Artikelen bij COM(2004)373 - Europees Nabuurschapsbeleid - Strategiedocument - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2004)373 - Europees Nabuurschapsbeleid - Strategiedocument. |
---|---|
document | COM(2004)373 |
datum | 12 mei 2004 |
|
52004DC0373
Mededeling van de Commissie - Europees Nabuurschapsbeleid - Strategiedocument {SEC(2004) 564, 565, 566, 567, 568, 569, 570} /* COM/2004/0373 def. */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE - Europees Nabuurschapsbeleid - STRATEGIEDOCUMENT {SEC(2004) 564, 565, 566, 567, 568, 569, 570}
Inleiding en samenvatting
Door de historische uitbreiding eerder deze maand heeft de Europese Unie een belangrijke stap voorwaarts gezet in de richting van een grotere veiligheid en welvaart op het Europese vasteland. De uitbreiding van de EU betekent ook dat de buitengrenzen van de Unie zijn gewijzigd. Wij hebben nieuwe buren gekregen en hebben de banden met de vroegere buren nauwer aangehaald. Hierdoor zijn zowel mogelijkheden als uitdagingen gecreëerd. Het Europees Nabuurschapsbeleid vormt een antwoord op deze nieuwe situatie. Het zal ook de inspanningen voor het bereiken van de doelstellingen van de Europese Veiligheidsstrategie ondersteunen.
In maart 2003 heeft de Commissie, in antwoord op een gezamenlijke brief van de Hoge Vertegenwoordiger Javier Solana en Commissielid Patten aan de Raad in augustus 2002, haar mededeling 'Het grotere Europese Nabuurschap : een nieuw kader voor de betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden' gepresenteerd.
COM(2003)104 def. van 11.3.2003.
In juni 2003 heeft de Raad als zijn mening te kennen gegeven dat deze mededeling een goede basis vormde voor het ontwikkelen van een reeks nieuwe beleidslijnen ten aanzien van deze landen, algemene doelstellingen en beginselen vastgesteld en mogelijke stimulansen omschreven. De Europese Raad van Thessaloniki van juni 2003 heeft de conclusies van de Raad bevestigd en medegedeeld dat hij met belangstelling uitkijkt naar de werkzaamheden die de Raad en de Commissie zullen verrichten om de diverse elementen van deze beleidslijnen op elkaar aan te sluiten.
In juli 2003 heeft de Commissie een mededeling ingediend met als titel 'De weg effenen voor een nieuw Nabuurschapsinstrument' , en een Task Force Groter Europa alsook een interdepartementale werkgroep Groter Europa opgericht. In oktober 2003 heeft de Raad de Commissie verzocht om, waar passend met de bijdrage van de Hoge Vertegenwoordiger, in het licht van de conclusies van juni, in het voorjaar 2004 uitvoerige voorstellen voor de desbetreffende actieplannen in te dienen teneinde deze kwestie tegen juni 2004 een heel eind te doen opschieten. De Raad heeft ook zijn tevredenheid uitgesproken over de mededeling betreffende het Nieuwe Nabuurschapsinstrument. De Europese Raad van oktober 2003 heeft zijn tevredenheid uitgesproken over de vooruitgang bij dit initiatief en er bij de Raad en de Commissie op aangedrongen hiermee door te gaan teneinde te zorgen voor een omvattende, evenwichtige en evenredige aanpak, met inbegrip van een financieel instrument.
COM(2003)393 def. van 1.7.2003.
Op basis hiervan heeft de Commissie een uitgebreide analyse verricht van de elementen die in dit initiatief zouden kunnen worden opgenomen, zowel inhoudelijk als procedureel. De Commissie heeft in oktober 2003 en februari 2004 twee mondelinge voortgangsverslagen aan de Raad gepresenteerd en bijgedragen tot uitvoerige besprekingen in het Comité van Permanente Vertegenwoordigers en de desbetreffende werkgroepen van de Raad over de mogelijke elementen die kunnen worden opgenomen in de actieplannen van het Europees Nabuurschapsbeleid (ENP) met een aantal landen van Oost-Europa en het Middellandse-Zeegebied. De delen van deze actieplannen die betrekking hebben op de versterkte politieke samenwerking en het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid zijn door de diensten van de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger gezamenlijk uitgewerkt en vastgesteld.
De Commissie heeft verkennende gesprekken gevoerd met de partners in Oost-Europa en het zuidelijke Middellandse-Zeegebied waarmee partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten of associatieovereenkomsten bestaan. Deze gesprekken hebben hun belangstelling voor het ENP bevestigd en hun standpunten verduidelijkt over de prioriteiten die in de actieplannen moeten worden behandeld. De bedoeling is het proces geleidelijk uit te breiden tot andere landen, die thans onder het bereik van dit initiatief vallen aangezien hun overeenkomsten van de ondertekeningsfase naar de ratificatiefase vorderen.
Israël, Jordanië, Moldavië, Marokko, Palestijnse Autoriteit, Tunesië en Oekraïne.
Tegelijk heeft de Commissie een evaluatie van de huidige siatuatie in deze landen opgesteld, met name van hun politiek en economisch systeem en hun samenwerking met de Europese Unie. Deze mededeling heeft tot doel de resultaten van die werkzaamheden aan de Raad en het Europees Parlement voor te leggen en de volgende stappen voor de tenuitvoerlegging van het Europees Nabuurschapsbeleid in kaart te brengen.
Sinds dit beleid is opgestart, heeft de EU benadrukt dat het een middel biedt om de betrekkingen tussen de EU en de partnerlanden te versterken dat verschillend is van de mogelijkheden waarover de Europese landen op grond van artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie beschikken. Het doel van het ENP is de voordelen van de uitbreiding van de EU in 2004 met de buurlanden te delen, door de stabiliteit, de veiligheid en het welzijn van alle betrokkenen te versterken. Het Nabuurschapsbeleid is uitgestippeld om het ontstaan van nieuwe scheidingslijnen tussen de uitgebreide EU en haar buren te voorkomen en hen de mogelijkheid te bieden aan diverse activiteiten van de EU deel te nemen, via een verruimde politieke, veiligheids-, economische en culturele samenwerking.
De voorgestelde methode houdt in dat samen met de partnerlanden een reeks prioriteiten wordt vastgelegd waarvan de verwezenlijking hen dichter bij de Europese Unie zal brengen. Deze prioriteiten zullen worden geïntegreerd in gezamenlijk vastgestelde actieplannen die een aantal fundamentele terreinen voor specifieke maatregelen omvatten: politieke dialoog en hervorming; handel en maatregelen om de partners voor te bereiden om geleidelijk een aandeel in de interne markt van de EU te verwerven; justitie en binnenlandse zaken; energie, vervoer, informatiemaatschappij, milieu en onderzoek en innovatie; sociaal beleid en intermenselijke contacten.
Deze bevoorrechte banden met de buurlanden zullen worden gevestigd op een wederzijds engagement voor gemeenschappelijke waarden, in hoofdzaak op het gebied van de rechtsstaat, goed bestuur, het respect voor de mensenrechten met inbegrip van rechten van minderheden, de bevordering van goede betrekkingen met de buurlanden en de beginselen van markteconomie en duurzame ontwikkeling. Er zal ook worden gestreefd naar een engagement voor bepaalde essentiële aspecten van het externe optreden van de EU, in het bijzonder de strijd tegen terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens, de naleving van het internationaal recht en inspanningen om tot conflictbeslechting te komen.
De actieplannen zullen uitgaan van een gemeenschappelijke reeks beginselen maar zullen worden gedifferentieerd, waarbij rekening wordt gehouden met de feitelijke stand van de betrekkingen met ieder land, zijn behoeften en capaciteiten alsmede gemeenschappelijke belangen. Hoe nauw de EU de banden met de buurlanden zal aanhalen, zal onder meer afhangen van de mate waarin waarden daadwerkelijk worden gedeeld.
De vooruitgang bij het halen van de overeengekomen prioriteiten zal worden gecontroleerd door de organen die in de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten of de associatieovereenkomsten zijn vastgesteld. De Commissie zal periodiek verslag over de bereikte vorderingen uitbrengen. Aan de hand van deze evaluatie zal de EU samen met de partnerlanden de inhoud van de actieplannen herzien en een besluit tot aanpassing en verlenging ervan nemen. Op deze basis kunnen eveneens beslissingen worden genomen over de volgende stap in de ontwikkeling van de bilaterale betrekkingen, met inbegrip van de mogelijkheid van nieuwe contractuele banden. Deze zouden de vorm kunnen aannemen van Europese nabuurschapsovereenkomsten, waarvan het bereik zou worden vastgesteld in het licht van de voortgang bij het halen van de prioriteiten van de actieplannen.
De actieplannen zullen na verkennende gesprekken met de betrokken landen door de Commissie worden ingediend, met de bijdrage van de Hoge Vertegenwoordiger voor wat betreft kwesties inzake de politieke samenwerking en het GBVB. Er wordt voorgesteld dat de plannen door de respectieve samenwerkings- of associatieraden worden goedgekeurd. Indien een van de voorgestelde actieplannen de noodzaak van wettelijke besluiten of formele onderhandelingen inhoudt, zal de Commissie de nodige voorstellen of aanbevelingen presenteren.
De actieplannen zullen een referentiepunt voor de programmering van bijstand aan de betrokken landen vormen. Bijstand uit bestaande bronnen zal in de toekomst worden aangevuld met steun uit het Europees Nabuurschapsinstrument. Deze mededeling presenteert de hoofdlijnen van dit instrument met het oog op bespreking, uitgaande van de mededeling van de Commissie van juli 2003. Intussen worden de nabuurschapsprogramma's via de bestaande steunmechanismen ontwikkeld. De Commissie wenst de buurlanden bijkomende steun te verlenen via instrumenten zoals technische bijstand en twinning. Zij verricht ook een onderzoek van de EU-programma's en -agentschappen waarvoor de deelname van de buurlanden in het belang van de uitgebreide EU en de buurlanden kan zijn.
Rusland vormt binnen het directe nabuurschap van de EU een essentiële partner. Rusland en de EU hebben samen besloten hun strategisch partnerschap verder te ontwikkelen via het creëren van vier gemeenschappelijke ruimten als omschreven op de Top van Sint-Petersburg in mei 2003.
Belarus en de EU zullen contractuele banden kunnen ontwikkelen wanneer Belarus na vrije en eerlijke verkiezingen een democratische regeringsvorm heeft vastgesteld. Op dat ogenblik zal het mogelijk zijn de voordelen van het Europees Nabuurschapsbeleid volledig tot Belarus uit te breiden. Intussen zal de EU zich beraden over middelen om de steun voor de civiele samenleving te versterken op de hierna beschreven wijze.
De EU kijkt uit naar de toetreding van Libië tot het proces van Barcelona, uitgaande van de volledige aanvaarding van het acquis van Barcelona door Libië en de beslechting van hangende bilaterale kwesties. Hierdoor zal het pad naar het aanknopen van normale betrekkingen worden geëffend, zodat ook Libië van het Europees Nabuurschapsbeleid zal kunnen profiteren.
Deze mededeling bevat aanbevelingen betreffende de opname van de landen van de zuidelijke Kaukasus in het Europees Nabuurschapsbeleid.
Het Europees Nabuurschapsbeleid zal de bestaande vormen van regionale en subregionale samenwerking versterken en een kader voor de verdere ontwikkeling ervan bieden. Het Europees Nabuurschapsbeleid zal de stabiliteit en de veiligheid versterken en bijdragen tot maatregelen voor conflictbeslechting. Dit document bevat aanbevelingen over de ontwikkeling van de regionale samenwerking en integratie als middel voor het aanpakken van bepaalde problemen die zich bij de buitengrenzen van de uitgebreide EU voordoen. Door het verder ontwikkelen van diverse vormen van grensoverschrijdende samenwerking, met deelname van plaatselijke en regionale autoriteiten en van niet-overheidsactoren kunnen de EU en haar partners samenwerken om ervoor te zorgen dat grensregio's van de uitbreiding van de EU in 2004 profiteren. In het zuiden zal het Nabuurschapsbeleid de deelnemers ook aanmoedigen om ten volle gebruik te maken van de voordelen van het Euro-mediterraan partnerschap (het proces van Barcelona), de onderlinge aansluiting van infrastructuur en netwerken te bevorderen, in het bijzonder in de energiesector, en nieuwe vormen van samenwerking met de buurlanden te ontwikkelen. Het Nabuurschapsbeleid zal bijdragen tot de verdere ontwikkeling van de regionale integratie, voortbouwend op de verwezenlijkingen van het Euro-mediterraan partnerschap, met name op het gebied van de handel. Het zal de inspanningen om te voldoen aan de doelstellingen van de Europese veiligheidsstrategie in het Middellandse-Zeegebied en het Midden-Oosten, versterken.
