Artikelen bij COM(2005)118 - Bouwen aan de EOR van kennis voor groei

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2005)118 - Bouwen aan de EOR van kennis voor groei.
document COM(2005)118 NLEN
datum 6 april 2005
Belangrijke juridische mededeling

|
52005DC0118

Mededeling van de Commissie - Bouwen aan de EOR van kennis voor groei /* COM/2005/0118 def. */


Brussel, 6.4.2005

COM(2005) 118 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

Bouwen aan de EOR van kennis voor groei

1. EUROPESE ONDERZOEKSRUIMTE (EOR) VAN KENNIS VOOR GROEI: TROEF EN KANS VAN DE EU

1.1. Realiseren van de Lissabon-doelstellingen

Door te investeren in kennis kan Europa het best duurzame groei bevorderen in een gemondiali-seerde economie… | De Europese Commissie heeft als prioritaire doelen voor de EU gesteld: het bevorderen van duurzame welvaart en solidariteit, het weer voeling laten krijgen van de EU met de burgers, en het maken van de Unie tot een sterke mondiale partner. Het onderzoeksbeleid van de EU en het voorstel voor het nieuwe kaderprogramma dat dit zal helpen uitvoeren, weerspiegelen de verbintenis om deze doelstellingen te realiseren. Als motor voor het voortbrengen en benutten van kennis is onderzoek bovenal een spil in de uitvoering van de Lissabon-strategie om van Europa de meest dynamische en concurrerende kenniseconomie ter wereld te maken, in staat tot het in stand houden van economische groei, werkgelegenheid en sociale cohesie. De Lissabon-strategie is immers het programma van de EU om economische groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid aan de ene kant te verzoenen met sociale en ecologische duurzaamheid aan de andere kant. Lissabon gaat over het in stand houden van het Europese maatschappijmodel voor de huidige en komende generaties, tegen de achtergrond van groeiende mondiale concurrentie en vergrijzing van de bevolking. Kennis onderbouwt alle componenten van de Lissabon-strategie. De economie en het welzijn van de burgers steunen vandaag op de voortgang van de kennis en de omzetting ervan in nieuwe producten, procédés en diensten. Dit is vooral het geval voor Europa, dat niet kan concurreren op basis van natuurlijke rijkdommen, en niet wil concurreren op basis van goedkope arbeid of ten koste van het milieu. Europa moet reageren door het verhogen van de productiviteit en de toegevoegde waarde van producten en diensten. Tegelijkertijd is kennis een belangrijke component van de Europese manier van leven. Kennis ondersteunt duurzame ontwikkeling: de verbetering van de levensstandaard, levenskwaliteit, gezondheid en het milieu hangen allemaal in hoge mate af van de voortgang van de kennis en de toepassingen ervan om de uitdagingen waarmee de maatschappij wordt geconfronteerd aan te gaan. Investeren in kennis is ongetwijfeld de beste, en misschien wel de enige manier voor Europa om economische groei te bevorderen en meer en betere banen te creëren, en tegelijk de sociale vooruitgang en ecologische duurzaamheid te verzekeren. Met andere woorden, het is Europa's kans om zijn maatschappijmodel te versterken. De centrale rol van kennis werd erkend door de Groep op hoog niveau inzake Lissabon, voorgezeten door Wim Kok, die realisering van de kennismaatschappij als topprioriteit voor de EU heeft aanbevolen. In haar voorstellen voor de tussentijdse evaluatie van de Lissabon-strategie heeft de Commissie kennis en innovatie het kloppende hart van de Europese groei genoemd en maatregelen voorgesteld om de inspanningen op te voeren voor het stimuleren van kennis voor groei. Het Europees Parlement heeft deze zelfde boodschap met klem onderschreven in zijn resolutie van maart 2005 inzake richtsnoeren voor toekomstig EU-beleid ter ondersteuning van onderzoek op basis van het rapport van mevrouw Locatelli. De EU heeft zonet haar Lissabon-doelstelling op het hoogste niveau herbevestigd. Tijdens de Europese Raad in maart 2005 hebben de Europese staats- en regeringsleiders verklaard dat hun doelstelling is het verhogen van het potentieel voor economische groei en het versterken van het Europese concurrentievermogen door bovenal te investeren in kennis, innovatie en menselijk kapitaal. |

1.2. Benutten van de kennisdriehoek van onderzoek, onderwijs en innovatie

…toch investeert de EU aanzienlijk minder in O&O dan haar handelspartners | Om een echt concurrerende kenniseconomie te worden moet Europa beter worden in het produceren van kennis via onderzoek, in het verspreiden ervan via onderwijs en in het toepassen ervan via innovatie. Deze “kennisdriehoek” van onderzoek, onderwijs en innovatie werkt het best wanneer de begeleidende randvoorwaarden de kennis belonen die wordt ingezet ten voordele van de economie en de maatschappij. Vandaag besteedt de EU slechts 1,96% van haar BBP aan onderzoek en ontwikkeling; de Verenigde Staten besteden daarentegen 2,59%, Japan 3,12% en Korea 2,9% van hun BBP aan onderzoek en ontwikkeling. De kloof tussen de VS en de EU bedraagt momenteel ongeveer 130 miljard euro per jaar, waarvan 80% toe te schrijven is aan het verschil in besteding aan onderzoek en ontwikkeling door de privé-sector. In maart 2002 heeft de Europese Raad van Barcelona als streefcijfer vastgesteld de Europese onderzoeksinspanning op te trekken tot 3% van het BBP van de EU, waarvan twee derde uit particuliere investeringen moet komen. De Europese Raad van maart 2005 heeft zonet dit streefcijfer herbevestigd. Om dit te realiseren zijn nieuwe inspanningen van de lidstaten en de EU nodig voor het opvoeren van de publieke onderzoeksfinanciering en het verbeteren van de “randvoorwaarden” voor particuliere investeringen in O&O en de snelle benutting van ontdekkingen en uitvindingen. In de context van haar voorstellen voor de tussentijdse evaluatie van de Lissabon-strategie heeft Europese Commissie haar voornemens bekendgemaakt om met voorstellen te komen voor dergelijke maatregelen, zoals de invoering van fiscale prikkels voor onderzoek en innovatie, het herzien van de staatssteunregels ter bevordering van onderzoek en innovatie, het verbeteren en aanpassen van de regelingen inzake intellectuele eigendomsrechten, het vergemakkelijken van risicokapitaalactiviteiten op Europees niveau en het versterken van de banden tussen universiteiten en industrie. Tegelijkertijd stelt de Europese Commissie de kenniseconomie momenteel centraal in veel financiële programma's van de EU. |

