Artikelen bij COM(2004)633 - Verslag over het Internationaal Fonds voor Ierland overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2236/2002

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


NL

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Brussel, 13.10.2004

COM(2004) 633 definitief


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

Verslag over het Internationaal Fonds voor Ierland overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2236/2002

{SEC(2004) 1196}

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

Verslag over het Internationaal Fonds voor Ierland overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2236/2002

De langdurige steun van de Europese Unie voor het vredesproces in Noord‑Ierland wordt het best belichaamd in het engagement van de Unie voor het IFI sinds 1989 en het Peace‑programma sinds 1995. Hiermee erkende zij dat de verwezenlijking van de doelstellingen van het vredesproces, die in de loop der jaren op brede steun konden rekenen van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, een werk van lange adem is.

Verordening (EG) nr. 2236/20021 van de Raad vormt de huidige rechtsgrondslag voor de bijdragen van de Gemeenschap voor 2003 en 2004. Krachtens artikel 6 van deze verordening moet de begrotingsautoriteit van de Gemeenschap (Europees Parlement en Raad van de Europese Unie) een verslag worden voorgelegd, waarin de noodzaak de bijdragen na 2004 voort te zetten, wordt beoordeeld. Dit verslag en de bijlagen erbij bouwen voort op het verslag over het Internationaal Fonds voor Ierland van 20012 en voldoen aan de voorwaarden voor bovengenoemde beoordeling.

Sinds het verslag van 2001 is het decentralisatieproces in Noord-Ierland opgeschort. De politieke en sociale situatie in de regio is nog steeds kwetsbaar en in het licht van het aanhoudende geweld en de blijvende verdeeldheid moet de EU haar inspanningen voortzetten om in dit deel van de Europese Unie vrede en verzoening te bewerkstelligen. Op 18 juni 2004 heeft de Europese Raad in de conclusies van het voorzitterschap met betrekking tot het vredesproces in Noord-Ierland3 het volgende verklaard: “De Europese Raad neemt nota van de problemen die zich momenteel voordoen in het vredesproces in Noord-Ierland en steunt de inspanningen van beide regeringen om de instellingen waaraan bevoegdheden zijn overgedragen, weer te doen functioneren. Ter ondersteuning van deze inspanningen roept de Europese Raad de Commissie op om te onderzoeken of het mogelijk is om interventies uit hoofde van het programma PEACE II en het Internationaal Fonds voor Ierland, te doen aansluiten op de interventies van de andere programma's van de Structuurfondsen die in 2006 aflopen, met inbegrip van de financiële implicaties.”

In eerdere verslagen van de Europese Commissie wordt erkend dat het IFI een zeer waardevolle bijdrage aan het streven naar vrede en verzoening in Noord-Ierland en de grensregio van Ierland levert en aldus zijn doelstellingen, namelijk de economische en sociale ontwikkeling bevorderen alsook de contacten, dialoog en verzoening tussen nationalisten en unionisten in heel Ierland stimuleren, verwezenlijkt.

De huidige programmeringsronde van EU-structuurfondsprogramma’s (met name het Peace II‑programma), die de belangrijkste instrumenten voor de stimulering van de economische en sociale vooruitgang in de regio zijn, opent nieuwe perspectieven voor het IFI. De prioriteiten van het IFI en van de EU-programma's vullen elkaar aan en dit hoge synergiepotentieel moet verder worden aangesproken. In het bijzonder geldt dat het IFI zich voornamelijk op gebieden met een economische achterstand richt, terwijl het Peace II‑programma op een aantal gebieden, groepen en sectoren is geconcentreerd waarvan wordt erkend dat zij 'het zwaarst zijn getroffen door het conflict'. Ook de gemeenschapsoverschrijdende en/of grensoverschrijdende dimensies zouden expliciete selectiecriteria kunnen worden voor alle programma's van het IFI, zoals nu het geval is voor alle Peace-prioriteiten.

De huidige strategische evaluatie van de activiteiten van het IFI zou moeten uitmonden in een “herschikking” ten voordele van activiteiten die zijn opgebouwd rondom gemeenschappen en een sterke verzoeningscomponent hebben. Ofschoon de werkwijze en de financiële omvang van het IFI en de EG-programma’s sterk verschillend blijven, is de verwachting dat de huidige strategische evaluatie het IFI, tezamen met zijn donoren, in staat zal stellen op die weg verder te gaan.

***

De eerste ministers van het Verenigd Koninkrijk en Ierland hebben in een brief aan de voorzitter van de Europese Commissie in mei 2004 verzocht om voortzetting van de EG-bijdragen aan het IFI en verlenging van het Peace-programme met twee jaar (2005-2006). Romano Prodi heeft daarop geantwoord dat de Commissie uitgesproken voorstander was om met deze inspanningen door te gaan, omdat zij een echte toegevoegde waarde bieden daar waar zij gemeenschappen samenbrengen om gezamenlijke economische en sociale problemen het hoofd te bieden en kansen te benutten.

Aangezien de versterking van de solidariteit tussen de lidstaten en tussen hun volkeren een centrale doelstelling van de EU is, is het derhalve belangrijk dat de EU, tezamen met andere internationale donoren, voor deze zaak blijft ijveren en haar bijdrage aan het IFI voortzet.

In dit verband is de Commissie van mening dat ook na 2004 financiële steun dient te worden verleend op basis van de in dit verslag gemaakte opmerkingen, wat tot uitdrukking zou kunnen worden gebracht hetzij in de toekomstige verordening van de Raad betreffende de EG-bijdrage aan het IFI, hetzij met andere passende middelen voor samenwerking tussen de Commissie en het IFI.

1Verordening (EG) nr. 2236/2002 van de Raad van 10 december 2002 betreffende financiële bijdragen van de Gemeenschap aan het Internationaal Fonds voor Ierland (2003-2004).

2Mededeling van de Commissie: Verslag over het Internationaal Fonds voor Ierland op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 214/2000 van de Raad – COM(2001) 548 en SEC(2001) 1579 van 1 oktober 2001.

3Punt 47 van de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel van 17 en 18 juni 2004; Raad van de Europese Unie 10679/04 (CONCL 2) van 18 juni 2004.

NL NL