe-aanplantrechten twee formuleringen gebruikt: nieuwe-aanplantrechten (artikel 3, lid 2) en nieuw gecreëerde aanplantrechten (artikel 6, lid 1).

De in artikel 3, lid 2, bedoelde rechten zijn bestemd voor de productie van wijnen met een geografische aanduiding (v.q.p.r.d.-wijnen en landwijnen), die een steeds groter marktsegment innemen. Deze bepaling bestond overigens reeds in de vorige GMO . Dergelijke rechten worden alleen toegewezen, indien het bewijs wordt geleverd dat de productie van de wijngaarden die voor de regeling in aanmerking komen, achterblijft bij de vraag. De betrokken lidstaat mag, overeenkomstig artikel 3, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1227/2000, pas tot toewijzing van deze rechten overgaan, indien hij het bewijs hiervoor kan overleggen; voorafgaande toestemming door de Commissie is niet vereist.

Artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 822/87 van de Raad.


De in artikel 6 bedoelde aanplantrechten zijn eveneens bestemd voor de productie van tafelwijnen met een geografische aanduiding en v.q.p.r.d.-wijnen, maar mogen ook voor andere doeleinden worden gebruikt, zoals voor de regularisatie van onwettige aanplant en de herstructurering van het wijnbouwareaal . Hierbij dient evenwel te worden opgemerkt dat deze gebruiksdoeleinden aan beperkingen gebonden zijn en dat de in artikel 6 bedoelde rechten in grote lijnen overeenstemmen met de rechten van artikel 3, lid 2, die overeenkomstig artikel 3, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 in elk geval moeten worden afgeboekt op de in artikel 6, lid 1, vastgestelde quota.

Artikel 2, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 1493/1999. Rechten die in dat kader worden gebruikt, stemmen overeen met herbeplantingsrechten en dragen niet bij tot een toename van het productiepotentieel.


Artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1493/1999.


In de verordening is bepaald dat de in artikel 3, lid 2, bedoelde rechten vóór 31 juli 2003 moeten worden toegewezen. Deze datum is in de regeling opgenomen om de lidstaten de kans te geven om in afwachting van de vorming van reserves van aanplantrechten voort te gaan met de toewijzing van nieuwe-aanplantrechten voor de productie van v.q.p.r.d.-wijnen of tafelwijnen met een geografische aanduiding (zie punt 2.1.3.2.1).

2.1.1 Toepassing van de communautaire voorschriften

2.1.3.1 Nieuwe-aanplantrechten met een administratief karakter

2.1.3.1.1 De lidstaten hebben met betrekking tot de toegewezen nieuwe-aanplantrechten (NAR) de volgende cijfers gemeld:

Tabel 1

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Duitsland en Italië hebben aanplantrechten toegewezen voor oppervlakten waarvan de productie uitsluitend bestemd is voor consumptie door het wijnbouwersgezin: in Duitsland betreft het 0,52 ha voor de wijnoogstjaren 2000/01 en 2002/03, en in Italië 97,16 ha voor het wijnoogstjaar 2000/01.

2.1.3.1.2 Gevolgen voor het productiepotentieel

In het algemeen hebben nieuwe-aanplantrechten met een administratief karakter volstrekt geen impact op het productiepotentieel. Een uitzondering hierop vormen de rechten die worden toegewezen voor oppervlakten waarvan de productie uitsluitend bestemd is voor consumptie door het wijnbouwersgezin.

Rechten die worden toegekend in het kader van ruilverkavelingen of onteigeningen voor het algemeen nut, hebben in feite tot doel het verlies van wijngaarden van een gelijkwaardige oppervlakte te compenseren: vanuit economisch oogpunt gaat het dus in feite om herbeplantingsrechten.

Rechten die worden toegekend voor wijnbouwexperimenten of voor de productie van entstokken, vervallen vanuit economisch oogpunt zodra het experiment beëindigd wordt of de entstokken zijn geproduceerd, aangezien de aanplant behouden blijft via het gebruik van rechten voor de herbeplanting van een gelijkwaardige oppervlakte.

Alleen de rechten die toegekend worden voor de beplanting van oppervlakten waarvan de productie uitsluitend bestemd is voor consumptie door het wijnbouwersgezin, kunnen vanuit economisch oogpunt als nieuwe-aanplantrechten worden beschouwd. Het feit dat de productie van het betrokken areaal niet in de handel mag worden gebracht, belet evenwel niet dat deze rechten toch bijdragen tot een stijging van het productiepotentieel, aangezien ze niet in mindering worden gebracht op de herbeplantingsrechten van het desbetreffende bedrijf. De stijging is evenwel van marginaal belang (ca. 100 ha) en wordt waarschijnlijk gecompenseerd doordat in de gebieden waar deze traditie wijdverbreid is, kleine familiale wijnbouwbedrijven spontaan de boeken sluiten.

