Artikelen bij COM(1998)510 - Toepassing van de Overeenkomst met de Regering van de VS betreffende de toepassing van hun mededingingsregels (1 januari 1997 tot en met 31 december 1997) - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(1998)510 - Toepassing van de Overeenkomst met de Regering van de VS betreffende de toepassing van hun mededingingsregels (1 januari ... |
---|---|
document | COM(1998)510 |
datum | 3 september 1998 |
•m'fppwp;
COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
Brussel, 03.09.1998 COM(1998) 510 def.
VERSLAG VAN DE COMMISSIE
AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT
OVER DE TOEPASSING VAN DE
Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika betreffende de toepassing van hun mededingingsregels
1 januari 1997 tot en met 31 december 1997
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT OVER DE TOEPASSING VAN DE
Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika betreffende de toepassing van hun mededingingsregels
1 jantiari 1997 tot en met 31 december 1997
1. INLEEDING
Op 23 September 1991 heeft de Commissie een Overeenkomst gesloten met de Regering van de Verenigde Staten van Amerika betreffende de toepassing van hun mededingingsregels1 (“de Overeenkomst van 1991”), waarmee wordt beoogd de samenwerking tussen de mededingingsautoriteiten te bevorderen. Bij een gezamenlijk besluit van de Raad en de Commissie van 10 april 19952 werd de overeenkomst goedgekeurd en van toepassing verklaard vanaf de dag waarop de Commissie deze had ondertekend.
Op 8 oktober 1996 heeft de Commissie het eerste verslag over de toepassing van de Overeenkomst vastgesteld voor de periode van 10 april 1995 tot en met 30 juni 19963. Het tweede verslag voltooide het kalendeijaar 1996 en bestreek de periode van 1 juli tot en met 31 december 19964. Het onderhavige verslag heeft betrekking op het kalendeijaar 1997 en moet worden gelezen in samenhang met het eerste verslag, waarin de voordelen, maar ook de beperkingen van dit type samenwerking in detail zijn uiteengezet.
BELANGRDKSTE PUNTEN VAN SAMENWERKING VOLGENS DE OVEREENKOMST VAN 1991
2.
De samenwerking tussen de EG en de VS vindt volgens de bepalingen van de Overeenkomst van 1991 plaats op de volgende punten:
de kennisgeving van zaken die door de mededingingsautoriteiten van een der partijen behandeld worden, wanneer deze zaken de gewichtige belangen van de andere partij raken (artikel II), en de uitwisseling van gegevens over algemene aangelegenheden met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de mededingingsregels (artikel III);
De uitwisseling van de voomaamste gegevens in de vorm van een kennisgeving, of op minder formele wijze, is de duidelijkste verplichting die uit de Overeenkomst voortvloeit. De Overeenkomst bevat een alarmsysteem, waarbij elk der partijen de andere partij kennisgeving doet wanneer eerstgenoemde zaken behandelt die de gewichtige belangen van deze andere partij kunnen raken. In een later stadium van dezelfde zaak kunnen verdere kennisgevingen volgen: zo volgt kennisgeving in een concentratiezaak aan het begin, vervolgens, waar passend, wanneer de Commissie besluit de procedure in te leiden, en uiteindelijk "zo tijdig voor het nemen van een beschikking als nodig is om met het standpunt van de andere partij rekening te kunnen houden";
coftrdinatie van de maatregelen van de mededingingsautoriteiten van beide partijen (artikel IV);
De bepalingen betreffende coordinate van het handhavend optreden zijn eveneens van zeer groot belang. In alle gevallen van wederzijds belang is het de regel geworden dat vanaf het begin contact wordt gelegd om van gedachten te wisselen en, waar noodzakelijk, het handhavend optreden te coordineren. De respectieve benaderingen bij het afbakenen van de relevante markt spelen zeer vaak een belangrijke rol in deze discussies. De partijen zullen vaak standpunten uitwisselen over mogelijke oplossingen om ervoor te zorgen dat deze niet met elkaar in conflict komen. In bepaalde gevallen kan samenwerking ook van nut zijn om duidelijkheid te krijgen over vragen van buitenlands recht die relevant zijn voor de interpretatie van een overeenkomst of voor de doelmatigheid van een maatregel. Ook feitelijke gegevens die relevant zijn voor de zaak worden uitgewisseld, voor zover de bescherming van vertrouwelijke informatie dit toelaat. De samenwerking uit dien hoofde omvatte onlangs een succesvolle onderlinge afstemming van onderzoeken en veriflcaties5. De bedoeling hiervan is de bewijsgaring doelmatiger te maken. Ook kan hierdoor worden voorkomen dat van kartelvorming verdachte ondememingen bewijsstukken vemietigen op het grondgebied van de autoriteit die dit gedrag onderzoekt naar aanleiding van het optreden van de autoriteit aan gene zijde van de Atlantische Oceaan;
zogenoemde “traditional comity”-bepalingen, waarbij elke partij zich ertoe verbindt rekening te houden met de gewichtige belangen van de andere partij bij het nemen van maatregelen om de naleving van haar mededingingsregels te verzekeren (artikel VI);
Van traditional comity is bijvoorbeeld sprake wanneer de partijen in een bepaalde zaak samenwerken om hun respective standpunten en maatregelen nader tot elkaar te brengen, teneinde te voorkomen dat deze schadelijke gevolgen hebben voor de markt van de partner. Elke partij kan in een bepaalde zaak haar bedenkingen onder de aandacht van de ander brengen. Dit kan ertoe leiden dat het onderzoek van de partner een nieuwe weg inslaat en uitmondt in een eindresultaat waarbij beter rekening wordt gehouden met de belangen van de andere partij;
zogenoemde “positive comity”-bepalingen, waarbij elke partij de andere ertoe kan uitnodigen om, op basis van de wetgeving van laatstbedoelde partij, passende maatregelen te nemen ten aanzien van het mededingingsbeperkend gedrag dat plaatsvindt op haar grondgebied en dat nadelige gevolgen heeft voor de gewichtige belangen van de verzoekende partij (artikel V).
