Artikelen bij COM(1998)341 - Regeling voor de openbare opslag van magere-melkpoeder

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(1998)341 - Regeling voor de openbare opslag van magere-melkpoeder.
document COM(1998)341 NLEN
datum 28 mei 1998
COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Brussel, 28.05.1998 COM(1998) 341 def.

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

betreffende de regeling voor de openbare opslag van

magere-melkpoeder

I. INLE1DING.

In het kader van het “prijzencompromis” dat op 22 juni 1995 is goedgekeurd, heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan een wijziging van de interventieregeling voor magere-melkpoeder. Deze wijziging is vervat in Verordening (EG) nr. 1538/95 van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 804/68 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten.

In een verklaring bij de goedkeuring van deze verordening verzocht de Raad de Commissie binnen twee jaar verslag uit te brengen over de toepassing van de verordening en de gevolgen ervan voor de eigenschappen van het bij interventie aangekochte melkpoeder. Het verslag moest eventueel vergezeld gaan van passende voorstellen inzake met name een herziening van het minimumeiwitgehalte van 31,4%, in het licht van de stand van zaken met betrekking tot de goedkeuring van een Codex Alimentarius-norm voor magere-melkpoeder en de eventuele invoering van een extra toeslag op de aankoopprijs voor magere-melkpoeder met een eiwitgehalte van meer dan 37,7%.”

Met dit verslag wordt ingegaan op het bovenbedoelde verzoek van de Raad.

II. DE WETGEVING.

In artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 804/68 is met name bepaald dat de intcrvcnticbureaus tegen de interventieprijs magere-melkpoeder met een eiwitgehalte van minstens 35,6 gewichtsprocenten van de vetvrije droge stof aankopen.

De interventiebureaus kopen echter ook magere-melkpoeder aan waarvan het bedoelde eiwitgehalte ten minste 31,4, maar minder dan 35,6 % bedraagt. De aankoopprijs is dan gelijk aan de interventieprijs, verminderd met 1,75 % per procentpunt dat het eiwitgehalte lager ligt dan 35,6 %.

In Verordening (EG) nr. 322/96 zijn de uitvoeringsbepalingen inzake de openbare opslag van magere-melkpoeder vastgesteld.

Tot slot zij erop gewezen dat in artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 804/68 is bepaald dat manipulate van het eiwitgehalte van voor openbare interventie aangeboden magere-melkpoeder verboden is.

IIL PE ERVARING MET DE REGELING IN 1996 EN 1997.

De gewijzigde interventieregeling wordt sinds 1 maart 1996 toegepast, en in de eerste twee jaar van toepassing zijn vrij grote hoeveelheden aangekocht. De voor interventie aangeboden hoeveelheid was 123 586 ton in 1996 en 35 060 ton in 1997 hetzij 158 647 ton in totaal.

De onderstaande tabel geeft een uitsplitsing van deze hoeveelheid naar eiwitgehalte.

Tabel:    Hoeveelheid in 1996 en 1997 voor openbare interventie aangeboden

magere-melkpoeder, uitgesplitst naar eiwitgehalte

BDFIRLSUKEU
minder dan 31,4%00100000100
van 31,4 t/m 35,5%00440740004447
van 35,6 t/m 37,5%136143161417320187621443145089
van 37,6 t/m 38,5%282985124452257627501297855284
meer dan 38,5%402884713761070615273086953727
4592216752450856695289848279158647

Uit deze gegevens blijkt dat:

- de hoeveelheid die is geweigerd vanwege een eiwitgehalte onder het minimum van 31,4%, te verwaarlozen is (0,06% van de totale aangeboden hoeveelheid);

- de hoeveelheid melkpoeder waarop een korting op de aankoopprijs is toegepast, zeer gering is (2,8% van de totale aangeboden hoeveelheid);

- twee derde van het aangeboden melkpoeder een eiwitgehalte van meer dan 37,5% heeft

Overigens moet worden opgemerkt dat de gegevens in de tabel goed overeenkomen met de gemiddelde geconstateerde eiwitgehalten van rauwe melk in de betrokken lidstaten.