2.1.3.2 Nieuwe-aanplantrechten met een economisch karakter

2.1.3.2.1 Momenteel zijn in dit verband de volgende cijfers beschikbaar:

Tabel 2

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Deze gegevens leiden tot de volgende vaststellingen:

a) Griekenland, Spanje, en vooral Portugal en Frankrijk hebben een groot deel van de aan hen toegewezen en volgens artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 vastgestelde quota voor (nieuw gecreëerde) nieuwe-aanplantrechten gebruikt, en wel als volgt:

Tabel 3

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De quota voor nieuwe-aanplantrechten hebben betrekking op een totale oppervlakte van 38 067 ha; voor 31 125 ha (81,7 %) zijn reeds rechten toegewezen. Hierbij moet worden vermeld dat Italië zijn verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1227/2000 niet is nagekomen, in die zin dat het geen gegevens over de laatste twee wijnoogstjaren heeft gemeld.

Er zij op gewezen dat indien de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 bedoelde rechten niet tegen 31 juli 2003 zijn toegewezen in het kader van artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1493/1999, deze rechten in de door de lidstaten gevormde reserve(s) van aanplantrechten worden gestort. Deze rechten mogen overeenkomstig artikel 5, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 gedurende vijf wijnoogstjaren worden gebruikt en mogen dus tot het einde van het wijnoogstjaar 2007/08 worden toegewezen .

Wanneer een aanplantrecht aan een producent is toegekend, dient deze het recht te gebruiken vóór het einde van het tweede wijnoogstjaar volgend op het wijnoogstjaar waarin hij het recht heeft verkregen [artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1493/1999]. De in artikel 6, lid 1, bedoelde rechten kunnen dus worden gebruikt tot het einde van het wijnoogstjaar 2009/10.


b) Deze rechten zijn vooral toegekend voor de productie van v.q.p.r.d.-wijnen :

Tabel 4

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Het overzicht van de situatie is onvolledig, aangezien Italië geen gegevens heeft meegedeeld over de wijnoogstjaren 2001/02 en 2002/03.

2.1.3.2.2 Gevolgen voor het productiepotentieel

De in artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1227/2000 opgenomen (nieuw gecreëerde) nieuwe-aanplantrechten hebben betrekking op 51 000 ha, ofwel 1,53 % van het wijnbouwareaal van de Gemeenschap op het ogenblik waarop de basisverordening werd vastgesteld. Deze rechten dragen per definitie bij tot een stijging van het productiepotentieel in de wijnsector.

1,53 %, rekening houdend met de oppervlakte in de inventarissen van het communautaire wijnbouwareaal die de lidstaten in het kader van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 over moeten leggen. Zie punt 2.4.2.


In de eerste drie jaren na de inwerkingtreding van de nieuwe GMO zijn rechten toegewezen voor bijna 2/3 van de reeds genoemde 51 000 ha. De voor een oppervlakte van 31 949 ha toegewezen rechten zijn nog niet allemaal daadwerkelijk gebruikt; het desbetreffende areaal zal pas twee of drie jaar later in productie worden genomen.

Het is dan ook niet mogelijk om nu reeds nauwkeurig in te schatten welke impact de in 1999 genomen beslissingen hebben gehad op de productie vanaf 1 augustus 2000, de datum waarop de nieuwe GMO van toepassing is geworden.

2.2. Herbeplantingsrechten

2.2.1 Overzicht van de regelgeving

In artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 en in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1227/2000 zijn de bepalingen van de vorige GMO grotendeels overgenomen. Dit houdt in:

- dat na rooiing automatisch een recht wordt gecreëerd ;

Met uitzondering van de in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1227/2000 opgesomde rooiingsmaatregelen, waarop de bepalingen inzake nieuwe-aanplantrechten met een administratief karakter van toepassing zijn [artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1493/1999].


- dat binnen een lidstaat rechten mogen worden overgedragen van het ene bedrijf naar het andere;

- dat deze rechten maximaal acht wijnoogstjaren geldig blijven.

De belangrijkste mogelijkheid die in het kader van de nieuwe GMO is gecreëerd, bestaat erin dat een herbeplantingsrecht voortijdig mag worden gebruikt. Een producent mag met andere woorden reeds tot herbeplanting overgaan, voordat hij de wijnstokken op een gelijkwaardige oppervlakte heeft gerooid. Met deze bepaling wil men vermijden dat een producent inkomensverlies lijdt tussen het moment waarop hij rooit en het moment waarop de herbeplante oppervlakte in productie wordt genomen. Het kader voor de toepassing van deze regeling is vastgesteld in artikel 4, leden 2 tot en met 5, van Verordening (EG) nr. 1227/2000, en moet ervoor zorgen dat voortijdige herbeplanting geen permanente en systematische stijging van het productiepotentieel tot gevolg heeft. Het betreft met name de volgende vereisten:

- vaststelling van de uiterste datum van rooiing door de producent;

- verbod om de productie van de nieuw beplante oppervlakte en van de nog niet gerooide oppervlakte gelijktijdig in de handel te brengen;

- verplichting om een zekerheid te stellen ter bekrachtiging van de rooiingsverbintenis.

