Artikelen bij COM(2005)356 - Europese indicator van het taalvermogen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2005)356 - Europese indicator van het taalvermogen. |
---|---|
document | COM(2005)356 ![]() ![]() |
datum | 1 augustus 2005 |
I INLEIDING 3
1 Meertaligheid in de Europese samenleving 3
2 Beperkingen van de beschikbare gegevens 3
3 Behoefte aan meer betrouwbare gegevens 5
II TENUITVOERLEGGING VAN DE INDICATOR 6
1 Doel 6
2 Methode 6
3 Doelgroep 7
4 Schaal 7
5 Talen 7
6 Vaardigheden 7
7 Andere gegevens 8
8 Samenwerking 8
9 Adviesraad voor de Europese indicator van het taalvermogen 8
10 Budgettaire gevolgen 9
11 Tijdschema 9
III CONCLUSIE 9
I INLEIDING
1 Meertaligheid in de Europese samenleving
In de Europese Unie, die is opgebouwd rond het vrije verkeer van burgers, kapitaal, goederen en diensten, wonen nu 450 miljoen mensen die tot verschillende etnische, cultuur- en taalgemeenschappen behoren.
Op het belang van de bevordering van de maatschappelijke en de individuele meertaligheid in de Europese Unie is opnieuw gewezen in de mededeling van de Commissie: "Het leren van talen en de taalverscheidenheid bevorderen: Actieplan 2004–2006"1. Andere talen verstaan en spreken moet een onderdeel vormen van de basiskennis van alle Europese burgers. De verdere ontwikkeling van vreemde talenkennis is belangrijk voor het bevorderen van de mobiliteit in de Unie2. Zij zal bijdragen tot de totstandkoming van een echt Europese arbeidsmarkt waarin de burgers volledig gebruik kunnen maken van de vrijheid om in een andere lidstaat te werken of te studeren. Bovendien kunnen de Europese ondernemingen met werknemers die praktische taal- en interculturele vaardigheden hebben, doeltreffend concurreren op de wereldmarkt.
Andere talen leren en spreken doet ons meer open staan voor anderen, hun culturen en standpunten. Daarnaast helpt het leren van andere talen de cognitieve vaardigheden en de kennis van de moedertaal aan te scherpen (inclusief lezen en schrijven). Het is niet voldoende om één lingua franca te leren. Doel van de Commissie is een echte meertalige Europese samenleving waarin het percentage individuele meertaligheid gestaag toeneemt totdat iedere burger naast zijn moedertaal nog ten minste twee vreemde talen praktisch beheerst.
De staatshoofden en regeringsleiders hebben zich in maart 2002 in Barcelona tot doel gesteld dat de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels van de Europese Unie uiterlijk in 2010 wereldwijd een referentiepunt voor kwaliteit moeten worden en hebben opgeroepen tot "verdere maatregelen … teneinde de beheersing van basisvaardigheden te bevorderen, met name door het onderwijs van ten minste twee vreemde talen vanaf zeer jonge leeftijd..."3. Tegelijkertijd verzochten zij om de “vaststelling van een taalvaardigheidsindicator in 2003”4. Dit was nodig omdat er onvoldoende informatie bestaat over de daadwerkelijke taalvaardigheden van mensen in de Europese Unie en er behoefte is aan betrouwbare methoden om de vooruitgang op de weg naar deze nieuwe doelstelling te meten.
2 Beperkingen van de beschikbare gegevens
De momenteel beschikbare gegevens zijn beperkt tot a) ingevoerde gegevens, zoals informatie over taalonderwijs in scholen en b) resultaten van opiniepeilingen.
Uit de ingevoerde gegevens kan bijvoorbeeld worden afgeleid dat het percentage leerlingen in het basisonderwijs dat een vreemde taal leert, toeneemt, dat het spectrum van de onderwezen talen in alle leeftijdscategorieën uitermate beperkt is en dat het aantal aangeboden talen afneemt. Bovendien is er een stijgende tendens dat 'een vreemde taal leren' gewoon betekent 'Engels leren'.
Zoals blijkt uit onderstaande tabel ligt het gemiddelde aantal vreemde talen in het voortgezet onderwijs ver beneden het door de Europese Raad van Barcelona gestelde doel van twee vreemde talen vanaf zeer jonge leeftijd5.
Deze ingevoerde gegevens zijn weliswaar waardevol maar geven geen compleet beeld van de stand van het talenonderwijs. Ze zeggen bijvoorbeeld niets over de communicatieve vaardigheden van de leerlingen.
