Artikelen bij COM(2000)26 - Economische hervorming: verslag over de werking van de producten- en kapitaalmarkten in de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


I. Inleiding

II. Algemene evaluatie van de marktprestaties

A. Marktprestaties: integratie ook verder van groot belang voor de verbetering van de marktprestaties

1. Economische integratie: integratie kapitaalmarkten nog altijd minder ver gevorderd dan die van productenmarkten

- Productenmarkten: handel en directe buitenlandse investeringen

- Kapitaalmarkten

2. Innovatie en creativiteit moeten worden gestimuleerd met het oog op betere economische prestaties en een betere concurrentiepositie

B. Marktprestaties: gevolgen van integratie voor de sociale

samenhang en de consument

1. Meer economische en sociale samenhang door meer integratie

2. Effect van integratie op de detailhandelsprijzen: verbeteringen zijn mogelijk

III. Toezicht op horizontale vraagstukken

A. Verbetering van het ondernemingsklimaat

1. Ondernemerschap en vereenvoudiging van de regelgeving

2. Resterende technische handelsbelemmeringen

B. Verbetering van de marktwerking

1. Steunmaatregelen van de staten

2. Overheidsopdrachten

3. Belastingen

IV. Stimulering van de economische hervorming in de

interne markt voor diensten

A. Openstelling en integratie van de dienstenmarkten

1. Nutsvoorzieningen

2. Financiële diensten

B. Verbetering van de regelgeving voor diensten

1. Elektronische handel

2. Groot- en detailhandel

V. Conclusies


Samenvatting

Dit is het tweede jaarlijkse verslag over de werking van de producten- en kapitaalmarkten dat naar aanleiding van het mandaat van de Europese Raad van Cardiff is opgesteld. Deze Europese Raad verzocht de lidstaten en de Commissie om ieder jaar verslag uit te brengen over binnen hun bevoegdheden vallende aspecten op het gebied van de hervorming van de regelgeving voor producten- en kapitaalmarkten. Dit proces dient als basis voor de globale richtsnoeren voor het economisch beleid en voor de voorstellen van de Commissie voor de herziening van de gerichte acties in het kader van de strategie van de interne markt en geeft zo een impuls aan de economische hervorming. De Europese Raad van Keulen en die van Helsinki hebben onlangs benadrukt hoe belangrijk de economische hervorming voor onze werkgelegenheidsstrategie en ons beleidsstreven naar macro-economische stabiliteit is.

Dit verslag komt op een cruciaal ogenblik voor de Europese economie. Ondanks de over het algemeen gunstige economische situatie in de wereld ziet Europa zich bij zijn streven naar een betere algehele concurrentiepositie voor vele uitdagingen gesteld. Flexibele, geïntegreerde en open markten zijn absoluut noodzakelijk voor duurzame economische groei en voor een lange periode van toenemende werkgelegenheid. De huidige economische opleving biedt de kans om de economische hervorming tot stand te brengen die noodzakelijk is voor de ontwikkeling van dynamische, efficiënte markten waar innovatie en creativiteit worden aangemoedigd. Bij de hervormingen moet rekening worden gehouden met de specifieke vereisten van elke nationale economie.

Dit verslag draagt op twee manieren tot het proces van economische hervorming bij:

Ten eerste bevat het een overzicht en evaluatie van de prestaties van de producten- en kapitaalmarkten teneinde vast te stellen waar de regelgeving op EU-niveau tekortschiet.

Recente trends op het gebied van handel, investeringen en integratie van de kapitaalmarkt worden onder de loep genomen.

- De handel blijft een motor voor marktintegratie.

- In de huidige interne markt wordt de structurele verandering vooral aangezwengeld door grensoverschrijdende directe investeringen en fusies en overnames. Alleen al tussen 1997 en 1998 is de waarde van de buitenlandse investeringen binnen de Europese Unie verdubbeld. De waarde van grensoverschrijdende fusies en overnames tussen EU-ondernemingen bereikte in 1998 een ongekend niveau. Alles wijst erop dat deze trend zal doorzetten.