1.3. Mobiliseren van de financiële instrumenten van de EU ten dienste van kennis voor groei

Veel EU-programma's dragen bij tot het stimuleren van kennis voor groei maar het onderzoekspro-gramma is de hoeksteen van haar kennisbeleid. | In hoge mate gemodelleerd naar de Lissabon-agenda verhogen de nieuwe financiële vooruitzichten van de EU voor de periode 2007-2013 die door de Europese Commissie worden voorgesteld de rol van kennis en innovatie in de toekomstige begroting van de EU. Er dient een brede waaier van financieringsinstrumenten te worden gemobiliseerd om op coherente wijze te helpen de kenniseconomie tot stand te brengen. De meest relevante zijn: De Structuurfondsen en het Cohesiefonds, ter versterking van de kenniscapaciteiten in geheel de Europese Unie door het uitbreiden van de onderzoeks- en ontwikkelingscapaciteiten in de minder ontwikkelde regio's en door er via innovatie, onderwijs en een moderne infrastructuur voor te zorgen dat de resultaten van het onderzoek zich verspreiden in alle regio's. Onderzoek en ontwikkeling, innovatie en de overgang naar een kenniseconomie behoren tot de topprioriteiten binnen de drie nieuwe doelstellingen van het regionaal beleid van de EU (convergentie, regionaal concurrentievermogen en Europese territoriale samenwerking). Het kaderprogramma Concurrentievermogen en innovatie, ter vergroting van de Europese innovatiecapaciteit, via ondersteuning van innoverende KMO's, innovatienetwerken, de verspreiding van resultaten, technologieoverdracht en de financiering van technologie-innovatie via risicokapitaal. De nieuwe generatie van onderwijs- en opleidingsprogramma's, ter opvoering van de capaciteit voor het produceren, beheersen en exploiteren van kennis in Europa via een geïntegreerde actie inzake permanente educatie en opleiding die vooral betrekking heeft op het universitaire onderwijs en de opleiding van onderzoekers. Trans-Europese netwerken, om op pan-Europese schaal geavanceerde infrastructuren en systemen in te zetten die afgeleid zijn van en ondersteuning geven aan verdere O&O en innovatie (zoals Galileo). Het nieuwe Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, met als prioriteiten het vergroten van het concurrentievermogen van de land- en bosbouwsector, duurzaam landbeheer, de diversificatie van de plattelandseconomie en de leefkwaliteit in plattelandsgebieden. Aan de onderzoekszijde van de 'kennisdriehoek' is de centrale actie om de ontwikkeling van de kenniseconomie te ondersteunen en de EU concurrerend te maken op mondiaal niveau het nieuwe zevende kaderprogramma voor onderzoek, dat uitvoering zal geven aan het onderdeel onderzoek en ontwikkeling van de EU-begroting van 2007 tot 2013. |

- 2. HET ZEVENDE KADERPROGRAMMA: VIER DOELSTELLINGEN

De vier hoofddoel-stellingen voor het EU-onderzoek zijn het resultaat van breed publiek overleg: | De Mededeling van de Commissie betreffende de toekomst van het Europese onderzoeksbeleid van juni 2004 markeerde een initiatief in de richting van een volwassen onderzoeksbeleid op Europees niveau dat een brede waaier van onderzoeksbehoeften en onderzoekscategorieën bestrijkt. De Commissie stelde een benadering voor gebaseerd op een aantal richtsnoeren: consolidering van de ondersteuning van collaboratieve transnationale projecten betreffende thema's die verband houden met belangrijk overheidsbeleid; opzetten van publiek/private partnerschappen op lange termijn ter ondersteuning van industriegerichte technologische ontwikkeling; opvoeren van de steun van de EU voor basisonderzoek; en het ondernemen van nieuwe acties op gebieden die hoge toegevoegde waarde voor de EU opleveren, zoals het ontwerpen van nieuwe onderzoeksinfrastructuren die niet haalbaar zijn voor afzonderlijke lidstaten. Deze benadering werd uitvoerig besproken in de Raad, het Europees Parlement, het Comité van de regio's en het Economisch en Sociaal Comité. Over deze benadering werd ook breed overleg gevoerd met de wetenschappelijke wereld, de industrie en de andere stakeholders. Op deze basis stelt de Commissie momenteel een nieuw kaderprogramma voor onderzoek voor met vier doelstellingen, elk ondersteund door een eigen programma. Deze vier programma's zijn: |

2.1. Samenwerking

de leiding nemen op cruciale wetenschappe-lijke en technologische gebieden door samen te werken; | De leiding nemen op cruciale wetenschappelijke en technologische gebieden door het ondersteunen van samenwerking tussen universiteiten, industrie, onderzoekscentra en overheden in de gehele Europese Unie alsmede met de rest van de wereld. Dit programma, dat meer dan de helft van het totaalbudget van het zevende kaderprogramma voor zijn rekening neemt, bestrijkt de gehele waaier van onderzoeksactiviteiten die worden uitgevoerd in transnationaal samenwerkingsverband, gaande van collaboratieve projecten en netwerken tot de coördinatie van nationale onderzoeksprogramma's. Binnen elk thematisch gebied wordt flexibel gebruik gemaakt van alle acties en financieringssystemen op een wijze die het best bijdraagt tot het verwezenlijken van de doelstellingen van het thema. De onderbrenging van alle thema's in één programma zal gezamenlijke benaderingen over de thema's heen om uitdagingen van gemeenschappelijk belang aan te gaan vergemakkelijken en aldus multidisciplinariteit stimuleren. Het katalysatoreffect van de communautaire financiering op andere publieke onderzoeksuitgaven zal worden versterkt via opgeschaalde ERANET-acties die onderzoek op bepaalde gebieden via deelnemende nationale programma's zullen stimuleren. Internationale samenwerking tussen de EU en derde landen is een belangrijke dimensie van deze actie: afhankelijk van de behandelde thema's worden specifieke acties ondernomen met landen of groepen van landen buiten de EU voor zover daartoe wederzijdse interesse is. |