De enquête over volwassenenonderwijs (Adult Education Survey), die momenteel door Eurostat wordt voorbereid en in 2006 in de landen zal worden uitgevoerd, zal een module omvatten waarin de respondenten hun taalvaardigheden moeten inschatten. Hiervoor worden de schalen van het gemeenschappelijk Europees referentiekader voor talen gebruikt. Deze enquête zal om de vijf jaar herhaald worden. Zij zal waardevolle contextgebonden gegevens verschaffen over de beoordeling door volwassen burgers van hun eigen taalvaardigheden maar is niet bedoeld om een objectieve beoordeling van de taalvaardigheden te geven.
Totdat deze gegevens beschikbaar zijn, komt de enige andere momenteel beschikbare informatie over vreemde-taalvaardigheden van Eurobarometerenquêtes. Hierin wordt de respondenten gevraagd hun eigen vaardigheden te beoordelen, wat betekent dat de gegevens slechts in beperkte mate betrouwbaar zijn. Bij wijze van voorbeeld zijn hieronder de gegevens opgenomen van standaard Eurobarometers waarvoor het veldwerk in 2001 heeft plaatsgevonden.
De gegevens lijken op een 'taalkloof' te wijzen: de taalvaardigheden zijn ongelijk verdeeld over de landen, wat een indicatie zou kunnen zijn van het relatieve belang dat de samenleving in de verschillende lidstaten aan het leren van talen hecht. Toch is het leren van een vreemde taal reeds onderdeel van het leerprogramma in alle lidstaten en hebben de autoriteiten, leraren en leerlingen in alle landen reeds grote inspanningen geleverd6. Om deze kloof te kunnen verminderen zouden er niet alleen meer talen moeten worden geleerd, maar zou dit ook op doeltreffender wijze moeten worden gedaan.
Er is dus nog een hele weg te gaan voordat iedere burger de noodzakelijke taalvaardigheden en interculturele vaardigheden heeft om profijt te trekken van het burgerschap van de Europese Unie en voordat de lidstaten het verzoek van hun staatshoofden en regeringsleiders ten uitvoer hebben gelegd dat al hun leerlingen ten minste twee vreemde talen leren vanaf jonge leeftijd.
3 Behoefte aan meer betrouwbare gegevens
De vooruitgang bij het bereiken van deze doelstelling kan alleen worden gemeten met behulp van betrouwbare gegevens over de resultaten van het onderwijzen en leren van vreemde talen. Deze gegevens moeten op objectieve testen van de taalvaardigheid worden gebaseerd. De analyse van dergelijke gegevens moet een betere vergelijking van taalbeleid en taalonderwijsmethoden tussen de lidstaten vergemakkelijken, om op basis daarvan goede praktijken vast te stellen en uit te wisselen.
Tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad van Barcelona hebben de staatshoofden en regeringsleiders verzocht om de vaststelling van een Europese taalvaardigheidsindicator.
Een dergelijke indicator heeft een belangrijk methodologisch voordeel omdat daarmee waardevolle en betrouwbare gegevens beschikbaar worden gesteld aan beleidsmakers, leraren en leerlingen. Het uiteindelijke doel is de lidstaten harde cijfers te verschaffen op basis waarvan zij de noodzakelijke aanpassingen kunnen maken in hun manier van onderwijzen en leren van vreemde talen.
Verder moet deze indicator ook worden gezien in de context van het proces 'Onderwijs en opleiding 2010' in het kader waarvan de lidstaten zijn overeengekomen een reeks indicatoren te ontwikkelen.
II TENUITVOERLEGGING VAN DE INDICATOR
Het actieplan 'Het leren van talen en de taalverscheidenheid bevorderen' verbindt de Commissie ertoe een dergelijke indicator te ontwikkelen. De Commissie heeft deze activiteit voorbereid in overeenstemming met vertegenwoordigers van de lidstaten - de Expert Working Groups on Languages and on Indicators and Benchmarks - met wie zij in detail heeft besproken op welke beginselen deze indicator gebaseerd moet worden.
Nu is het zover dat een aantal keuzes gemaakt moet worden betreffende de algemene parameters van de indicator, de methodiek voor de eerste cyclus van gegevensverzameling en beheersmaatregelen.
De door de Commissie voorgestelde aanpak is hieronder beschreven.
Parameters
1 Doel
Doel van de indicator is het meten van de vreemde-taalvaardigheden in alle lidstaten.
De nauwkeurigheid en de betrouwbaarheid van de indicator moeten hoog zijn, hetgeen tot politieke aanvaarding zal leiden.