Het concept van het Europees Nabuurschapsbeleid omvat een reeks landen die de fundamentele waarden en doelstellingen van de EU delen en hun onderlinge banden steeds nauwer aanhalen, zodat hun aanvankelijke samenwerking uitgroeit tot een sterke economische en politieke integratie. Dit zal voor alle betrokken landen enorme voordelen opleveren vanuit een oogpunt van verhoogde stabiliteit, veiligheid en welzijn. De actieplannen, die moeten worden ontwikkeld op basis van de in deze mededeling uiteengezette beginselen, vormen een eerste belangrijke stap in de richting van het concretiseren van dat concept. In de actieplannen wordt vastgesteld welke richting de werkzaamheden in de komende drie tot vijf jaar zullen uitgaan. De volgende stap zou kunnen bestaan in onderhandelingen over Europese Nabuurschapsovereenkomsten die de huidige generatie bilaterale overeenkomsten moeten vervangen, nadat de prioriteiten van de actieplannen zijn gehaald. Voortbouwend op die vooruitgang zullen de EU en haar partners overeenstemming kunnen bereiken over langetermijndoelstellingen voor de verdere ontwikkeling van de betrekkingen in de komende jaren.
De Commissie verzoekt de Raad zich over de in deze mededeling uiteengezette aanpak te bezinnen en conclusies te formuleren over de wijze waarop dit initiatief verder moet worden ontwikkeld, met bijzondere aandacht voor de inhoud van potentiële actieplannen en de landen waarmee zij moeten worden opgesteld, rekening houdend met de inzet voor gemeenschappelijke waarden. Op die basis is de Commissie gereed om met de deelname van vertegenwoordigers van het voorzitterschap en de Hoge Vertegenwoordiger de verkennende gesprekken met de vastgestelde landen af te ronden en ontwerp-actieplannen in te dienen. Zij stelt voor dat deze actieplannen door de respectieve samenwerkings- of associatieraden worden goedgekeurd. Zij is ook klaar om een aanvang te maken met voorbereidende werkzaamheden met bepaalde andere in deze mededeling genoemde landen waarop dit initiatief van toepassing is.
Beginselen en toepassingsgebied
Een Nabuurschapsbeleid voor een Europese Unie die een coherente en efficiënte rol in de wereld speelt
Een omvattend Nabuurschapsbeleid, waarin verwante componenten van de drie pijlers van de huidige structuur van de Unie zijn geïntegreerd, zal de buurlanden in staat stellen de voordelen van de uitbreiding van de EU vanuit een oogpunt van stabiliteit, veiligheid en welzijn te delen. Dit blijkt uit de voorbereidende werkzaamheden voor de goedkeuring van het Verdrag betreffende de grondwet van de Europese Unie. Het belang van een Nabuurschapsbeleid wordt ook beklemtoond in de Europese veiligheidsstrategie, die is goedgekeurd op de Europese Raad van december 2003, die heeft verklaard dat de EU tot taak heeft "een bijzondere bijdrage te leveren tot stabiliteit en goed bestuur in onze onmiddellijke buurlanden [en] een cirkel van goed bestuurde landen ten oosten van de Europese Unie en langs de Middellandse Zee te bevorderen waarmee wij nauwe banden en een goede samenwerking kunnen onderhouden".
Het Nabuurschapsbeleid dient na de uitbreiding een nieuwe impuls aan de samenwerking met de buurlanden van de EU te verlenen. De betrekkingen met de partnerlanden zullen worden verrijkt, waarbij wordt geput uit de ervaring die is opgedaan bij de steun voor het politiek en economisch overgangsproces en bij de economische ontwikkeling en modernisering in de nieuwe lidstaten en de kandidaat-lidstaten.
Het Europees Nabuurschapsbeleid dient de bijdrage van de EU tot het bevorderen van de beslechting van regionale conflicten te versterken. Het Nabuurschapsbeleid kan ook de doelstellingen van de Unie op het gebied van justitie en binnenlandse zaken ondersteunen, in het bijzonder bij de strijd tegen georganiseerde misdaad en corruptie, witwassen van geld en alle vormen van illegale handel alsook in verband met migratiekwesties. Het is belangrijk dat de EU en haar partners streven naar een maximale complementariteit en synergie op de verschillende terreinen van hun samenwerking.
De EU en Rusland hebben besloten hun strategisch partnerschap te ontwikkelen door het creëren van vier gemeenschappelijke ruimten als overeengekomen op de Top van Sint-Petersburg in mei 2003 . Rusland en de uitgebreide Europese Unie zijn buren. Het is in ons beider belang gebruik te maken van elementen van het Europees Nabuurschapsbeleid om de werkzaamheden voor de gemeenschappelijke ruimten meer diepgang te geven, met name op het gebied van grensoverschrijdende en subregionale samenwerking. De EU en Rusland moeten als goede buren samenwerken bij kwesties van gemeenschappelijk belang. De Commissie beveelt aan dat Rusland naast de bestaande steunvormen, steun uit het geplande Europese Nabuurschapsinstrument krijgt voor de tenuitvoerlegging van belangrijke delen van het strategisch partnerschap.
Dit zijn: de gemeenschappelijke economische ruimte (met inbegrip van en uitdrukkelijke verwijzing naar milieu en energie), een gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, een ruimte van samenwerking op het gebied van externe veiligheid alsmede een ruimte van onderzoek en onderwijs, met inbegrip van de culturele aspecten. De energiedialoog EU-Rusland vormt een essentieel element van de algemene betrekkingen.
Wat de mediterrane landen betreft, zal het Europees Nabuurschapsbeleid bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het strategisch partnerschap voor het Middellandse-Zeegebied en het Midden-Oosten. De implementatie van het strategisch partnerschap voor de Middellandse-Zeelanden zou moeten worden gebaseerd op de implementatie van het Europees Nabuurschapsbeleid. Het Europees Nabuurschapsbeleid zelf zal worden geïmplementeerd via het proces van Barcelona en de associatieovereenkomsten met de verschillende partnerlanden.
Voor de tenuitvoerlegging van het Europees Nabuurschapsbeleid is het van cruciaal belang dat de instellingen en de lidstaten consequent en coherent optreden.
Geografisch toepassingsgebied
Het Europees Nabuurschapsbeleid richt zich tot de huidige buurlanden van de EU en de landen die als gevolg van de uitbreiding dichter bij de EU zijn gekomen. In Europa is dit van toepassing op Rusland, Oekraïne, Belarus en Moldavië. De EU en Rusland hebben besloten hun strategisch partnerschap verder te ontwikkelen via het creëren van vier gemeenschappelijke ruimten als omschreven op de Top van St. Petersburg in 2003 . In het Middellandse-Zeegebied is het Europees Nabuurschapsbeleid van toepassing op alle niet-EU-deelnemers aan het Euro-mediterraan partnerschap (het proces van Barcelona) met uitzondering van Turkije , dat zijn betrekkingen met de EU binnen een pretoetredingskader onderhoudt. De Commissie beveelt aan dat ook Armenië, Azerbeidzjan en Georgië in het toepassingsgebied van het Europees Nabuurschapsbeleid worden opgenomen .
Zie de recente mededeling van de Commissie over de betrekkingen met Rusland, COM(2004)106 van 9 februari 2004 en de conclusies van de Raad van 24 februari 2004.
Algerije, Egypte, Israël, Jordanië, Libanon, Libië, Marokko, Syrië, Tunesië, en de Palestijnse Autoriteit.
Zie punt 3 hierna.
Er zijn verkennende gesprekken met het oog op de vastlegging van elementen voor opname in eventuele actieplannen gestart met partners met wie een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst of een associatieovereenkomst van kracht is . Een overzicht van de huidige situatie in die landen en hun samenwerking met de EU is aan deze mededeling gehecht.
Israël, Jordanië, Moldavië, Marokko, Palestijnse Autoriteit, Tunesië en Oekraïne.
Het uitwerken van actieplannen met andere buurlanden zou een aanvang moeten nemen zodra de plannen die thans in voorbereiding zijn, gepresenteerd zijn. De Commissie stelt voor dat zij in de tweede helft van 2004 de mogelijkheid begint te onderzoeken om actieplannen op te stellen met landen in het Middellandse-Zeegebied die zelf associatieovereenkomsten hebben geratificeerd, d.w.z. Egypte en Libanon. Er zouden ook verkennende gesprekken met andere landen in deze regio kunnen worden aangevangen, zodra hun geplande contractuele banden met de EU eenzelfde fase hebben bereikt. Het voorzitterschap en het secretariaat zullen volledig bij dit proces worden betrokken en de lidstaten zullen worden geraadpleegd over het tijdschema en de inhoud van mogelijke bijkomende actieplannen.
Europees Nabuurschapsbeleid en bestaande instrumenten
De betrekkingen tussen de EU en de meeste landen die aan het Europees Nabuurschapsbeleid deelnemen zijn al sterk ontwikkeld. In Oost-Europa vormen de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten de grondslag voor de contractuele betrekkingen. In het Middellandse-Zeegebied vormt het Euro-mediterraan partnerschap (het proces van Barcelona) een regionaal samenwerkingskader, dat door een reeks associatieovereenkomsten wordt aangevuld.
Deze overeenkomsten maken de ontwikkeling van de samenwerking en de economische integratie op een groot aantal gebieden mogelijk. Het volledige potentieel van deze overeenkomsten is nog niet gerealiseerd. Het Europees Nabuurschapsbeleid effent de weg in de richting van een versterkte samenwerking op een aantal duidelijk omschreven terreinen, teneinde de EU en haar partners aanvankelijk in staat te stellen ten volle te profiteren van de bestaande structuren. Daartoe zullen in de actieplannen hoofdprioriteiten worden vastgesteld die in de komende jaren moeten worden aangepakt. De vooruitgang zal op de voet worden gevolgd binnen de comités en subcomités die in het kader van de overeenkomsten zijn vastgesteld, en binnen de desbetreffende dialoogstructuren. Het omschrijven en bereiken van deze prioriteiten zal een belangrijke eerste stap vormen in de richting van de ambitieuze doelstellingen die in de mededeling van de Commissie van maart 2003 zijn uiteengezet.
Gezamenlijke leiding
Het Europees Nabuurschapsbeleid is een aanbod van de EU aan haar partners, waarop die met grote belangstelling en inzet hebben gereageerd. Gezamenlijke leiding van het proces, op basis van het besef van gedeelde waarden en gemeenschappelijke belangstellingspunten, is van essentieel belang. De EU wenst geen prioriteiten of voorwaarden aan haar partners op te leggen. Het welslagen van de actieplannen is afhankelijk van de duidelijke erkenning van wederzijdse belangen bij het aanpakken van een reeks prioritaire kwesties. Er kan geen sprake van zijn dat de partners worden verzocht een van tevoren vastgestelde reeks prioriteiten te accepteren. Prioriteiten zullen in onderling overleg worden vastgesteld en dus van land tot land uiteenlopen. De goedkeuring van deze plannen door de hoogste instantie van de bestaande overeenkomsten zal een bijkomend gewicht aan de overeengekomen actieprioriteiten verlenen.
Het streefdoel en het tempo van de ontwikkeling van de betrekkingen van de EU met de diverse partnerlanden zullen afhangen van de mate waarin die landen zich voor gemeenschappelijke waarden engageren en van hun wil en vermogen om de overeengekomen prioriteiten te implementeren.
Differentiatie
Het uitgangspunt van de actieplannen is een reeks gemeenschappelijke vraagstukken, die overeenstemmen met de doelstellingen van het Europees Nabuurschap. Punt 4 hierna geeft een overzicht daarvan. Het opstellen van een actieplan en de met de diverse partnerlanden overeengekomen prioriteiten zullen evenwel afhangen van de bijzondere omstandigheden in ieder land. Die lopen uiteen qua geografische ligging, politieke en economische situatie, betrekkingen met de Europese Unie en de buurlanden, hervormingsprogramma's voor zover van toepassing, behoeften en capaciteiten alsmede de belangen die het land bij het Nabuurschapsbeleid heeft. De actieplannen zullen dus naar gelang van het partnerland worden gedifferentieerd.
Differentiatie zou tegelijk moeten worden gebaseerd op een duidelijke inzet voor gedeelde waarden en compatibel zijn met een coherente regionale aanpak, vooral wanneer verdere regionale samenwerking duidelijke voordelen kan opleveren.
Toegevoegde waarde
Het Nabuurschapsprogramma biedt zowel de partnerlanden als de EU een toegevoegde waarde die verdergaat dan de bestaande samenwerking:
1. Het Nabuurschapsbeleid vormt een middel tot een versterkte en meer gerichte beleidsaanpak van de EU ten aanzien van haar buurlanden, en bundelt de belangrijkste instrumenten waarover de Unie en haar lidstaten beschikken. Het zal ertoe bijdragen de doelstellingen van de EU inzake buitenlands beleid verder te ontwikkelen en te ondersteunen.
2. De implementatie van het Europees Nabuurschapsbeleid houdt het vooruitzicht in dat van samenwerking wordt overgegaan op een sterke mate van integratie zoals aangegeven in de mededeling van maart 2003, onder meer doordat de partnerlanden een aandeel in de interne markt van de EU krijgen. Het Nabuurschapsbeleid zal ook ieder gevoel van uitsluiting voorkomen dat anders uit de uitbreiding had kunnen voortvloeien, en zal de mogelijkheid bieden om aan de voordelen ervan deel te nemen. Het zal de wegen en middelen aangeven waardoor de partnerlanden geleidelijk in essentiële aspecten van de EU-beleidslijnen en -programma's kunnen participeren.
3. Het Europees Nabuurschapsbeleid zal het bereik en de intensiteit van de politieke samenwerking met de partnerlanden versterken en die samenwerking doeltreffender maken.