2.2. Ideeën

versterken van de excellentie van Europa's kennisbasis door het bevorderen van concurrentie tussen onderzoekers op EU-niveau; | Stimuleren van de creativiteit en excellentie van Europees onderzoek via de financiering van “grensverleggend onderzoek” dat wordt uitgevoerd door individuele teams die concurreren op Europees niveau. Teneinde het onderzoek een nieuwe dynamiek te geven door excellentie te bevorderen via concurrentie en het aantrekken van de knapste koppen wordt een Europese Onderzoeksraad opgericht ter financiering van door onderzoekers aangestuurde projecten op alle wetenschappelijke en technologische terreinen, inclusief op het gebied van engineering, sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen. De projecten worden enkel en alleen op basis van wetenschappelijke excellentie geselecteerd via “peer review”. De Europese Onderzoeksraad handelt volledig autonoom, onder leiding van een groep eminente wetenschappers die disciplineoverschrijdend werken en door de Commissie zijn aangesteld op advies van de wetenschappelijke wereld. Het oprichten van de Europese Onderzoeksraad binnen het kader van de Europese Gemeenschap biedt de beste garantie voor de autonomie ervan. |

2.3. Mensen

versterken van de loopbaan-vooruitzichten en mobiliteit van onze onderzoekers; | Ontwikkelen en versterken van het menselijk potentieel van het Europese onderzoek via ondersteuning van opleiding, mobiliteit en de ontwikkeling van Europese onderzoeksloopbanen. Dit programma versterkt de bestaande “Marie Curie”-acties voor ondersteuning van onderzoekers, waarbij beter gefocust wordt op sleutelaspecten van vaardigheden en loopbaanontwikkeling, mobiliteit tussen universiteit en industrie wordt opgevoerd en de banden met de nationale systemen worden versterkt. |

2.4. Capaciteiten

en ontwikkelen en volledig benutten van de onderzoeks-capaciteiten van de EU via grootschalige infrastructuren, regionale samenwerking en innoverende KMO's. | Versterken van de onderzoeks- en innovatiecapaciteit in heel Europa Zorgen voor optimaal gebruik en ontwikkeling van onderzoeksinfrastructuren; ondersteunen van regionale, door onderzoek aangestuurde clusters; ontsluiting van het volledige onderzoekspotentieel dat in de convergentieregio's en ultraperifere regio's van de EU bestaat; ondersteunen van onderzoek ten behoeve van KMO's; dichter bij elkaar brengen van wetenschap en maatschappij; en ontwikkelen en coördineren van een internationaal samenwerkingsbeleid inzake wetenschap en technologie. Via hun gecombineerde impact zullen deze programma's het ontstaan en versterken van Europese kernen van excellentie op verschillende gebieden mogelijk maken. |

3. CONTINUÏTEIT, MET EEN NIEUWE IMPULS VOOR LISSABON

Het nieuwe programma bouwt voort op vroegere successen bij het totstandbrengen van een Europese Onderzoeks-ruimte, | Hoewel het nieuwe zevende kaderprogramma de noodzakelijke continuïteit met het vorige kaderprogramma in stand houdt en voortbouwt op de beste praktijk, wordt het niet “het zoveelste kaderprogramma”. Qua inhoud, organisatie, uitvoeringswijzen en beheersinstrumenten is het bedoeld als een sleutelbijdrage tot de opnieuw gelanceerde Lissabon-strategie. |

3.1. Benadrukken van onderzoeksthema's veeleer dan “instrumenten”

toevoeging van ruimtevaart en veiligheid aan de huidige onderzoeks-gebieden. | Het zesde kaderprogramma was bedoeld om te helpen de Europese Onderzoeksruimte tot stand te brengen. Het legde sterk de nadruk op nieuwe instrumenten voor het structureren van de onderzoeksinspanningen en het ondervangen van fragmentatie. Om kritische massa's van middelen te verzamelen en versnippering tegen te gaan was het zesde kaderprogramma sterk geconcentreerd op een beperkt aantal thema's en onderwerpen. Het zevende kaderprogramma blijft de totstandbrenging van de Europese Onderzoeksruimte ondersteunen, die centraal staat in het onderzoeksbeleid van de EU. Maar het zevende kaderprogramma legt resoluut de nadruk op onderzoeksthema's op gebieden waar de EU haar kennisbasis moet versterken en beter benutten, technologisch leiderschap moet ontwikkelen en de zichtbaarheid van haar onderzoeksactiviteiten moet vergroten. De vastgestelde thema's bouwen grotendeels voort op die van het zesde kaderprogramma en stemmen overeen met belangrijke gebieden voor bevordering van kennis, veelbelovende wetenschappelijke en technologische wegen die zich momenteel openen en een uitdaging vormende sociale, economische en industriële vraagstukken waarmee de EU wordt geconfronteerd. De overkoepelende doelstelling is bij te dragen tot duurzame ontwikkeling, zowel binnen de EU als mondiaal. Aan thema's die reeds worden behandeld in het zesde kaderprogramma, zoals gezondheid, biotechnologie, informatietechnologie, nanotechnologie, vervoer, energie en milieu, wordt één nieuw thema toegevoegd: veiligheid en ruimtevaart, om rekening te houden met het groeiende belang dat de EU de laatste tijd hecht aan deze gebieden. Binnen elk thema is er voldoende ruimte om nieuwe opkomende onderwerpen van wetenschappelijk, industrieel of politiek belang onder te brengen. Bij themaoverschrijdende prioritaire wetenschappelijke gebieden zal de Commissie zorg dragen voor gecoördineerde, horizontale integratie, inclusief door middel van de nodige interne coördinatiestructuren. Een dergelijk prioritair gebied zijn de mariene wetenschappen en technologie. |