Net als bij andere vergelijkbare internationale indicatoren moeten de gegevens met regelmatige tussenpozen worden verzameld, bijvoorbeeld iedere drie jaar.
2 Methode
Aangezien er in de Unie nog geen gestandaardiseerde enquête over taalvaardigheden bestaat, wordt voorgesteld om als antwoord op de oproep van de Raad van Barcelona om 'de beheersing van basisvaardigheden te bevorderen, met name door het onderwijs van ten minste twee vreemde talen vanaf zeer jonge leeftijd', een aantal leerlingen in onderwijs- en opleidingsinstellingen in alle lidstaten bij wijze van steekproef te onderwerpen aan speciaal ontwikkelde vaardigheidstests. Bij de samenstelling van deze tests wordt rekening gehouden met de resultaten van eerdere door de Commissie gefinancierde projecten ten einde een optimaal gebruik van de middelen te waarborgen. Bij deze methode wordt niet alle talenkennis van de totale volwassen bevolking getest; het afnemen van de tests bij een zo grote populatie zou vanwege methodologische moeilijkheden alsmede de complexiteit en kosten in dit stadium problematisch zijn.
3 Doelgroep
Gezien de oproep van de Raad van Barcelona om "de beheersing van basisvaardigheden te bevorderen, met name door het onderwijs van ten minste twee vreemde talen vanaf zeer jonge leeftijd", is het dienstig de gegevens voor de indicator te verkrijgen van leerlingen aan het einde van hun verplichte periode van onderwijs of opleiding daar zij in dit stadium alle basisleerdoelstellingen zouden moeten hebben bereikt.
De leeftijd waarop leerlingen de school verlaten varieert sterk binnen de Europese Unie. Voor andere internationale indicatoren en tests (zoals PISA) wordt als compromis meestal uitgegaan van een leeftijd van 15 jaar. Deze leeftijd lijkt de Commissie ook geschikt voor de indicator.
Voorgesteld wordt gegevens te verzamelen van leerlingen van 15 jaar oud.
4 Schaal
De indicator moet de vaardigheid van de steekproef optekenen op elk van de zes niveaus van de schalen van het gemeenschappelijk Europees referentiekader voor talen (Raad van Europa)7. Deze methode wordt in een aantal lidstaten reeds algemeen gebruikt voor het bepalen van hun eigen indicatoren op dit gebied.
5 Talen
Overeenkomstig het verzoek van de Raad van Barcelona moet de indicator voor elke kandidaat bij de steekproef de vaardigheden testen in ten minste twee andere talen dan de moedertaal.
In principe moet de indicator de vaardigheden testen in al de belangrijkste eerste of tweede vreemde talen in onderwijs- en opleidingsinstellingen. Om praktische redenen stelt de Commissie voor om zich in de eerste ronde te beperken tot de vijf meest onderwezen vreemde talen in de Unie (Engels, Frans, Duits, Spaans en Italiaans)8. Na de in de eerste testcyclus opgedane ervaring kan dan in vervolgcyclussen wellicht een groter aantal talen worden getest.
6 Vaardigheden
De indicator moet vier taalvaardigheden testen: lezen, luisteren, spreken en schrijven. Het is mogelijk dat (wederom om praktische redenen) de spreekvaardigheid in de eerste ronde niet wordt getest. Indien dit het geval is, moet het mogelijk zijn na de in de eerste testcyclus opgedane ervaring in vervolgcyclussen alle vier de taalvaardigheden te testen.
7 Andere gegevens
Het is van belang dat de lidstaten de gegevens in de indicator in de juiste context plaatsen. Vaak worden taalvaardigheden beïnvloed door factoren van buitenaf (zoals talen op TV en de situatie thuis) en van binnen het onderwijsstelsel (zoals de ervaring van de leraar en het totaal aantal uren taalonderwijs). Daarom moeten de tests vergezeld gaan van vragenlijsten voor leraren en leerlingen om contextuele informatie te verzamelen.
Beheerskwesties
8 Samenwerking
De Commissie is vastbesloten om aan het mandaat van de Europese Raad te voldoen. Het is ook duidelijk dat de indicator belangrijk zal zijn voor de lidstaten. Hij zal een rijke bron van nieuwe gegevens zijn met informatie over het beleid en de praktijk bij het onderwijzen van vreemde talen en maakt het mogelijk goede ervaringen uit te wisselen. De lidstaten hebben ook een rijke ervaring bij de ontwikkeling van internationale indicatoren, die volledig zou moeten worden benut. De Commissie vindt dan ook dat de lidstaten volledig moeten worden betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van de indicator.