- De integratie van de kapitaalmarkt begint op gang te komen, ook al is op de effectenmarkten nog aanzienlijk meer integratie mogelijk. Het wegvallen van het wisselkoersrisico heeft met name institutionele beleggers aangemoedigd om de samenstelling van hun portefeuille te diversifiëren door hierin meer aandelen van ondernemingen uit andere lidstaten op te nemen. Emittenten proberen gebruik te maken van de mogelijkheden om op EU-schaal kapitaal aan te trekken. Beleggers zijn meer bereid om risico's te nemen en de gemiddelde Europese kredietwaardigheidsnotering daalt scherp. In de Unie verschijnen nieuwe financiële producten en markten. Zo is bijvoorbeeld het totale volume van internationale obligatie-emissies in euro nu nagenoeg gelijk aan dat in US dollars. Samen zijn deze ontwikkelingen een eerste teken dat de bedrijven in de EU in de toekomst van een liquide en moderne effectenmarkt zullen kunnen profiteren. In dit verslag wordt evenwel gewezen op een aantal wettelijke, bestuursrechtelijke en structurele belemmeringen die een integratie van de effectenmarkten van de EU nog altijd in de weg staan.

Er zijn nog meer blijken van marktintegratie: de convergentie van de detailhandelsprijzen zet zich voort, hoewel langzamer dan in het begin van de jaren negentig. Voor de particuliere consumptie is de prijsspreiding tussen de EU15-landen afgenomen van 22,3% in 1990 tot naar schatting 14,7% in 1998. Convergentie leidt echter niet altijd tot lagere prijzen. De markt moet dus beter toegankelijk worden gemaakt, maar dat is niet voldoende om integratie om te zetten in betere marktprestaties. Met het oog op een optimale concurrentie is een strenge handhaving van het antitrustbeleid noodzakelijk.

Het verslag beschrijft ook hoe de integratie de armere delen van de Gemeenschap heeft geholpen hun achterstand op de rest van de EU in te lopen. De prestaties van de perifere regio's van de EU weerleggen de theorie dat efficiëntie en sociale samenhang tegengestelde doelstellingen zijn.

Ten tweede bevat het verslag een aantal beleidsvoorschriften om de economische hervorming gaande te houden.

Er worden een aantal beleidsvoorschriften uiteengezet om de regelgeving van de Gemeenschap te vereenvoudigen en de kwaliteit ervan te verbeteren en om hinderpalen voor een efficiënte werking van de markten uit de weg te ruimen. Hiertoe behoren:

- de aanbeveling aan de lidstaten om de algemene economische en uit de regelgeving voortvloeiende kosten voor startende bedrijven te beperken en systematisch te onderzoeken of de kwaliteit van de bestaande regelgeving kan worden verbeterd;

- het voorstel om een uitbreiding van de toepassing van de nieuwe aanpak voor technische harmonisatie tot nieuwe sectoren in overweging te nemen;

- de aanbeveling aan de lidstaten om te blijven streven naar een verdere vermindering van de hoeveelheid overheidssteun en om er extra op te letten dat sectorspecifieke steun (en vooral ad-hocsteun) wordt vermeden;

- de volledige en snelle uitvoering van het actieplan voor de financiële diensten om zakentransacties en investeringen aan te moedigen en tegelijkertijd het vertrouwen van consumenten en beleggers te vergroten en het financiële stelsel te stabiliseren;

- de goedkeuring en volledige uitvoering van de communautaire regelgeving op het gebied van de nutsvoorzieningen en strenge handhaving van de mededingingsregels;

- de totstandbrenging van een uitgebreid regelgevingskader voor het vrije verkeer van diensten van de informatiemaatschappij en de ontwikkeling van een geïntegreerd beleid dat voorschriften van de overheid en van het bedrijfsleven koppelt aan regels ter bescherming van de consument teneinde het consumentenvertrouwen te vergroten;

- opheffing van restricties die een hervorming in de handel in de weg staan.

