Artikelen bij COM(2005)74 - Risico en crisisbeheer in de landbouw

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2005)74 - Risico en crisisbeheer in de landbouw.
document COM(2005)74 NLEN
datum 9 maart 2005
Belangrijke juridische mededeling

|
52005DC0074

Mededeling van de Commissie aan de Raad over risico en crisisbeheer in de landbouw {SEC(2005) 320} /* COM/2005/0074 def. */


Brussel, 09.03.2005

COM(2005) 74 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

over risico- en crisisbeheer in de landbouw {SEC(2005) 320}

1. INLEIDING

Jarenlang heeft het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) tot doel gehad de landbouwers via markt- en prijsstabilisatiemaatregelen een inkomen te verzekeren. In de opeenvolgende hervormingen is het zwaartepunt van het GLB geleidelijk verschoven van het markt- en prijsbeheer naar de rechtstreekse betalingen, die vanaf 2005 grotendeels ontkoppeld worden. In het kader van een hervormd GLB waarin de koppeling tussen rechtstreekse betalingen enerzijds en productiesector en -hoeveelheid anderzijds is losgelaten, zal de boer zijn productiebeslissingen beter kunnen afstemmen op economische en agronomische criteria.

Met de invoering van de ontkoppelde bedrijfstoeslag kan de boer blijven rekenen op een belangrijke en stabiele bijdrage tot zijn inkomen, waarbij evenwel rekening moet worden gehouden met aanzienlijke verschillen die hun oorsprong vinden in de historische verdeling van de steun tussen de verschillende productiesectoren. Deze beter verantwoorde en efficiëntere inkomenssteun zal de boeren in staat stellen marktgerichter te werken.

Door deze economische en sociale aspecten in het GLB te integreren en milieuoverwegingen een plaats te geven in de nieuwe bedrijfstoeslagregeling, is men erin geslaagd het gemeenschappelijk landbouwbeleid op een duurzamere leest te schoeien. Dit betekent evenwel ook dat boeren zelf de verantwoordelijkheid op zich moeten nemen voor het beheer van risico’s die vroeger door het markt- en het prijsondersteuningsbeleid werden opgevangen. Tegelijkertijd zien we dat de boeren in de Europese Unie ten gevolge van de liberalisering van de handel steeds meer te maken krijgen met concurrentie en schommelende landbouwprijzen.

Bovendien zal de landbouw net als vroeger kwetsbaar blijven voor specifieke risico's en crisissituaties die aan de controle van de landbouwer ontsnappen. Daarom doet een boer er goed aan zich niet louter te verlaten op het nemen van berekende risico’s – hoe positief de resultaten daarvan ook mogen zijn - maar zich in te dekken tegen mogelijk ongunstige gevolgen van zijn eigen keuzes en tegen crises ten gevolge van natuurrampen en andere onvoorspelbare gebeurtenissen. In het kader van de hervorming van het GLB kunnen nieuwe instrumenten – die geen rem zetten op de vereiste structurele aanpassingen – de boeren helpen bij de verbetering van hun capaciteit om risico’s en crises te beheren.

In deze mededeling komen de hierboven uiteengezette onderwerpen aan de orde en wordt nagegaan welke aanvullende maatregelen in het GLB kunnen worden opgenomen om boeren te steunen voor hun inspanningen op het gebied van risico- en crisisbeheer. De opties die ter bespreking worden voorgesteld, zijn in overeenstemming met het mandaat voor deze mededeling en de conclusies van de Landbouwraad van december 2003. Vermeldenswaard is dat de toepassing van deze opties geen extra uitgaven met zich brengt.

In het werkdocument van de diensten van de Commissie dat deze mededeling vergezelt, wordt een overzicht gegeven van de instrumenten voor risico- en crisisbeheer waarover de landbouw in de EU nu reeds beschikt.