3.2. Voorzien in de behoeften van de industrie

En versterken van de koppelingen met het concurrentie-vermogen, door gebruik te maken van de onderzoeks-agenda's van de technologie-platforms, en door de krachten te bundelen met een nieuw programma inzake Concurrentie-vermogen en innovatie. | Het stimuleren van de onderzoeksinvesteringen en het verhogen van de technologie-inhoud van de industrie zijn essentieel voor het verzekeren van het concurrentievermogen van de Europese ondernemingen. Op Europees niveau draagt het kaderprogramma voor onderzoek tot deze doelstellingen bij door het financieren van O&O-projecten met industriële relevantie en door het beste talent uit universiteiten en bedrijven tot samenwerking aan te zetten. Het zevende kaderprogramma is toegesneden op het beter voorzien in de behoeften van de industrie. Voorzover industrieel relevant zal bij de vaststelling van de werkprogramma's gebruik worden gemaakt van de strategische onderzoeksagenda's die door de technologieplatforms onder leiding van de industrie zijn ontwikkeld. Deze strategische onderzoeksagenda's, die een beeld geven van de Europese dimensie van de onderzoeksuitdagingen, beïnvloeden eveneens de nationale onderzoeksprogramma's. Voorts helpen zij, door steeds het marktpotentieel van nieuwe uitvindingen te onderzoeken, iets te doen aan een van Europa's zwakke plekken, namelijk de commercialisering van de resultaten van onderzoek. De acties ter ondersteuning van onderzoek voor KMO's dat wordt uitgevoerd door universiteiten en onderzoekscentra zullen in belangrijke mate worden opgeschaald. Het kaderprogramma voor onderzoek en het kaderprogramma voor Concurrentievermogen en Innovatie (CIP) lopen naast elkaar, met belangrijke raakvlakken, ter ondersteuning van de doelstellingen van Lissabon. Het CIP-programma ondersteunt bijvoorbeeld netwerken die KMO's helpen deelnemen aan het kaderprogramma voor onderzoek en financiert een steunsysteem voor bedrijfsinnovatie alsmede een nieuwe faciliteit voor snel groeiende en innovatieve KMO's, gericht op het compenseren van ontoereikende aandelenfinanciering die verhindert dat KMO's hun onderzoeksresultaten exploiteren. Op een geselecteerd aantal gebieden zullen grote initiatieven inzake industrieel en technologisch onderzoek op Europese schaal worden opgestart die bijzonder relevant zijn voor de EU (zie hieronder). Bovendien wordt deelname van de industrie aan alle financieringssystemen gestimuleerd en wordt ook speciale aandacht geschonken aan het aanzetten van de industrie tot een actievere bijdrage aan de netwerken van excellentie. |

3.3. Versterken van de banden met nationale en particuliere inspanningen

Het ondersteunt publieke-private technologie-initiatieven op gebieden van groot belang zoals innovatieve geneeskunde of luchtverkeers-leiding, en bundelt nationale inspanningen bijvoorbeeld inzake metrologie en biotechnologie, die alle geselecteerd moeten worden op basis van duidelijke criteria zoals toegevoegde waarde, hefboomeffect en particuliere verbintenissen op topniveau. | Het versterken van de banden en de coherentie tussen de EU en de nationale beleidslijnen en activiteiten staat centraal in de Lissabon-agenda. Dit zal in het zevende kaderprogramma met name worden gerealiseerd via de invoering van types van multigefinancierde grootschalige initiatieven: “Gezamenlijke technologie-initiatieven” op gebieden van groot Europees openbaar belang betreffende onderwerpen die worden vastgesteld via een dialoog met de industrie, met name in de Europese technologieplatforms. Dergelijke technologie-initiatieven worden stevig verankerd in de thematische gebieden van het programma Samenwerking. In het huidige stadium zijn gezamenlijke technologie-initiatieven, die de vorm kunnen aannemen van gezamenlijke ondernemingen, gepland op het gebied van innovatieve geneeskunde, nano-elektronica, ingebedde systemen, luchtvaart en luchtverkeersleiding, waterstof- en brandstofcellen en mondiale monitoring voor milieu en veiligheid. In de context van het Euratom-programma kan het opzetten van gemeenschappelijke ondernemingen, bijvoorbeeld inzake kernafval, in overweging worden genomen. Andere mogelijke thema's zullen later via de werkzaamheden van de technologieplatforms, bijvoorbeeld op het gebied van energie, worden vastgesteld. Gezamenlijke uitvoering van nationale onderzoeksprogramma's op basis van artikel 169 van het Verdrag. Van deze mogelijkheid is tot nog toe eenmaal gebruik gemaakt, via een gezamenlijk programma betreffende klinisch onderzoek voor het ontwikkelen van vaccins en therapieën voor hiv, malaria en tuberculose. Momenteel wordt een aantal initiatieven betreffende thema's zoals metrologie, biotechnologie, sociale wetenschappen of wateronderzoek onderzocht. Dergelijke grootschalige coördinatie-initiatieven stemmen ook overeen met de strategieën van de thema's onder het programma Samenwerking. Nieuwe infrastructuren van Europees belang, die voorzien in dienstverlening aan de wetenschappelijke wereld en de industrie op Europees niveau. Er wordt, op basis van de werkzaamheden van het Europese Strategieforum voor onderzoeksinfrastructuren, een soortgelijk mechanisme ingevoerd als voor de trans-Europese netwerken. Er wordt sterke synergie met de Structuurfondsen nagestreefd. Deze initiatieven hebben drie gemeenschappelijke kenmerken: Er word rechtstreeks door de Raad en het Parlement (of de Raad in overleg met het Parlement) toe besloten op basis van een voorstel van de Europese Commissie in overeenstemming met artikel 166, lid 3, 169 of 171 van het Verdrag; Geschiktheid voor met name initiatieven “met variabele geometrie” waarbij de meest geïnteresseerde landen worden betrokken; Uitvoering via financiële plannen waarbij, in een verhouding die kan variëren, meerdere bronnen en soorten financiering worden gecombineerd : particuliere financiering; nationale financiering; steun uit het kaderprogramma; bijdragen uit andere EU-bronnen, zoals de Structuurfondsen en de Europese Investeringsbank (EIB). De voor deze drie categorieën van acties geschikte gebieden worden momenteel door de Commissie verkend in nauwe samenwerking met de industrie, de wetenschappelijke wereld en de overheden. Precieze onderwerpen zullen worden vastgesteld op basis van twee types criteria, algemene en specifieke. Algemene criteria zijn onder meer de toegevoegde waarde van het uitvoeren van een actie op Europese schaal en de onmogelijkheid om de doelstellingen te bereiken via “standaard”financieringssystemen van het zevende kaderprogramma. Specifieke criteria zijn onder meer verbintenissen van de industrie op het hoogste niveau en de mogelijke hefboomwerking van nationale en particuliere financiering bij gezamenlijke technologie-initiatieven. Het zevende kaderprogramma omvat eveneens een “risicodelende financieringsfaciliteit” die gericht is op het bevorderen van particuliere investeringen in onderzoek door het verbeteren van de toegang tot leningen van de Europese Investeringsbank (EIB) voor grote Europese onderzoeksacties. Dit mechanisme zal EIB-leningen op ruimere schaal mogelijk maken voor OTO-acties (gezamenlijke technologie-initiatieven, grote collaboratieve projecten en nieuwe onderzoeksinfrastructuren). |