4. Het Europees Nabuurschapsbeleid zal hervormingen stimuleren die voordelen qua economische en sociale ontwikkeling zullen opleveren. De convergentie van de economische wetgeving, het wederzijds openstellen van de economieën van de partnerlanden en de blijvende afbraak van de handelsbelemmeringen zullen investeringen en groei stimuleren en de werkloosheid terugdringen.
5. Het Europees Nabuurschapsbeleid zal stimulansen bieden voor het oplossen van hangende kwesties die bij de bilaterale betrekkingen zijn ontstaan en die van land tot land kunnen verschillen.
6. In de actieplannen zullen prioriteiten worden vastgelegd en zullen de klemtonen voor de tenuitvoerlegging van de bestaande overeenkomsten worden aangegeven. Zij zullen op diverse door de overeenkomsten bestreken terreinen aangeven welke voor de EU en het betrokken land belangrijke resultaten moeten worden bereikt.
7. De Commissie zal voorstellen dat in 2007 een nieuw financieel instrument, het Europees Nabuurschapsinstrument, wordt ingevoerd, dat zal gelden voor specifieke samenwerkingsterreinen, in het bijzonder de grensoverschrijdende samenwerkingsterreinen, naast de terreinen die al door bestaande instrumenten of de vervolginstrumenten daarvan worden bestreken. Alle partners in het Europees Nabuurschapsbeleid zullen voor steun uit dit instrument in aanmerking komen. Intussen zullen de Nabuurschapsprogramma's voor de periode 2004-2006 toegevoegde waarde bieden aan de grensoverschrijdende, transnationale en regionale samenwerking.
8. De Commissie heeft voorgesteld dat de bestaande fondsen of de vervolgfondsen daarvan in het kader van de nieuwe financiële vooruitzichten aanzienlijk worden versterkt, overeenkomstig de prioriteit die de EU aan het Nabuurschapsbeleid toekent.
9. De Commissie onderzoekt de mogelijkheid van een geleidelijke openstelling van bepaalde communautaire programma's voor de bevordering van betrekkingen op het gebied van cultuur, onderwijs, milieu, technologie en wetenschappen.
10. Het Nabuurschapsbeleid zal steun verlenen aan partners die aan de EU-normen wensen te voldoen, met inbegrip van technische bijstand en twinning.
11. Er zullen nieuwe contractuele banden worden ontwikkeld in de vorm van Europese Nabuurschapsovereenkomsten, waarvan de reikwijdte zal worden vastgesteld in het licht van een evaluatie door de Commissie van de vorderingen bij het halen van de in de actieplannen vastgestelde prioriteiten.
Samen bieden deze stimulansen een aanzienlijke toegevoegde waarde aan de deelnemende landen. Wanneer uit het monitoringproces blijkt dat aanzienlijke vooruitgang bij het bereiken van de vastgestelde prioriteiten is behaald, kunnen deze stimulansen worden herzien teneinde verdere stappen te zetten in de richting van een sterkere integratie in de interne markt en andere essentiële beleidslijnen van de EU. Het gaat om een dynamisch proces, waarvan de actieplannen een belangrijke eerste stap vormen.
Actieprioriteiten
De actieplannen zullen twee grote gebieden bestrijken: ten eerste verbintenissen betreffende specifieke maatregelen die het engagement voor gezamenlijke waarden bevestigen of versterken, en betreffende bepaalde doelstellingen op het gebied van het buitenlands en veiligheidsbeleid; ten tweede verbintenissen betreffende maatregelen die de partnerlanden op een aantal prioritaire terreinen dichter bij de EU zullen brengen. Deze actieprioriteiten zullen zo nauwkeurig mogelijk worden omschreven, afhankelijk van de kwestie waarover het gaat, en zullen dus benchmarks vormen die kunnen worden gemonitord en geëvalueerd. De partners kunnen bijvoorbeeld maatregelen nemen ter bevordering van het vrije goederenverkeer door te zorgen voor het wegwerken van specifieke technische belemmeringen die in de actieplannen zijn aangegeven.
In de actieplannen zullen cruciale maatregelen worden vastgesteld op een beperkt aantal terreinen die bovenaan de lijst van prioriteiten staan alsmede maatregelen op een groter aantal gebieden, die overeenstemmen met het toepassingsgebied van de bestaande bilaterale overeenkomsten. Voor de afhandeling van deze verschillende prioriteiten zal een duidelijke termijn worden vastgesteld.
Monitoring
Er zal monitoring plaatsvinden binnen de organen die in het kader van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten of de associatieovereenkomsten worden opgericht. Het voordeel daarvan is dat zij vertegenwoordigers van de partnerlanden, de lidstaten, de Europese Commissie en het secretariaat van de Raad omvatten. Monitoring in dat kader zou de gezamenlijke verantwoordelijkheid moeten versterken. De partnerlanden zullen worden verzocht gedetailleerde informatie als basis voor deze gezamenlijke monitoring te verstrekken. De subcomités, waarbinnen de klemtoon op specifieke kwesties ligt, alsmede de economische dialoog zullen bijzonder nuttig voor de monitoring zijn.
De Commissie zal periodieke verslagen opstellen over de vorderingen en over terreinen waar nog verdere inspanningen nodig zijn, rekening houdend met de evaluaties door de autoriteiten van het partnerland. De actieplannen zullen worden herzien en kunnen worden aangepast in het licht van de vorderingen bij het halen van de actieprioriteiten. Er wordt voorgesteld dat de Commissie binnen twee jaar na de goedkeuring van een actieplan een verslag halfweg opstelt met de bijdrage van de Hoge Vertegenwoordiger voor kwesties in verband met politieke samenwerking en het GBVB, en binnen drie jaar een tweede verslag. Deze verslagen kunnen voor de Raad een grondslag vormen om een besluit te nemen over de volgende stap bij de contractuele banden met de diverse partnerlanden. Deze banden zouden de vorm kunnen aannemen van Europese Nabuurschapsovereenkomsten, waarvan het bereik zal worden vastgesteld in het licht van de vorderingen bij het halen van de prioriteiten van de actieplannen.
Deelname van andere buurlanden
In deze paragraaf bekijkt de Commissie de situatie in verband met bepaalde andere landen die dicht bij de uitgebreide EU gelegen zijn.
Zuidelijke Kaukasus
De Europese Unie heeft groot belang bij de stabiliteit en de ontwikkeling van de Zuidelijke Kaukasus. In de Europese Veiligheidsstrategie, die in december 2003 door de Europese Raad is goedgekeurd, wordt de Zuidelijke Kaukasus duidelijk aangemerkt als een van de regio's waarvoor de EU een sterkere en meer actieve belangstelling aan de dag zou moeten leggen.
De Europese Commissie beveelt in overleg met de Hoge Vertegenwoordiger en rekening houdend met de voorstellen van de bijzondere EU-vertegenwoordiger en het standpunt van het Europees Parlement , aan dat de Raad een besluit neemt om Armenië, Azerbeidzjan en Georgië in het Europees Nabuurschapsbeleid op te nemen. Ieder land zou gelijke kansen moeten krijgen om zijn betrekkingen met de EU binnen dit kader te ontwikkelen. De EU zou de mogelijkheid moeten overwegen om in de toekomst met deze landen actieplannen uit te werken op basis van hun specifieke merites. Met het oog daarop zal de Commissie bij de Raad verslag uitbrengen over de vorderingen in de verschillende landen in verband met de versterking van de democratie, de rechtsstaat en het respect voor de mensenrechten.
Zie Resolutie van het Parlement van 26 februari 2004 over een EU-beleid voor de Zuidelijke Kaukasus.
De EU verlangt van deze regio een versterkt, geloofwaardig en blijvend engagement voor de democratie, de rechtsstaat, het respect voor de mensenrechten en vooruitgang op weg naar het ontwikkelen van een markteconomie. Deze gemeenschappelijke waarden liggen ook ten grondslag aan het lidmaatschap van Armenië, Azerbeidzjan en Georgië van de Raad van Europa en de OVSE. Er zijn nog bijkomende maatregelen nodig om de conflictbeslechting in de regio te bevorderen en goede betrekkingen met de buurlanden te ontwikkelen. De drie landen moeten concrete stappen zetten in de richting van verdere vooruitgang bij de tenuitvoerlegging van hun respectieve partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten, in het bijzonder om de rechtsstaat te versterken en maatregelen voor conflictbeslechting te nemen. Het Europees Nabuurschapsbeleid zou de bijdrage van de EU tot het bevorderen van deze doelstellingen moeten versterken.
Om Armenië, Azerbeidzjan en Georgië te helpen zich voor te bereiden op verdere versterkte samenwerking met de EU is de EU bereid steun te verlenen voor geloofwaardige, concrete en blijvende hervormingsinspanningen, in het bijzonder op bovengenoemde prioritaire terreinen. Er moet ook samenwerking worden ontwikkeld op het gebied van energie, aangezien de Zuidelijke Kaukasus een belangrijke regio is voor zowel de productie (het Kaspische bekken) als de doorvoer van energie.
Belarus
In de mededeling van de Commissie van maart 2003 over een groter Europa wordt aangemerkt dat 'de EU zou moeten trachten Belarus te bewegen tot de uitvoering van een welomlijnd stappenplan dat de voorwaarden moet scheppen voor vrije en eerlijke verkiezingen en vervolgens voor de integratie van Belarus in het Nabuurschapsbeleid, zonder afbreuk te doen aan haar engagement voor gemeenschappelijke en democratische waarden'.
De langetermijndoelstelling van de EU is dat Belarus uitgroeit tot een democratische, stabiele, betrouwbare en steeds welvarender partner met wie de uitgebreide EU niet alleen gemeenschappelijke grenzen zal delen maar ook een gemeenschappelijke agenda op basis van gedeelde waarden.
Via het Europees Nabuurschapsbeleid zal de EU haar blijvend engagement voor de ondersteuning van de democratische ontwikkeling in Belarus versterken. Wanneer fundamentele politieke en economische hervormingen worden doorgevoerd, zal Belarus in staat zijn ten volle van het Europees Nabuurschapsbeleid te profiteren.
Op dit ogenblik is evenwel in Belarus een autoritair systeem aan de macht. Bij de verkiezingen sinds 1996 zijn geen internationale democratische normen nageleefd, en er bestaan geen democratische structuren. Onder deze omstandigheden is het nog niet mogelijk alle voordelen van het Europees Nabuurschapsbeleid aan Belarus aan te bieden.
De EU zal in de herfst democratische parlementsverkiezingen ondersteunen in coördinatie met de OVSE en de Raad van Europa, en zorgen voor een grotere bekendheid van het beleid en de bijstand van de EU ten gunste van de burgers van Belarus. Zij zal ook het vooruitzicht op nauwere betrekkingen bevestigen, onder meer in het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid, op voorwaarde dat fundamentele hervormingen worden uitgevoerd. Dit zal een zichtbaar signaal aan de bevolking van Belarus geven, waarmee wordt aangetoond welke voordelen beschikbaar zijn voor de ondersteuning van de civiele samenleving en de democratisering, regionale en humanitaire samenwerking, nabuurschapsprogramma's en vergemakkelijking van het personenverkeer in de grensgebieden.
Indien er zich belangrijke positieve ontwikkelingen bij de democratisering in Belarus voordoen, zal er ruimte bestaan voor actievere politieke betrekkingen met de autoriteiten van Belarus. De contacten tussen ambtenaren op technisch niveau zouden kunnen worden opgevoerd en de bijeenkomsten op het niveau van Hoge Ambtenaren zoals de trojka van regionale directeurs worden hernomen. Het vergemakkelijken van het personenverkeer van Belarussische burgers zou kunnen worden overwogen, alsook steun voor intermenselijke contacten via bijstandsprogramma's van de EU.
De Commissie stelt ook voor dat de EU-bijstand aan Belarus wordt versterkt, met een duidelijke klemtoon op de civiele samenleving. Er kan nog meer worden gedaan op de terreinen die in de conclusies van de Raad van 1997 zijn bevestigd, in het bijzonder voor steun aan de civiele samenleving, democratisering, onafhankelijke media, het verlichten van problemen in de gebieden die door de ramp in Chernobyl zijn getroffen, humanitaire hulp en regionale samenwerking.
Belarus kan al deelnemen aan drie Nabuurschapsprogramma's (Baltische-Zeeprogramma, Letland-Litouwen-Belarus, Polen-Oekraïne-Belarus). Het land zal ook in aanmerking komen voor het nieuwe Europese Nabuurschapsinstrument.
Libië
In de mededeling van de Commissie van maart 2003 werd gesteld dat de EU dient na te denken over de wijze waarop zij Libië in het Nabuurschapsbeleid kan integreren. De EU heeft thans geen contractuele betrekkingen met Libië . In april 1999 heeft Libië na de schorsing van de VN-sancties de status van waarnemer in het proces van Barcelona verkregen en werd het land uitgenodigd volwaardig lid te worden zodra de sancties van de VN-Veiligheidsraad definitief opgeheven zijn en Libië het volledige acquis van Barcelona heeft aanvaard.
Een mandaat voor onderhandelingen over een visserijovereenkomst tussen de EU en Libië wordt thans in de Raad besproken.