2. Achtergrond

De eerste analyse van risicobeheersinstrumenten voor de communautaire landbouw, die de Europese Commissie in januari 2001 ter beschikking heeft gesteld, is in 2001 onder het Zweedse voorzitterschap door de bevoegde Raadsinstanties behandeld. Het Spaanse voorzitterschap heeft het gebruik van landbouwverzekeringen als een risicobeheersinstrument in de akkerbouw en de veehouderij aan de orde gesteld in een memorandum van maart 2002 en tijdens een op 13 en 14 mei 2002 in Madrid gehouden internationale conferentie over landbouwverzekeringen en inkomensgaranties. Het Griekse voorzitterschap heeft daarop ingepikt met een in mei 2003 aan de Raad voorgelegd memorandum over natuurgerelateerde risico’s en verzekeringen in de landbouwsector en met een seminar over mogelijke reacties op natuurrampen in de landbouwsector dat op 6 juni 2003 in Thessaloniki heeft plaatsgehad. Het meest recente initiatief is genomen door het Nederlandse voorzitterschap, dat op 15 en 16 december 2004 een conferentie over “De materiële en immateriële kosten van dierziektebestrijding” heeft georganiseerd.

De hervorming van het GLB die de Landbouwraad tijdens zijn zitting van juni 2003 in Luxemburg heeft vastgesteld, voorziet in een gewijzigd, van de productie ontkoppeld systeem van inkomenssteun voor de boeren. In een verklaring van de Commissie die is opgenomen in de Raadsconclusies over deze hervorming, staat het volgende te lezen: “De Commissie zal specifieke maatregelen bestuderen om rekening te houden met risico's, crises en nationale calamiteiten op het gebied van landbouw. Voor eind 2004 zal aan de Raad een verslag worden voorgelegd dat vergezeld gaat van passende voorstellen.”

Verderop vermeldt de Commissie twee specifieke onderwerpen waarop zij zal studeren: “(…) op de financiering van die maatregelen via de 1% modulatiegeld die rechtstreeks naar de lidstaten wordt teruggesluisd en op de opname in elke gemeenschappelijke marktordening van een artikel waarbij de Commissie gemachtigd wordt om bij een crisis in de hele Gemeenschap op te treden volgens de lijnen die hiertoe in de gemeenschappelijke marktordening voor rundvlees zijn uitgestippeld.”

In december 2003, onder het Italiaanse voorzitterschap, nodigt de Landbouwraad in zijn conclusies de Commissie uit om:

1. te blijven voorgaan in het debat over de instrumenten voor risicobeheer in de landbouw en een geactualiseerde inventarisatie van de verschillende instrumenten voor risicobeheer die in de lidstaten beschikbaar zijn, op te stellen;

2. de voor- en nadelen van de verschillende mogelijkheden van risicobeheer te bestuderen – zonder daarbij af te doen aan de eigen verantwoordelijkheid van de landbouwsector. Eventuele nieuwe instrumenten om de huidige maatregelen zo nodig te vervangen, moeten in aanmerking worden genomen en bestudeerd, met dien verstande dat concurrentievervalsing moet worden vermeden, dat de WTO-regels moeten worden nageleefd en dat de financiering van eventuele nieuwe maatregelen in overeenstemming moet zijn met de financiële verbintenissen die reeds zijn aangegaan;

3. de mogelijkheden te evalueren die door de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector worden geboden, en, zo nodig, aanpassingen voor te stellen.

3. Risico- en crisisbeheer: opties

Wanneer een situatie kan uitmonden in verschillende resultaten en de waarschijnlijkheid van elk van die resultaten kan worden geschat, is sprake van een risico. Een ondernemer moet enerzijds vaak risico’s nemen, wil hij vooruitgang boeken, maar kan anderzijds in ernstige economische problemen komen als zijn keuze slecht uitpakt.

De talrijke bestaande instrumenten voor risicobeheer worden beschreven in het werkdocument van de diensten van de Commissie dat deze mededeling vergezelt. Deze instrumenten kunnen verder worden ontwikkeld om het concurrentievermogen en de rendabiliteit van landbouwbedrijven te verbeteren, met name waar het bedrijven met een groot aandeel vreemd vermogen betreft (bijv. die van jonge landbouwers). Deze instrumenten bieden niet dezelfde garanties als in het kader van het vorige GLB (ze zijn daarvoor ook niet ontworpen), maar moeten de landbouwbedrijven helpen tijdelijke schokken op te vangen en vlotter toegang te krijgen tot kanalen die de ontwikkeling van hun activiteiten willen financieren. Tegen die achtergrond kan het nuttig zijn de ontwikkeling en de beschikbaarheid van risicobeheersinstrumenten te stimuleren.