Het gebruik van positive comity werd voor het eerst passend geacht in een recente zaak. De autoriteiten van de VS verzochten de Commissie om specifieke beschuldigingen van discriminatie te onderzoeken die betrekking hadden op een geautomatiseerd boekingssysteem (Amadeus) dat door Lufthansa, Air France en Iberia was ingevoerd. De Commissie onderzoekt deze zaak momenteel in nauwe samenwerking met het Amerikaanse ministerie van Justitie.
De Overeenkomst stelt duidelijk dat geen van de bepalingen kan worden geinterpreteerd op een wijze die strijdig is met de in de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika geldende wetgeving (artikel IX).
3. REGELS BETREFFENDE DE BESCHERMING VAN DE VERTROUWELIJKHEID
De meest intensieve samenwerking in afzonderlijke gevallen6 tussen de Europese Commissie en de mededingingsautoriteiten in derde landen vindt momenteel plaats op basis van specifieke bilaterale verdragen (Overeenkomst van 1991 tussen de EG en de VS7, de voorgestelde Positive Comity-Overeenkomst tussen de EG en de VS8, en de ontwerp-Overeenkomst tussen de EG en Canada), of uit hoofde van de Aanbeveling van deOESO van 19959.
A1 deze instrumenten bepalen onder de noemer 'vertrouwelijkheid van informatie' uitdrukkelijk10 dat:
”... geen derPartijen gehouden is de andere Partij informatie te verstrekken, wanneer zulks door de wetgeving van de Partij die de informatie in haar bezit heeft verboden is of met gewichtige belangen van de Partij die de informatie in haar bezit heeft onverenigbaar is.”
De eerste en (tot dusver) meest uitgebreide toelichting op de reikwijdte van de bescherming van vertrouwelijke informatie is vervat in de "Verkiaring betreffende de vertrouwelijkheid van informatie”, die de Commissie aan de Raad heeft overgelegd tijdens de vaststelling van het gezamenlijk Besluit van de Raad en de Commissie van 10 april 1995 betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst van 1991 tussen de EG en de VS.
In deze Veiklaring maakt de Commissie een onderscheid tussen twee soorten informatie die, onder verschillende omstandigheden, als vertrouwelijk zouden kunnen worden beschouwd.
Ten eerste valt de informatie die de Commissie en de autoriteiten van de lidstaten in de loop van een onderzoek verwerven en die als zakengeheim kan worden aangemerkt onder ardkel 20 van Verordening 17/62 van de Raad en onder vergelijkbare bepalingen in de relevante uitvoeringsrichtlijnen. Hierbij gaat het in essentie om informatie die niet tot het publieke domein behoort en die tijdens een onderzoek wordt ontdekt of uit eigen beweging of naar aanleiding van een verzoek om inlichtingen bij de Commissie wordt aangemeld op grond van Verordening 17/62. Hiertoe behoren ook bedrijfs- of handelsgeheimen. Deze informatie kan slechts aan de antitrustautoriteiten van de VS worden meegedeeld met uitdrukkelijke toestemming van de betrokken bron.
Ten tweede is er informatie die betrekking heeft op het verloop van een onderzoek of het mogelijke verloop van een onderzoek en die niet onderworpen is aan artikel 20 van Verordening nr. 17/62 of aan vergelijkbare bepalingen in de relevante uitvoeringsverordeningen. Dergelijke informatie omvat het feit dat het onderzoek plaatsvindt, het voorwerp van het onderzoek (bijvoorbeeld een prijsafspraak, een marktverdelingsafspraak of misbruik van een machtspositie, zoals koppelverkoop of discriminerende prijzen), de identiteit van de onderzochte ondememing en de stappen die tijdens het onderzoek worden voorbereid. Deze informatie wordt in het belang van het onderzoek geheim gehouden. De mededingingsautoriteiten van de VS kunnen hiervan echter wel in kennis worden gesteld, omdat zij verplicht zijn de informatie vertrouwelijk
te houden op grond van de artikelen VIII en IX van de Overeenkomst en de briefwisseling tussen de Partijen.