Bovendien is in artikel 4, lid 4, laatste alinea, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 bepaald dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat overdrachten van herbeplantingsrechten tussen bedrijven niet leiden tot een stijging van het productiepotentieel, met name wanneer deze overdrachten gebeuren van niet-bevloeide naar bevloeide oppervlakten.

In dit verband mag niet uit het oog worden verloren dat een herbeplantingsrecht in beginsel wordt gebruikt in het bedrijf waar ook de rooiing heeft plaatsgevonden. De lidstaten krijgen de mogelijkheid om overdrachten van rechten tussen bedrijven toe te staan.

Wanneer een bedrijf gebruik maakt van herbeplantingsrechten, is het er uit hoofde van de regelgeving niet toe verplicht de impact daarvan op het productiepotentieel te controleren, terwijl dat productiepotentieel toch automatisch beïnvloedt wordt door een wijziging in het gedrag van de wijnstokken of in de samenstelling van de wijngaard .

Een herbeplantingsrecht is niet gekoppeld aan de gerooide wijnstokrassen, maar uitsluitend aan de gerooide oppervlakte. De potentiële opbrengst verschilt evenwel naargelang van het wijnstokras.


Bovendien kunnen bij overdrachten tussen bedrijven de teelttechnieken radicaal verschillen, wat ook gevolgen heeft voor de opbrengst van de betrokken percelen.

2.2.2 Toepassing van de communautaire voorschriften

Alle lidstaten hebben gebruik gemaakt van de in de regelgeving geboden mogelijkheden: overdrachten tussen bedrijven en een achtjarige geldigheidsduur voor de rechten.

Tegen deze achtergrond spelen de nationale bepalingen inzake het beheer van het productiepotentieel een zeer belangrijke rol. Deze bepalingen moeten ervoor zorgen dat een stijging van de opbrengst op de herbeplante oppervlakte kan worden uitgesloten, of dat de oppervlakte waarop het herbeplantingsrecht van toepassing is, aangepast wordt wanneer toch een productiestijging moet worden verwacht. De lidstaten hebben deze regels weliswaar in nationale (of regionale) teksten opgenomen, maar het is moeilijk om in deze fase een beeld te krijgen van de concrete uitvoering daarvan.

2.2.3. Gevolgen voor het productiepotentieel

Volgens de door de lidstaten ingediende inventarissen hadden de producenten bij de inwerkingtreding van de nieuwe GMO herbeplantingsrechten in hun bezit voor 5,9 % van de met wijnstokken beplante oppervlakte. Uitgaande van de gemiddelde communautaire opbrengst (50 hl/ha) zouden deze rechten overeenstemmen met een mogelijke productie van 10 miljoen hl.

Aan het einde van het wijnoogstjaar 2002/03 ziet de situatie inzake herbeplantingsrechten er als volgt uit:

Tabel 5

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

In Oostenrijk en Spanje is het aantal herbeplantingsrechten in de loop van drie wijnoogstjaren met respectievelijk 10 % en 4 % gedaald. Wat Spanje betreft, moet de verklaring hoofdzakelijk gezocht worden in het feit dat deze rechten gebruikt zijn in het kader van de regularisatie van onwettige aanplant.

De ontwikkeling in de andere lidstaten is diametraal tegenovergesteld aan die in Spanje: de afgelopen drie wijnoogstjaren is het aantal herbeplantingsrechten dat de producenten in bezit hebben, met 14 % gestegen . Deze stijging kan alleen maar verklaard worden door een stijgend aantal rooiingen, die als ontstaansfeit fungeren voor de toekenning van herbeplantingsrechten. Een andere factor die wellicht meeweegt, is de herstructurering van het wijnbouwareaal, die een golf van rooiingen met zich heeft meegebracht.

Het stijgingspercentage ligt in werkelijkheid lager, aangezien de producenten in Griekenland en Luxemburg in 1999 herbeplantingsrechten in hun bezit moeten hebben gehad.


De totale oppervlakte waarvoor herbeplantingsrechten gelden, is in drie wijnoogstjaren met 3,9 % gestegen en bedraagt 6,1 % van de oppervlakte die in het wijnoogstjaar 2002/03 met wijnstokken was beplant. Hierbij dient in aanmerking te worden genomen dat over de situatie in Italië geen gegevens beschikbaar zijn.

2.3. De reserve van aanplantrechten

2.3.1 Het kader

Zoals reeds vermeld in punt 2.1.1 hebben de besprekingen die ten grondslag lagen aan Verordening (EG) nr. 1493/1999, plaatsgevonden, nadat was vastgesteld dat de wijnproductie en het wijnbouwareaal in de Gemeenschap aanzienlijk waren afgenomen .