Waar het nemen van een risico positief of negatief kan uitpakken, daar wordt het begrip crisis altijd met ernstige negatieve gevolgen geassocieerd. In deze mededeling bedoelt men met een “crisis” een onvoorziene situatie die de levensvatbaarheid van landbouwbedrijven, op lokaal niveau of in een hele productiesector, in gevaar brengt

Er bestaan reeds verschillende, soms recente instrumenten voor crisisbeheer die hulp bieden wanneer een individu niet meer voldoende in staat is om een door een onvoorspelbare gebeurtenis veroorzaakt aanzienlijk verlies aan activa of inkomensverlies op te vangen. Deze instrumenten worden beschreven in het werkdocument van de diensten van de Commissie dat deze mededeling vergezelt. Het probleem is evenwel dat de meeste van die instrumenten gebaseerd zijn op ad-hoc -maatregelen.

Daarom, en in het licht van de verbintenis die de Commissie in juni 2003 is aangegaan, wordt in punt 3.1 nagegaan of de clausule die bij een crisis in de rundvleessector wordt toegepast, eventueel tot de andere sectoren kan worden uitgebreid.

De Commissie heeft een aantal opties onder de loep genomen waarmee de ontwikkeling van risicobeheersinstrumenten kan worden bevorderd en beter op crises kan worden gereageerd. Zo zou er gebruik kunnen worden gemaakt van modulatiegeld (zie punt 3.2); als voor deze weg wordt gekozen, hoeven bovendien geen extra Gemeenschapsuitgaven te worden gedaan.

Tot slot worden in punt 3.3 drie opties beschreven die na verloop van tijd, gecombineerd of apart, de communautaire en nationale ad-hoc -noodmaatregelen geheel of gedeeltelijk zouden kunnen vervangen.

3.1 Uitbreiding van de werkingssfeer van de bepalingen inzake het veiligheidsnet tot alle gevallen waarin zich een marktcrisis voordoet

Hoewel de inkomenssteun voor de belangrijkste productiesectoren op grond van de hervorming van het GLB is ontkoppeld, blijft er toch nog een aantal instrumenten over waarmee de markt- en de prijssituatie kan worden beïnvloed en crises kunnen worden aangepakt. Die instrumenten verschillen aanzienlijk van elkaar, afhankelijk van de marktorganisatie, de specifieke kenmerken van elke markt en de evolutie van de vorige, sectorspecifieke benadering.

Reeds in 1974 is een algemene bepaling inzake crisisbeheer opgenomen in de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees . Artikel 38 van die gemeenschappelijke marktordening (GMO) luidt nog steeds: “1. Wanneer een aanmerkelijke prijsstijging of -daling op de markt van de Gemeenschap wordt geconstateerd, kunnen, als deze toestand waarschijnlijk zal voortduren en de markt verstoort of dreigt te verstoren, de nodige maatregelen worden genomen. 2. De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor dit artikel vast (…).”

Voor de overige gemeenschappelijke marktordeningen is nooit een dergelijke clausule vastgesteld, omdat ervan werd uitgegaan dat andere instrumenten volstonden. In het kader van het hervormde GLB kan in crisissituaties in een aantal onder de hervorming vallende sectoren nog steeds een beroep worden gedaan op de bepalingen inzake het veiligheidsnet. Momenteel zijn er onvoldoende redenen voorhanden om een aanvullende bepaling inzake het veiligheidsnet vast te stellen voor andere sectoren (groenten en fruit, wijn, varkensvlees, slachtpluimvee). Mochten specifieke maatregelen nodig zijn, dan kunnen die geval per geval worden behandeld in het kader van de herziening van de desbetreffende GMO’s.

Belangrijker is dat de stabilisatie van de inkomens nu grotendeels wordt verwezenlijkt in het kader van het nieuwe systeem van ontkoppelde betalingen. Dankzij de invoering van de nieuwe bedrijfstoeslagregeling beschikken de meeste boeren over een solide, gegarandeerde basis waarop zij hun planning tot 2013 kunnen stoelen.

In de hervorming van het GLB is de koppeling tussen inkomenssteun en de productiesector en -hoeveelheid losgelaten. Dit heeft tot gevolg dat boeren hun productie kunnen afstemmen op economische en agronomische criteria, zonder het gevaar te lopen inkomenssteun te verliezen. In het nieuwe systeem zal het ook gemakkelijker worden voor de boer om zijn productie aan te passen aan klimaat- en gezondheidsrisico’s en aan marktontwikkelingen.