Libië heeft onlangs aangekondigd dat het bereid is volwaardig lid van het proces van Barcelona te worden. Dit positieve gebaar moet formeel door Libië worden bevestigd en worden gevolgd door stappen in de richting van aanvaarding van het acquis van Barcelona. De vorderingen in de richting van een volwaardig lidmaatschap van het proces van Barcelona zullen niet verder dan de verkennende fase kunnen komen indien de hangende bilaterale kwesties met de EU-lidstaten niet worden opgelost.
Volledige integratie in het proces van Barcelona is de eerste stap op weg naar nieuwe betrekkingen met de EU, die onderhandelingen over een associatieovereenkomst omvatten. Indien die overeenkomst tot stand komt en er contractuele banden met de EU bestaan, zal de deelname aan het Europees Nabuurschapsbeleid het mogelijk maken dat de betrekkingen van de EU met Libië verder worden ontwikkeld net zoals dat het geval is met alle andere landen die deel van het proces van Barcelona uitmaken.
Actieplannen
Engagement voor gedeelde waarden
De Unie is gegrondvest op de waarden van respect voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, rechtsstaat en respect voor mensenrechten. Deze waarden worden gedeeld door de lidstaten in een samenleving van pluralisme, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en non-discriminatie. Het doel van de Unie is de vrede, de waarden van de Unie en het welzijn van haar volkeren te beschermen. Bij haar betrekkingen met de rest van de wereld wenst zij deze waarden te handhaven en te bevorderen.
De buurlanden van de Unie hebben toegezegd dat zij zich zullen inzetten voor de fundamentele mensenrechten en vrijheden via hun lidmaatschap van een aantal multilaterale verdragen en hun bilaterale overeenkomsten met de EU. Alle buurlanden van de EU hebben de mensenrechtenverdragen van de VN ondertekend. Sommige landen zijn lid van de Raad van Europa en de OVSE, en hebben het Europees Verdrag voor de bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden geratificeerd; zij hebben zich ertoe verbonden zich aan te sluiten bij de desbetreffende verdragen en organen waarin strenge normen inzake democratie en mensenrechten zijn vastgesteld, en in te stemmen met sluitende en juridisch bindende mechanismen om ervoor te zorgen dat zij de verplichtingen inzake mensenrechten zullen naleven. De ondertekenaars van de Verklaring van Barcelona hebben onder meer ingestemd met een beginselverklaring dat zij overeenkomstig het Handvest van de Verenigde Naties en de Universele Verklaring van de rechten van de mens zullen handelen, en de rechtsstaat en democratie binnen hun politiek systeem zullen ontwikkelen, de mensenrechten en fundamentele vrijheden zullen respecteren en de daadwerkelijke legitieme uitoefening van die rechten en vrijheden zullen garanderen.
Moldavië, Rusland en Oekraïne.
De partnerlanden verbinden zich als partij bij de desbetreffende IAO-overeenkomsten tot de naleving van de basisarbeidsnormen en de bevordering van fundamentele sociale rechten; zij zetten zich ook in voor het nastreven van een duurzame ontwikkeling als omschreven op de Wereldtop in Johannesburg.
Het Europees Nabuurschapsbeleid wenst het engagement voor gedeelde waarden te bevorderen. De mate waarin de buurlanden hun verbintenissen in de praktijk omzetten loopt uiteen en er is aanzienlijke ruimte voor verbetering. De daadwerkelijke tenuitvoerlegging van die verbintenissen is een essentieel element van de betrekkingen van de EU met haar partners.
Hoever de EU wil gaan bij het ontwikkelen van banden met de verschillende partners via het Europees Nabuurschapsbeleid, zal afhangen van de mate waarin de gemeenschappelijke waarden daadwerkelijk worden gedeeld. De actieplannen zullen een aantal prioriteiten omvatten die tot doel hebben de inzet voor deze waarden te versterken. Het gaat daarbij onder meer om versterking van de democratie en de rechtsstaat, hervorming van justitie en strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad; respect voor de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, met inbegrip van vrijheid van de media en vrijheid van meningsuiting, rechten van minderheden en kinderen, gelijkheid van vrouwen en mannen, vakbondsrechten en andere basisarbeidsnormen, bestrijding van martelingen en preventie van mishandeling; steun voor de ontwikkeling van de civiele samenleving en samenwerking met het Internationaal Strafhof. Er zal ook worden gestreefd naar een engagement voor bepaalde essentiële aspecten van het externe optreden van de EU, onder meer de strijd tegen terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens, de naleving van het internationaal recht en maatregelen voor conflictbeslechting.
Een meer doeltreffende politieke dialoog
Via het Europees Nabuurschapsbeleid zullen de partijen hun politieke dialoog versterken en doeltreffender maken. Die dialoog omvat het buitenlands en veiligheidsbeleid, met inbegrip van regionale en internationale kwesties, conflictpreventie, crisisbeheer en aanpakken van gemeenschappelijke bedreigingen voor de veiligheid (bijvoorbeeld terrorisme en de onderliggende oorzaken, proliferatie van massavernietigingswapens en illegale wapenuitvoer).
De terreinen voor een versterkte dialoog met de verschillende landen zullen in de actieplannen worden vastgesteld. De EU en haar partnerlanden dienen eveneens samen te werken voor een doeltreffend multilateralisme teneinde het mondiaal bestuur en de coördinatie bij het bestrijden van bedreigingen van de veiligheid te versterken en aanverwante ontwikkelingsaspecten te behandelen. Er moet worden gezocht naar een verbeterde coördinatie binnen de gevestigde vormen van de politieke dialoog alsmede het betrekken van de partnerlanden bij aspecten van het GBVB en het EVDB, conflictpreventie, crisisbeheer, informatie-uitwisseling, gezamenlijke opleiding en oefeningen en de mogelijke deelname aan operaties voor crisisbeheer onder leiding van de EU. Een andere belangrijke prioriteit is de verdere ontwikkeling van een gedeelde verantwoordelijkheid van de EU en haar partners voor de veiligheid en stabiliteit in de regio van het Nabuurschap.
Beleid inzake economische en sociale ontwikkeling
De door het Europees Nabuurschapsbeleid voorgestelde aanpak heeft belangrijke economische implicaties, aangezien hij uitgaat van versterkte preferentiële handelsbetrekkingen en een verhoogde financiële en technische bijstand. De aanpak biedt de buurlanden eveneens het vooruitzicht op een aandeel in de interne markt van de EU op basis van een aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften, deelname aan een aantal EU-programma's en een verbeterde onderlinge aansluiting en materiële verbindingen met de EU.
Er wordt verwacht dat dit proces zowel direct als indirect aanzienlijke economische voordelen zal opleveren. Direct zou de verlaging van tarifaire en niet-tarifaire handelsbelemmeringen via een verhoogde marktintegratie moeten leiden tot een verbetering van de efficiency en het welzijn. De indirecte effecten zijn nog sterker, in het bijzonder voor de partnerlanden. Door de buurlanden dichter bij het economisch model van de EU te brengen, onder meer via de toepassing van internationale beste praktijken, zal het Europees Nabuurschapsbeleid en met name de geplande uitbreiding van de interne markt, het investeringsklimaat in de partnerlanden verbeteren. Het zal een transparanter, stabieler en gunstiger klimaat voor groei onder impuls van de particuliere sector bieden. Er wordt een positief effect op de buitenlandse directe investeringen verwacht als gevolg van een gunstiger beleidsklimaat, dalende handels- en transactiekosten, aantrekkelijke relatieve arbeidskosten en verlaagde risico's.
Het Europees Nabuurschapsbeleid heeft het potentieel om de economische en sociale voorwaarden in de buurlanden van de EU te verbeteren. De concrete verwezenlijking van deze voordelen vereist evenwel een effectieve tenuitvoerlegging van de overeengekomen maatregelen en passende flankerende beleidslijnen. Een verhoogde economische integratie met de EU, met name wat betreft de liberalisering van het kapitaalverkeer, kan onder specifieke omstandigheden de macro-economische en financiële onstabiliteit verhogen. De opeenvolgende fasen van de tenuitvoerlegging van het Europees Nabuurschapsbeleid zullen dus zorgvuldig moeten worden gepland, op de specifieke omstandigheden in ieder land worden afgestemd en gepaard gaan met solide macro-economische, sociale en structurele maatregelen.
De mate waarin het Europees Nabuurschapsbeleid als gunstig wordt gepercipieerd hangt af van het effect ervan op de levensstandaard. De deelname aan het Nabuurschapsproject zou gepaard moeten gaan met een actief beleid voor de bestrijding van armoede en ongelijkheid.
De economische en sociale component van de actieplannen dient in overeenstemming te zijn met de eigen strategieën van de partnerlanden. Een versterkte dialoog via de desbetreffende subcomités en economische dialogen is noodzakelijk. Het zal ook belangrijk zijn te zorgen voor een passende coördinatie met de internationale financiële instellingen. Die kunnen een waardevolle bijdrage leveren zowel qua beleidsadvies als qua financiering.
Een versterkte dialoog en samenwerking in verband met de sociale dimensie zal meer in het bijzonder de aspecten sociaal-economische ontwikkeling, werkgelegenheid, sociaal beleid en structurele hervormingen omvatten. De EU zal de inspanningen van de regeringen van de partnerlanden aanmoedigen die gericht zijn op armoedebestrijding, het creëren van arbeidsplaatsen, het bevorderen van basisarbeidsnormen en de sociale dialoog, het wegwerken van regionale verschillen, het verbeteren van de arbeidsomstandigheden, het verbeteren van de doeltreffendheid van sociale bijstand en de hervorming van nationale sociale voorzieningen. De bedoeling is een dialoog op gang te brengen over werkgelegenheid en sociaal beleid teneinde een analyse en evaluatie van de situatie uit te werken, de belangrijkste uitdagingen te identificeren en antwoorden van de beleidsmakers daarop te stimuleren.
Kwesties in verband met het vrij verkeer van werknemers, in het bijzonder wat betreft de gelijke behandeling of de levens- en arbeidsomstandigheden van migrerende werknemers, en de coördinatie van de sociale zekerheid zullen verder in het kader van de associatie- en samenwerkingsovereenkomsten worden behandeld.
Handel en interne markt
In de actieplannen zullen wegen en middelen worden aangegeven om ervoor te zorgen dat zowel de EU als haar partners ten volle profiteren van de handelsbepalingen in de bestaande partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten of associatieovereenkomsten. Er zal terdege rekening worden gehouden met initiatieven op regionaal niveau.
De aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen zal worden voortgezet op basis van in overleg vastgestelde prioriteiten, waarbij de klemtoon ligt op de elementen van het acquis die het belangrijkst zijn voor het stimuleren van handel en economische integratie, rekening houdend met de economische structuur van het partnerland en met het huidige niveau van harmonisatie met de EU-wetgeving. Zowel de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten als de associatieovereenkomsten bevatten bepalingen inzake de aanpassing van de wetgeving op een groot aantal terreinen.
Het Europees Nabuurschapsbeleid voorziet ook in een bredere openstelling van de markten overeenkomstig de beginselen van de WTO. In het kader van het proces van Barcelona is overeenstemming bereikt over een vrijhandelszone voor goederen en een aanvang gemaakt met een asymmetrische liberalisatie. Het Europees Nabuurschapsbeleid zal wegen en middelen bieden om de handelsliberalisering en de regionale integratie in samenhang met het Euro-mediterraan partnerschap te verdiepen. Voor de oostelijke buurlanden blijft de prioriteit een versterkte implementatie van de met de handel verbandhoudende bepalingen van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten, toetreding tot de WTO (in het geval van Oekraïne) of een volledige tenuitvoerlegging van de WTO-toetredingsovereenkomst (in het geval van Moldavië) samen met blijvende economische hervormingen. Daarna kan een sterkere integratie van de handels- en economische betrekkingen zoals in de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten is voorzien, in overweging worden genomen.
De actieplannen zullen concrete stappen aangeven om de mogelijkheden van deze raamwerken volledig te exploiteren. Deze stappen zullen afhankelijk zijn van de behoeften, capaciteiten en prioriteiten inzake economisch beleid van de diverse partners. De hierna besproken maatregelen zullen geleidelijk worden geïntroduceerd, volgens de omstandigheden in ieder partnerland.
Wat de goederensector betreft, dienen stappen te worden gezet om de administratieve samenwerking te verbeteren en te zorgen voor het geleidelijk wegwerken van niet-tarifaire handelsbelemmeringen en het ontwikkelen van de nodige infrastructuur. Het verkeer van industrieproducten kan worden vergemakkelijkt door convergentie met de wetten en regelgevingsstructuren van de Unie. Dit zou kunnen worden aangevuld met de sluiting van overeenkomsten inzake overeenstemmingsbeoordeling en de aanvaarding van industrieproducten tussen de Gemeenschap en afzonderlijke partners, voortbouwend op de ervaring met het huidige initiatief ten aanzien van de mediterrane buurlanden. De aanpassing van de wetgeving op het gebied van douane zal samen met capaciteitsopbouw en modernisering, met inbegrip van computerisering, bijdragen tot het vergemakkelijken van de handel. Voor mediterrane partners zijn deze maatregelen in overeenstemming met de aanbevelingen van Palermo. Ook maatregelen voor de bestrijding van douanefraude en het vaststellen van douanecontroles op basis van risico's en van maatregelen voor de beveiliging en de veiligheid van goederen zullen in de actieplannen worden opgenomen.