Uit een door Eurostat verrichte statistische enquête over het wijnbouwareaal in de periode 1989-1999 blijkt dat het voor de productie van wijn bestemde communautaire wijnbouwareaal in die tijdspanne met 14,5 % is afgenomen.


Een van de belangrijkste oorzaken van deze daling is het vervallen van een groot aantal niet door de begunstigden gebruikte herbeplantingsrechten. Om voortaan te vermijden dat deze rechten vervallen, is het idee ontstaan een systeem voor te stellen om dergelijke rechten systematisch te recupereren. Uiteindelijk heeft dit systeem de vorm gekregen van een reserve van rechten waarin herbeplantingsrechten die het einde van hun geldigheidstermijn hebben bereikt, kunnen worden gerecupereerd.

2.3.2 Overzicht van de regelgeving

De reserve is een instrument waarmee de lidstaten permanent aanplantrechten kunnen recycleren en herverdelen.

2.3.2.1 Een instrument voor permanente recyclage van aanplantrechten

Aan de reserve worden niet alleen herbeplantingsrechten toegewezen, maar ook de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 bedoelde nieuwe-aanplantrechten (of nieuw gecreëerde aanplantrechten).

Doel van deze essentiële maatregel is dat niet binnen de gestelde termijnen gebruikte nieuwe-aanplantrechten en herbeplantingsrechten aan de reserve worden toegewezen. Bovendien worden rechten die aan de reserve zijn toegewezen, vervolgens uit de reserve verdeeld zijn, maar niet zijn gebruikt binnen de voorgeschreven termijn, weer in de reserve gestort.

2.3.2.2 Een instrument voor de herverdeling van aanplantrechten

De gerecupereerde of verworven rechten uit de reserve mogen alleen worden herverdeeld, indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan.

Artikel 5, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 luidt als volgt: 'De lidstaten dragen er zorg voor dat de plaats waar de uit een reserve toegekende aanplantrechten worden gebruikt, de gebruikte wijnstokrassen en de toegepaste teelttechnieken garanderen dat de productie voortaan aan de vraag op de markt beantwoordt en dat de opbrengsten kenmerkend zijn voor het gemiddelde in het gebied waar die rechten worden gebruikt, in het bijzonder wanneer de aanplantrechten uit niet-bevloeide oppervlakten op bevloeide oppervlakten worden gebruikt.'

Op grond van de verordening van de Raad moeten de lidstaten erop toezien dat de rechten van de reserve worden gebruikt om wijnen te produceren waarvoor een markt bestaat, zonder dat dit evenwel een stijging van de productie tot gevolg heeft.

In dit verband mogen de lidstaten op grond van artikel 5, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1227/2000 de oppervlakte waarop de aanplantrechten van toepassing zijn, beperken, indien de rechten worden overdragen naar een gebied waar de opbrengst groter is dan in het gebied waar het recht is ontstaan. Het omgekeerde is volgens de communautaire regelgeving niet toegestaan.

Bovendien beschikken de lidstaten dankzij de reserve over een instrument om het productiepotentieel vanuit kwantitatief oogpunt beter af te stemmen op de ontwikkeling van de vraag. Zo kunnen de lidstaten de aanplant controleren door het ritme waarmee rechten uit de reserve aan de producenten worden toegewezen, te vertragen of te versnellen.

Een reserve kan samengesteld zijn uit de volgende aanplantrechten:

- niet-benutte, gerecupereerde herbeplantingsrechten (artikel 4, lid 5, en artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1493/1999),

- herbeplantingsrechten die voor de reserve zijn opgekocht bij de houders van de rechten (artikel 5, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1493/1999),

- niet-benutte, gerecupereerde nieuwe-aanplantrechten (artikel 3, lid 4, en artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1493/1999),

- nieuwe-aanplantrechten die voortvloeien uit nieuw gecreëerde aanplantrechten (artikel 5, lid 2, onder c), van Verordening (EG) nr. 1493/1999),

- rechten die reeds uit de reserve waren toegewezen, maar vervolgens niet door de houders ervan zijn gebruikt en terug in de reserve zijn gestort (artikel 5, leden 2 en 6, van Verordening (EG) nr. 1493/1999).

2.3.3 Toepassing van de communautaire voorschriften

2.3.3.1 Elke lidstaat mag op nationaal en/of regionaal niveau reserves vormen.

Tabel 6

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De lidstaten houden er verschillende benaderingen op na.

Luxemburg heeft als enige lidstaat niet voor het reservesysteem geopteerd.

Duitsland beschikt over een gemengd systeem, met reserves in bepaalde regio's en een ander doeltreffend systeem (zie punt 2.3.5) in andere.

Griekenland, Frankrijk en Portugal werken uitsluitend met een nationale reserve.