- 3.4. Volledig benutten van het EU-potentieel

Om het volledige onderzoeks-potentieel van de uitgebreide Unie te gebruiken, wordt speciale ondersteuning gegeven aan regio's, KMO's en aan “wetenschap in de maatschappij”. | De totstandbrenging van de kenniseconomie en -maatschappij steunt op het versterken van de excellentie van het Europese onderzoek, maar ook op een beter gebruik van tot nog toe “onaangeboord” hoog onderzoekspotentieel dat overal in de EU bestaat. Om het potentieel van onderzoeksgroepen in de convergentieregio's en ultraperifere regio's van de EU te helpen ontsluiten en ontwikkelen en opdat deze op internationaal niveau kunnen concurreren, zullen specifieke acties de mogelijkheid bieden tot het rekruteren van onderzoekers uit andere EU-landen, de detachering van onderzoeks- en beheerspersoneel, de organisatie van evaluatiefaciliteiten en de aanschaf en ontwikkeling van onderzoeksuitrusting. Dergelijke acties zullen helpen bij het vaststellen van behoeften en kansen voor het versterken van de onderzoekscapaciteiten van bestaande en opkomende centra van excellentie in deze regio's waarin door de Structuurfondsen kan worden voorzien. Om het onderzoekspotentieel van Europese regio's te versterken zal steun worden verleend voor de ontwikkeling in heel Europa van regionale “door onderzoek aangestuurde clusters” waarbij universiteiten, onderzoekcentra, ondernemingen en regionale overheden worden betrokken. De synergieën tussen het zevende kaderprogramma, met name het programma “Capaciteiten”, en het regionaal beleid van de EU moeten worden versterkt. De Commissie gaat communautaire strategische richtsnoeren inzake cohesie voorstellen, die aangeven hoe prioriteiten op EU-niveau in aanmerking moeten worden genomen door de nationale en regionale overheden die verantwoordelijk zijn voor het beheren van de programma's van de Structuurfondsen. Onderzoek en ontwikkeling zijn (samen met innovatie en onderwijs) prioritaire thema's onder alle doelstellingen van de Structuurfondsen, en zo zullen de richtsnoeren een gelegenheid zijn om de beherende overheden sterk aan te moedigen om investeringen na te streven die het onderzoeksbeleid van de EU aanvullen. Er zal op ruime schaal worden gepoogd de harmonieuzere integratie van de wetenschappelijke en technologische inspanning in de Europese sociale structuur te integreren en een democratische en bloeiende kennismaatschappij te helpen opbouwen. Bouwen aan een kenniseconomie is een project dat brede publieke steun vereist. De actie van de EU zal onder meer gericht zijn op het ontwikkelen van coherente beleidslijnen en modellen van publiek bestuur voor onderzoek en ontwikkeling, en het verbeteren en verbreden van de dialoog over wetenschap en technologie. Er zal vooral energie worden besteed aan het aantrekken van jongere generaties en vrouwen voor wetenschappelijke en technologische loopbanen en het integreren van de genderdimensie in onderzoek. De onderzoeksactie van de EU is, vanwege haar omvang en het toekomstgericht positief project dat zij vertegenwoordigt, een geprivilegieerd kanaal om de burger weer voeling te laten krijgen met het project van de Unie als zodanig. |

3.5. Rationaliseren van de financieringsinstrumenten

De uitvoering wordt: - rationeler; - veeleer onderzoeks- dan instrument-gericht ; | Het zesde kaderprogramma introduceerde nieuwe “financieringsinstrumenten” met het oog op het vergroten van de impact van de onderzoeksfinanciering van de EU op de onderzoeksactiviteiten in Europa, en om de Europese Onderzoeksruimte te helpen structureren. De positieve resultaten van deze innovatie pleiten, samen met de noodzaak om frequente veranderingen in de wijze waarop de EU onderzoek financiert te vermijden, voor het behoud van een hoog niveau van continuïteit ten aanzien van de vormen van financiering en voor de consolidering van de structurerende impact ervan. Tegelijkertijd leert de via het zesde kaderprogramma opgedane ervaring dat maatregelen kunnen en moeten worden genomen om niet alleen de praktische uitvoering van deze systemen, maar ook de presentatie en het ontwerp ervan te verbeteren. Voortbouwend op de aanbevelingen van het panel voorgezeten door de heer Ramon Marimon en de vijfjarenbeoordeling van het kaderprogramma door het panel voorgezeten door de heer Erkki Ormala, is een nieuwe benadering vastgesteld die het mogelijk zal maken de beleidsdoelstellingen van het onderzoeksbeleid van de EU gemakkelijker, efficiënter en flexibeler te realiseren. Er wordt, om de verschillende categorieën van acties te ondersteunen, alleen of in combinatie een kleiner geheel van eenvoudiger “financieringssystemen” gebruikt, die meer flexibiliteit en vrijheid geven. In plaats van in de “instrumenten” te worden ingekapseld zullen onderzoeksdoelstellingen en doelstellingen van het onderzoeksbeleid, inclusief die welke gericht zijn op het structureren van onderzoeksinspanningen, duidelijk en expliciet worden vastgesteld in de werkprogramma's. Voor elk onderwerp waarover voorstellen kunnen worden ingediend zullen de wetenschappelijke doelstellingen, de omvang van de activiteiten en aanwijzingen in verband met de verwachte resultaten worden geformuleerd. De werkprogramma's kunnen eveneens het type financieringssysteem dat moet worden gebruikt en het indicatieve beschikbare budget specificeren. |

3.6. “Verminderen van de bureaucratie”: vereenvoudigen van de werking van de programma's en meer rendement leveren