De kennisgevingen tussen de beide Partijen (uit hoofde van artikel II, lid 4, van de Overeenkomst van 1991) omvatten niet de ontwerpmededeling van punten van bezwaar, noch enige andere vertrouwelijke gegevens. De betrokken ondememingen worden ten laatste wanneer zij in kennis worden gesteld van de mededeling van punten van bezwaar op de hoogte gebracht van het bestaan van de kennisgevingen.
Algemeen moet worden opgemerkt dat, wanneer vertrouwelijke informatie ter kennis van de antitrustautoriteiten van de VS dient te worden gebracht om deze op de hoogte te houden van een ontwikkeling in een bepaalde zaak, hiervoor de toestemming van de bron van die informatie moet worden verkregen in de vorm van een concessie van die bron op het punt van de vertrouwelijkheid. Het gemeenschapsrecht biedt een hoge mate van bescherming voor vertrouwelijke informatie die aan de Commissie wordt verstrekt, en de veikregen toestemming moet toereikend zijn om de Commissie te ontslaan van de geheimhoudingsplicht die voor haar voortvloeit uit de algemene beginselen van gemeenschapsrecht, de jurisprudents van het Hof van Justitie en artikel 20 van Verordening nr. 17.
De voorgenomen Positive Comity-Overeenkomst tussen de EG en de VS stelt duidelijk dat de uit hoofde van deze instrumenten verstrekte informatie slechts voor de tenuitvoerlegging daarvan mag worden gebruikt, tenzij de mededingingsautoriteit die de informatie heeft verstrekt, instemt met een ander gebruik. De bron van de informatie die goedkeuring heeft gegeven voor de mededeling van bepaalde vertrouwelijke informatie geniet in zoverre een extra waarborg, dat deze informatie slechts voor een ander doel mag worden gebruikt wanneer de mededingingsautoriteit en de bron van de informatie hiermee instemmen.
REGELS BETREFFENDE DOORZICHTIGHEID
4.
De lidstaten worden van samenwerkingsactiviteiten uit hoofde van de Overeenkomst van 1991 op de hoogte gehouden overeenkomstig de "Verklaring betreffende doorzichtigheid", die de Commissie aan de Raad heeft overgelegd tijdens de vaststelling van het gezamenlijke Besluit van de Commissie en de Raad van 10 april 1995 betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst van 1991.
Overeenkomstig deze Verklaring zendt de Commissie afschriften van de kennisgevingen die op grond van de Overeenkomst van 1991 door de Commissie worden gedaan aan of ontvangen van de mededingingsautoriteiten van de VS aan de lidstaat of lidstaten waarvan de belangen in het geding zijn. De lidstaten worden zo spoedig als redelijk mogelijk is op de hoogte gesteld van de kennisgeving in de oorspronkelijke taal. Wanneer de Commissie informatie aan de autoriteiten van de VS zendt, worden de lidstaten hiervan gelijktijdig in kennis gesteld.
De Commissie stelt de lidstaat of lidstaten waarvan de belangen in het geding zijn eveneens zo spoedig als redelijk mogelijk is op de hoogte van eventuele samenwerking bij of coordinatie van handhavend optreden.
De belangen van een lidstaat worden geacht in het geding te zijn wanneer dit handhavend optreden:
° relevant is voor het handhavend optreden van die lidstaat;
° betrekking heeft op mededingingsbeperkende activiteiten (geen fusies of ovemames) die plaatsvinden op het grondgebied van die lidstaat;
° betrekking heeft op een fusie of ovemame, waarbij een of meer partijen bij de transactie, of een ondememing die zeggenschap uitoefent over een of meer partijen bij de transactie, een ondememing is die is opgericht of georganiseerd naar het recht van die lidstaat;
° betrekking heeft op gedragingen waarvan wordt aangenomen dat deze werden verlangd, aangemoedigd of goedgekeurd door die lidstaat;
° maatregelen omvat die, in belangrijke opzichten, gedragingen zouden vergen of veibieden op het grondgebied van die lidstaat.
Bovendien zal de Commissie alle lidstaten ten minste twee maal per jaar tijdens bijeenkomsten van regeringsdeskundigen op het gebied van de mededinging informatie verschaffen over de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst, en met name over de contacten die met de autoriteiten van de VS hebben plaatsgevonden met betrekking tot de mededeling aan de lidstaten van informatie die uit hoofde van de Overeenkomst door de Commissie is ontvangen.