Tot slot kan aan de hand van de door de lidstaten meegedeelde gegevens worden nagegaan welke invloed de voorschriften betreffende het eiwitgehalte van voor interventie aangeboden magere-melkpoeder hebben voor de begrotingsuitgaven. De totale waarde van het in 1996 en 1997 aangekochte magere-melkpoeder bedraagt ongeveer 250 miljoen ecu (123 486 ton aangekocht tegen 2055,2 ecu per ton). De korting die op de interventieprijs is toegepast voor de 4447 ton met een eiwitgehalte van minder dan 35,6%, wordt op 110 000 ecu becijferd, d.w.z. 0,4% van de totale waarde. Als echter een extra vergoeding zou zijn betaald voor melkpoeder met een eiwitgehalte van meer dan 36,6%, zou dat 9,5 miljoen ecu extra hebben gekost. Een extra vergoeding voor melkpoeder met een eiwitgehalte van meer dan 37,5% zou ongeveer 8,2 miljoen ecu extra hebben gekost.

De Commissie constateert tot slot dat de toepassing van de nieuwe interventieregeling voor magere-melkpoeder geen noemenswaardige moeilijkheden of negatieve markteffecten heeft opgeleverd.

IV. VOORTGANG VAN WERKZAAMHEDEN M.B.T. DE CODEX

AUMENTARIUS.

Tijdens de vergadering van de Commissie van de Codex Alimentarius in juli 1997 is geen vooruitgang geboekt wat de goedkeuring van een nieuwe handelsnorm voor melkpoeder betreft. De volgende vergadering van deze Commissie wordt in juni 1999 gehouden, en daarom is het uitgesloten dat de nieuwe handelsnorm voor die datum wordt vastgesteld.

Er zij op gewezen dat in de voorgestelde nieuwe norm het beginsel van standaardisering van het eiwitgehalte in melkpoeder zal worden gehanteerd, waarbij als minimumgehalte 34% (uitgedrukt in gewichtspercenten van de vetvrije droge stof) wordt vastgesteld. Dit percentage moet worden gezien als een absoluut minimumpercentage, zoals het minimum van 31,4% dat voor de interventieaankoop van magere-melkpoeder geldt.

In dit verband zij opgemerkt dat de Raad op 18 december 1997 Verordening (EG) nr. 2597/97 houdende aanvullende voorschriften voor de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten met betrekking tot consumptiemelk heeft goedgekeurd. In deze verordening heeft de Raad met name het verbod tot standaardisatie van het eiwitgehalte van consumptiemelk bevestigd. De Commissie heeft niettemin toegezegd de gevolgen van nieuwe in het kader van de Codex Alimentarius goedgekeurde normen voor de zuivelproducten te onderzoeken.

V. CONCLUSIES.

Rekening houdend met het voorgaande, is de Commissie van mening dat de openbare-interventieregeling voor magere-melkpoeder zoals die sinds 1 maart 1996 wordt toegepast, niet behoeft te worden gewijzigd. Wat meer in het bijzonder

• de norm van de Codex Alimentarius betreft, moet worden geconstateerd dat tot nu toe geen vooruitgang is geboekt en dat vo6r juni 1999 geen besluit kan worden genomen,

• een eventuele toeslag op de aankoopprijs voor magere-melkpoeder met een eiwitgehalte van meer dan 37,5 % betreft, moet worden benadrukt dat een dergelijke maatregel extra uitgaven met zich zou brengen en de openbare interventie aantrekkelijker zou maken. Daarom is de Commissie van mening dat, als tot een dergelijke maatregel zou worden besloten, begeleidende maatregelen

zoudcn moeten worden getroffen, met name om de gevolgen voor de begroting te neutraliseren.

ISSN 0254-1513

COM(98) 341 def.
DOCUMENTEN

NL

03 10 15 17

Catalogusnummer : CB-CO-98-350-NL-C

ISBN 92-78-36809-1

Bureau voor officiele publikaties der Europese Gemeenschappen L-2985 Luxemburg