Uitvoering van deze aanbevelingen zal bijdragen tot een bloeiende, op ondernemerschap stoelende economie die technologische vooruitgang gebruikt voor een verhoging van het sociaal welzijn en de economische welvaart van het continent. De EU en de lidstaten moeten:

1. van het huidige gunstige economische klimaat gebruik maken om hun concurrentiepositie te verbeteren door de invoering van economische hervormingen die verenigbaar zijn met de economische en sociale samenhang en andere sociale doelstellingen;

2. een optimaal concurrentie- en regelgevingsklimaat tot stand brengen. De overheid heeft in dit verband drie belangrijke taken: 1) een hoog concurrentieniveau op de markt garanderen zodat de nodige structurele veranderingen ook werkelijk tot een verbetering van de concurrentiepositie en het welzijn van de consument leiden; 2) bestaande regels onderzoeken en zo nodig aanpassen teneinde een eenvoudig maar uitstekend regelgevingskader tot stand te brengen; 3) erop toezien dat alle belanghebbenden actief deelnemen aan discussies over de beste manier om verdere integratie te verwezenlijken;

3. van het internemarktbeleid en nationale landspecifieke maatregelen op micro-economisch gebied gebruik maken om de economische hervorming en het concurrentievermogen te bevorderen. De interne markt kan als kader dienen voor het aanpakken van tekortkomingen in de regelgeving die het concurrentievermogen en de groei in de gehele EU afremmen.

Duurzame economische prestaties zijn van essentieel belang voor een langdurige groei van de werkgelegenheid. Alleen op die manier kan een doelmatig en blijvend antwoord worden gegeven op de sociale uitsluiting. Dit verslag wijst de weg naar een regelgevingsklimaat dat ondernemingen aanmoedigt nieuwe banen te scheppen. Als zodanig maakt het deel uit van de voorbereidingen van de Commissie voor de buitengewone Europese Raad die op 23 en 24 maart in Lissabon zal worden gehouden.

I Inleiding

Dit is het tweede jaarlijkse verslag over de werking van de producten- en kapitaalmarkten dat door de Commissie naar aanleiding van de conclusies van de Europese Raad van Cardiff van juni 1998 is opgesteld. In overeenstemming met het mandaat van de Raad bevat het verslag indicatoren van de daadwerkelijke marktintegratie, waaronder prijsverschillen en de uitvoering van internemarktmaatregelen, met het doel economische hervormingen op communautair niveau te volgen en beleid uit te stippelen dat de efficiëntie van de producten-, diensten- en kapitaalmarkten moet vergroten. Het verslag van de Commissie dient samen met de verslagen van de lidstaten over de aspecten van de producten- en kapitaalmarkten die onder hun bevoegdheid vallen, als basis voor de opstelling van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid.

In het jaar dat sinds de publicatie van het eerste verslag is verstreken, heeft de Europese Raad er herhaaldelijk op gewezen dat wijzigingen van de producten- en kapitaalmarkten en een verregaande economische hervorming van groot belang zijn voor de macro-economische stabiliteit in de monetaire unie. Het werkgelegenheidspact, dat tijdens de Europese Raad van Keulen werd goedgekeurd, benadrukt dat het Cardiff-proces van economische en structurele hervorming het werkgelegenheidsproces van Luxemburg en de macro-economische dialoog aanvult. De Europese Raad van Helsinki heeft gewezen op het succes van de richtsnoeren inzake werkgelegenheid en daarbij onderstreept dat een coördinatie van het economisch, werkgelegenheids- en structuurbeleid van het grootste belang is voor de bestrijding van de werkloosheid. De Europese Raad van Helsinki bevestigde dat betere marktprestaties een fundamentele factor bij het proces van een verregaande hervorming zijn. In de conclusies van het voorzitterschap wordt er de nadruk op gelegd dat economische hervorming en met name liberalisatie en belastinghervormingen noodzakelijk zijn om de gunstige economische vooruitzichten te behouden. Handhaving en verbetering van het concurrentievermogen, de werkgelegenheid en de levensstandaard in een wereld die door vrije handel en voortdurende technologische verandering wordt gekenmerkt, vereisen dat de lidstaten en de Gemeenschap dubbel hun best doen om de efficiëntie van de producten- en kapitaalmarkten te vergroten. Bovendien vergt de EMU flexibele markten die in staat zijn economische schokken op te vangen zonder verlies van banen of schade voor de concurrentiepositie.