De Commissie is derhalve niet van plan om voor te stellen dat in elke gemeenschappelijke marktordening een bepaling inzake het veiligheidsnet wordt opgenomen. De Commissie nodigt de Raad, het Europees Parlement en de andere instellingen van de EU wel uit om eerst de in punt 3.3 uiteengezette opties inzake crisisbeheer te bespreken.

3.2 Financiering van maatregelen voor risico- en crisisbeheer met modulatiegeld

De belangrijkste bedoeling van deze mededeling is na te gaan hoe aanvullende maatregelen voor risico- en crisisbeheer kunnen worden medegefinancierd met 1% modulatiegeld. Modulatie is een mechanisme ter versterking van de tweede pijler van het GLB, waarmee middelen van de rechtstreekse betalingen worden afgeroomd ten voordele van plattelandsontwikkeling. In het kader van de hervorming van het GLB van 2003 zullen de rechtstreekse betalingen in de hele Gemeenschap, via modulatie, verplicht worden verlaagd met 3% in 2005, 4% in 2006 en 5% in de periode 2007-2012.

Krachtens de communautaire regelgeving mogen de middelen die door modulatie vrijkomen, alleen worden gebruikt voor programma’s inzake plattelandsontwikkeling – inclusief het bedrag dat eventueel voor risico- en crisisbeheersmaatregelen kan worden ingezet.

De nieuwe, met 1% modulatiegeld medegefinancierde risicobeheersmaatregelen zouden tot doel hebben het concurrentievermogen van de landbouw- en bosbouwsector te verbeteren door de economische duurzaamheid van de betrokken bedrijven te versterken. Invoering van deze maatregelen impliceert m.a.w. een uitbreiding van de werkingssfeer van 'prioritaire doelstelling 1' in het voorstel van de Commissie voor een nieuwe verordening inzake plattelandsontwikkeling. Precies in dat kader kunnen de lidstaten kiezen voor de integratie van nieuwe risico- en crisisbeheersmaatregelen in hun programma’s voor plattelandsontwikkeling.

Op grond van het nieuwe Financieel Reglement, en met name het jaarperiodiciteitsbeginsel , is het de lidstaten in het kader van de verplichte modulatie niet langer toegestaan om middelen te houden en deze in de loop van de volgende jaren te herverdelen.

Indien besloten wordt de nieuwe risico- en crisisbeheersmaatregelen met modulatiegeld te financieren, hoeft de Gemeenschap geen aanvullende middelen ter beschikking te stellen en kunnen de lidstaten een maximaal bedrag aan voor plattelandsontwikkeling bestemde middelen inzetten voor risico- en crisisbeheer. Het gebruik van staatssteun of extra financiering voor dit soort maatregelen moet worden getoetst aan de desbetreffende communautaire mededingingsregels.

Het communautaire beleid inzake plattelandsontwikkeling is zo ontworpen dat het volledig voldoet aan de WTO-criteria voor de “groene doos” . Aanvullende met modulatiegeld gefinancierde maatregelen moeten bijgevolg eveneens in overeenstemming zijn met die criteria.

In elk geval wordt voor risico- en crisisbeheer niet meer dan 1% modulatiegeld gebruikt in de lidstaten die het modulatiesysteem reeds toepassen. Voor de overige lidstaten kan aan de hand van een overeenkomstige methode worden vastgesteld welke maximumbedrag uit de middelen voor plattelandsontwikkeling kan worden toegewezen voor de financiering van deze maatregelen.

3.3 Nieuwe opties voor risico- en crisisbeheersinstrumenten

De Commissie stelt voor te beoordelen of de volgende drie opties – apart of samen, volledig of gedeeltelijk – de communautaire en nationale ad-hoc -noodmaatregelen kunnen vervangen. De Commissie verzoekt de Raad, het Europees Parlement en de andere instellingen van de EU om de onderstaande opties, die ontworpen zouden worden met inachtneming van de WTO-criteria voor de groene doos, aan de orde te stellen. Eenmaal toegevoegd aan het assortiment plattelandsontwikkelingsmaatregelen, kunnen deze maatregelen door de lidstaten en de regio’s worden gebruikt in het licht van hun eigen prioriteiten voor de volgende programmeerperiode.

