Artikelen bij COM(2004)799 - Jaarverslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de inspanningen die de lidstaten in 2003 hebben geleverd om tot een duurzaam evenwicht tussen vangstcapaciteit en vangstmogelijkheden te komen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52004DC0799

Jaarverslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de inspanningen die de lidstaten in 2003 hebben geleverd om tot een duurzaam evenwicht tussen vangstcapaciteit en vangstmogelijkheden te komen {SEC (2004) 1559} /* COM/2004/0799 def. */


Brussel, 14.12.2004

COM(2004) 799 definitief

JAARVERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

over de inspanningen die de lidstaten in 2003 hebben geleverd om tot een duurzaam evenwicht tussen vangstcapaciteit en vangstmogelijkheden te komen

{SEC (2004) 1559}

Inhoudstafel

1. Inleiding 3

2. Vlootbeheer in het hervormde gemeenschappelijk visserijbeleid 3

3. Het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot 5

4. Samenvatting van de jaarverslagen van de lidstaten 5

5. Conclusies van de Commissie 7

Technical Annex: Results by Member State 9

BELGIUM 11

GERMANY 13

DENMARK 15

SPAIN… 17

FINLAND 19

FRANCE 21

UNITED KINGDOM 23

GREECE 25

IRELAND 27

ITALY… 29

NETHERLANDS 31

PORTUGAL 33

SWEDEN 35

1 INLEIDING

Krachtens artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad en artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1438/2003 van de Commissie moeten de lidstaten uiterlijk op 30 april van elk jaar een verslag bij de Commissie indienen over de inspanningen die zij het voorgaande jaar hebben geleverd om tot een duurzaam evenwicht tussen de vangstcapaciteit en de beschikbare vangstmogelijkheden te komen. Op basis van deze verslagen en de gegevens in het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot heeft de Commissie voor 2003 een samenvatting opgesteld die is voorgelegd aan het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) en aan het Comité van beheer voor de visserij en de aquacultuur. Het onderhavige verslag aan de Raad en het Europees Parlement omvat zowel de net genoemde samenvatting als de adviezen van beide comités.

Dit verslag bestaat uit twee delen:

- een beschrijving van de regels die de lidstaten bij het beheer van hun vloot in acht moeten nemen, en een samenvatting van de gegevens die zij hebben verstrekt op grond van artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1438/2003 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen inzake het vlootbeleid;

- tabellen met cijfermateriaal over de ontwikkeling van de vlootcapaciteit van de lidstaten in 2003, inclusief gegevens per land over de vaartuigen die aan de vloot zijn toegevoegd of onttrokken.

NB: De vloot van de op 1 mei 2004 toegetreden landen viel in 2003 nog niet onder het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) en komt derhalve niet aan de orde in dit verslag.

2 . VLOOTBEHEER IN HET HERVORMDE GEMEENSCHAPPELIJK VISSERIJBELEID

Het beheer van de vissersvloten is veranderd ten gevolge van de in december 2002 vastgestelde hervorming van het GVB: de meerjarige oriëntatieprogramma’s (MOP), met hun regels over de segmentering van de vloot en per vlootsegment geldende maxima voor de capaciteit en/of de inspanning, zijn vervangen door een algemene regel die inhoudt dat aan de vloot toegevoegde nieuwe capaciteit, uitgedrukt in tonnage en motorvermogen, niet groter mag zijn dan de aan de vloot onttrokken capaciteit.

a) Regeling inzake toevoegingen/onttrekkingen aan de vloot

Sinds 1 januari 2003 moeten de lidstaten de in tonnage en motorvermogen uitgedrukte capaciteit van hun vloot beheren aan de hand van een strikte regeling inzake toevoegingen en onttrekkingen. Er mag slechts capaciteit aan de vloot van een lidstaat worden toegevoegd, indien vooraf capaciteit van ten minste dezelfde omvang aan de vloot is onttrokken (verhouding 1:1 “op elk moment”), tenzij de met de toevoeging gepaard gaande verhoging van de tonnage verband houdt met werkzaamheden ter verbetering van de veiligheid aan boord, arbeidsomstandigheden, hygiëne en productkwaliteit (artikel 11, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad). Voor de toevoeging van nieuwe vaartuigen met een tonnage tussen 100 en 400 GT die met overheidssteun zijn gebouwd (dit kan tot uiterlijk 31 december 2004), moet de lidstaat 35% méér capaciteit aan zijn vloot onttrekken dan hij eraan toevoegt (verhouding 1:1,35).