5. SAMENWERKING IN AFZONDERLIJKE GEVALLEN GEDURENDE 1997
In het navolgende worden alleen de zaken opgesomd die direct onder de Overeenkomst van 1991 vallen. Bepaalde gevallen in de luchtvaartsector worden bijvoorbeeld behandeld door een andere instantie, het ministerie van Vervoer (DoT). Het DoT werkt formed niet rechtstreeks samen met de Commissie, maar doet dit indirect, via het DoJ. De Commissie en het DoT onderhouden derhalve informele contacten. Deze gevallen worden in dit verslag niet behandeld.
5.1 Statistische informatie
a) Aantal kennisgevingen van beide zijden
Tijdens de periode van 1 januari tot en met 31 december 1997 deed de Commissie in totaal 42 kennisgevingen uitgaan. De zaken zijn ingedeeld in concentratiezaken en niet-concentratiezaken en zijn opgesomd in Bijlage 1.
De Commissie ontving tijdens dezelfde periode in totaal 36 kennisgevingen van de autoriteiten van de VS. Hiervan waren er 24 afkomstig van het ministerie van Justitie (“het DoJ”) en 12 van de Federal Trade Commission (“de FTC”) van de VS. Een lijst van deze zaken is opgenomen in Bijlage 2, wederom met een onderverdeling in concentratiezaken en niet-concentratiezaken.
Concentratiezaken vertegenwoordigden het merendeel van alle kennisgevingen in beide richtingen. De Commissie deed in 31 concentratiezaken kennisgeving en de autoriteiten van de VS in 20 concentratiezaken.
De vermelde cijfers geven het aantal zaken weer waarin een (of meer) kennisgevingen werden gedaan, en niet het totale aantal afzonderlijke kennisgevingen. Op grond van artikel II van de Overeenkomst vinden kennisgevingen plaats in bepaalde fasen van de procedure, zodat in een zelfde zaak meerdere kennisgevingen kunnen worden gedaan. In de zaak Boeing/McDonnell Douglas bijvoorbeeld zond de Commissie zeven kennisgevingen aan de autoriteiten van de VS en ontving zij er zes van de FTC.
Tabel 1 geeft het aantal kennisgevingen weer dat tussen 1 januari en 31 december 1997 is gedaan op grond van de Overeenkomst van 1991. Tabel 2 vermeldt het aantal zaken sinds 23 September 1991 waarin kennisgeving is gedaan.
KENNISGEVINGEN
label 1
Jaar Aantal
1997 42
Aantal VS Aantal kennisgevingen van
concentrates
FTC DoJ
12 24 30 (EG) 20 (VS)
♦lit*
label 2
KENNISGEVINGEN
Jaar Aantal EG
Aantal VS Aantal kennisgevingen
van concentrates
FTC DoJ
1991 | 5 | 10 | 2 (=12) | 3 (EG) +9 (VS) |
1992 | 26 | 20 | 20 (=40) | 11 (EG)+ 31 (VS) |
1993 | 44 | 22 | 18 (=40) | 20 (EG) + 20 (VS) |
1994 | 29 | 16 | 19 (=35) | 18 (EG)+ 20 (VS) |
1995 | 42 | 14 | 21 (=35) | 31 (EG) + 18 (VS) |
1996 | 48 | 20 | 18 (=38) | 35 (EG)+ 27 (VS) |
1997 | 42 | 12 | 24 (=36) | 30 (EG) + 20 (VS) |
b) Kermisgeving aan de lidstaten
Volgens de tekst van de interpretatieve brief die de Europese Gemeenschappen aan de VS hebben gezonden (en de Verklaring betreffende doorzichtigheid van de Commissie aan de Raad van 10 april 1995, zie punt 4) stelt de Commissie, na kennisgeving aan de mededingingsautoriteiten van de VS, de lidstaat of lidstaten waarvan de belangen in het geding zijn op de hoogte van de kennisgevingen die zij heeft
-9-
ontvangen van de antitrustautoriteiten van de VS. Zodra derhalve kennisgevingen worden ontvangen van de autoriteiten van de VS, worden deze onmiddellijk naar de relevante eenheden van DG IV gezonden en worden tegel ij kertij d afschriften gestuurd naar de eventuele lidstaten wier belangen in het geding zijn. Evenzeer worden bij kennisgevingen van DG IV aan de autoriteiten van de VS tegelijkertijd afschriften gezonden aan de lidstaat of lidstaten waarvan de belangen in het geding zijn.
In de meeste gevallen doen de autoriteiten van de VS ook rechtstreeks kennisgeving aan de lidstaten, zulks uit hoofde van de OESO-Aanbeveling11. Gedurende de vendagperiode ontving het Verenigd Koninkrijk kennisgevingen in 24 zaken, Duitsland ip 2} zaken, Frankrijk in 10 zakep, Nederland in 9 zaken, Denemarken, Finland en Italic elk in 2 zaken en Portugal en Spanje elk in 1 zaak.