De centrale coördinatie van het proces en de centrale analyse van het verschafte materiaal zal door de Commissie worden uitgevoerd met externe hulp waarvoor een normale aanbestedingsprocedure wordt uitgeschreven.
De Commissie heeft echter wel steun en advies nodig van de lidstaten bij de voorbereiding van deze aanbesteding, de supervisie van het gegunde contract, de vaststelling van de beste benadering voor het afnemen van de tests in de lidstaten en de uitvoering van de indicator in het algemeen.
Er moet een structuur in het leven worden geroepen waarvan de leden door hun lidstaat gemachtigd zijn om de Commissie over de beleidsmatige en technische aspecten te adviseren alsmede verslag uit te brengen over de vorderingen met de uitvoering van de indicator in hun lidstaten. De bestaande deskundigengroepen beschikken noch over het noodzakelijke mandaat, noch over de nodige technische expertise voor het testen van talenkennis of de ontwikkeling van indicatoren.
9 Adviesraad voor de Europese indicator van het taalvermogen
De Commissie stelt derhalve voor een adviesraad op te richten van vertegenwoordigers van de lidstaten (de 'EILC-Adviesraad') met de volgende taakstelling:
- het adviseren van de Commissie over de specificatie van de aanbesteding voor het vervaardigen van de testinstrumenten en over de criteria voor de selectie van de begunstigde;
- het adviseren van de Commissie bij de beoordeling van het werk van de contractant;
- het adviseren over de passende maatregelen, normen en technische protocollen voor het verzamelen van gegevens in de lidstaten;
- het waarborgen van goede vooruitgang bij de tenuitvoerlegging in de lidstaten;
- het controleren van de resultaten.
De praktische verzameling van de gegevens zal door de lidstaten worden uitgevoerd (of door bevoegde autoriteiten in de lidstaten zoals bureaus voor de statistiek), aan de hand van de door de Commissie op advies van de Adviesraad vastgestelde protocollen en normen. Deze werkzaamheden omvatten:
- het organiseren van de deelname van een steekproef van instellingen;
- het verspreiden van het testmateriaal onder de surveillanten en het treffen van praktische voorbereidingen voor het afnemen van de tests;
- het verzamelen van de antwoorden en het treffen van de nodige maatregelen om deze overeenkomstig de centraal vastgestelde normen te laten beoordelen;
- het doorgeven van de resultaten aan de centrale coördinator.
Zodra de Raad zijn fiat aan de hier beschreven aanpak heeft gegeven, zal de Commissie de Adviesraad oprichten en de lidstaten verzoeken elk een vertegenwoordiger voor deze raad te benoemen.
10 Budgettaire gevolgen
Er is een schatting gemaakt van de centrale kosten (op basis van de centrale kosten voor PISA). De middelen voor 2005 zijn onderdeel van de begrotingen voor de programma's Socrates en Leonardo da Vinci en in 2006 zullen vergelijkbare bedragen worden vrijgemaakt. De Commissie heeft voorgesteld dat deze kosten vanaf het jaar 2007 onder het nieuwe programma op het gebied van levenslang leren komen te vallen.
Hoe hoog de benodigde middelen van de lidstaten zullen zijn, is afhankelijk van de uiteindelijke in overleg met de vertegenwoordigers van de lidstaten gekozen methode, maar bovengenoemde werkzaamheden zullen zeker kosten met zich brengen. Een indicatie van deze kosten kan worden verkregen aan de hand van de betreffende nationale begrotingen voor PISA.
11 Tijdschema
De Commissie beoogt de EILC-Adviesraad nog voor het einde van 2005 voor het eerst bijeen te roepen, de aanbesteding voor de centrale coördinatie van de indicator in het voorjaar van 2006 uit te schrijven en een eerste proefproject voor het testen van de testinstrumenten in 2007 te organiseren.
III CONCLUSIE
De Europese indicator van het taalvermogen heeft een intrinsieke waarde. Hij kan ons meer informatie verschaffen over de taalvaardigheid van jonge Europeanen. Deze informatie kan niet op een andere manier worden verkregen. Maar de indicator heeft tegelijkertijd ook een symbolische waarde. Toen de Europese Raad van Barcelona opriep tot de vaststelling van de indicator, merkte hij ook op dat het onderwijs van ten minste twee vreemde talen vanaf zeer jonge leeftijd een belangrijk onderdeel van de basisvaardigheden is, in zekere zin een geboorterecht van alle Europese burgers. In dat verband wees de Europese Raad erop dat er in de Unie mensen met vele culturen en talen wonen en dat het leren daarvan bij het Europeaan zijn hoort.