Bovendien mag capaciteit die met overheidssteun aan de vloot is onttrokken, niet worden vervangen. In dergelijke gevallen wordt de capaciteit onmiddellijk in mindering gebracht op het vlootvolume en op het in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad bedoelde referentieniveau; de verhouding voor de afboeking in de regeling inzake toevoegingen/onttrekkingen bedraagt 0:1. Met overheidssteun gefinancierde capaciteitsverlagingen zijn bijgevolg onomkeerbaar.

Deze bepalingen hebben tot gevolg dat de capaciteit van de vloot van de lidstaten, normaal gesproken, niet groter kan worden dan die op 1 januari 2003. De praktijk zal deze stelling meestal bevestigen. De bepalingen ter uitvoering van het vlootbeleid bieden evenwel de mogelijkheid om, buiten de regeling voor toevoegingen/onttrekkingen om, na 1 januari 2003 vaartuigen aan de vloot toe te voegen, wanneer de nationale autoriteiten hiertoe hebben besloten tussen 1 januari 2000 en 31 december 2002. De toevoeging mag niet later dan drie jaar na de datum van het administratief besluit plaatsvinden (d.i. tegen eind 2005) en moet in overeenstemming zijn met de regelgeving die op het moment van het besluit van kracht was, met name artikel 9 van het Financieel Instrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV).

b) Referentieniveaus

Overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad zijn de referentieniveaus voor de nationale vloten gelijk aan de som van de algemene, definitieve doelstellingen van MOP IV. Frankrijk, Portugal en Spanje hebben elk twee referentieniveaus: één voor hun continentale vloot en een tweede voor hun in de ultraperifere gebieden geregistreerde vloot, waarvoor aparte regels gelden (Verordening (EG) nr. 639/2004 van de Raad). De lidstaten mogen hun referentieniveau op geen enkel moment overschrijden.

Met overheidssteun gesloopte capaciteit wordt automatisch in mindering gebracht op het referentieniveau. Bovendien wordt het voor 2003 vastgestelde referentieniveau van lidstaten die steun verlenen voor vlootvernieuwing, tegen eind 2004 verlaagd met 3%. De impact van deze bepaling is gering, aangezien de meeste lidstaten begin 2003 reeds ruim onder dit referentieniveau zaten. Desalniettemin zal de naleving ervan worden beoordeeld in het jaarverslag voor 2004.

Aangezien de referentieniveaus een erfenis zijn van MOP IV (periode 1997-2002), heeft de Raad besloten dat deze niet van toepassing zijn op de lidstaten die op 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden (Verordening (EG) nr. 916/2004 van de Commissie).

c) Hermeting van de tonnage

De rechtsgrond voor de hermeting van de communautaire vloot wordt gevormd door Verordening (EG) nr. 3259/94 van de Raad en Beschikking 95/84/EG van de Commissie. Het doel van de betrokken regelgeving is de in het Verdrag van Londen vastgestelde berekening van de tonnage toe te passen op de gehele Europese vloot, wat onder meer impliceert dat voor de meeteenheid GT wordt gekozen.

De hermeting van de vloot moet voor vaartuigen met een lengte tussen 15 en 24 m tegen december 2003 worden afgerond; voor kortere of langere vaartuigen is minder tijd uitgetrokken (1998).