Volledig los van een eventueel besluit over de onderstaande opties, verdient het wellicht aanbeveling om via opleidingsmaatregelen in het kader van de plattelandsontwikkelingsprogramma’s greep proberen te krijgen op de redenen waarom marktinstrumenten voor risicobeheer (verzekeringen, de termijnmarkt en de contractteelt) qua ontwikkeling en gebruik achterop blijven. Op die manier kan men alle betrokkenen bewuster maken van de huidige risico’s, de risicobeheersstrategieën verbeteren en zorgen voor expertise over bijv. het gebruik van termijncontracten en opties, wat op zijn beurt weer kan leiden tot een frequenter gebruik van contracten tussen de levensmiddelenindustrie, de handelaren en de boeren.

Optie 1: Verzekering tegen natuurrampen – Bijdrage in de door de landbouwer te betalen premie

Verzekeringen vormen een alternatief voor overheidsbetalingen ter compensatie van verliezen ten gevolge van natuurrampen op communautair, nationaal of regionaal niveau. Een aantal lidstaten heeft reeds nationale regelingen ingevoerd om landbouwers te stimuleren zich tegen dit soort situaties te verzekeren.

Met een nieuwe maatregel, die op grond van de verordening inzake plattelandsontwikkeling wordt gefinancierd, kan worden voorzien in een bijdrage in de premie die de landbouwer moet betalen om zich te verzekeren tegen inkomensverlies ten gevolge van natuurrampen of ziekte.

De bijdrage die de EU en de nationale/regionale overheid per landbouwer betaalt, mag dan niet hoger zijn dan 50% van het totale premiebedrag voor de betrokken verzekering.

Om voor financiering met voor plattelandsontwikkeling bestemde middelen in aanmerking te komen, moeten de regelingen die op het gebied van de rampenverzekeringen worden vastgesteld, in overeenstemming zijn met de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector en met de WTO-criteria voor de groene doos. In voor medefinanciering in aanmerking komende verzekeringsregelingen zou het niveau van de compensatie van door een natuurramp veroorzaakt productieverlies worden vastgesteld, met dien verstande dat het verlies hoger moeten liggen dan 30% van de gemiddelde landbouwproductie in de vorige drie jaar, of hoger dan het op de vorige vijf jaar gebaseerde driejaarsgemiddelde waarin de hoogste en de laagste waarde niet in aanmerking worden genomen. Invoering van deze maatregel veronderstelt dat de lidstaten een historisch referentiesysteem op bedrijfsniveau opzetten.

De verzekering mag niet meer dan 100% van het inkomensverlies dat de begunstigde in het jaar van de ramp heeft geleden, vergoeden. Bij uitkering van het verzekeringsbedrag mogen geen eisen worden gesteld inzake wat of hoeveel de boer in de toekomst moet produceren. Indien de boer na de natuurramp niet alleen voor een verzekeringsuitkering, maar ook nog voor andere vormen van compensatie door de overheid in aanmerking komt, mag de totale compensatie die hij uit hoofde van alle regelingen samen ontvangt, niet hoger liggen dan 100% van het inkomensverlies dat hij in het jaar van de ramp heeft geleden.

Aangezien landbouwrisico’s normaliter gevolgen hebben voor een groot aantal landbouwbedrijven (systeemrisico), moeten verzekeringsondernemingen zich vaak voor relatief hoge bedragen herverzekeren. Onder andere om die reden is de privé-markt voor verzekeringen niet goed ontwikkeld. Een beleidsmaatregel die de toegang tot herverzekering verbetert, kan derhalve ook de ontwikkeling van de particuliere landbouwverzekeringsregelingen stimuleren. Als alternatief voor de bijdrage in verzekeringspremies kan gekeken worden naar de bevordering van nationale herverzekeringsregelingen. Op nationaal niveau – en naast de medefinancieringsregelingen tussen particuliere verzekeringsondernemingen – kan de overheid 1) een volledige herverzekering tegen lagere prijzen aanbieden, 2) een deel van het vereiste herverzekering gratis aanbieden, waardoor de totale herverzekeringskosten van de verzekeringsonderneming afnemen, en 3) via stop-loss -overeenkomsten als partner aan de herverzekering deelnemen.