De Commissie verzoekt de Raad zijn goedkeuring te hechten aan de in deze mededeling beschreven aanpak voor de tenuitvoerlegging van de Europese indicator van het taalvermogen, zodat de voorbereidende werkzaamheden volgens plan kunnen worden uitgevoerd. Om het voorgestelde tijdschema te kunnen volgen, is de instemming van de Raad voor het einde van dit jaar noodzakelijk.
FICHE FINANCIÈRE
1. DÉNOMINATION DE LA PROPOSITION :
The European Indicator of Language Competence – Implementation
2. CADRE ABM / EBA (gestion/établissement du budget par activités)
Domaine(s) politique(s) concerné(s) et activité(s) associée(s):
Education et culture
Culture et langues
3. LIGNES BUDGÉTAIRES
3.1 Lignes budgétaires (lignes opérationnelles et lignes connexes d'assistance technique et administrative (anciennes lignes BA)), y compris leurs intitulés:
15.02.02.02 Socrates
15.03.01.02 Leonardo da Vinci
puis, à partir de 2007, la ligne budgétaire qui correspondra au programme Lifelong Learning dont la proposition de décision a été adoptée par la Commission en juillet 2004.
3.2 Durée de l'action et de l'incidence financière:
L’action débutera en 2005 ; elle pourrait avoir un caractère permanent ; elle durera au minimum 3 ans.
3.3 Caractéristiques budgétaires (ajouter des lignes le cas échéant):
Ligne budgétaire | Nature de la dépense | Nouvelle | Participation AELE | Participation pays candidats | Rubrique PF | |
15.02.02.02 Socrates | DNO | CD | NON | OUI | OUI | N° 3 |
15.03.01.02 Leonardo da Vinci | DNO | CD | NON | OUI | OUI | N° 3 |
4. RÉCAPITULATIF DES RESSOURCES
4.1 Ressources financières
4.1.1 Article Récapitulatif des crédits d'engagement (CE) et des crédits de paiement (CP)
millions d'euros (à la 3ème décimale)
Nature de la dépense | Section n° | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 et suiv. | Total | |
Dépenses opérationnelles9 | |||||||||
Crédits d'engagement (CE) | 8.1 | a | pm | pm | pm | pm | pm | pm | pm |
Crédits de paiement (CP) | b | pm | pm | pm | pm | pm | pm | pm | |
Dépenses administratives incluses dans le montant de référence10 | |||||||||
Assistance technique et administrative – ATA (CND) | 8.2.4 | c | - | - | - | - | |||
MONTANT TOTAL DE RÉFÉRENCE | |||||||||
Crédits d'engagement | a+c | pm | pm | pm | pm | pm | pm | pm | |
Crédits de paiement | b+c | pm | pm | pm | pm | pm | pm | pm | |
Dépenses administratives non incluses dans le montant de référence11 | |||||||||
Ressources humaines et dépenses connexes (CND) | 8.2.5 | d | 0,054 | 0,108 | 0,108 | 0,108 | 0,108 | 0,108 | 0,594 |
Frais administratifs autres que les ressources humaines et coûts connexes, hors montant de référence (CND) | 8.2.6 | e | 0,086 | 0,086 | 0,086 | 0,086 | 0,086 | 0,086 | 0,516 |
Total indicatif du coût de l'action
TOTAL CE y compris coût des ressources humaines | a+c+d+e | 0,140 | 0,194 | 0,194 | 0,194 | 0,194 | 0,194 | 1,110 | |
TOTAL CP y compris coût des ressources humaines | b+c+d+e | 0,140 | 0,194 | 0,194 | 0,194 | 0,194 | 0,194 | 1,110 |
Remarque:
La mise sur pied de l'indicateur n'entraînera pas de dépense opérationnelle supplémentaire à charge du budget de l'Union: les dépenses correspondantes seront supportées par les programmes Socrates et Leonardo da Vinci (puis Lifelong Learning) sans augmentation des dotations globales de ces programmes; de là la mention 'pm' reprise ci-dessus. Pour information, la contribution annuelle de ces programmes au financement de l'indicateur devrait être globalement de l'ordre de 2,5 MioEUR.
Détail du cofinancement
Néant. Il n'y aura pas de cofinancement des dépenses centrales impliquées par ce projet (les Etats membres ne prendront en charge que les dépenses, décentralisées, d'administration des enquêtes).