- en wordt drastisch VEREEN-VOUDIGD om dienstbaar te zijn aan onderzoekers en vernieuwers. | De noodzaak van vereenvoudiging was de meest terugkerende boodschap tijdens het overleg over de toekomst van het onderzoeksbeleid van de EU. In verband met de uitbreiding van het werkterrein, het tijdsbestek en het volume van de EU-actie inzake onderzoek is een substantiële vereenvoudiging en rationalisering van de manier waarop het kaderprogramma werkt een noodzakelijke voorwaarde. Dit zal worden bereikt door: Het verminderen van de last van de administratieve en financiële regels en procedures, het verlagen van het aantal door de deelnemers in te dienen aanvragen, het verkleinen van de hoeveelheid papierwerk en het verkorten van de tijd die nodig is om projecten op te starten. De algemene benadering is er een van vertrouwen stellen in de onderzoekers. Specifieke maatregelen zijn onder meer het geven van meer autonomie aan consortia, het vereenvoudigen van de controles door de Commissie en concentreren ervan op het verifiëren van resultaten ex post veeleer dan ex ante, het verminderen van de informatie- en rapportageverzoeken. Daartoe behoren ook: elektronische registratie om te vermijden dat deelnemers wordt gevraagd dezelfde informatie meer dan eens in te dienen; het uitgebreide gebruik van de tweefasige voorstelindieningsprocedure; en het rationaliseren en verkorten van het overlegproces, door het concentreren van de werkzaamheden van de comités van nationale vertegenwoordigers op het onderzoek en de goedkeuring van alle werkprogramma’s; Het verbeteren van het financiële systeem en de financieringsmodaliteiten door middel van een eenvoudiger systeem voor het berekenen en betalen van de financiële bijdrage en het controleren van het geldgebruik; het rationaliseren en vereenvoudigen van de vorm van de communautaire financiële bijdragen; het vereenvoudigen van de definiëring van in aanmerking komende kosten en steunpercentage per activiteit. Daartoe wordt onder meer voorgesteld om waar mogelijk het gebruik van forfaitaire financiering uit te breiden en kostenrapportagemodellen te schrappen; Het vereenvoudigen van de presentatie van en het taalgebruik in alle documenten betreffende het kaderprogramma (wettelijke besluiten, technische bijlagen, werkprogramma's, uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, contracten, enz.) en het verbeteren van de communicatie op elk niveau. Om ervoor te zorgen dat de maatregelen beantwoorden aan de behoeften van de deelnemers en het gewenste effect bereiken, zal de Commissie consistent de vereenvoudigingsmaatregelen toetsen via de feedback van kleine onderzoeksentiteiten, zoals kleine bedrijven en universiteitsteams. Deze entiteiten en die groepen welke tot nog toe niet goed vertegenwoordigd waren, zoals onderzoekers van jonge universiteiten, uit minder ontwikkelde regio's en uit de nieuwe lidstaten, zullen met de vereenvoudigingen het meest hun voordeel doen. Het vereenvoudigen van de uitvoering van het kaderprogramma ten voordele van de onderzoekers impliceert de bereidheid om hen een hogere mate van autonomie en flexibiliteit te geven op basis van vertrouwen, aanvaarde verantwoordelijkheid en aanspreekbaarheid. Hoe meer deze bereidheid door alle EU-instellingen wordt gedeeld, hoe groter de stappen naar vereenvoudiging kunnen zijn. De vereenvoudigingsmaatregelen zijn in overeenstemming met de bepalingen van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de EU. De Commissie komt binnenkort met voorstellen voor een herziening van het Financieel Reglement. |

- 3.7. Optimaliseren van het beheer van het kaderprogramma

Een verdubbeld budget wordt beheerd door evenveel Commissie-personeel ondersteund door geëxternaliseed beheer hetgeen zorgt voor een efficiënt beheer en maximaal rendement van onderzoeksgeld doordat de administratieve uitgaven beneden 6% van het onderzoeks- budget blijven. | De start van een nieuw en ambitieus kaderprogramma, dat nieuwe acties introduceert en bestaande acties versterkt, biedt de kans om opnieuw de manieren te bekijken waarop het kaderprogramma wordt beheerd. Het beheer van het kaderprogramma moet gebaseerd zijn op drie principes: Efficiënte werking (rendement); Concentratie van de Commissiediensten op kernbeleidstaken; Duidelijke lijnen en duidelijk afgebakende verantwoordelijkheden. De diensten van de Europese Commissie hebben aan substantiële budgetverhogingen in vorige kaderprogramma's steeds volledig en efficiënt uitvoering kunnen geven. Er zijn goede redenen om de Commissie, onder meer in verband met haar unieke ervaring en algemene kennis van het Europese onderzoekslandschap, de zeer nuttige feedback die zij geeft voor de onderzoeksbeleidsvorming van de EU en het vertrouwen dat de lidstaten hebben in deze formule die ervoor zorgt dat overwegingen in verband met een evenredig rendement achterwege blijven, bij het beheer van de onderzoeksprogramma's te blijven betrekken. Er kunnen en moeten evenwel veranderingen worden doorgevoerd binnen het zevende kaderprogramma. De Commissie zal een verdubbeld O&O-budget beheren zonder dat haar personeelssterkte wordt uitgebreid. Zij stelt voor om alle logistieke en administratieve taken, d.w.z. niet-beleidsgerelateerde taken, buiten haar diensten te laten verrichten. Derhalve zal een deel van de activiteiten die zij momenteel uitvoert onder haar verantwoordelijkheid worden geëxternaliseerd; het gaat met name om taken die een groot aantal kleine verrichtingen genereren, die in verband met feedback voor het bepalen van de programma's en beleidslijnen niet zo belangrijk zijn. Met deze aanpak zal een belangrijk deel van het budget van het zevende kaderprogramma, dat een groot aantal administratieve verrichtingen vertegenwoordigt, beheerd worden door een uitvoerend agentschap; het gaat met name om activiteiten als de Marie Curie-acties, de ondersteuning van KMO’s alsmede om administratieve taken in verband met andere OTO-projecten, inclusief collaboratieve onderzoeksprojecten. Deze benadering zal eveneens worden gevolgd voor het uitvoeren van de activiteiten van de Europese Onderzoeksraad (ERC), die werkt onder leiding van een groep eminente wetenschappers. Hiermee zal gezorgd worden voor een vlotte start en wordt de ERC geholpen om de mate van autonomie en zichtbaarheid, aanspreekbaarheid en transparantie te creëren die bepalend zullen zijn voor zijn geloofwaardigheid. Zodra de ERC heeft bewezen wat hij waard is en in het licht van kansen om zijn impact te versterken, bijvoorbeeld door het mobiliseren van nationale financiering, zal de Commissie overwegen de ERC in een juridisch onafhankelijke structuur onder te brengen, bijvoorbeeld gebaseerd op artikel 171 van het Verdrag. Voor wat betreft grootschalige initiatieven (gebaseerd op met name de artikelen 169 en 171 van het Verdrag) alsmede bij EU-bijdragen tot de coördinatie of openstelling van nationale programma's zullen de deelnemers en stakeholders zelf de toegewezen middelen beheren. Deze maatregelen, samen met de vereenvoudigingsmaatregelen, zullen de Commissie in staat stellen om de administratieve uitgaven onder de 6% van het onderzoeksbudget te houden die voor het zesde kaderprogramma was vastgesteld. Zij bieden ook de beste garantie voor een efficiënte uitvoering van het kaderprogramma, met gepaste inachtneming van transparantie en aanspreekbaarheid. In het licht van de gedurende de eerste jaren van het zevende kaderprogramma opgedane ervaring kan deze benadering geleidelijk aan worden uitgebreid of herzien. |