De gezonde basis van de Europese economie en de gunstige economische vooruitzichten van het ogenblik vormen een bijzonder goed uitgangspunt voor economische hervorming en voor de aanpak van enkele van de structurele problemen die in het verleden het concurrentievermogen en de werkgelegenheid in Europa nadelig beïnvloedden. Een lage inflatie, groeiende investeringen en inkomensniveaus en betere vooruitzichten op het gebied van de werkgelegenheid maken het gemakkelijker economische hervormingen op gang te brengen. De Europese Unie heeft momenteel de kans structurele hervormingen uit te voeren die Europa kunnen veranderen in een snel groeiende economie met hoge werkgelegenheid die is opgewassen tegen de concurrentie op de wereldmarkt. Er moet nu worden voortgebouwd op de uit de EMU resulterende macro-economische stabiliteit om een dynamisch ondernemingsklimaat tot stand te brengen waarin innovatie en creativiteit welvaren en waarin ondernemerschap investeringen en technologische kansen kan omzetten in meer nieuwe banen zonder dat onze maatschappelijke waarden daarbij in het gedrang komen.

Stroomlijning en verbetering van het proces

Een betere coördinatie van het economisch, werkgelegenheids- en structureel beleid is van essentieel belang om zoveel mogelijk profijt te trekken van de interne markt en de euro, maar de kosten van die coördinatie moeten tot een minimum worden beperkt. De ECOFIN-Raad heeft aan de Europese Raad van Helsinki een verslag voorgelegd waarin de momenteel beschikbare instrumenten en de ervaring die in het eerste jaar van de derde fase van de EMU met de coördinatie van het economisch beleid is opgedaan, onder de loep worden genomen en dat belangrijke implicaties voor het proces van Cardiff heeft. In dit verslag wordt grotere betekenis gegeven aan de centrale rol die de globale richtsnoeren voor het economisch beleid bij de coördinatie van het economisch beleid spelen en wordt onderstreept dat moet worden gezorgd voor samenhang tussen de verschillende samenstellingen van de Raad. Vanuit procedureel oogpunt is de belangrijkste verandering een vermindering van het aantal verslagen dat door de Commissie wordt opgesteld. De Cardiff I- en Cardiff II-verslagen van vorig jaar worden vervangen door dit ene jaarlijkse verslag. Daarnaast zal de Commissie analyses voorleggen voor de 'peer review' waaraan de nationale plannen voor economische hervorming in het comité voor economische politiek worden onderworpen. Tijdens de buitengewone Europese Raad in Lissabon zullen de bestaande mechanismen voor de coördinatie van het economisch beleid opnieuw worden bestudeerd.

Voorts krijgt dit verslag een nieuwe dimensie door de goedkeuring van de strategie voor de interne markt door de Raad Interne Markt [COM(1999)624]. De resultaten van het toezicht waarover hieronder verslag wordt uitgebracht, en de conclusies van de evaluatie van de werking van de producten- en kapitaalmarkten die hieronder worden uiteengezet, zullen de basis vormen voor de toekomstige jaarlijkse aanpassing van gerichte acties in het kader van de nieuwe strategie voor de interne markt. Om die reden wordt in het verslag bijzondere aandacht besteed aan een aantal vraagstukken die de kern van de interne markt raken, zoals de prijsconvergentie of de totstandbrenging van een interne markt voor financiële diensten. Dit is ook in overeenstemming met de nieuwe richtsnoeren in het verslag van de ECOFIN-Raad aan de Europese Raad van Helsinki.

Doelstellingen en structuur van het verslag

In overeenstemming met het mandaat van de Europese Raad van Cardiff heeft dit verslag als hoofddoel de belangrijkste resultaten van de Commissie bij haar observatie en evaluatie van de werking van de producten- en kapitaalmarkten in het afgelopen jaar te presenteren. Dit is van essentieel belang om vast te stellen welke hinderpalen die de economische hervorming in de weg staan, de economische efficiëntie het meest aantasten.