4.1.2 Compatibilité avec la programmation financière
Proposition compatible avec la programmation financière existante.
Cette proposition nécessite une reprogrammation de la rubrique concernée des perspectives financières.
Cette proposition peut nécessiter un recours aux dispositions de l'accord interinstitutionnel12 (relatives à l'instrument de flexibilité ou à la révision des perspectives financières).
The appropriations from 2007 are subject to the approval of the next financial programming period.
4.2.3 Incidence financière sur les recettes
Proposition sans incidence financière sur les recettes
Incidence financière - L'effet sur les recettes est le suivant:
4.2 Ressources humaines FTE (y compris fonctionnaires, personnel temporaire et externe) - voir détail sous le point 8.2.1.
Besoins annuels | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 et suiv. |
Total des effectifs de ressources humaines | 0,5 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 |
5. CARACTÉRISTIQUES ET OBJECTIFS
Des précisions relatives au contexte de la proposition sont exigées dans l'exposé des motifs. La présente section de la fiche financière doit contenir les éléments d'information complémentaires ci‑après:
5.1 Réalisation nécessaire à court ou à long terme
L'action vise à court terme l'élaboration de l’indicateur européen de compétence linguistique qui a été demandé par le Conseil européen de Barcelone de 2002. L’existence de ce nouvel indicateur comblera une vide que les états membre ont constaté.
5.2 Valeur ajoutée de l'implication communautaire, compatibilité de la proposition avec d'autres instruments financiers et synergie éventuelle
L’implication communautaire permettra la coordination d’un travail en commun des États Membre pour la mise en œuvre d’un projet qui a été demandé par les chefs d’État et de Gouvernement. L’approche proposée à été choisie parce qu’elle implique un équilibre efficace et performant entre une action décentralisée et hétérogène, et une action complètement centralisée.
5.3 Objectifs, résultats escomptés et indicateurs connexes de la proposition dans le cadre de la gestion par activités (ABM)
L’action proposée contribuera à l’objectif 'Promouvoir la diversité linguistique'. Il s'agit de promouvoir la diversité linguistique et l’apprentissage des langues par la mise en oeuvre d'une stratégie communautaire et des actions linguistiques dans les programmes d'éducation et de formation, afin d'améliorer quantitativement et qualitativement les connaissances de langues dans l'Union européenne.
Les résultats escomptés seront la définition d’un nouvel indicateur de compétence en langues et la création de tests de langue et la récolte de données pour alimenter cet indicateur. Les tests seront administrés à un échantillon quantitatif et représentatif dans chaque pays, afin de mesurer son niveau de compétence en langues. Les compétences seront mesurées selon les 6 niveaux établis dans le Cadre Commun de Référence en Langues.
Les indicateurs principaux de la réussite de cette action seront :
- l'existence d'un système UE de tests pour recueillir les données sur les compétences en langues d’un échantillon d’élèves, dans chaque pays;
- l'existence et la qualité des données ainsi recueillies ; et
- à travers l’analyse de ces données, des comparaisons des ‘output’ et de l’efficacité des différents systèmes d’apprentissage de langues,
- permettant ainsi au états membres d’y apporter les réorientations nécessaires.
5.4 Modalités de mise en œuvre (indicatives)
Indiquer ci‑dessous la (les) modalité(s)13 de mise en œuvre choisie(s).
Gestion centralisée
directement par la Commission
indirectement par délégation à:
des agences exécutives,
des organismes créés par les Communautés, tels que visés à l'article 185 du règlement financier,
des organismes publics nationaux/organismes avec mission de service public.
Gestion partagée ou décentralisée
avec des Etats membres
avec des pays tiers
Gestion conjointe avec des organisations internationales (à préciser)
Remarques:
La proposition de la Commission est que la coordination centrale soit assurée par la Commission (et donc que les coûts centraux, notamment les coûts de réunions du Board et les coûts de la création de tests, de la coordination de leur correction, de l’établissement des données finales par pays et de l’indicateur lui-même soient couverts par le budget communautaire). Les tâches d’administration des tests dans un échantillon d’institutions dans tous les pays seront assurées par les États membres (et les coûts supportés par eux).
Cette fiche financière ne concerne que les coûts à charge du budget communautaire.
6. CONTRÔLE ET ÉVALUATION
6.1 Système de contrôle
Selon les procédures appliqués pour les programmes Socrates et Leonardo da Vinci.