- 4. EEN ONDERZOEKSBUDGET DAT BEANTWOORDT AAN DE AMBITIE VAN DE EU

Het verdubbelen van het onderzoeks-budget van de EU is geen optie, maar een noodzaak: | De beslissing over het budget van het zevende kaderprogramma wordt een geloofwaardigheidstest die zal aantonen in hoeverre het de EU ernst is om haar Lissabon-ambities te realiseren in overeenstemming met de evaluatie halverwege. Herinnerend aan haar twee mededelingen betreffende de nieuwe financiële vooruitzichten van februari en juli 2004, stelt de Commissie voor het onderzoeksbudget van de EU te verdubbelen. Zij doet dit op basis van de volgende zorgvuldig overwogen argumenten: |

4.1. De op grote schaal gesteunde verruiming van de werkingssfeer van de KP-acties vereist verdubbeling van de financiering

- om te reageren op het enorme wetenschaps-potentieel en de vraag naar wetenschap in Europa; | Het opstarten van essentiële nieuwe initiatieven en bovendien versterken van bestaande acties met een erkende impact en toegevoegde waarde, vereist een belangrijke verhoging van de onderzoeksfinanciering van de EU. Dit moet niet worden beschouwd als kosten maar als de best mogelijke investering in Europa's toekomst. Reeds enige tijd zijn er te veel aanvragen voor de kaderprogramma's, en een nodeloos groot aantal projecten van de hoogste kwaliteit moet enkel en alleen vanwege middelengebrek worden afgewezen. Een nieuwe schaal van financiering is vereist indien men dit belangrijke verlies van onderzoekspotentieel een halt wil toeroepen. Tegelijkertijd zijn er dwingende redenen om de werkingssfeer van het kaderprogramma te verbreden om gebieden die cruciaal zijn of steeds belangrijker worden beter aan bod te laten komen. |

4.2. Het opvoeren van de KP-financiering zal een hefboomeffect hebben op de nationale en particuliere investeringen

- om de 3%-doelstelling te helpen realiseren - om gebruik te maken van het sterke hefboomeffect ervan op particuliere investeringen; | Parallel aan de vergrote inspanningen van de lidstaten van de EU zal het verdubbelen van de financiering onder KP7 een tweevoudige rol spelen bij het realiseren van de Barcelona-doelstelling om 3% van het BBP aan onderzoek en ontwikkeling te besteden. Er zal een sterk signaal van uitgaan betreffende het belang van in serieuze mate toenemende publieke en particuliere O&O-investeringen in geheel Europa in overeenstemming met de Lissabon- en Barcelona-doelstellingen. De verdubbeling van het budget van het kaderprogramma zal de totale publieke O&O-uitgaven in de EU25 op 0,96% van het BBP brengen, dicht in de buurt van het streefcijfer van 1%, en zal voor de lidstaten een krachtige impuls zijn om hun inspanningen nieuw leven in te blazen. Er zal een krachtig hefboomeffect van uitgaan op de particuliere investeringen in onderzoek en ontwikkeling. Voor elke euro die de overheid aan O&O uitgeeft investeert het bedrijfsleven 93 eurocent in O&O. Dit geldaantrekkende effect is in principe groter voor de EU dan voor de nationale financiering vanwege de hogere economische multiplicatoreffecten als gevolg van de transnationale collaboratieve aard van de door de EU ondersteunde projecten, de vermindering van het commerciële risico door de deelname van belangrijke industriële spelers en omdat dit ertoe bijdraagt dat de resultaten en oplossingen in geheel de EU van toepassing zijn. De verdubbeling zal het bedrijfsleven meer vertrouwen geven dat Europa zijn verbintenissen zal nakomen en een aantrekkelijke toekomst te bieden heeft. |

4.3. Verdubbeling van de O&O-investeringen zal de EU in staat stellen om nieuwe wetenschappelijke en technologische uitdagingen aan te pakken

- om mondiale uitdagingen aan te gaan; | De kosten van onderzoek stijgen momenteel, met name vanwege het toegenomen gebruik van dure instrumenten en infrastructuren. Derhalve is een hoger steunniveau nodig om effecten te bereiken van dezelfde omvang als onder vorige kaderprogramma's. Er komen nieuwe gebieden van wetenschap op, en onder het KP moet daaraan steun worden verleend. Het gaat om gebieden van wetenschap waar de economische baten op lange termijn groot zijn, waar er behoefte is aan onderzoek met een hoog risico dat veel kost en waar het enkel zinvol is deze risico's en de beloningen op EU-niveau te delen. Geen enkele lidstaat kan alleen de waterstofeconomie tot stand brengen of kernfusie tot werkelijkheid maken. |

4.4. Steunverlening van de EU speelt een vitale rol bij het efficiënter en effectiever maken van het onderzoekssysteem van de EU