Het verslag bevat conclusies en aanbevelingen inzake de beleidsmaatregelen die noodzakelijk worden geacht om de economische hervorming te bevorderen of die een bijdrage kunnen leveren tot de opheffing van hinderpalen voor een efficiënte marktwerking. Hiertoe behoren nieuwe initiatieven om de efficiëntie van de markt te verbeteren of de economische hervorming te stimuleren alsook beleidsacties die al eerder werden aangekondigd en die volgens onze observatie en evaluatie dringend uitvoering behoeven. De uitstippeling van gedetailleerde beleidsvoorstellen valt buiten het bestek van dit verslag. In de globale richtsnoeren voor het economisch beleid zullen precieze landspecifieke beleidsrichtsnoeren zijn opgenomen die op basis van de door de lidstaten ingediende nationale verslagen inzake economische hervorming en dit verslag zijn opgesteld. Met de conclusies en aanbevelingen in dit verslag zal ook rekening worden gehouden bij de herziening van de gerichte acties in het kader van de strategie voor de interne markt.

De structuur en opzet van het verslag bouwen voort op de voornaamste punten van het Cardiff I-verslag dat afgelopen jaar door de Commissie werd goedgekeurd en in de Raad een gunstig onthaal vond. Er zijn enkele wijzigingen aangebracht naar aanleiding van suggesties van de Raad Interne Markt en de conclusies van de evaluatie van de ECOFIN-Raad betreffende de eerste werkzaamheden in het kader van het proces van Cardiff. De draagwijdte is uitgebreid tot een aantal sociale aspecten van de marktprestaties. De editie van dit jaar bevat bovendien een groot aantal statistische indicatoren die de werkzaamheden tijdens de volgende stadia van het proces van Cardiff moeten vergemakkelijken.

Het verslag bestaat uit drie hoofddelen. Deel II bevat een algemene evaluatie van de marktprestaties. Hierbij wordt rekening gehouden met economische aspecten als de marktintegratie, die een vereiste voor een efficiënte verdeling van middelen en groei is, en met andere aspecten van de marktprestaties, met name consumentenvoordelen en economische en sociale samenhang, zoals vastgelegd in het Verdrag. Deel III bevat de belangrijkste bevindingen van het toezicht op een aantal horizontale vraagstukken die voor de werking van de producten- en kapitaalmarkten en de economische hervorming van centraal belang zijn. Bij de selectie van deze vraagstukken heeft de Commissie rekening gehouden met de resultaten van de Cardiff I- en II-verslagen van vorig jaar, het verslag van de werkgroep horizontale vraagstukken van de interne markt en het syntheseverslag van het comité voor economische politiek over het eerste stadium van het proces van Cardiff. In deel IV tot slot wordt ingegaan op het stimuleren van economische hervorming in de dienstensector. De diensten verdienen bijzondere aandacht, omdat zij voor de werkgelegenheid en toegevoegde waarde van groot economisch belang zijn, omdat structurele hervormingen in deze sector tot specifieke problemen leiden en omdat voor de openstelling en integratie van de dienstenmarkten en voor de verbetering van de regelgeving voor diensten maatregelen op communautair niveau vereist zijn .

Het verslag gaat vergezeld van een werkdocument van de Commissie met analytische informatie over de integratie van de kapitaalmarkt, het bankwezen, de interne markt voor elektriciteit en prijsconvergentie.

II. Algemene evaluatie van de marktprestaties

Economische integratie van de producten- en kapitaalmarkten leidt tot grotere markten en lagere kosten en stimuleert de concurrentie waardoor de Europese economie beter presteert. Andere economische factoren en met name innovatie, creativiteit en economische en financiële integratie moeten een grotere rol spelen in de gemondialiseerde kenniseconomie van deze nieuwe eeuw. Deze vraagstukken staan centraal bij de algemene economische evaluatie van de marktprestaties in het verslag.