6.2 Évaluation
6.2.1 Évaluation ex-ante
Cette proposition répond au constat des Chefs d’État et de Gouvernement lors du Conseil européen de Barcelone que l’Union ne possède pas de données fiables sur les compétences linguistiques de ses citoyens et à sa demande relative à l’établissement d’un Indicateur Européen de Compétences Linguistiques.
Une étude élaborée par un consultant externe a confirmé la non-existence de tests en langues adaptés pour être utilisés pour recueillir les données requises à l'échelle européenne14
La proposition a été rédigée suite à des discussions détaillées avec le groupe d’experts nationaux en matière de langues et avec le groupe d’experts nationaux en matière d'Indicateurs et Benchmarks.
6.2.2 Mesures prises suite à une évaluation intermédiaire/ex-post (leçons tirées des expériences antérieures similaires)
Aucune évaluation intermédiaire n’existe à présent.
6.2.3 Conditions et fréquence des évaluations futures
Les résultats de cette action seront pris en compte et communiqués notamment dans le contexte des futurs rapports sur le processus ‘Éducation et Formation 2010’.
7. mesures antifraude
Selon les procédures appliquées pour les programmes Socrates et Leonardo da Vinci.
8. DÉTAIL DES RESSOURCES
8.1 Objectifs de la proposition en termes de coûts
Crédits d'engagement en millions d'euros (à la 3ème décimale)
(Indiquer les intitulés des objectifs, des actions et des réalisations / outputs) | Type de réalisa-tion /output | Coût moyen | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 et suiv. | TOTAL | |||||||
Nbre de réalisations/outputs | Coût total | Nbre de réalisations/outputs | Coût total | Nbre de réalisations/outputs | Coût total | Nbre de réalisations/outputs | Coût total | Nbre de réalisations/outputs | Coût total | Nbre de réalisations/outputs | Coût total | Nbre de réalisations/outputs | Coût total | |||
Définition de l’Indicateur et des procédures pour sa mise en place. (travail effectué par la Commission, sur base des conseils des représentants des EM) | pm | pm | pm | pm | pm | pm | ||||||||||
Élaboration de tests en langue pour alimenter cet Indicateur (principalement couvert par appel d’offres ouvert) | 2,5 | 2,5 | 0 | 1,5* | 1,5* | 0 | 1,5 | |||||||||
Administration de ces tests à un échantillon d’apprenants et analyse des données en découlant. (travail effectué par les EM) | pm | pm | pm | pm | pm | pm | pm | |||||||||
COÛT TOTAL | 2,5 | 2,5 | pm | 1,5 | 1,5 | pm | 1,5 |
La mise sur pied de l'indicateur n'entraînera pas de dépense opérationnelle supplémentaire à charge du budget de l'Union: les dépenses correspondantes seront supportées par les programmes Socrates et Leonardo da Vinci (puis Lifelong Learning) sans augmentation des dotations globales de ces programmes; de là la mention 'pm' reprise ci-dessus.
* Il est estimé que les coûts relatifs au développement des tests seront inférieurs dans le 2ème cycle de tests.
8.2 Dépenses administratives
8.2.1. Effectifs et types de ressources humaines
Types d'emplois | Effectifs à affecter à la gestion de l'action par utilisation des ressources existantes et/ou supplémentaires (nombre de postes/FTE) | ||||||
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 et suiv. | ||
Fonctionnaires ou agents temporaires15 (XX 01 01) | A*/AD | 0,25 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 |
B*, C*/AST | 0,25 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | |
Personnel financé16 par art. XX 01 02 | |||||||
Autres effectifs financés17 par art. XX 01 04/05 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
TOTAL | 0,5 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 |
Note: ces ressources humaines additionnelles sont prévues par la décision APS 2006.
8.2.2 Description des tâches découlant de l'action
Gestion du Groupe d’experts des États membres (préparation des réunions, documents), gestion d’appels d’offres, conseils politiques.
8.2.3 Origine des ressources humaines (statutaires)
Lorsque plusieurs origines sont indiquées, veuillez indiquer le nombre de postes liés à chacune d'elles).
Postes actuellement affectés à la gestion du programme à remplacer ou à prolonger
Postes pré-alloués dans le cadre de l'exercice de APS/APB pour l'année 2006.