Het feit dat de hermeting voor een aantal lidstaten nog niet is afgesloten, moet tot uitdrukking worden gebracht in de krachtens artikel 12 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 vastgestelde referentieniveaus. Voor de tonnage van nog niet volledig hermeten vloten worden, in dit verslag, de meeteenheden GT en BRT door elkaar gebruikt.

3. Het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot

De lidstaten moeten in het kader van dit voor het toezicht op de vloot cruciale gegevensbestand informatie verstrekken over de kenmerken van circa 90 000 zeevisserijvaartuigen en over toevoegingen/onttrekkingen aan de vloot. Alle gegevens in de bijgevoegde tabellen komen uit het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot, behalve:

- de in tabel a opgenomen gegevens over toevoegingen op grond van een vóór 2003 door de nationale autoriteiten vastgesteld administratief besluit, waarvoor de overeenkomstige capaciteit vóór 2003 aan de vloot is onttrokken (GT1/kW1 en GT3/kW3) of waarvoor een hogere verhouding toevoeging/onttrekking gold (GT2/kW2 en GT4/kW4), en

- gegevens over toevoegingen met overheidssteun.

De gegevens over deze twee categorieën zijn rechtstreeks door de lidstaten verstrekt.

4. Samenvatting van de jaarverslagen van de lidstaten

a) Beschrijving van de verhouding tussen de vloot en de toestand van de visbestanden

In de lijn van de gestage tendens die zich de afgelopen jaren aftekende, hebben alle lidstaten in 2003 hun vlootcapaciteit verlaagd, vooral door middel van nationale sloopregelingen. Dergelijke regelingen staan vaak in verband met beperkingen die worden opgelegd in het kader van communautaire herstelplannen (bijv. voor Denemarken, het Verenigd Koninkrijk of Spanje – het herstelplan voor kabeljauw, het NAFO-herstelplan voor zwarte heilbot) of in het kader van de communautaire regelgeving over capaciteit (bijv. voor Frankrijk en België – referentieniveaus).

b) Impact van de regelingen ter verlaging van de visserij-inspanning op de capaciteit

Tot dusverre ondervindt vooral de vloot van de noordelijke lidstaten de gevolgen van de beperkende maatregelen die met het oog op het herstel van het kabeljauwbestand zijn ingevoerd. Ook in de rest van de EU is sprake van een afname van de vlootomvang, die door nagenoeg alle betrokken lidstaten wordt toegeschreven aan met name de slechte toestand van bepaalde bestanden (kabeljauw in de Noordzee en de Oostzee, tong en schol in de Noordzee, haring in de Oostzee).

c) Sterke en zwakke punten

De meeste lidstaten beschouwen 2003 als een overgangsjaar waarin zij zich aan de nieuwe regeling inzake vlootbeheer moesten aanpassen. Het feit dat men in de nieuwe verordening is afgestapt van de segmenten van MOP IV, heeft in een aantal lidstaten organisatie- en informaticaproblemen in de hand gewerkt. Hoewel de nieuwe regeling door de meeste lidstaten goed is ontvangen en als een aanzienlijke vereenvoudiging wordt beschouwd, hebben sommige lidstaten besloten om met het oog op het interne beheer vast te houden aan de oude segmentering.

Een aantal lidstaten wijzen erop dat zij er wegens personeelsgebrek niet in zijn geslaagd om bij de tenuitvoerlegging en de rapportage de officiële termijnen overeenkomstig de nieuwe Verordening (EG) nr. 1438/2003 van de Commissie na te leven. Hierbij moet worden aangetekend dat de situatie aan het verbeteren is, nu de lidstaten meer vertrouwd geraken met de nieuwe regeling.