5.2 Inhoudelijke aspecten van de samenwerking in specifleke gevallen12
Ook gedurende 1997 is de samenwerking tussen de ambtenaren van de Commissie en hun collega's in de VS constructief gebleken. De Overeenkomst van 1991 biedt een kader voor een zinvolle en nuttige samenwerking in mededingingszaken die van beider belang zijn. Deze samenwerking bij en coordinate van het handhavend optreden kwam ten goede aan zowel de mededingingsautoriteiten als de betrokken ondememingen.
a) Boeing/MDD13
De samenwerking tussen de EG en de VS in de concentratiezaak Boeing/MDD was bijzonder intensief.
Het ministerie van Defensie en het ministerie van Justitie van de VS deelden de Europese Commissie namens de regering van de VS mede er bezorgd over te zijn dat i) een verbod van de voorgenomen concentrate schadelijk zou kunnen zijn voor gewichtige defensiebelangen van de VS, ii) afstoting van Douglas Aircraft Company (DAC, de divisie commerciele vliegtuigen van McDonnell Douglas) er, ondanks de maatregelen die de Commissie een derde koper zou kunnen opleggen, waarschijnlijk niet toe zou leiden dat DAC behouden zou blijven als een zelfstandige vliegtuigbouwer, zodat het resultaat een inefficiente regeling is voor enig onderdeel van de vliegtuigbouwactviteiten van DAC dat potentieel door Boeing gered zou kunnen worden, waardoor in de VS arbeidsplaatsen verloren zouden kunnen gaan, en iii) de verkoop van DAC aan een derde partij die DAC niet als vliegtuigbouwer zou exploiteren, ten nadele zou gaan van de mededinging, omdat hierdoor een ondememing zou ontstaan die de prikkel ondervindt en over de middelen beschikt om de prijzen te verhogen en de dienstverlening te verminderen voor reserveonderdelen en service voor de in gebruik zijnde vloot van DAC, waarvan een groot deel het eigendom is van luchtvaartmaatschappijen in de VS.
De Commissie heeft in de mate die in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht rekening gehouden met deze zorgpunten. Ten aanzien van met name de defensiebelangen van de VS heeft de Commissie de reikwijdte van haar maatregelen beperkt tot het commerciele gedeelte van de concentrate. De Commissie heeft geen gevolg gegeven aan de bezwaren die zij in de mededeling van punten van bezwaar had geuit met betrekking tot de gevolgen van de concentrate voor de international markt voor gevechtsvliegtuigen.
Hoewel dit geval zijn eigen moeilijkheden kende, waarborgden de voorwaarden die de Commissie na afloop van haar onderzoek aan haar goedkeuring verbond dat de daadwerkelijke mededinging op de markt voor grote commerciele vliegtuigen zal worden gehandhaafd.
b) Samenwerking bij cmdere grote zaken
i) de productmarkt
De besprekingen tussen de behandelende ambtenaren spitsen zich vaak toe op de productmarkt, om na te gaan of beide zijden tot vergelijkbare conclusies zijn gekomen. Deze besprekingen zijn gebaseerd op algemene en voor het publiek beschikbare informatie. Uit deze uitwisselingen is gebleken dat de marktanalyses van de Commissie en die van de autoriteiten van de VS in hoge mate met elkaar overeenkomen.
Dit is van groot belang, gelet op de noodzaak 6m een zinvolle uitwisseling van informatie tot stand te brengen en tegelijkertijd de regels inzake vertrouwelijkheid in acht te nemen. Indien de Commissie en de autoriteiten van de VS er verschillende uitgangspunten met betrekking tot de definitie van de markt op na hielden, zou het niet mogelijk zijn ten voile de redenen voor deze verschillende benaderingen te achterhalen zonder vertrouwelijke informatie te bespreken die door de partijen bij een zaak zijn verstrekt. Op grond van de huidige regels zou dit slechts mogelijk zijn met instemming van die partijen.
In de loop van het onderzoek van de destijds voorgenomen concentrate BT/MCI vonden veelvuldig contacten plaats tussen ambtenaren van de EG en het DoJ. In zowel Washington als Brussel werden bijeenkomsten tussen beide zijden gehouden. Aangezien de zaak een beoordeling vergde van de productmarkten die betrokken zijn bij het aanbieden van transatlantische telefoniediensten, en met name aandacht vergde voor de gevolgen van de concentrate tegen de achtergrond van international regelingen inzake verrekeningstarieven, waren de besprekingen tussen de beide zijden nuttig, niet alleen voor het verfijnen van de marktdefinitie, maar ook voor het bundelen van kennis over de relevante regelgeving aan beide zijden van de Atlantische Oceaan.