Optie 2: Steun voor onderlinge stabilisatiefondsen

Door gebruik te maken van onderlinge fondsen, kan het risico worden verdeeld over een aantal producenten die zelf de verantwoordelijkheid voor het risicobeheer op zich willen nemen. Bij het fonds aangesloten producenten die een in de regels vastgesteld aanzienlijk inkomensverlies hebben geleden, kunnen een beroep doen op het kapitaal van het fonds.

De tot dusverre bestaande onderlinge fondsen in de landbouwsector zijn op privé-initiatief opgezet en gelden meestal voor een specifieke sector met nagenoeg dezelfde risico’s voor alle producenten. Deze fondsen zijn momenteel nog niet beschikbaar voor alle landbouwbedrijven, maar hebben voldoende potentieel om tot een algemeen inzetbaar instrument ter dekking van inkomensverliezen te worden omgevormd.

Gezien het voorgaande kan de Gemeenschap wellicht overwegen om steun te verlenen voor de ontwikkeling van onderlinge fondsen in de landbouwsector. In het kader van deze optie zou voor elke boer die bij een door de bevoegde autoriteit van de lidstaat erkend onderling fonds is aangesloten, tijdelijke en degressieve steun kunnen worden verleend voor administratieve doeleinden.

Optie 3: Basisdekking tegen inkomenscrises

Aangezien de hervorming van het GLB vooral gericht is op het stabiliseren van de landbouwinkomens en het ontkoppelen van steun en productie, is een algemene aanpak van inkomenscrises waarschijnlijk te verkiezen boven een puur sectorale benadering. Indien wordt voorzien in een meer algemene dekking tegen crises die resulteren in aanzienlijk inkomensverlies, kunnen de bestaande bepalingen inzake het veiligheidsnet verder worden vereenvoudigd en kan het evenwicht tussen de verschillende landbouwsectoren worden verbeterd.

Een groot aantal boeren zal ten gevolge van de in het hervormde GLB gestimuleerde doelstellingen (grotere marktgerichtheid en kwaliteitsproductie) zwaar moeten investeren in de herstructurering van hun bedrijf. Voor steun ter financiering van structurele aanpassingen zal geput kunnen worden uit programma's voor plattelandsontwikkeling. Mocht de werkingssfeer van de maatregelen voor plattelandsontwikkeling evenwel onvoldoende blijken, dan zal uitgekeken moeten worden naar nieuwe instrumenten om liquiditeitsproblemen en aanzienlijke inkomensverliezen op te vangen. Dergelijke maatregelen moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:

- alle door een crisis getroffen boeren moeten toegang hebben tot deze maatregelen;

- boeren komen alleen in aanmerking voor steun ter compensatie van liquiditeitsproblemen, indien het inkomen dat zij in een bepaald jaar uit de landbouw halen, lager ligt dan 70% van het gemiddelde bruto-inkomen of het overeenkomstige netto-inkomen in de vorige drie jaar, of lager dan het op de vorige vijf jaar gebaseerde driejaarsgemiddelde waarin de hoogste en de laagste waarde niet in aanmerking worden genomen;

- het compensatieniveau moet lager liggen dan 70% van het inkomensverlies dat de producent heeft geleden in het jaar waarin hij voor dit soort inkomenscompensatie in aanmerking komt;

- de betalingen ter stabilisatie van het inkomen mogen uitsluitend betrekking hebben op het inkomen en niet op het soort product of de hoeveelheid die de betrokken producent produceert, noch op de nationale of internationale prijzen voor die producten, noch op de ingezette productiefactoren;

- indien de producent betalingen uit hoofde van andere compensatieregelingen ontvangt, bijv. bij natuurrampen, moet het totaalbedrag van de betaling lager liggen dan 100% van het verlies.

Voor een goede werking van deze maatregel moet een nauwkeurige boekhoudkundige definitie van het begrip inkomen worden uitgewerkt en moeten de lidstaten een systeem voor de bepaling van het referentie-inkomen op bedrijfsniveau vaststellen.

Tot slot moet de Commissie, met het oog op de billijke mededinging in de Gemeenschap, zorgvuldig nagaan of in dit verband gebruik mag worden gemaakt van staatssteun of extra financiering.

“Risk Management Tools for EU Agriculture” – Werkdocument (in het Engels) van DG Landbouw: http://europa.eu.int/comm/agriculture/publi/insurance/index_en.htm.

PB C 34 van 7.2.2004, blz. 2.

Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad (PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21).