Volgens een aantal lidstaten is de regeling inzake toevoegingen/onttrekkingen op zich niet voldoende om een aanzienlijke verlaging van de vlootcapaciteit tot stand te brengen. Sommige lidstaten twijfelden eraan of, zelfs met inachtneming van de algemene voorschriften (referentieniveaus, regeling inzake toevoegingen/onttrekkingen, capaciteitsverlaging met 3% bij overheidssteunverbintenissen ter vernieuwing van de vloot), deze verlaging zou uitmonden in een duurzaam evenwicht tussen de vangstcapaciteit en de beschikbare vangstmogelijkheden (er wordt bijvoorbeeld geen rekening gehouden met de technologische vooruitgang).

d) Naleving van de regeling inzake toevoegingen/onttrekkingen en naleving van de referentieniveaus

Uit de tabellen 1 en 2 en de technische bijlage blijkt hoe het eind 2003 gesteld was met de naleving van de regeling inzake toevoegingen/onttrekkingen en van de referentieniveaus; de gegevens zijn verkregen door de in Verordening (EG) nr. 1438/2003 van de Commissie vastgestelde formules toe te passen op de vloot van elke lidstaat.

5. CONCLUSIES VAN DE COMMISSIE

In 2003 is de capaciteit van de communautaire vloot gedaald met 2% (in totaal 40 362 GT en 142 727 kW). 44% van de capaciteitsverlaging is terug te voeren op onttrekkingen met overheidssteun, wat betekent dat de overeenkomstige capaciteit niet mag worden vervangen.

Aangezien de vereiste aanpassing van het gegevensbestand over de vissersvloot pas op 1 september 2004 in voege is getreden, kon niet volledig worden ingeschat of de lidstaten de regeling inzake toevoegingen/onttrekkingen “op elk moment” in acht hebben genomen. Zoals reeds vermeld in punt 3 van dit verslag, hebben de lidstaten de gegevens over capaciteit die in 2003 aan de vloot is toegevoegd op grond van vóór 1 januari 2003 genomen besluiten, apart ingediend; deze gegevens konden niet onmiddellijk worden geverifieerd in het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot. De kwaliteit van deze gegevens zal door de Commissie worden getoetst. In latere verslagen zal informatie worden verstrekt over de vraag of de lidstaten de regeling inzake toevoegingen/onttrekkingen op elk moment hebben nageleefd en of de verhouding 1:1,35 correct is toegepast voor met overheidssteun aan de vloot toegevoegde vaartuigen met een tonnage tussen 100 en 400 GT.

De cijfers in de onderstaande tabellen tonen aan hoe het op 31 december 2003 gesteld was met de naleving van de regeling inzake toevoegingen/onttrekkingen en van de referentieniveaus. De meeste lidstaten hebben deze regels in acht genomen. Uitzonderingen zijn België (maximumtonnage en referentieniveau voor de tonnage) en Italië (maximumtonnage en maximaal motorvermogen).

De Italiaanse autoriteiten maken bezwaar tegen deze conclusies en voeren aan dat de Italiaanse vloot de regeling inzake toevoegingen/onttrekkingen wel is nagekomen. De aanvullende informatie die de Italiaanse autoriteiten onlangs ter staving van hun stelling hebben ingediend (en die niet was opgenomen in het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot), wordt momenteel door de Commissie geanalyseerd.

Zoals hierboven reeds is uiteengezet, is dit verslag hoofdzakelijk gebaseerd op gegevens uit het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot, behalve in gevallen waarin deze gegevens nog niet beschikbaar waren. De gegevens in de verslagen van de lidstaten stemmen nog steeds niet helemaal overeen met de gegevens die zij in het kader van het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot melden. Dergelijke verschillen zouden in het volgende jaarverslag van de Commissie niet meer mogen voorkomen, aangezien het nieuwe gegevensbestand over de vissersvloot tegen die tijd volledig operationeel moet zijn. De gegevens in de nationale verslagen van de lidstaten doen overigens niets af aan de conclusies van dit verslag, behalve misschien in het hierboven toegelichte geval van Italië.

Overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad moeten lidstaten die niet voldoen aan de bepalingen van de artikelen 11, 13 en 15 van die verordening, hun visserij-inspanning beperken tot het niveau dat bij naleving van die artikelen zou zijn bereikt. Bovendien kan de aan hen verleende communautaire financiële bijstand in het kader van het FIOV worden geschorst naar evenredigheid van de mate van niet-naleving.

Tabel 1: Op 31 december 2003 opgenomen stand van de naleving van de maxima voor toevoegingen/onttrekkingen

[pic]

VETGEDRUKTE, GECURSIVEERDE CIJFERS WIJZEN EROP DAT HET MAXIMUM IS OVERSCHREDEN.

Tabel 2: Op 31 december 2003 opgenomen stand van de naleving van de referentieniveaus

[pic]

VETGEDRUKTE, GECURSIVEERDE CIJFERS WIJZEN EROP DAT HET REFERENTIENIVEAU NIET IN ACHT IS GENOMEN.

TECHNICAL ANNEX - RESULTS BY MEMBER STATE

The following tables summarise the developments of the Member States’ fleets in relation to their compliance with two levels:

- the entry/exit level; the levels of reference.

A comparison between these levels and the situation of the fleet on 1 January 2003 (“baselines”) has been made based on data collected from the Community Fleet Register as registered on 24th August 2004 and on data from the national reports. For each Member State’s fleet the following tables are shown:

Table a) - Calculation of baselines (GT 03 and kW 03 ) at 31 December 2003

The baselines against which entries and exits over 2003 must be assessed are:

- the capacity identified in the Community Fishing Fleet Register at 1 January 2003,

- plus the capacity entered into the fleet in 2003 based on administrative decisions taken by the national authorities between 1 January 2000 and 31 December 2002, for which an associated capacity had been withdrawn before 1 January 2003 (GT1 and kW1 for entries with aid, GT3 and kW3 for entries without aid),

- minus 35% of the capacity entered into the fleet in 2003 with public aid based on an administrative decision taken by the national authorities between 1 January 2002 and 30 June 2002 concerning an MAGP IV segment that did not comply with its objectives, for which an associated capacity withdrawal took place in 2003 (GT2 or kW2),

- minus 30% of the capacity entered into the fleet in 2003 with public aid based on an administrative decision taken between 1 January 2000 and 31 December 2001 concerning an MAGP IV segment that did not comply with its objectives, for which an associated capacity withdrawal took place in 2003 (GT4 or kW4).

According to Article 6 of Commission Regulation (EC) 1438/2003, the corresponding equations are:

GT03 = GTFR + GT1 – 0,35 GT2 + GT3 – 0,30 GT4

kW03 = kWFR + kW1 – 0,35 kW2 + kW3 – 0,30 kW4

Table b) - Management of entries and exits during 2003

Table b shows Member States’ compliance, in 2003, with the following formulae (Article 7 of Commission Regulation (EC) No 1438/2003):

GTt ≤ GT03 - GTa – 0,35 GT100 + GTS + Δ(GT-GRT)

kWt ≤ kW03 - kWa – 0,35 kW100

where:

- GTt or kWt = the size in tonnage and power of the Member State’s fleet at 31 December 2003,

- GT03 or kW03 : see table a) above;

- GTa or kWa =capacities leaving the fleet with public aid after 31 December 2002;

- GT100 or kW100 =capacities of vessels more than 100 GT entering the fleet with public aid;

- GTS =safety tonnage granted under provisions of Article 11(5) of Regulation 2371/2002;

- Δ(GT-GRT) = balance as a result of the re-measurement of the fleet. This term is included in the value of the terms GTt and GT03. This has been done in this way because of the difficulties found in order to calculate it, arising form the incorrect declaration of vessel re-measuring to the Community Fleet Register.

Table c) - Management of reference levels during 2003

- The baselines are the sum of the MAGP IV objectives for the mainland fleets in GT and kW. The reference levels at 1 January 2003, (R(GT03 andR(kW03), are fixed in annex I to Commission Regulation(EC) No 1438/2003. Specific reference levels have been fixed for outermost regions in an appropriate legal framework.