Ook in de zaak Guinness/Grand Metropolitan werden uitgebreide besprekingen gevoerd tussen ambtenaren van de Commissie en hun collega's in de Verenigde Staten over de diverse relevante productmarkten, welke resulteerden in analyses en maatregelen die op een lijn lagen
In Santa Cruz/Microsoft waren er geen verschillen in opvatting over de marktdefinite. Ook in Boeing/McDonnell Douglas kwamen de FTC en de Commissie tot dezelfde productmarktdefinitie van 'grote commerciele vliegtuigen'. Na een uitwisseling van zienswijzen over de vraag hoe in de DuPont/ICI-z&ak de markten voor PET-folie en ttaandioxyde dienden te worden gedefmieerd, werden bepaalde potentiele verschillen geconstateerd ten aanzien van de substitueerbaarheid aan zowel vraagzijde als aanbodzijde in de VS en de EG.
Hoewel de autoriteiten van de EG en die van de VS soms verschillende productmarktdefinibes gebruikten voor hun respective beoordelingen, waren de onderlinge contacten erop gericht de redenering van de ander te begrijpen en de analyse dienovereenkomstig te verfijnen. Door de hechte samenwerking konden conflicterende beslissingen worden vermeden.
ii) De geografische markt
De besprekingen over de geografische markt is doorgaans beperkter, omdat de Commissie en de autoriteiten van de VS zich gewoonlijk concentreren op de gevolgen van het gedrag of de transactie op de eigen markt, zelfs in zaken waarin de onderzochte activiteit is georganiseerd op een transatlantische of wereldwijde schaal.
In de zaken Boeing/MDD en GE Aircraft Engines/Pratt & Whitney kozen beide zijden evenwel de wereldmarkt als relevante geografische markt. Bij DuPont/ICI werd van gedachten gewisseld over de vraag of de markten van de VS en de EG voor beide producten, PET en titaandioxyde, dienden te worden aangemerkt als afzonderlijke markten of als onderdelen van een enkele wereldmarkt.
iii) Mededingingsbeperkende gevolgen
In de zaak Santa Cruz/Microsoft bleek uit een algemene bespreking dat de Commissie en haar tegenhanger in de VS op het niveau van de ambtenaren grotendeels vergelijkbare opvattingen koesterden over de feiten. De zaak Guinness/Grand Metropolitan was een goed voorbeeld van elkaar aanvullende analyses van de mededingingsbeperkende gevolgen. In die zaak leidde overeenstemming over de marktdefinitie tot overeenstemming over de mededingingsbeperkende gevolgen, en uiteindelijk tot een gemeenschappelijke oplossing.
In de zaak Boeing/MDD bracht het overleg tussen de Commissie en de FTC elk van deze instanties ertoe meer rekening te houden met de zorgpunten die de ander kenbaar maakte over de potentiate mededingingsbeperkende gevolgen van de concentrate. De FTC nam een kritischer houding ten aanzien van de exclusieve overeenkomsten van Boeing aan naarmate haar onderzoek vorderde .
iv) Het bepalen van recht en feiten in de andere jurisdictie
1. In geen der gevallen werd de rechtsbevoegdheid betwist, noch van de zijde van de VS, noch van die van de Commissie. In gevallen waarin de rechtsbevoegdheid van de ene autoriteit of de andere niet boven enige twijfel verheven was, werd informatie uitgewisseld en vonden besprekingen plaats.
De nauwe samenwerking in de zaak Santa Cruz/Microsoft bracht aan het licht dat de “mle of reason”-benadering van de VS bij contractuele restricties het moeilijker maakt om het betrokken gedrag voor de rechter in de VS veroordeeld te krijgen dan volgens de juridische normen van de EG het geval is. Wat daarentegen de maatregelen betreft, is een verbintenis jegens de Commissie niet rechtstreeks afdwingbaar, maar een "consent decree" in de VS wel.
v) Het vermijden van conflicterende maatregelen
In de zaak Guinness/Grand Metropolitan waren de partijen op een bepaald moment in de onderhandelingen bereid om in te stemmen met besprekingen tussen de antitrustautoriteiten over de voorgenomen maatregelen. Dit was waardevol, omdat hierdoor een zekere mate van codrdinatie ontstond die anders wellicht niet mogelijk zou zijn geweest. Met name werd hierdoor gewaarborgd dat de uiteindelijk overeengekomen maatregelen in elk van beide jurisdicties met elkaar in overeenstemming waren.