Voor landbouwproducten zal de convergentie met de EU-normen voor sanitaire en fytosanitaire controles het wederzijdse handelsverkeer tussen de partnerlanden en de EU sterk uitbreiden. De uitwisseling van informatie en de nauwe samenwerking binnen internationale organisaties die bevoegd zijn inzake de controle van dieren- en plantenziekten alsmede verbeterde sanitaire omstandigheden voor de bescherming van de consument zijn prioritair. De meeste landen moeten ook hun administratieve capaciteit verbeteren om te komen tot voedselveiligheidsnormen waardoor zij toegang tot de EU-markt kunnen krijgen.
Om te komen tot een vrije handel in diensten met en tussen de partnerlanden zal eveneens een verdere aanpassing van de wetgeving op gebieden zoals vennootschapsrecht en regels inzake boekhouding en auditing nodig zijn. Een omvattend prudentieel regelgevingskader, gecombineerd met efficiënte en onafhankelijke toezichtorganen, is bijzonder belangrijk voor de sector financiële diensten. Voor het creëren van bedrijven en het bevorderen van investeringen zal het van essentieel belang zijn dat deze landen ervoor zorgen dat alle ondernemingen gelijke voorwaarden krijgen. In combinatie met bovenstaande maatregelen zou de toegang tot de financiële markten in Europa na verloop van tijd moeten bijdragen tot de stabiliteit van de financiële markten in de partnerlanden en moeten helpen om hun algemene economische prestaties te verbeteren. De verdere liberalisering van het kapitaalverkeer zal nieuwe mogelijkheden bieden.
Het doel om het investeringsklimaat te verbeteren, onder meer door te zorgen voor transparantie, voorspelbaarheid en vereenvoudiging van het regelgevend kader van deze landen zal helpen om wederzijdse investeringen te vergemakkelijken en uit te breiden. De niet-discriminerende behandeling van investeerders vormt een essentieel element van dit proces. Maatregelen voor het opvoeren van een systematische dialoog over alle met investeringen verband houdende kwesties en overleg met de belanghebbenden zullen cruciaal zijn voor het verbeteren van het bilateraal investeringsklimaat en het wegwerken van de administratieve barrières voor de ontwikkeling van het bedrijfsleven. Versterking van de functionering van het justitieel stelsel zal eveneeens tot een beter investeringsklimaat bijdragen.
Convergentie van de regelgeving op essentiële met de handel verband houdende terreinen zal economische voordelen opleveren, zowel inzake de hervormingen in de partnerlanden als qua verbetering van het investeringsklimaat. Meer in het bijzonder zal de verbetering van de daadwerkelijke bescherming van intellectuele en industriële eigendomsrechten samen met de effectieve handhaving van die rechten, convergentie van de regelgeving en verbeterde markttoegang op het gebied van overheidsopdrachten, waarschijnlijk een significant effect op de economische ontwikkeling en het investeringspeil hebben. Er kunnen ook maatregelen worden genomen om de harmonisatie en de duurzaamheid van de statistieksystemen te verbeteren.
Bovendien moeten de partners worden aangemoedigd om de concurrentiediscipline via onafhankelijke concurrentieautoriteiten met de nodige bevoegdheden en middelen en een adequate opleiding te handhaven. Convergentie in de richting van een vergelijkbare aanpak en vergelijkbare definities, aanpassing van de anti-trustwetgeving en de verordeningen inzake staatssteun zullen uiteindelijk nodig zijn opdat de partners in de richting van convergentie met de interne markt kunnen evolueren. Die stappen zullen ook ten goede komen van de binnenlandse markten en de handel bevorderen.
Maatregelen om het belastingstelsel te moderniseren en transparanter te maken, onder meer door convergentie met de gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen van de Europese Unie overeenkomstig de WTO-voorschriften, en de goedkeuring van verdragen ter voorkoming van dubbele belastingheffing zullen eveneens het bedrijfsklimaat verbeteren. Ook de versterking van de belastingdiensten en een verbeterde samenwerking tussen die diensten zouden de werking van de markteconomie kunnen bevorderen.
Justitie en Binnenlandse Zaken
Het Europees Nabuurschapsbeleid heeft tot doel nieuwe scheidingslijnen langs de grenzen van de uitgebreide Unie te voorkomen. Zowel de EU als de partnerlanden hebben belang bij het verbeteren van de werking van de overheidsinstellingen teneinde hoge normen inzake administratieve efficiency te garanderen. De partners worden geconfronteerd met toenemende problemen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken zoals druk van de migratie uit derde landen, mensenhandel en terrorisme. Samenwerking bij deze vraagstukken is in het wederzijds belang. Het vaststellen van de prioriteiten per actieplan zal afhangen van de specifieke kwesties die voor het betrokken partnerland en voor de EU het belangrijkst zijn.
Grensbeheer zal waarschijnlijk een prioriteit in de meeste actieplannen vormen, aangezien de EU en haar buurlanden alleen door samenwerking gemeenschappelijke grenzen doeltreffender kunnen beheren teneinde legitiem verkeer te vergemakkelijken. De actieplannen dienen dus maatregelen te omvatten om het grensbeheer efficiënter te maken zoals steun voor het oprichten en opleiden van professionele niet-militaire grensbewakingskorpsen en maatregelen voor een betere beveiliging van reisdocumenten. Het doel moet zijn het personenverkeer te vergemakkelijken en tegelijk de veiligheid op een hoog peil te houden of te verbeteren.
Bovendien ligt thans een voorstel van de Commissie voor verordeningen over de vaststelling van een regeling voor plaatselijk grensverkeer ter tafel bij de Raad; indien dit voorstel wordt goedgekeurd, zullen bewoners van grensgebieden hun traditionele contacten in stand kunnen houden zonder met overdreven administratieve hinderpalen te worden geconfronteerd. De Europese Unie kan ook mogelijkheden overwegen om het verkrijgen van een visum te vergemakkelijken. Facilitatie aan de ene kant zal gepaard moeten gaan met effectieve maatregelen aan de andere.
De prioriteiten van de actieplannen kunnen bovendien samenwerking omvatten in verband met migratie, asiel, visabeleid en maatregelen voor de bestrijding van terrorisme, georganiseerde misdaad, drugs- en wapenhandel, witwassen van geld en financiële en economische misdaad. De actieplannen zullen concrete stappen aangeven ter versterking van justitie en van de politionele en justitiële samenwerking, onder meer op het gebied van het familierecht en de samenwerking met organen van de Europese Unie zoals EUROPOL en EUROJUST. De desbetreffende internationale verdragen moeten worden geratificeerd en geïmplementeerd. In de actieplannen dient ook tot uiting te komen dat de Unie terugkeerovereenkomsten met de partnerlanden wenst te sluiten.
Aansluiting van de buurlanden
Energie
De versterking van ons strategisch energiepartnerschap met de buurlanden vormt een belangrijk element van het Europees Nabuurschapsbeleid. Dit omvat de zekerheid van de energievoorziening en een veilige en goed beveiligde energievoorziening. De Europese Unie is de grootste energie-importeur in de wereld (olie en gas) en de op een na grootste consument, en wordt omringd door de belangrijkste olie- en aardgasreserves in de wereld (Rusland, het Kaspische bekken, het Midden-Oosten en Noord-Afrika). Zij zal in toenemende mate afhankelijk zijn van invoer, gaande van het huidige peil van 50% naar 70% tegen 2030, volgens huidige voorspellingen. De buurlanden spelen een vitale rol in de veiligstelling van de energievoorziening van de EU. Vele landen wensen een verbeterde toegang tot de energiemarkt van de EU, hetzij als huidige of toekomstige leveranciers (bijvoorbeeld Rusland, Algerije, Egypte, Libië) hetzij als doorvoerlanden (Oekraïne, Belarus, Marokko, Tunesië). Ook de landen van de zuidelijke Kaukasus zijn belangrijk in dit opzicht door de nieuwe energievoorziening van de EU uit de Kaspische regio en Centraal-Azië. Het verbeteren van de verbindingen tussen de energienetwerken van de EU en haar partners alsmede de convergentie van wetten en regelgeving zijn dus duidelijk in het wederzijds belang. Bovendien biedt een versterkte energiesamenwerking wederzijdse mogelijkheden voor bedrijven en kan zij ook bijdragen tot de sociaal-economische ontwikkeling en de verbetering van het milieu.
De actieplannen zullen concrete stappen omvatten om de dialoog en de samenwerking op energiegebied te intensiveren en een verdere geleidelijke convergentie van het energiebeleid en het wettelijk en regelgevend klimaat te bevorderen. Zulks zal een beleid omvatten voor het stimuleren van een verbeterd energierendement en een grotere energiebesparing alsmede het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en samenwerking bij energietechnologieën zoals schone steenkool. Er zal worden gezocht naar mogelijkheden voor de partnerlanden om te participeren in het programma Intelligente Energie en voor hun geleidelijke deelname aan de regelgevingswerkzaamheden en -organen van de Europese Unie (bijvoorbeeld de Europese regelgevingsorganen voor gas en elektriciteit).
Een versterking van de netwerken en onderlinge aansluitingen zal noodzakelijk zijn om te zorgen voor de zekerheid en de veiligheid van de energievoorziening en de interne energiemarkt tot de partnerlanden uit te breiden. De actieplannen zullen voortbouwen op de bestaande bilaterale of regionale initiatieven zoals de energiedialoog EU-Rusland, het door Tacis gesteunde programma Inogate dat zich bezighoudt met het Kaspische bekken (olie- en gaspijpleidingen); energiesamenwerking in het kader van het Euro-mediterrane partnerschap (in het bijzonder het creëren van een Euro-Maghrebijnse elektriciteitsmarkt, die met een gasmarkt zou kunnen worden aangevuld en de overeengekomen Euro-mediterrane energienetwerken); een versterkte energiesamenwerking tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit; geïntensiveerde samenwerking in de gassector in Machrak (dit alles in de Euro-mediterrane context) alsmede de waarnemersstatus van Moldavië bij het initiatief voor de Zuidoost-Europese regionale energiemarkt.
Vervoer
Het intensiveren van handel en toerisme tussen de Unie en haar buurlanden vereist efficiënte, multimodale en duurzame vervoerssystemen. Pas wanneer de vervoerssectoren van de partnerlanden in staat zullen zijn de huidige complexe vervoersstromen te beheren, zullen zij ten volle van de nauwere betrekkingen en de verbeterde markttoegang kunnen profiteren.
Operationele wijzigingen van de structuur van de vervoerssector (bijvoorbeeld invoering van concurrentie bij havendiensten en het luchtvervoer, modern regelgevingskader, efficiënter wegvervoer, interoperabiliteit van de spoorwegnetten enz.) kunnen een belangrijk effect op de efficiency van het vervoer hebben. Een andere belangrijke taak is de luchtvaartbetrekkingen met de partnerlanden te intensiveren met het oog op de openstelling van de markten en samenwerking in verband met veiligheid en beveiliging. De actieplannen zullen specifieke regelingen in verband met deze kwesties omvatten.
Het is van essentieel belang de materiële vervoersnetwerken tussen de Unie en de buurlanden te verbeteren. Gezien de daaraan verbonden kosten zal het van cruciaal belang zijn te zorgen voor nauwe coördinatie bij de opstelling van investeringsplannen voor deze netwerken. Bestaande initiatieven zoals het concept voor een pan-Europees vervoersnetwerk, de diverse pan-Europese vervoersconferenties of de voorstellen van de Commissie van juni 2003 voor een Euro-mediterraan vervoersnetwerk vormen een solide basis om op voort te bouwen. De EIB zal aanzienlijke financiële steun voor het project verlenen, hoofdzakelijk op basis van middellange-termijnmaatregelen die in de actieplannen zijn vastgesteld. De concrete behoeften zullen voor iedere situatie afzonderlijk worden onderzocht.
De actieplannen zullen ook specifieke maatregelen omvatten om de kwetsbaarheid van de vervoersnetwerken en -diensten voor terroristische aanvallen te beperken. De grootste aandacht zal gaan naar het verbeteren van de veiligheid van lucht- en zeevaart.
Milieu
De milieuverontreiniging kent geen grenzen en kan daarom het best worden aangepakt via een combinatie van internationale, regionale en nationale maatregelen. Een versterkte milieubescherming zal voordelen opleveren voor de burgers en het bedrijfsleven, zowel in de Unie als in de partnerlanden. Zij kan helpen om conflicten in verband met de schaarste van sommige hulpbronnen zoals water te voorkomen. Hoewel de voordelen van een verbeterd milieubeheer duidelijk zijn, moet bij de planning en financiering rekening worden gehouden met het feit dat dat beheer op korte en middellange termijn vaak aanzienlijke financiële lasten voor zowel openbare als particuliere actoren met zich meebrengt.
De actieplannen zullen een goed milieubeheer in de partnerlanden bevorderen teneinde milieubederf en verontreiniging te voorkomen, de menselijke gezondheid te beschermen en een rationeler gebruik van de natuurlijke hulpbronnen tot stand te brengen. Er zullen prioriteiten worden vastgesteld op belangrijke terreinen zoals waterkwaliteit, afvalbeheer, luchtverontreiniging en de strijd tegen de woestijnvorming. De regionale samenwerking tussen de partnerlanden moet verder worden versterkt en de ratificatie en implementatie van internationale overeenkomsten bevorderd.