- om fragmentering van onderzoeks-inspanningen en –investeringen te verminderen; | Door het feit dat steunverlening op EU-niveau een sterke toegevoegde waarde heeft en in overeenstemming is met de subsidiariteit, kan dit vaak een efficiëntere en effectievere manier zijn om overheidsgeld aan onderzoek te besteden. Europese onderzoeksfinanciering maakt het mogelijk een kritische massa van middelen op te bouwen, kennis en faciliteiten te delen tussen veel landen, de EU-wijde verspreiding van resultaten te stimuleren en een efficiënter mechanisme ter beschikking te stellen voor het uitvoeren van onderzoek betreffende pan-Europese beleidsuitdagingen (zoals klimaatverandering of voedselveiligheid). Meer EU-onderzoek betekent minder fragmentering van inspanningen via sterkere coördinatie, meer verspreiding en meer excellentie via concurrentie. In de EU wordt ongeveer 94% van de overheidsuitgaven voor O&O op nationaal niveau toegewezen, terwijl in de VS over het grootste deel van de overheidssteun voor O&O op federaal niveau wordt beslist. |

4.5. Een groter KP7 zal de Lissabon-strategie nieuw leven inblazen

- en om de groei en werkgelegenheid te stimuleren. | De impact van het verdubbelen van de onderzoeksbudgetten van de EU op de economische groei voor de EU als geheel is beslist positief. Economische modellen die gebruikt worden voor het beoordelen van de impact van het voorgestelde zevende kaderprogramma, tonen aan dat een verdubbeling van het budget elk jaar extra groei zal genereren en naar verwachting zal leiden tot een stijging van het BBP-niveau van 0,5% à 1% in 2030 (vergeleken bij het business-as-usual scenario van matige groei in de KP-financiering). Volgens deze modellen zouden er in dezelfde periode bijna 1 miljoen extra banen worden gecreëerd en zou het concurrentievermogen van de EU toenemen: tegen het jaar 2030 zou de uitvoer buiten de EU met ongeveer 0,6% toenemen terwijl de invoer met maximaal 0,3% zou afnemen vergeleken bij een business-as-usual scenario voor het kaderprogramma. In termen van sociale effecten zal een versterkt kaderprogramma voor verdere vooruitgang zorgen op gebieden zoals gezondheid, veiligheid, de benutting van menselijk kapitaal en de totstandbrenging van een Europese arbeidsmarkt voor kenniswerkers. In termen van milieu-effecten zal het helpen bij het verbeteren van het beheer van de natuurlijke rijkdommen, het aanwijzen van win-win-technologieën en het beter begrijpen en voorspellen van het milieu. |

5. AANSLUITING BIJ DE “LISSABON-DOELSTELLINGEN”

Het realiseren van de Lissabon-doelstelling is moeilijk denkbaar zonder een drastische verhoging van uitgaven voor “investering/groeibevordering” op EU-niveau. Als zodanig vereist dit de ontwikkeling, binnen een volledig ingezette Europese Onderzoeksruimte, van een goed Europees onderzoeks-, technologie- en innovatiebeleid. Het zevende kaderprogramma is bedoeld om de ruggengraat te worden in de opbouw van een Europese kenniseconomie. Het omspant voor het eerst een periode van zeven jaar, hetgeen een nieuw perspectief en een nieuwe kracht geeft, met name vanwege de synchronisatie en nauwe banden ervan met alle groei ondersteunende acties in de nieuwe financiële vooruitzichten. Op basis van een externe beoordeling kan de Commissie halverwege wijzigingen voorstellen op het kaderprogramma en de beheersregelingen ervoor herzien. De combinatie van een langere looptijd met de mogelijkheid van een evaluatie halverwege zorgt tegelijkertijd voor continuïteit en flexibiliteit. Gezien het adequate niveau van middelen zal het zevende kaderprogramma, gestroomlijnd en meer onderzoekersvriendelijk in zijn implementatie, van essentieel belang zijn bij het helpen bouwen aan de EOR van kennis voor groei. |

Zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap (EG) (Totaal maximumbedrag (miljoen EUR), respectieve deelbedragen en indicatieve verdeling, 2007-2013) |

MENSEN | Marie Curie-acties | 7129 |

| Onderzoeksinfrastructuren | | | | | | | | | | 3961 | | | Onderzoek ten behoeve van KMO’s | | | | | | | | | | 1901 | | | Kennisregio’s | | | | | | | | | | 158 | | CAPACITEITEN | Onderzoekspotentieel | | | | | | | | | | 554 | | | Wetenschap in de maatschappij | | | | | | | | | | 554 | | | Internationale samenwerking | | | | | | | | | | 358 | |GCO | | | | Gemeenschappelijk | Centrumch | voor | Onderzoek | | | | 1817 | |TOTAAL EG | | | | | | | | | | Totaal |72726 | | | | | | | | | | | | | | | EURATOM (2007-2011) | | | | | | | | | | | 3.092 | |

“De uitdaging aangaan: de strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid”, november 2004.

P6_TA-PROV(2005)0077.

COM (2004) 353 van 16.6.2004.

Op deze gebieden is mogelijk behoefte aan specifieke uitvoeringsregels.

“Het kaderprogramma wordt ten uitvoer gelegd door middel van specifieke programma’s die binnen elke activiteit worden ontwikkeld. (…)”.

“Bij de tenuitvoerlegging van het meerjarenkaderprogramma kan de Gemeenschap in overeenstemming met de betrokken lidstaten voorzien in deelneming aan door verscheidene lidstaten opgezette onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s, met inbegrip van de deelneming aan de voor de uitvoering van die programma’s tot stand gebrachte structuren.”

“De Gemeenschap kan gemeenschappelijke ondernemingen of andere structuren in het leven roepen die noodzakelijk zijn voor de goede uitvoering van programma’s voor communautair onderzoek en communautaire technologische ontwikkeling en demonstratie.”

Uitvoerende agentschappen zijn beheersstructuren waaraan de Commissie, onder haar verantwoordelijkheid, taken mag opdragen betreffende het beheer van communautaire programma’s. Het statuut van de uitvoerende agentschappen is vastgelegd in Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2003.

COM (2004) 101 van 26.2.2004 en COM (2004) 487 van 14.7.2004.

SEC(2005) 430 Effectbeoordeling en ex-ante-evaluatie betreffende het voorstel voor de besluiten van de Raad en het Europees Parlement inzake het zevende kaderprogramma.

Alle bedragen in lopende prijzen berekend op basis van vastgestelde prijzen van 2004.

Het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) voor onderzoeks- en opleidingsactiviteiten inzake kernenergie (2007 tot 2011) dat fusie-energieonderzoek, kernsplijting en stralingsbescherming en de nucleaire activiteiten van het GCO omvat. Het totale budget bedraagt 3.092 miljoen EUR voor de vijf jaar waarvan 539 miljoen EUR voor het GCO.