Italië kent dan weer alleen regionale reserves, terwijl in Spanje en Oostenrijk een gemengd systeem van kracht is, met een nationale reserve en regionale reserves.

In artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 is bepaald dat rechten mogen worden overgedragen van de ene regionale reserve naar de andere. Toch is de overdracht van rechten tussen regio's problematisch gebleken, aangezien geen enkele regio wil dat haar productiepotentieel afneemt. Griekenland, Frankrijk en Portugal zijn er in grote lijnen in geslaagd de situatie via de nationale reserve onder controle te krijgen (zonder evenwel alle problemen te kunnen oplossen); Duitsland, en vooral Spanje en Italië blijven daarentegen met problemen kampen.

Indien een lidstaat maar in beperkte mate overdrachten van rechten tussen regio's toestaat, is het, gezien de regionale verschillen, dus mogelijk dat bepaalde regio's aanplantrechten tekortkomen, terwijl andere beschikken over een voorraad niet-gebruikte (of zelfs: niet bruikbare) rechten.

2.3.3.2 Om te vermijden dat het productiepotentieel ten gevolge van overdrachten van rechten uit de reserve toeneemt, zijn in artikel 5, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 soortgelijke eisen vastgesteld als voor overdrachten van herbeplantingsrechten (artikel 4, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1493/1999).

De lidstaten hebben in dit verband bepalingen vastgesteld die overeenstemmen met die welke in punt 2.2.1 worden toegelicht. Net als bij de rechtstreekse overdrachten van herbeplantingsrechten is het nog te vroeg om de gevolgen van deze bepalingen in kaart te brengen, temeer daar de reserves pas in het wijnoogstjaar 2001/02 of 2002/03 daadwerkelijk door de lidstaten in gebruik zijn genomen.

Bovendien blijkt uit de volgende tabel dat de rechten die aan het einde van het wijnoogstjaar 2002/03 in de reserve zaten, een kleine oppervlakte bestreken, en dat Griekenland, Frankrijk en Spanje op dat moment nog geen rechten in reserve hadden.

Tabel 7

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.3.4 Gevolgen voor het productiepotentieel

Het reservesysteem is van wezenlijk belang voor het beheer van het productiepotentieel.

Onafhankelijk van de gevolgen die de overdrachten van rechten van regio's met een lage opbrengst naar regio's met een hoge opbrengst met zich mee kunnen brengen (ongeacht of dat verschil in opbrengst nu ligt aan de wijnstokrassen, dan wel aan de teelttechnieken ), is het een feit dat met de invoering van het reservesysteem systematisch en categorisch wordt vermeden dat niet-gebruikte aanplantrechten uiteindelijk vervallen. Niet-gebruikte rechten worden altijd weer in omloop gebracht.

Dit probleem bestaat tevens bij rechtstreekse overdrachten van herbeplantingsrechten tussen bedrijven. De in artikel 4, lid 4, laatste alinea, vastgestelde bepalingen moeten ervoor zorgen dat de situatie onder controle wordt gehouden.


Het gevolg hiervan is dat de oppervlakte die het productiepotentieel van een lidstaat bepaalt (= met wijnstokken beplante oppervlakte + herbeplantingsrechten in het bezit van de producenten), niet meer kan afnemen indien de lidstaat de rechten op een doeltreffende manier beheert.

2.3.5 Het 'doeltreffende systeem' voor het beheer van de aanplantrechten

Zoals blijkt uit artikel 5, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1493/1999, hoeven de lidstaten het reservesysteem niet toe te passen.

2.3.5.1 Overzicht van de regelgeving

Indien een lidstaat er de voorkeur aan geeft het reservesysteem niet toe te passen, beschikt hij in het algemeen niet over juridische instrumenten om de niet-gebruikte aanplantrechten binnen de gestelde termijnen systematisch te recycleren. Daarentegen zijn de nationale bestuursrechtelijke bepalingen die reeds bestonden vóór de inwerkingtreding van de nieuwe GMO, van toepassing op de verdeling van nieuwe-aanplantrechten en op de controle inzake het gebruik en de overdracht van herbeplantingsrechten.

Lidstaten die ervoor kiezen het reservesysteem niet in te voeren, moeten bij de Commissie aantonen dat zij de aanplantrechten op een doeltreffende manier beheren.

In de verordening van de Raad wordt met betrekking tot de herbeplantingsrechten bovendien bepaald dat:

- de geldigheidsduur van de herbeplantingsrechten 10 jaar bedraagt, en;

- deze termijn door de lidstaten tot 13 jaar kan worden verlengd.

Deze bepalingen zijn bedoeld als gedeeltelijke compensatie voor de niet-toepassing van het reservesysteem waarbij aanplantrechten systematisch en onbeperkt kunnen worden gerecycleerd.