Informatiemaatschappij
Informatie- en communicatietechnologie is van bijzonder belang voor de ontwikkeling van moderne economieën en samenlevingen. Daarom is het van vitaal belang de partners te ondersteunen bij hun streven om gebruik te maken van de voordelen van de informatiemaatschappij en aldus een technologische kloof te voorkomen. In een aantal partnerlanden in het zuidelijke Middellandse-Zeegebied is de informatiemaatschappij zich al aan het ontwikkelen, in het bijzonder waar de liberalisering van de markt voor mobiele telefonie zich in een gevorderd stadium bevindt.
Uitgaande van het verband tussen geslaagde beleidshervormingen en prestaties in specifieke sectoren, zullen in de actieplannen beleidsmaatregelen worden vastgesteld zoals de institutionele scheiding tussen regelgevende en operationele taken, door de oprichting van onafhankelijke regelgevende autoriteiten aan te moedigen. Het beleid zal ook gericht zijn op steun voor regeringen die bereid zijn de commercialisering van de gevestigde ondernemingen te bevorderen. In het kader van de hervorming van de sector zijn stappen zoals de openstelling van de markt voor vaste telefonie en voor geavanceerde diensten zoals het Internet, het afgeven van bijkomende GSM-vergunningen en het liberaliseren van diensten met toegevoegde waarde belangrijk voor de ontwikkeling van de informatiemaatschappij. De actieplannen zullen stappen voor de bevordering van nieuwe technologieën en elektronische communicatiediensten ten behoeve van bedrijven, overheidsinstanties en burgers vastleggen.
Onderzoek en innovatie
De openstelling van de Europese onderzoekruimte voor de partnerlanden is een uitdaging van het 6e kaderprogramma voor OTO en een factor in de integratie van de wetenschappelijke gemeenschappen van de buurlanden. Deze landen participeren al in prioriteiten zoals biowetenschappen, energie, vervoer, milieu, technologieën van de informatiemaatschappij, voedselveiligheid of maatschappelijke kwesties in een kennismaatschappij, en in de specifieke maatregelen voor internationale samenwerking die zijn toegespitst op de behoeften en het potentieel van deze landen op regionaal niveau.
Om de deelname van deze landen aan de communautaire OTO-activiteiten te versterken en de bijdrage van hun nationale onderzoekstelsels tot economische groei en sociaal welzijn te verbeteren, moet steun worden verleend voor structurele maatregelen en institutionele capaciteitsopbouw. Deze activiteiten zullen via de actieplannen worden vastgesteld en geïmplementeerd.
Intermenselijke contacten, programma's en organen
Een doeltreffend middel om de belangrijkste doelstellingen van het Europees Nabuurschapsbeleid te bereiken is banden te slaan tussen de burgers van de Unie en van haar buurlanden, het wederzijds begrip van elkaars cultuur, geschiedenis, attitudes en waarden te versterken en verkeerde percepties uit te bannen. Hierdoor zal het Europees Nabuurschapsbeleid naast de contacten tussen overheidsinstanties of bedrijven ook culturele, educatieve en algemeen maatschappelijke banden tussen de Unie en haar buurlanden creëren.
Het ontwikkelen van de menselijke hulpbronnen vormt een essentiële component om doelstellingen te bereiken zoals een verhoogd concurrentievermogen, sociale integratie en actief burgerschap. Het tekort in de kennismaatschappij moet dringend worden aangepakt teneinde de ontwikkelingsproblemen in bepaalde partnerlanden, met name in het Middellandse-Zeegebied, aan te pakken, zoals blijkt uit de conclusies van het Verslag 2003 over de menselijke ontwikkeling in de Arabische Wereld (Arab Human Development Report).
Het Europees Nabuurschapsbeleid is ook gericht op het bevorderen van maatregelen op het gebied van de gezondheidszorg teneinde het algemene gezondheidspeil van de bevolking te verbeteren en bepaalde specifieke kwesties zoals overdraagbare ziekten aan te pakken.
In het kader van het nabuurschapsbeleid wordt ook overwogen bepaalde communautaire programma's geleidelijk open te stellen, op basis van wederzijds belang en beschikbare middelen. Terreinen voor exploratie op dit gebied omvatten onderwijs, opleiding en jongeren, research, milieu alsook cultuur en de audiovisuele sector. Het programma JEUGD, dat al intermenselijke contacten en samenwerking tussen actoren van de civiele samenleving ten behoeve van jongeren bevordert, zou moeten worden versterkt. De programma's Tempus en Erasmus Mundus bieden mogelijkheden om de contacten tussen studenten en docenten te versterken. De actieplannen zullen aangeven welke concrete mogelijkheden de partners hebben om aan die programma's deel te nemen.
Aangezien de participatie in programma's die voor de lidstaten zijn ontworpen in de praktijk moeilijkheden voor derde landen kan opleveren, zou ook moeten worden onderzocht of specifieke programma's kunnen worden uitgewerkt die op de eigen behoeften van de partnerlanden zijn afgestemd. Zo bijvoorbeeld heeft de Commissie voorgesteld 'Tempus Plus' te creëren, een specifiek programma dat is gericht op de onderwijs- en opleidingsbehoeften van de landen die onder het Europees Nabuurschapsbeleid vallen . De hervorming en modernisering van de onderwijssystemen vormt een conditio sine qua non voor het economisch concurrentievermogen en de sociale en politieke stabiliteit van de partnerlanden, en Tempus Plus zou daarbij een cruciale rol kunnen spelen.
Mededeling over de nieuwe generatie EG-programma's op het gebied van onderwijs en beroepsopleiding na 2006, COM(2004)156 def. van 9 maart 2004.
Verschillende partners hebben belangstelling getoond om, eventueel als waarnemers, deel te nemen aan bepaalde communautaire fora voor samenwerking of regelgeving. In de actieplannen zullen mogelijkheden daartoe worden aangegeven, rekening houdend met de wettelijke en bestuursrechtelijke situatie.
Regionale samenwerking
Zoals hierboven gezegd, zal de toepassing van het Europees Nabuurschapsbeleid op gedifferentieerde wijze op de verschillende partnerlanden worden afgestemd. Toch is het belangrijk een nauwere samenwerking te bevorderen, zowel over de buitengrenzen van de EU heen als tussen de buurlanden van de EU onderling, vooral die landen die dicht bij elkaar zijn gelegen. Daarbij dient voor ogen te worden gehouden dat de specifieke omstandigheden in verschillende delen van de buurlanden van de EU uiteenlopen, een gegeven dat ook geldt voor de historische ontwikkeling van onze betrekkingen.
De EU-steun voor regionale samenwerking in het Oosten en het Zuiden en voor concrete projecten in die regio's zal afkomstig zijn van de bestaande EU-programma's (Tacis, Meda, Phare), of de vervolgprogramma's daarvan, nabuurschapsprogramma's en in de toekomst het Europees Nabuurschapsinstrument.
Regionale samenwerking langs de oostgrenzen van de EU
Een sterkere regionale samenwerking in Oost-Europa zal aanzienlijke voordelen opleveren. De participatie van de Russische Federatie als partner in de regionale samenwerking, op basis van wederzijds belang en een gemeenschappelijke wil, moet worden aangemoedigd.
De initiatieven moeten worden toegespitst op kwesties van gemeenschappelijk belang, waarvoor een multilaterale aanpak duidelijk voordelen kan opleveren. Zoals blijkt uit de ervaring in andere geografische verbanden (inclusief de noordelijke dimensie) kunnen regionale fora in vele gevallen een aanzienlijke toegevoegde waarde voor bilaterale werkzaamheden met zich meebrengen. Prioritaire samenwerkingssectoren zijn onder meer:
Versterkte samenwerking inzake economie, bedrijfsleven, werkgelegenheid en sociaal beleid, handel en infrastructuur, met inbegrip van het goedkeuren van Europese en internationale normen, een daadwerkelijke tenuitvoerlegging van WTO-normen en -regels en steun voor het midden- en kleinbedrijf teneinde de duurzame sociaal-economische ontwikkeling van de landen in de regio aan te moedigen, onder meer door de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting. Gezamenlijke infrastructuur- en veiligheidsprojecten van regionaal belang in de sectoren energie en vervoer (met inbegrip van grensovergangen) dienen eveneens vooraan op de prioriteitenlijst te staan.
Milieu, nucleaire veiligheid en natuurlijke hulpbronnen. Vele milieuproblemen hebben uiteraard een grensoverschrijdend karakter en kunnen best op regionaal niveau worden aangepakt. Water- en luchtverontreiniging, het beheer van gebruikte splijtstoffen en de geleidelijke harmonisatie van milieunormen en wetgeving zijn slechts enkele van de geselecteerde terreinen waarop de regionale samenwerking op korte en middellange termijn moet worden toegespitst.
Justitie en binnenlandse zaken en in het bijzonder de regionale samenwerking bij grensbeheer, migratie en asiel, de strijd tegen de georganiseerde misdaad, mensenhandel, illegale immigratie, terrorisme, witwassen van geld en drugs alsmede politionele en justitiële samenwerking. De regionale samenwerking en de netwerkvorming in verband met deze kwesties zouden kunnen voortbouwen op de ervaring die onder meer is opgedaan in het kader van het 'Proces van Söderköping', dat Belarus, Moldavië en Oekraïne omvat en aan de kant van de EU, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slowakije en Zweden.
Intermenselijke contacten met inbegrip van de ontwikkeling van de civiele samenleving, activiteiten op het gebied van uitwisselingen tussen media en journalisten, bevordering van een goed bestuur en respect voor de mensenrechten, uitwisseling in bepaalde beroepssectoren, tussen academici en jongeren, bezoekprogramma's, samenwerking in de sectoren onderwijs, opleiding, wetenschappen en cultuur, twinning tussen plaatselijke en regionale instanties en organisaties van de civiele samenleving. De nodige aandacht moet worden besteed aan de volksgezondheid en aan effectieve maatregelen tegen de verspreiding van overdraagbare ziekten zoals HIV/AIDS en tuberculose.
De Raad van Europa, de Oostzeeraad, het Midden-Europees Initiatief, het Zwarte-Zeepact voor Economische Samenwerking en het Stabiliteitspact hebben een belangrijke rol te spelen, samen met de Eur-regio's en de grensoverschrijdende samenwerking op plaatselijk niveau.
De Eur-regio's houden een concrete samenwerking in tussen regionale en plaatselijke instanties aan beide zijden van de grens, die op termijn kan leiden tot sterke en doeltreffende banden over de grenzen heen. Zij kunnen gemeenschappelijke belangen bevorderen en aldus de civiele samenleving en de plaatselijke democratie versterken en daarnaast gunstige effecten voor de lokale economie hebben.
Het is niet de bedoeling van de Europese Unie nieuwe organen of organisaties op te richten maar eerder bestaande entiteiten te ondersteunen en hun verdere ontwikkeling aan te moedigen; het belang van de eigen verantwoordelijkheid van de plaatselijke partners is één van de meest relevante lessen die uit de ervaring met de noordelijke dimensie kunnen worden getrokken.
Middellandse-Zeegebied
De regionale en subregionale samenwerking in het Middellandse-Zeegebied, in het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid, zal voortbouwen op het acquis van het Euro-mediterraan partnerschap door het volledig integreren van een op maat gesneden aanpak die op de verschillende landen of groepen landen is afgestemd.
Het Euro-mediterraan Partnerschap omvat twee complementaire sporen, de bilaterale en de regionale agenda.
De regionale agenda wordt gebaseerd op de richtsnoeren en conclusies van de Euro-mediterrane Conferenties van Ministers van Buitenlandse Zaken en van de sectorale Ministersconferenties op terreinen zoals handel, economie en financiën, energie, industrie en milieu. Hij krijgt steun uit MEDA via de nationale indicatieve programma's voor de diverse partners en het regionaal indicatief programma.
De Commissie zal verder aanzienlijke financiële steun ter bevordering van de regionale dimensie van het partnerschap blijven verlenen. Overeenkomstig de politieke richtsnoeren die tijdens de Euro-mediterrane Ministersconferenties in Valencia en Napels zijn vastgesteld, gelden de volgende strategische prioriteiten voor de regionale samenwerking in het Middellandse-Zeegebied: Zuid-zuidintegratie; subregionale samenwerking en harmonisatie van het regelgevend en wetgevend kader. Mogelijke terreinen voor een verdere subregionale samenwerking zullen in de bilaterale actieplannen worden vastgesteld, eveneens op basis van de Euro-mediterrane Ministersconferenties, en kunnen onder meer hervorming van justitie, onafhankelijkheid van de media en vrije meningsuiting of de bevordering van gelijke kansen voor vrouwen behelzen. Voorstellen voor een dergelijke samenwerking zouden worden opgesteld op basis van gemeenschappelijke doelstellingen die in de actieplannen zijn omschreven en kunnen worden ingediend hetzij door twee of meer buurlanden, hetzij door een groep landen die op een bepaald beleidsterrein vorderingen wensen te maken.
Regionale en subregionale samenwerking zullen plaatsvinden aan de hand van bilaterale actieplannen, waarbij eveneens wordt voortgebouwd op de resultaten van Euro-mediterrane ministersbijeenkomsten. De activiteiten kunnen plaatsvinden op regionaal niveau maar ook in het kader van grensoverschrijdende samenwerking tussen twee of meer buurlanden en zelfs samenwerking tussen landen die geen gezamenlijke grens hebben maar een bepaald belangstellingsterrein delen. De samenwerking zou de hierna beschreven terreinen kunnen omvatten.