Hoewel de FTC zich in de zaak Boeing/MDD niet over eventuele maatregelen beraadde, omdat zij de concentratie uiteindelijk zou goedkeuren, stelde de Commissie, die zeer nauwkeurig enige vorm van afstoting van DAC onderzocht, de FTC van deze mogelijkheid op de hoogte. Aangezien de FTC evenwel bedenkingen uitte over de haalbaarheid van een dergelijke oplossing en het onderzoek van de Commissie had uitgewezen dat er geen potentiele koper voor DAC was, deelde de Commissie de FTC mede dat zij rekening zou houden met de bedenkingen van deze instantie en het idee van afstoting van DAC derhalve zou laten varen.
vi) Traditional comity
De Commissie stelde de autoriteiten van de VS op 26 juni 1997 in kennis van haar voorlopige conclusies en bezwaren in de Boeing/MDD-zaak en verzocht de FTC rekening te houden met de gewichtige belangen van de Europese Unie bij het waarborgen van de mededinging op de markt voor grote commerciele vliegtuigen. De FTC antwoordde nog dezelfde dag en gaf te kennen bij het nemen van een beslissing rekening te zullen houden met de genoemde belangen van de Europese Gemeenschappen. Op 1 juli 1997 heeft de 'Federal Trade Commission' bij meerdeiheidsbeslissing besloten zich niet tegen de fusie te verzetten.
vii) Deelname van de antitrustautoriteiten van de VS aan de hoorzittingen van de Commissie
Naar aanleiding van verzoeken van de Federal Trade Commission kregen ambtenaren van deze autoriteit van de raadadviseur-auditeur toestemming om als waamemers de openbare hoorzittingen bij te wonen die op grond van de Concentratieverordening van de EG werden gehouden in het kader van het onderzoek in de concentratiezaak Guinness/Grand Metropolitan. Voorts verzocht het ministerie van Justitie van de VS om toestemming voor het bijwonen (als waamemer) van de hoorzitting in de zaak Boeing/MDD, welk verzoek eveneens werd ingewilligd.
6. CONCLUSIES
De diensten van de beide antitrustautoriteiten beschouwen de veelvuldige contacten en besprekingen als zeer nuttig. Hierdoor ontstaat een beter begrip van de betrokken vraagstukken. Het werd doelmatig en nuttig geacht om een idee te hebben van de wijze waarop de autoriteiten van de VS voomemens waren op bepaalde gebeurtenissen in een concentratiezaak te reageren. Ondanks de beperkte hoeveelheid informatie die kan worden uitgewisseld, behalve wanneer concessies op het punt van de vertiouwelijkheid worden verkregen, hebben de Commissie en de beide antitrustautoriteiten van de VS het voordeel dat zij in staat zijn om op consistente wijze op te treden, conflicterende beslissingen en incoherente maatregelen te vermijden en sneller besluiten te nemen.
BIJLAGE 1
KENNISGEVINGEN VAN DE EUROPESE COMMISSIE AAN DE AUTOWTEITEN VAN DE VS 01.01.1997 - 31.12.1997
Concentratiezaken14:
01 IV/M.882 - Archer-Daniels-Midland / Grace Cocoa Associates
02 IVZM.890 - Blokker/Toys “R” Us
03 IV/M.867 - Wagons-Lits/Carlson
04 IV/M.846 - Philips/Hewlett-Packard
05 IV/M.877 - Boeing/McDonnell Douglas
06 IV/M.856-BT/MCI(n)
07 IVZM.905 - Schweizer Ruck/S. A.F.R.
08 IV/M.833 - The Coca-Cola company/Carlsberg A/S
09 IV/M.902 - Warner Bros TLusomundo/Sogecable
10 IV/M.920 - Samsung/AST
11 IVZM.915 - Tyco/ADT
12 IV/M.906 - Mannesmann /Vallourec
13 IV/M.917 - Valinox/Timet
14 IV/M.938 - Guinness/Grand Metropolitan
15 IV/M.933 - ICI/Unilever
16 IV/M.936 - SEEBE PLC/APV PLC
17 IVZM.885 - MERCK/RHONE-POULENC/MERIAL
18 IV/M.951 - CABLE AND WIRELESS/MAERSK DATA-NAUTEC
19 IVZM.937 - LEAR/KEIPER
20 IV/M.932 - SEHB/VIAG/PE-BEWAG
21 IVZM.942 - VEBA/DEGUSSA
22 IV/M.941 - ADM/ACATOS & HUTCHESON/SOYA MAINZ
23 IV/M.963 - COMPAQ/TANDEM
24 IV/M.723 - ALCOA/ELKEM
25 IV/M.966 - Philips/Lucent Technologies
26 IV/M.954 - BAIN/HOECHST - DADE BEHRING
27 IV/M.977 - Fujitsu/Amdahl
28 IV/M.984 - DUPONT/ICI
29 IV/M.950 - Hofimann-La Roche/Boehringer Mannheim
30 IV/M.1016 - Price Waterhouse/Coopers & Lybrand
14 Om redenen van vertrouwelijkheid omvat deze lijst slechts de onderzoeken en zaken die ppenbaar zijn gemaakt.
BULAGE I (vervolg)
KENNISGEVINGEN VAN DE EUROPESE COMMISSIE AAN DE AUTORTTEITEN VAN DE VS 01.01.1997 - 31.12.1997
Niet-concentratlezaken15:
01 IV/36.365 - NEC/PB/CMB
02 IV/36.213/F - GEAE / P&W
03 IV/E-3/36.204 - GENUSA
04 IV/36.420 - Microsoft Explorer Licensing
05 IV/36.365 - NEC/PB/CMB
06 IV/36.382 - Santa Cruz Operation/Microsoft
07 IV/36.474 - IBM/STET
08 IV/35.969 - Canal+ - GDI - TTNTA
09 IV/36610/ - Sanofi Pharma Bristol - Myers
13 Om redenen van vextrouwelijkheid omvat deze lijst slechts de onderzoeken en zaken die openbaar zijn gemaakt.
BIJLAGE 2
KENNISGEVINGEN VAN DE AUTORITEITEN VAN DE VS AAN DE
EUROPESE COMMISSIE 01.01.1997-31.12.1997
Concentr atiezaken14
01 The Boeing Comp./McDonnell Douglas Corp.
02 Metal Leve S.A./Mahle GmbH
03 Cargill Inc/Akzo Nobel N.V.
04 Guinness/Grand Metropolitan
05 British Telecommunications/MCI Communications Corp.
06 Corange Ltd./Dr.H.C. Paul Sacher
BIJLAGE 2 (vervolg)
Niet-concentratiezaken17
01 Hoffinann-La Roche, Jungbunzlauer International AG
02 Sodium gluconate investigation
03 International Association of Conference Interpreters
04 SKW Metals & Alloys
05 AIG Trading Corp./BP Exploration & Oil Inc/Cargill International SA 06 HeereMac Offshore Construction Group Inc./HeereMac
07 Graphite electrodes investigation
17 Due to the confidentiality requirements, this list includes only those investigations or cases which have been made public
ISSN 0254-1513
COM(98) 510 def.
DOCUMENTEN
NL
08 11 10 17
Catalogusnummer : CB-CO-98-517-NL-C
ISBN 92-78-38884-X
Bureau voor officiele publikaties der Europese Gemeenschappen L-2985 Luxemburg
(3
1
Overeenkomst tussen de Regering van de Verenigde Staten van Amerika en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de toepassing van hun mededingingsregels (PB L 95 van 27.4.95, blz.47en 50).
2
Zie PB L 95 van 27.4.95, biz. 45 en 46.
3
Com(96) 479 def., zie XXVIe Verslag over het mededingingsbeleid, blz..337-350.
4
Com(96) 346 def., zie XXVIe Verslag over het mededingingsbeleid, biz. 351-357.
5
Deze zaak is nog aanhangig en kan in dit stadium om redenen van vertrouwelijkheid niet in dit verslag worden behandeld. Nadere gegevens over de samenweiking tussen de EG en de VS in dit geval zullen in het eerstejaarlijkse verslag na de beeindiging van de procedure worden opgenomen.
6
Vraagstukken betreffende de bescherming van vertrouwelijke informatie zullen zich voomamelijk vooidoen bij samenwerking in specifieke aanhangige zaken.
7
Overeenkomst tussen de Regering van de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Gemeenschappen betreffende de toepassing van hun mededingingsregels (PB L 95 van 27.4.95, biz. 47 - 50, zoals gerectificeerd in OJ L 131 van 15.6.95, biz. 38).
8
COM (97) 233.
9
Herziene Aanbeveling van de Raad betreffende samenwerking tussen Leden bij mededingingsbeperkende gedragingen die nadelige gevolgen hebben voor de intemationale handel, vastgestekl op 27/ 28 juli 1995 - C(95)130.
10
i) Artikel VIII van de Overeenkomst van 1991, ii) artikel V van de voorgestelde Positive Comity-Overeenkomst, iii) Afdeling 10 van de ontwerp-Overeenkomst tussen de EG en Canada, en iv) Afdeling 10 van de Richtsnoeren die bij de OESO-aanbeveling van 1995 zijn gevoegd.
11
Herziene Aanbeveling van de Raad betreffende samenweridng tussen Leden bij mededingingsbepokende gedragingen die nadelige gevolgen hebben voor de intemationale handel, vastgesteki op 27/ 28 juli 1995 - C(95)130.
12
Dit verslag spitst zidi toe op aspecten van de behandeling van zaken die betrekking hebben op de samenwerking tussen de EG en de VS. Voor meer informatie over individuele gevallen, zie het XXVIIe Verslag over het mededingingsbeleid.
13
Voor nadere gegevens over deze zaak zie onder meer: A.Schaub, "International cooperation in antitrust matters: making the point in the wake of the Boeing/MDD proceedings", Competition Policy Newsletter, nr. 1/1998 (februari), biz.. 2-6.
14
Due to the confidentiality requirements, this list includes only those investigations or cases which have been made public