2.3.5.2 Toepassing van de communautaire voorschriften

Luxemburg heeft er als enige lidstaat voor geopteerd zijn volledige wijnbouwareaal met een alternatief 'doeltreffend systeem' te beheren. Luxemburg is van plan om zijn regelgeving aan te passen, zodat de geldigheidsduur op 13 jaar kan worden gebracht.

Duitsland werkt met een gemengd systeem (zie punt 2.3.3.1). In de regio's waarop het zogenaamde 'doeltreffende systeem' van toepassing is, blijven de herbeplantingsrechten 13 jaar geldig.

2.3.5.3 Gevolgen voor het productiepotentieel

Luxemburg en Duitsland zijn de enige twee lidstaten die tijdens de in Eurostat-publicaties gedocumenteerde periode 1989-1999 hun productiepotentieel op peil hebben gehouden, met de toen beschikbare regelgevingsinstrumenten.

In de GMO van 1999 worden de lidstaten nieuwe instrumenten ter beschikking gesteld om de dalende tendens in het productiepotentieel tegen te gaan. Luxemburg en deels ook Duitsland hebben ervoor gekozen hier geen gebruik van te maken.

Hoewel het nog te vroeg is om een oordeel te vormen over de daadwerkelijke gevolgen van het 'doeltreffende systeem' voor het productiepotentieel, mag er redelijkerwijs van worden uitgegaan dat die beperkt zullen blijven, aangezien het systeem voor het beheer van de rechten in de twee betrokken lidstaten niet echt is gewijzigd door de nieuwe GMO.

2.4. Evolutie van het productiepotentieel sinds 1 augustus 2000

2.4.1 Oppervlakte

Voor de berekening van het wijnbouwareaal kan de Commissie putten uit een drietal bronnen.

Ten eerste is er de informatie die voortvloeit uit de toepassing van Verordening (EEG) nr. 357/79 van de Raad van 5 februari 1979 betreffende de statistische enquêtes naar de wijnbouwoppervlakten. De meest recente basisenquête heeft betrekking op het jaar 1999.

Ten tweede moeten de lidstaten in het kader van artikel 16, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 een inventaris van hun wijnbouwareaal indienen met het oog op de toepassing van bepaalde in de nieuwe GMO vastgestelde vereisten, met name op het gebied van de herstructurering en omschakeling van het wijnbouwareaal.

De derde bron van informatie bestaat uit het wijnbouwkadaster en de grafische referentiegrondslag die verplicht moeten worden gebruikt overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2729/2000 van de Commissie van 14 december 2000 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake de controles in de wijnbouwsector.

Hieronder wordt een overzicht gegeven van de beschikbare gegevens:

Tabel 8

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Naast enkele kleine discrepanties tussen de in de twee bronnen gerapporteerde oppervlakten, die mogelijk te maken hebben met de verschillende data (Duitsland en Spanje), zijn er, behalve voor Luxemburg, opvallend grote verschillen vastgesteld.

2.4.2 Evolutie van de in de inventaris opgenomen oppervlakte

Twee wijnoogstjaren na de inwerkingtreding van de nieuwe GMO blijkt de met wijnstokken beplante oppervlakte met 1,3 % te zijn afgenomen.

Tabel 9

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Deze daling is hoofdzakelijk terug te voeren op de tenuitvoerlegging van programma's voor de herstructurering en omschakeling van het wijnbouwareaal, die tot gevolg hebben dat wijnbouwers eerst rooien en vervolgens overgaan tot herbeplanting met wijnstokrassen die beter aansluiten op de behoeften van de wijnmarkt. De grootste dalingen in oppervlakte doen zich trouwens voor in de lidstaten die in het kader van het herstructureringsbeleid de meeste inspanningen leveren.

Het met wijnstokken beplante areaal krimpt in alle lidstaten, behalve in Griekenland en Frankrijk, de twee lidstaten die het langst hebben getalmd met de toepassing van het beleid inzake de herstructurering van het wijnbouwareaal.

Globaal bekeken lijkt de toepassing van de nieuwe GMO tijdens de eerste drie jaren na de inwerkingtreding ervan te hebben geleid tot een gestage , maar zeer zwakke daling van het productiepotentieel (met wijnstokken beplante oppervlakte + herbeplantingsrechten in het bezit van de producenten).

Uit een Eurostat-studie (Thema 5-25/2003) komt naar voren dat het voor de wijnproductie bestemde areaal tussen 1989 en 1999 met 14,5 % is afgenomen.


Eens te meer moet de situatie in Italië buiten beschouwing worden gelaten, aangezien dit land geen gegevens aan de Commissie heeft gemeld.


Tabel 10

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De situatie in Italië buiten beschouwing gelaten, is het communautaire wijnbouwpotentieel tijdens de eerste drie wijnoogstjaren volgend op de invoering van de nieuwe GMO met minder dan 1 % gedaald. Hierbij is, net als bij de berekening van het areaal, rekening gehouden met de uiteenlopende ontwikkelingen in de lidstaten, die verband houden met de regularisatie van onwettige aanplant (zie punt 3) en met het beleid inzake de herstructurering en omschakeling van het wijnbouwareaal.