Projecten voor de onderlinge aansluiting van infrastructuur. Er kan bijstand worden verleend bij de planning van netwerken teneinde de handel en de toegang tot de EU-markt te bevorderen. De mogelijkheden omvatten nieuwe gasnetten en projecten voor de aansluiting tussen Noord-Afrika en Europa alsmede de onderlinge verbinding van elektriciteitsnetten en samenwerking tussen Marokko, Algerije en Tunesië; een gaspijpleiding vanuit Egypte via Jordanië, Libanon en Syrië naar Turkije en de EU; onderlinge aansluiting van het elektriciteitsnet tussen Israël en de Palestijnse gebieden; ontwikkeling van een blauwdruk voor subregionale intermodale vervoernetwerken in de Maghreb en in het Nabije Oosten, met inbegrip van de onderlinge aansluiting van spoorweg- en weginfrastructuur; verbeteringen van grensposten en van de aansluitingen tussen havens en het achterland. Voorts kan bijstand voor de bevordering van veiligheidsprojecten worden verstrekt.
Milieu. Er kan samenwerking plaatsvinden in verband met milieubeleid en maatregelen om specifieke problemen aan te pakken wanneer die beter op regionaal of subregionaal niveau worden behandeld zoals zeeverontreiniging, beheer van de watervoorraden, afvalpreventie of woestijnvorming.
Justitie en Binnenlandse Zaken. Het is van belang het grensbeheer te verbeteren, incmusief bij korte zeeovertochten; voorts zijn van belang: samenwerking tussen handhavingsorganen en -agentschappen, samenwerking bij de strijd tegen de georganiseerde en de grensoverschrijdende misdaad en bij civiele en commerciële justitiële aangelegenheden, samenwerking bij de strijd tegen illegale immigratie, het beheer van de legale migratie en de tenuitvoerlegging van migratieplannen (bijvoorbeeld met de drie centrale Maghreblanden, Libië en Egypte); samenwerking bij de strijd tegen de drugshandel, het terugschroeven van de drugsvoorziening en de implementatie van nationale antidrugsstrategieën; samenwerking tussen buurlanden bij de effectieve grenscontrole door gespecialiseerd en opgeleid personeel; justitiële en politiesamenwerking.
Handel, convergentie van de regelgeving en sociaal-economische ontwikkeling. De samenwerking dient de regionale economische integratie te bevorderen tussen buurlanden of landen die nauwer wensen samen te werken in verband met economische kwesties met het oog op de voltooiing van de Euro-mediterrane vrijhandelszone en de geleidelijke deelneming van de meer geavanceerde landen aan de interne markt van de EU. Regionale handel en investeringen moeten worden aangemoedigd via gemeenschappelijke oorsprongsregels, de liberalisering van het dienstenverkeer, de onderlinge aanpassing van regelgeving en instrumenten voor handelsfacilitatie, alsmede verdere steun voor het proces van Agadir. De actieplannen dienen ook de onderhandelingen over vrijhandelsovereenkomsten betreffende het goederenverkeer en in de dienstensector tussen de mediterrane landen onderling te stimuleren. De convergentie van de regelgeving tussen de partnerlanden dient in dit verband eveneens te worden bevorderd. Ook methoden voor duurzame ontwikkeling en voor het uitwerken van wetgeving en beleid op milieugebied moeten worden opgenomen. De dialoog over werkgelegenheid en sociaal beleid teneinde de belangrijkste problemen te omschrijven en de antwoorden van de beleidsvormers daarop te stimuleren, moet worden versterkt. Er kan worden samengewerkt in verband met normen, veterinaire kwesties, volksgezondheid en voedselveiligheid teneinde de weg te banen voor toekomstige onderhandelingen over de liberalisering van de landbouw; sommige aspecten zoals het aanpakken van infectieziekten zouden op subregionale basis kunnen worden geregeld.
Projecten voor intermenselijke contacten zullen worden aangemoedigd zoals het bevorderen van initiatieven van de civiele samenleving ter ondersteuning van mensenrechten en democratisering, steun voor jongerenorganisaties en bevordering van de interculturele dialoog via uitwisselingen tussen onderwijsinstellingen en jongeren alsmede mobiliteit van de menselijke hulpbronnen en transparantie van de kwalificaties.
Steun voor het Europees nabuurschapsbeleid
Bestaande financiële steun voor de landen van het Nabuurschapsbeleid
In de afgelopen jaren heeft de EU aanzienlijke financiële steun verleend aan de landen die onder het Europees Nabuurschapsbeleid vallen. De schenkingen aan Rusland en de westelijke nieuwe onafhankelijke staten verlopen meestal via het Tacis-programma, en in de mediterrane landen het MEDA-programma. De bijstand via die instrumenten vertegenwoordigde over de periode 2000-2003 een bedrag van 3716,1 miljoen euro (in bijlage wordt een overzicht per land verstrekt). Het Europees initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR), dat tot doel heeft de beginselen van vrijheid, democratie en respect voor de mensenrechten en de rechtsstaat in derde landen te bevorderen, verleent financiële steun voor deze activiteiten, in hoofdzaak in partnerschap met NGO's en internationale organisaties. Tussen 2000 en 2003 is een bedrag van 19,3 miljoen euro toegekend voor projecten in Rusland en de Westelijke Nieuwe Onafhankelijke Staten, en 41,4 miljoen euro voor projecten in de Middellandse-Zeelanden.
De Europese Investeringsbank (EIB) heeft leningen aan de mediterrane landen verstrekt (3.445 miljoen euro over de periode 2000-2003). Sinds 2002 zijn de leningstransacties met financiële steun van de EU uitgebreid met een op de particuliere sector georiënteerde faciliteit voor Euro-mediterraan partnerschap (FEMIP). De leningen aan Rusland zijn sinds 2001 opengesteld in het kader van een specifiek mandaat met een totaalplafond van 100 miljoen euro, in de context van de noordelijke dimensie, voor de financiering van milieuprojecten in Noordwest-Rusland.
Macro-financiële bijstand is verstrekt aan derde landen met uitzonderlijke behoeften aan ondersteuning van de betalingsbalans. Van de landen die onder het Europees Nabuurschapsbeleid vallen, zijn in 2002 maatregelen goedgekeurd voor Oekraïne (110 miljoen euro) en Moldavië (15 miljoen euro), waarvoor evenwel nog geen uitbetalingen hebben plaatsgevonden.
In de periode 2000-2003 heeft de Europese Unie eveneens voor 227 miljoen euro humanitaire hulp verstrekt aan landen van het Europees Nabuurschapsbeleid die met rampen te kampen hadden en voor 103,5 miljoen euro aan voedselhulp.
Koppeling tussen de bestaande instrumenten en het beleid
Om de ambities van het Europees Nabuurschapsbeleid waar te maken is evenredige financiële en technische steun noodzakelijk. Dit blijkt uit het voorstel van de Commissie voor de komende financiële vooruitzichten , waarin een grote prioriteit aan dit beleid wordt toegekend. De Commissie heeft voorgesteld dat een nieuwe reeks geharmoniseerde instrumenten de bijstand aan derde landen, met inbegrip van die welke thans onder Tacis en MEDA vallen, zullen ondersteunen. Deze instrumenten zullen zodanig worden opgezet dat de implementatie van het Europees Nabuurschapsbeleid wordt ondersteund, en daartoe zullen afdoende financiële middelen worden uitgetrokken.
COM (2004)101 van 11 februari 2004 'Bouwen aan onze gemeenschappelijke toekomst: beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013'.
Het Europees Nabuurschapsinstrument kwam voor het eerst ter sprake in de mededeling van de Commissie van maart 2003 en werd verder ontwikkeld in de mededeling van juli 2003 'De weg effenen voor een nieuw Nabuurschapsinstrument' . Gelet op het aantal juridische en budgettaire vraagstukken die moeten worden opgelost heeft de Commissie een aanpak in twee fasen uitgestippeld. Daarbij zijn voor de periode 2004-2006 Nabuurschapsprogramma's op basis van een versterkte coördinatie tussen de bestaande instrumenten ingevoerd, terwijl na 2006 een nieuw Nabuurschapsinstrument zal worden vastgesteld.
COM(2003)393 van 1 juli 2003.
In aansluiting op de mededeling van juli 2003 zijn binnen de bestaande financiële instrumenten middelen voor de Nabuurschapsprogramma's toegewezen. Het totale bedrag van de financiering over de periode 2004-2006 uit hoofde van de instrumenten voor buitenlandse bijstand beloopt 255 miljoen euro (75 miljoen euro voor Tacis, 90 miljoen euro voor Phare, 45 miljoen euro voor CARDS en 45 miljoen euro voor MEDA). In het kader van het programma Interreg zal circa 700 miljoen euro voor de overeenkomstige binnengrenzen van de EU worden verstrekt.
De verordening Phare-grensoverschrijdende samenwerking is in oktober 2003 gewijzigd zodat ook de buitengrenzen van Roemenië en Bulgarije zijn opgenomen. Het indicatief programma Tacis-grensoverschrijdende samenwerking, dat de grenzen tussen de uitgebreide EU en Rusland, Oekraïne, Belarus en Moldavië bestrijkt, is in november 2003 door de Commissie goedgekeurd. De werkzaamheden betreffende de harmonisatie van de procedures zullen binnenkort worden voltooid. De programmering vordert goed voor alle bestreken grenzen en zou tegen juni 2004 voltooid moeten zijn. Er zijn gezamenlijke beheersstructuren opgezet en de eerste oproepen tot het indienen van voorstellen zullen in juli 2004 worden uitgeschreven.
Tot 2007 zullen Tacis en MEDA de belangrijkste instrumenten voor financiële bijstand aan de partnerlanden blijven. Zij zullen steun verlenen voor het Europees Nabuurschapsbeleid, in het bijzonder voor de tenuitvoerlegging van de actieplannen. De desbetreffende nationale indicatieve programma's 2005-2006 worden aangepast om de prioriteiten van het Europees Nabuurschapsbeleid te integreren. Er zal bijzondere aandacht worden besteed aan institutionele opbouw. Twinning en technische bijstand volgens de richtsnoeren van het EU-bureau voor de uitwisseling van informatie over technische bijstand (Taiex) zullen tot de partnerlanden worden uitgebreid.
De regionale en grensoverschrijdende samenwerking zullen gerichte communautaire bijstand blijven ontvangen. De regionale indicatieve programma's van Meda en Tacis voor 2005-2006 verstrekken steun voor de regionale dimensie van het Europees Nabuurschapsbeleid.
Vanaf 2007 zal het nieuw Europees Nabuurschapsinstrument steun verlenen voor grensoverschrijdende samenwerking en voor regionale samenwerkingsprojecten waaraan zowel de EU-lidstaten als de partnerlanden deelnemen. Bovendien zal het instrument voor economische samenwerking en ontwikkeling dat in de mededeling van de Commissie over de komende financiële vooruitzichten wordt voorgesteld, zowel voor regionale als voor grensoverschrijdende samenwerking tussen de partnerlanden worden gebruikt.
De leningcapaciteit van de EIB is eveneens versterkt. In november 2003 heeft de Raad zich in het kader van de toetsing halfweg van het mandaat van de EIB voor leningen buiten de Gemeenschap aangesloten bij het voorstel van de Commissie om het leningsplafond voor de mediterrane landen met 2,180 miljoen euro op te trekken. Bovendien is besloten tot een voorwaardelijke uitbreiding van het leningsmandaat van de EIB zodat ook Rusland en de Westelijke Nieuwe Onafhankelijke Staten kunnen worden opgenomen. De uitbreiding zal de EIB in staat stellen tot eind 2006 leningen tot 500 miljoen euro te sluiten zonder sectorale beperking. De juridische grondslag voor het implementeren van deze beslissing is in voorbereiding. Er is overleg met de EIB gaande om ervoor te zorgen dat de noodzaak van steun aan de landen van het Europees Nabuurschapsbeleid afdoende tot uiting komt in de komende generatie leningsmandaten.
Het Europees Nabuurschapsbeleid in het algemeen en de actieplannen in het bijzonder zullen een oriënterend kader voor andere instrumenten voor financiële bijstand vormen. De Commissie is van oordeel dat bij onderhandelingen met de partnerlanden van het Europees Nabuurschapsbeleid over toekomstige maatregelen voor macro-financiële bijstand en andere maatregelen met macro-economische doelstellingen, het element conditionaliteit moet worden gebaseerd op de economische prioriteiten en maatregelen van de actieplannen, zodat ervoor wordt gezorgd dat deze vorm van bijstand een bijkomende stimulans voor het uitvoeren van politieke en economische hervormingen is.
Ook de EIDHR-programmering zal in overeenstemming zijn met de beleidsdoelstellingen en steun verlenen aan de civiele samenleving op terreinen zoals democratie, rechtsstaat, mensenrechten en fundamentele vrijheden. Er zijn werkzaamheden aan de gang om de mogelijkheid van steun op regionale basis met ingang van 2005 te onderzoeken.