- Table c shows Member States’ compliance, during 2003, with the following formulae (Article 4 of R. 1438/2003):

R(GTt) = R(GT03) - GTa – 0,35 GT100 + GTS + ΔR(GT-GRT)

R(kWt) = R(kW03) - kWa – 0,35 kW100

where:

R(GTt) or R(kWt) = The reference level in tonnage and power for the Member State’s fleet at 31 December 2003;

The term ΔR(GT-GRT) has not been included. This will only be done once the reference levels are updated to take into account the effect of the re-measurement of the fleet.

BELGIUM

a) Calculation of the baselines (GT 03 and kW 03 ) at 31 December 2003

[pic]

b) Management of entry/exit regime during 2003

[pic]

c) Management of reference levels during 2003

[pic]

GERMANY

a) Calculation of the baselines (GT 03 and kW 03 ) at 31 December 2003

[pic]

b) Management of entry/exit regime during 2003

[pic]

c) Management of reference levels during 2003

[pic]

DENMARK

a) Calculation of the baselines (GT 03 and kW 03 ) at 31 December 2003

[pic]

b) Management of entry/exit regime during 2003

[pic]

c) Management of reference levels during 2003

[pic]

SPAIN (excluding the Canary Islands)

a) Calculation of the baselines (GT 03 and kW 03 ) at 31 December 2003

[pic]

b) Management of entry/exit regime during 2003

[pic]

c) Management of reference levels during 2003

[pic]

FINLAND

a) Calculation of the baselines (GT 03 and kW 03 ) at 31 December 2003

[pic]

b) Management of entry/exit regime during 2003

[pic]

c) Management of reference levels during 2003

[pic]

FRANCE (excluding the French Overseas Departments)

a) Calculation of the baselines (GT 03 and kW 03 ) at 31 December 2003

[pic]

b) Management of entry/exit regime during 2003

[pic]

c) Management of reference levels during 2003

[pic]

UNITED KINGDOM

a) Calculation of the baselines (GT 03 and kW 03 ) at 31 December 2003

[pic]

b) Management of entry/exit regime during 2003

[pic]

c) Management of reference levels during 2003

[pic]

GREECE

a) Calculation of the baselines (GT 03 and kW 03 ) at 31 December 2003

[pic]

b) Management of entry/exit regime during 2003

[pic]

c) Management of reference levels during 2003

[pic]

IRELAND

a) Calculation of the baselines (GT 03 and kW 03 ) at 31 December 2003

[pic]

b) Management of entry/exit regime during 2003

[pic]

c) Management of reference levels during 2003

[pic]

ITALY

a) Calculation of the baselines (GT 03 and kW 03 ) at 31 December 2003

[pic]

b) Management of entry/exit regime during 2003

[pic]

c) Management of reference levels during 2003

[pic]

NETHERLANDS

a) Calculation of the baselines (GT 03 and kW 03 ) at 31 December 2003

[pic]

b) Management of entry/exit regime during 2003

[pic]

c) Management of reference levels during 2003

[pic]

PORTUGAL (excluding the Azores and Madeira)

a) Calculation of the baselines (GT 03 and kW 03 ) at 31 December 2003

[pic]

b) Management of entry/exit regime during 2003

[pic]

c) Management of reference levels during 2003

[pic]

SWEDEN

a) Calculation of the baselines (GT 03 and kW 03 ) at 31 December 2003

[pic]

b) Management of entry/exit regime during 2003

[pic]

c) Management of reference levels during 2003

[pic]

PB L 358 van 31.12. 2002, blz. 59-80.

PB L 204 van 31.8.2003, blz. 21-28.

Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 25-35).

PB L 102 van 7.4.2004, blz. 9-11.

PB L 163 van 30.4.2004, blz. 81.

PB L 339 van 29.12.1994, blz. 11.

PB L 67 van 25.3.1995, blz. 33.