De oppervlakte waarop de quota voor nieuwe-aanplantrechten (nieuw gecreëerde rechten) van artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van toepassing zijn en waarvoor deze rechten nog niet zijn toegewezen, is niet meegenomen in de gegevens over het productiepotentieel.

Voor 31 949 ha van de 51 000 ha zijn reeds rechten toegewezen (zie tabel 3).

Dit betekent dat de resterende oppervlakte van 6 943 ha waarvoor nog geen nieuwe-aanplantrechten zijn toegekend, in mindering moet worden gebracht op het in tabel 10 vermelde cijfer van -25 406 ha (daling van het productiepotentieel). Bovendien is een onbekend, maar waarschijnlijk groot aantal van de nieuwe-aanplantrechten die reeds voor 31 125 ha zijn toegewezen, nog niet door de producenten gebruikt, waardoor de betrokken oppervlakte aan het einde van het wijnoogstjaar 2002/03 nog niet was beplant.

Dit zou betekenen dat, uitgaande van de slechtste hypothese (nl. dat alle toegewezen nieuwe-aanplantrechten in de gegevens van tabel 10 zijn verrekend), het wijnbouwpotentieel tijdens de drie wijnoogstjaren volgend op de inwerkingtreding van de nieuwe GMO maar met een luttele 0,65 % zou zijn afgenomen.

De regelgevingsinstrumenten zijn er in het algemeen op gericht het productiepotentieel in de communautaire wijnbouwsector, dat in de jaren 90 (en vooral in de jaren 80) scherp was teruggelopen, op peil te houden. Hoewel het nog te vroeg is om de impact van de nieuwe GMO in te schatten, lijken de reeds beschikbare gegevens te bevestigen dat het potentieel over een periode van drie jaar grosso modo stabiel is gebleven.

Tot slot zij erop gewezen dat deze vaststelling gebaseerd is op gegevens die de lidstaten hebben verstrekt in de kader van de bij Verordening (EG) nr. 1493/1999 opgelegde bijwerking van de inventaris van het wijnbouwpotentieel, en dat die gegevens niet overeenstemmen met de informatie die in het kader van andere regelgevingsinstrumenten is gemeld.

2.5. Conclusie van de Commissie inzake het gebruik van de communautaire reserve van nieuwe-aanplantrechten

In artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 is vastgesteld dat voor een oppervlakte van 17 000 ha rechten aan een communautaire reserve worden toegewezen.

Italië en Griekenland hebben een officiële aanvraag voor extra aanplantrechten ingediend.

Met de nieuwe GMO zijn regelgevingsinstrumenten ingevoerd om het productiepotentieel van de communautaire wijnbouw op peil te houden. Intussen is gebleken dat het niveau van dit potentieel sinds 2000 hetzelfde is gebleven. De impact van de rechten die voor een oppervlakte van 51 000 ha tussen de lidstaten zijn verdeeld, kan nog niet worden ingeschat.

Derhalve zou het voorbarig zijn om het communautaire wijnbouwareaal met 17 000 ha uit te breiden.

3. Regularisatie van onwettige aanplant

3.1. Doelstelling

De nieuwe GMO voorziet in een sanctie die in de vorige GMO niet bestond: wijnstokken die met ingang van 1 september 1998 in strijd met het aanplantverbod zijn aangeplant, moeten worden gerooid, terwijl het in het kader van de vorige communautaire regeling voldoende was de productie van de betrokken wijnstokken te distilleren.

Ten gevolge van deze wijziging is een systeem geïntroduceerd dat het mogelijk maakt wijnstokken die vóór 1 september 1998 in strijd met het verbod zijn aangeplant, te regulariseren, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Met dit systeem wil men ervoor zorgen dat het communautaire wijnbouwareaal aan het einde van de regularisatieprocedure louter en alleen bestaat uit wettig aangeplante wijnstokken en dat de statistische gegevens over het communautaire wijnbouwareaal overeenstemmen met de werkelijkheid.

3.2. Overzicht van de regelgeving

In artikel 2, leden 2 tot en met 6, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 zijn de regels vastgesteld voor de regularisatie van wijnstokken die vóór 1 september 1998 onwettig zijn aangeplant.

De regularisatie is in de vorm van een afwijking gegoten:

1) Zodra de procedure is opgestart, mag de betrokken wijnbouwer de van de onwettig aangeplante wijnstokken afkomstige productie in de handel brengen. Hij hoeft deze productie dus niet ter distillatie aan te bieden en krijgt een afwijking van de verplichting deze op eigen kosten te distilleren.