Er wordt eveneens overleg gepleegd met de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling en andere financiële instellingen teneinde te zorgen voor een betere coördinatie van de programma's.
Het Europees Nabuurschapsinstrument
In haar voorstel voor de financiële vooruitzichten 2007-2013 neemt de Commissie het nieuw Europees Nabuurschapsinstrument op als een van de zes financiële instrumenten die na 2006 op het gebied van de buitenlandse betrekkingen zouden moeten functioneren.
Het Europees Nabuurschapsinstrument zal een aanvulling vormen op de steun die uit de bestaande financiële instrumenten of de vervolginstrumenten daarvan wordt verstrekt en zal specifiek op grensoverschrijdende samenwerking en aanverwante activiteiten worden toegespitst. De Commissie is van plan een ontwerp-verordening in te dienen als onderdeel van haar pakket voorstellen voor financiële instrumenten die binnen de komende financiële vooruitzichten van kracht zullen zijn.
In de mededeling van juli 2003 worden drie alternatieven uitgestippeld die voor de uitwerking van het Nieuw Nabuurschapsinstrument in aanmerking kunnen komen:
A uitbreiding van de inhoud en het geografisch toepassingsgebied van een bestaand samenwerkingsinstrument;
B uitwerking van één enkele nieuwe verordening betreffende een Nabuurschapsinstrument voor de financiering van activiteiten zowel binnen als buiten de Unie;
C verdere concentratie op coördinatie tussen bestaande instrumenten.
De Commissie heeft de mogelijkheden bekeken en is tot de conclusie gekomen dat optie A niet volledig in overeenstemming zou zijn met de doelstelling te beschikken over een financieel instrument dat externe beleidsdoelstellingen en economische en sociale cohesie combineert. Zij heeft ook geconcludeerd dat er beperkingen bestaan op de mate van coördinatie die tussen verschillende financiële instrumenten kan worden bereikt (optie C).
Optie B is bijgevolg het meest in overeenstemming met de aard van het geplande instrument en zou een efficiënte implementatie mogelijk maken waarbij de bestaande coördinatieproblemen worden opgelost. Hoewel het Europees Nabuurschapsinstrument zowel de interne als de externe maatregelen omvat, stelt de Commissie bovendien voor om voor het volledige bedrag van het instrument gebruik te maken van een enkel begrotingshoofdstuk, waarbij de financiering plaatsvindt uit de begrotingslijnen van het cohesiebeleid en het buitenlands beleid van de voorgestelde nieuwe financiële vooruitzichten. Het instrument zou functioneren met een enkel beheersmechanisme en een enkele reeks procedures.
Rechtsgrondslag
Er zijn geen juridische precedenten voor een instrument met een tweeledig mandaat, dat zowel het buitenlands beleid als de economische en sociale cohesie binnen de EU omvat en tot doel heeft aan beide zijden van de buitengrens van de EU op gelijke basis te functioneren. De Commissie is van oordeel dat artikel 181a van het Verdrag betreffende de Europese Gemeenschap de passende rechtsgrondslag voor het nieuw Nabuurschapsinstrument zou zijn, aangezien dat een belangrijk instrument van het EU-beleid ten aanzien van de buurlanden zal vormen. Aangezien dit artikel betrekking heeft op samenwerking met derde landen, zou het de mogelijkheid moeten bieden tot financiering van gezamenlijke maatregelen waarbij begunstigden uit zowel de lidstaten als de partnerlanden zijn betrokken. De gunstige resultaten van de maatregel zullen zich doen gevoelen in de in aanmerking komende gebieden, ongeacht of die binnen of buiten de grenzen van de Unie zijn gesitueerd. Het instrument zal voortbouwen op de beginselen van bestaande grensoverschrijdende programma's zoals partnerschap, meerjarenprogrammering en cofinanciering.
Geografisch toepassingsgebied
Overeenkomstig de mededeling van juli 2003 zal het Europees Nabuurschapsinstrument alle grenzen bestrijken tussen de lidstaten van de EU aan de ene kant en de landen die onder het Europees Nabuurschapsbeleid vallen aan de andere. Het instrument zal ook de transnationale samenwerking ondersteunen waarbij begunstigden in ten minste een lidstaat en een partnerland betrokken zijn, en de bestaande interne en externe grensoverschrijdende programma's vervangen in de lidstaten en de regio's van de partnerlanden die langs de toekomstige buitengrens van de EU zijn gelegen.
Aangezien het Europees Nabuurschapsinstrument bijzonder geschikt zal zijn om in te spelen op de specificiteit van de samenwerking over de buitengrenzen van de EU heen, kan op het ogenblik van opstelling van de betrokken verordening worden overwogen het geografisch toepassingsgebied van het instrument uit te breiden tot kandidaat-lidstaten en landen die nog geen kandidaat zijn.
Belangrijkste elementen van het nieuw Nabuurschapsinstrument
Het Europees Nabuurschapsinstrument zal voortbouwen op de ervaring die is opgedaan bij de vaststelling van de Nabuurschapsprogramma's voor de periode 2004-2006. Het zal worden toegespitst op de vier essentiële doelstellingen die in de mededeling van juli 2003 zijn omschreven:
- bevordering van een duurzame ontwikkeling in de regio's aan beide zijden van de gemeenschappelijke grenzen;
- samenwerking via gezamenlijke maatregelen om gemeenschappelijke problemen aan te pakken op terreinen zoals milieu, volksgezondheid en de preventie en bestrijding van georganiseerde misdaad;
- zorgen voor doeltreffende en veilige gemeenschappelijke grenzen via gezamenlijke maatregelen;
- bevordering van plaatselijke grensoverschrijdende intermenselijke activiteiten.
Binnen dit kader is het van belang ervoor te zorgen dat de prioriteiten van de partnerlanden voldoende in aanmerking worden genomen in een geest van partnerschap. Dit is met name van belang voor het Middellandse-Zeegebied, waar bij de prioritering rekening moet worden gehouden met het strategisch kader dat is vastgesteld in de context van de associatieovereenkomsten en op de Euro-mediterrane ministersconferenties die deel uitmaken van het proces van Barcelona.
Met het oog daarop zullen uit het Europees Nabuurschapsinstrument gezamenlijke projecten worden gefinancierd die worden voorgesteld door en ten behoeve van partners uit zowel de lidstaten van de EU als de partnerlanden. Op die manier zal het instrument een aanvulling vormen op de externe en interne financieringsinstrumenten die slechts aan een kant van de grenzen van de Unie kunnen worden toegepast.
Het Europees Nabuurschapsinstrument zal via twee afzonderlijke financieringscomponenten functioneren:
Component één zal steun verlenen voor de grensoverschrijdende samenwerking. Alle betrokken land- en zeegrenzen zullen in aanmerking komen . De programma's zullen in hoofdzaak een bilateraal karakter hebben, hoewel ook multilaterale programma's in aanmerking kunnen komen, in het bijzonder betreffende zeeovertochten waarvoor als gevolg van afstand en andere factoren geen efficiënte bilaterale grensoverschrijdende samenwerking mogelijk is. Er zullen meerjarige programma's worden vastgesteld voor afzonderlijke grenzen of groepen grenzen, die door de betrokken partners in de begunstigde landen aan beide zijden van de grens zullen worden uitgewerkt. Het beheer zal door de Commissie worden gedelegeerd naar een beheersorgaan dat via een gezamenlijk beheer of andere passende regelingen functioneert. De selectie van de projecten en de uitvoering van de programma's zullen worden uitgevoerd via gezamenlijke structuren met medewerking van nationale, regionale en plaatselijke instanties van de EU-lidstaten en de partnerlanden.
De samenwerking binnen component één zal normaal plaatsvinden op het niveau NUTS III, met uitzondering van multilaterale maritieme programma's waarvoor samenwerking op het niveau NUTS II mogelijk zal zijn.
Component twee zal een meer flexibele steun verlenen voor een ruimere transnationale samenwerking waarbij actoren en begunstigden uit de EU-lidstaten en de partnerlanden zijn betrokken. De samenwerking zal hoofdzakelijk worden toegespitst op specifieke thema's die in de verordening moeten worden vastgesteld aan de hand van aangetoonde gemeenschappelijke problemen op gebieden zoals milieu, integratie in de energie-, telecommunicatie- en vervoersnetwerken, volksgezondheid en de preventie en bestrijding van georganiseerde misdaad. De Commissie zal ook de mogelijkheid hebben projecten van bijzonder technologisch of politiek belang voor financiering te identificeren, te selecteren en voor te stellen. De mogelijkheid tot subsidie strekt zich uit tot het gehele grondgebied van de lidstaten van de EU en de desbetreffende delen van het grondgebied van de partnerlanden. De programmering zal binnen de Commissie worden gecentraliseerd. Ook de tenuitvoerlegging zal worden gecentraliseerd, hoewel indirect beheer via delegatie naar externe organen zoals uitvoerende agentschappen kan worden overwogen.
Begroting
De Commissie is zinnens een substantiële verhoging voor te stellen van de jaarlijkse bedragen voor het instrument, vergeleken met de bedragen die over de periode 2004-2006 voor de Nabuurschapsprogramma's zijn uitgetrokken.
De verdeling van de financiering over de twee componenten zal in een latere fase worden bepaald, rekening houdend met het relatieve belang van de twee vormen van samenwerking, de specifieke kenmerken van de verschillende grenzen, de wenselijkheid van een juist evenwicht bij de verdeling van de financiering over de bestreken geografische gebieden en de noodzaak om de directe deelname van de Commissie aan implementatie en beheer te beperken. Teneinde de hinderpalen voor absorptie van de middelen weg te werken en goede resultaten te belonen zal worden voorzien in de mogelijkheid van reallocatie van de middelen tussen de componenten en binnen de componenten, tussen programma's en projecten.
De financiële toewijzingen binnen component één zullen aan de hand van objectieve criteria per programma worden vastgesteld en betrekking hebben op een enkele grens of een groep grenzen. Bij deze toewijzingen zal ook rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van de grenzen en de potentiële absorptiecapaciteit.
Conclusies
De Commissie verzoekt de Raad zijn goedkeuring te hechten aan de richtsnoeren in deze mededeling en conclusies te formuleren over de wijze waarop dit initiatief verder moet worden ontwikkeld, rekening houdend met de inhoud van mogelijke actieplannen en de landen waarmee zij moeten worden opgesteld, waarbij het engagement voor gedeelde waarden goed voor ogen moet worden gehouden.
Op basis daarvan zal de Commissie samen met het Voorzitterschap en de Hoge Vertegenwoordiger contact opnemen met de betrokken partnerlanden, teneinde samen met hen uiterlijk eind juli 2004 de actieplannen te voltooien. De lidstaten zullen volledig van het verloop van dat overleg op de hoogte worden gehouden.
De Commissie beveelt aan dat de desbetreffende associatie- en samenwerkingsraden worden verzocht de actieplannen goed te keuren.
De controle van de naleving van de actieplannen zal plaatsvinden in de instellingen van de desbetreffende associatie- of partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten.
Op basis van haar beoordeling van de resultaten van dit monitoringproces en van de door de partners verstrekte informatie zal de Commissie, met de bijdrage van de Hoge Vertegenwoordiger voor kwesties in verband met politieke samenwerking en het GBVB, een toetsing halfweg presenteren van de vooruitgang na twee jaar en een verdere toetsing binnen drie jaar na de formele goedkeuring van ieder actieplan.
De Commissie beveelt aan dat besluiten in verband met de verdere ontwikkeling van de contractuele banden van de EU met de verschillende partners in het licht van deze toetsingen worden genomen.
De Commissie zal het nodige voorstel voor de vaststelling van het in deze mededeling genoemde Europese Nabuurschapsinstrument bij de Raad indienen. In de periode vóór de inwerkingtreding van dat instrument zal de EU de Nabuurschapsprogramma's met de partnerlanden verder in het kader van de bestaande financiële instrumenten blijven ontwikkelen.
De Commissie zal de regionale en subregionale samenwerking met de partnerlanden op basis van de richtsnoeren in deze mededeling bevorderen.
Bijlage
Bijstand uit MEDA en Tacis aan ENP-partnerlanden over de periode 2000-2003
Land // Bedrag 2000-2003
Miljoen euro
Onder Tacis vallende landen //
Rusland // 599,6
Oekraïne // 435,6
Moldavië // 46
Belarus // 10
Meerlandenprogramma's // 241
Totaal Tacis // 1332,2
Onder Meda vallende landen //
Algerije // 181,8
Egypte // 194,5
Jordanië // 169,4
Libanon // 55,7
Marokko // 525,3
Syrië // 82,7
Tunesië // 306,6
Westelijke Jordaanoever en Gazastrook // 277,8
Regionale programma's // 590,1
Totaal Meda // 2383,9
Totaal ENP-partnerlanden // 3716,1
Belangrijkste economische indicatoren 2002
op basis van statistieken van de Wereldbank
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Bron: Gegevens Wereldbank in: www.worldbank.org/data/countrydata/countrydata.html, behalve wanneer anders vermeld.
* De gegevens betreffende de consumentenprijzenindex, het saldo van de lopende rekening en het overheidssaldo zijn gebaseerd op gegevens 2002 van de EBWO.
IMF-ramingen voor Libië
BELANGRIJKSTE INTERNATIONALE VERDRAGEN: STAND VAN RATIFICATIE
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
na: niet van toepassing