Postes à demander lors de la prochaine procédure de APS/APB
Postes à redéployer en utilisant les ressources existantes dans le service concerné (redéploiement interne)
Postes nécessaires pour l'année n mais non prévus dans l'exercice de APS/APB de l'exercice concerné
8.2.4 Autres dépenses administratives incluses dans le montant de référence
(XX 01 04/05 – Dépenses de gestion administrative)
millions d'euros (à la 3ème décimale)
Ligne budgétaire (n° et intitulé) | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 et suiv. | TOTAL |
1. Assistance technique et administrative (comprenant les coûts de personnel afférents) | |||||||
Agences exécutives18 | |||||||
Autre assistance technique et administrative | |||||||
- intra muros | |||||||
- extra muros | |||||||
Total assistance technique et administrative | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
8.2.5 Coût des ressources humaines et coûts connexes non inclus dans le montant de
référencemillions d'euros (à la 3ème décimale)
Type de ressources humaines | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 et suiv. |
Fonctionnaires et agents temporaires (XX 01 01) | 0,054 | 0,108 | 0,108 | 0,108 | 0,108 | 0,108 |
Personnel financé par art. XX 01 02 (auxiliaires, END, personnel intérimaire, etc.) (indiquer la ligne budgétaire) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Coût total des ressources humaines et coûts connexes (NON inclus dans le montant de référence) | 0,054 | 0,108 | 0,108 | 0,108 | 0,108 | 0,108 |
Calcul – Fonctionnaires et agents temporaires
Se référer au point 8.2.1 le cas échéant
Application du forfait de 108 kEUR par homme/an.
Calcul - Personnel financé par article XX 01 02
Se référer au point 8.2.1 le cas échéant
Néant.
Autres dépenses administratives non incluses dans le montant de référence
millions d'euros (à la 3ème décimale)
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 et suiv. | TOTAL | |
XX 01 02 11 01 – Missions | |||||||
XX 01 02 11 02 – Réunions et conférences | 0,086 | 0,086 | 0,086 | 0,086 | 0,086 | 0,086 | 0,516 |
XX 01 02 11 03 - Comités19 | |||||||
XX 01 02 11 04 - Études et consultations | |||||||
XX 01 02 11 05 - Systèmes d'information | |||||||
2. Total autres dépenses de gestion (XX 01 02 11) | |||||||
3. Autres dépenses de nature administrative (préciser en indiquant la ligne budgétaire) | |||||||
Total des dépenses administratives autres que ressources humaines et coûts connexes (NON inclus dans le montant de référence) | 0,086 | 0,086 | 0,086 | 0,086 | 0,086 | 0,086 | 0,516 |
Les besoins en ressources humaines et administratives seront couverts à l’intérieure de la dotation allouée à la DG gestionnaire dans le cadre de la procédure d’allocation annuelle.
Calcul - Autres dépenses administratives non incluses dans le montant de référence:
Montant retenu pour les réunions du comité consultatif (Board de représentants des Etats membres):
4 réunions par an * 25 participants (un par EM) * 860 EUR
1COM(2003) 449 definitief.
2Actie 18 van het actieplan van de Commissie voor vaardigheden en mobiliteit (COM (2002) 72 definitief) beoogt de ontwikkeling van taalvaardigheden en interculturele vaardigheden als onderdeel van een programma voor levenslang leren in alle lidstaten.
3Europese Raad van Barcelona, 15 en 16 maart 2002, conclusies van het voorzitterschap, deel I, 43.1.
4(Ibid).
5Key data on teaching languages at school in Europe. (Eurydice, 2005; ISBN 92 894 8681-3).
6Eurydice, 2005 op. cit.
7Common European Framework of Reference for Languages: Learning, teaching, assessment; Cambridge University Press 2001; ISBN 0 521 80313 6.
8Eurydice, 2005 op. cit, blz. 47-52.
9Dépenses ne relevant pas du Chapitre xx 01 du Titre xx concerné.
10Dépenses relevant de l'article xx 01 04 du Titre xx.
11Dépenses relevant du Chapitre xx 01, sauf articles xx 01 04 et xx 01 05.
12Voir points 19 et 24 de l'accord interinstitutionnel.
13Si plusieurs modalités sont indiquées, veuillez donner des précisions dans la partie «Remarques» du présent point.
14Report « Language Skills Indicator » by Anne West, Professor of Education Policy, Centre for Educatinal Research, Department of Social Policy, London School of Economics and Political Science 2003
15Dont le coût n'est PAS couvert par le montant de référence.
16Dont le coût n'est PAS couvert par le montant de référence.
17Dont le coût est inclus dans le montant de référence.
18Il convient de mentionner la fiche financière se rapportant spécifiquement à l'agence/aux agences exécutive(s) concernée(s).
19Préciser le type de comité ainsi que le groupe auquel il appartient.
NL NL