2) Afhankelijk van de beslissing die de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat na bestudering van de regularisatieaanvraag treft, wordt de afwijking bekrachtigd, of vervalt de afwijking en moet de producent de productie van zijn onwettig aangeplante wijnstokken weer ter distillatie aanbieden én wordt hem een in artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1227/2000 vastgestelde sanctie opgelegd.

De betrokken producenten kunnen gebruik maken van vier door de lidstaten te verifiëren en te controleren mogelijkheden om hun onwettig aangeplante wijnstokken te regulariseren:

"De afwijking wordt verleend :

a) wanneer de betrokken wijnproducent eerder andere wijnstokken heeft gerooid op een oppervlakte die, uitgedrukt in uitsluitend met wijnstokken beplante cultuurgrond, gelijkwaardig is, behalve wanneer voor de betrokken oppervlakte op grond van de communautaire of nationale wetgeving een rooipremie is ontvangen;

en/of

b) door het gebruik van herbeplantingsrechten toe te staan, wanneer een wijnproducent deze rechten heeft verkregen binnen een na de beplanting van de betrokken oppervlakte vast te stellen periode; de lidstaten kunnen daartoe ook de nieuw gecreëerde aanplantrechten bedoeld in artikel 6, lid 1, gebruiken;

en/of

c) indien de lidstaat ten genoegen van de Commissie kan bewijzen dat hij beschikt over niet opgeëiste herbeplantingsrechten die nog geldig zouden zijn indien daarvoor een verzoek was ingediend, mogen die rechten worden gebruikt en toegewezen aan producenten voor een oppervlakte die, uitgedrukt in uitsluitend met wijnstokken beplante cultuurgrond, gelijkwaardig is;

en/of

d) indien de betrokken wijnproducent zich ertoe heeft verbonden binnen een periode van drie jaar een oppervlakte te rooien die, uitgedrukt in uitsluitend met wijnstokken beplante cultuurgrond, gelijkwaardig is, indien die oppervlakte is opgenomen in het wijnbouwkadaster van die lidstaat.."

In de basisverordening en de uitvoeringsverordening van de Commissie zijn de voorwaarden vastgesteld waaraan de toepassing van een aantal van deze mogelijkheden is gekoppeld, en worden in hoofdzaak de sancties beschreven die bij niet-naleving aan de betrokken wijnbouwers worden opgelegd.

3.3. Toepassing van de communautaire voorschriften

Aan het einde van het wijnoogstjaar 2002/03 was de stand van zaken met betrekking tot de regularisatie de volgende :

De cijfers in tabel 11 zijn door de lidstaten gemeld in het kader van de eerste tabel uit de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1227/2000. De gegevens voor Italië hebben betrekking op het wijnoogstjaar 2001/02.


Tabel 11

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Luxemburg en Oostenrijk hebben bevestigd dat voor de drie wijnoogstjaren 2000/01, 2001/02 en 2002/03 geen regularisatieaanvragen zijn ingediend.

In de overige wijnproducerende lidstaten (Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië en Portugal) is de regularisatieprocedure opgestart.

In Griekenland, Spanje en Italië heeft de regularisatie betrekking op zeer grote oppervlakten.

Volgens artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 diende de regularisatieprocedure tegen 31 juli 2002 te zijn afgerond. Aangezien een aantal lidstaten echter herhaaldelijk te kennen heeft gegeven dat het problematisch was de door de producenten ingediende aanvragen tot afwijking naar behoren te controleren, heeft de Commissie in het kader van artikel 80 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 deze termijn herhaaldelijk verlengd; de uiterste datum is nu bij Verordening (EG) nr. 1841/2003 van 17 oktober 2003 vastgesteld op 31 juli 2004.

Italië heeft bovendien gewezen op het probleem van de identificatie van onwettig aangeplante percelen. Zonder een operationeel instrument als het wijnbouwkadaster is het volgens die lidstaat onmogelijk te weten of een perceel in strijd met de regels is aangeplant of niet. Italië is daarom van mening dat percelen die vóór de datum van inwerkingtreding van het wijnbouwkadaster onwettig zijn beplant, niet kunnen worden geregulariseerd. Voor een volledig overzicht van de onwettige aanplant zou men trouwens terug moeten gaan tot het jaar 1976, toen de vrijheid van aanplant in de communautaire regelgeving werd afgeschaft; sindsdien kan er sprake zijn van onwettige aanplant.

3.4. Conclusie van de Commissie inzake de regularisatie van onwettige aanplant

Wil men de situatie volledig saneren en een correct beeld van het communautaire wijnbouwpotentieel krijgen, verdient het aanbeveling dit dossier zo spoedig mogelijk af te ronden.

In dit verband zij erop gewezen dat het probleem betreffende de regularisatie van onwettige aanplant alleen via een wijziging van Verordening (EG) nr. 1493/1999 kan worden opgelost. De Commissie zal in 2004 een voorstel in die zin indienen.