A. Marktprestaties: integratie ook verder van groot belang voor de verbetering van de marktprestaties

1. Economische integratie: integratie kapitaalmarkten nog altijd minder ver gevorderd dan die van productenmarkten

- Productenmarkten: handel en directe buitenlandse investeringen

De integratie van de markten van de lidstaten neemt nog altijd toe door het programma van internemarktmaatregelen dat tot opheffing van handelsbelemmeringen en liberalisatie van de markten leidt. Sinds 1993 groeit de intra-EU-handel in industrieproducten veel sneller dan het BBP. Dit is des te opmerkelijker omdat het aandeel van de industrie in het BBP is afgenomen (zie grafiek 1 en de tabellen 1 en 2). Wat de diensten betreft, zullen de integratie van eerder gereglementeerde sectoren, de opheffing van resterende handelsrestricties en andere - vaak uit de technologische vooruitgang voortvloeiende - structurele veranderingen beslist tot veel meer interdependentie op handelsgebied leiden.

De handel blijft een cruciaal en duurzaam middel tot integratie van de communautaire markten, maar in de huidige interne markt wordt de integratie, met name in de dienstensector, het meest aangezwengeld door grensoverschrijdende investeringen en fusies en overnames. Alleen al tussen 1997 en 1998 is de waarde van de buitenlandse investeringen binnen de EU verdubbeld, wat duidt op een welbewuste en krachtige groeistrategie om zo veel mogelijk profijt te trekken van de marktkansen. Deze is waarschijnlijk voor een groot deel het gevolg van de nieuwe impuls die door de EMU aan de integratie werd gegeven (zie tabel 3).

Grensoverschrijdende investeringen worden vaak gebruikt om fusies en overnames te financieren. Als het aantal fusies en overnames groot is, is dat een sterke indicator dat ondernemingen willen groeien om beter op de grote EU-markt te kunnen concurreren. Welnu, de laatste tijd zijn er meer fusies en overnames in de EU (zie tabel 4). De waarde van de grensoverschrijdende fusies en overnames tussen EU-ondernemingen bereikte in 1998 een record. Dit kwam na een opgaande trend die nog altijd geen teken van afzwakking vertoont - tot dusver lijkt alles erop te wijzen dat in 1999 het record van 1998 zal worden gebroken. Met andere woorden, in vergelijking met de handel zijn fusies en overnames nu fors belangrijker voor de marktintegratie. Als het toenemend aantal grensoverschrijdende fusies en overnames naar sector worden ingedeeld, ziet men dat het aandeel van de diensten in het totale aantal overeenkomsten (53% in 1998 in vergelijking met 42% in 1992) is toegenomen.

Tot slot moet er op worden gewezen dat de handel met landen buiten de EU sinds 1993 sneller toeneemt dan de handel met de andere lidstaten. Met andere woorden, niet alleen de onderlinge integratie van de EU-markten verloopt snel, maar ook de integratie met markten buiten de EU. Dit weerlegt de argumenten van degenen die de interne markt als een stap in de richting van 'vesting Europa' zagen. Deze trend werd bevestigd in een recente studie van de OESO waarin wordt aangetoond dat de Europese Unie qua openheid voor handel en investeringen zeker niet onderdoet voor de VS en aanzienlijk beter scoort dan Japan.

OESO, 'Trends in market openness', werkdocument nr. 221 van de Economics Department, augustus 1999.

Een transparant en efficiënt toezicht op concentraties, zowel op nationaal als communautair niveau, is van essentieel belang voor de concurrentie en geeft rechtszekerheid aan bedrijven. Een dergelijk toezicht moet zijn gebaseerd op de strikte toepassing van concurrentieregels en mag niet worden beïnvloed door overwegingen van binnenlands industrieel beleid. Het is in dit verband dringend noodzakelijk dat de overnamerichtlijn wordt aangenomen. Ook het statuut van de Europese vennootschap zou de huidige trend naar grotere ondernemingen kunnen ondersteunen. De Commissie zal er ook verder op toezien dat zich geen nieuwe sectorspecifieke belemmeringen voor het goederen- en dienstenverkeer voordoen.

- Kapitaalmarkten

Indicatoren wijzen erop dat er nog aanzienlijke mogelijkheden zijn voor een verdere integratie van de Europese kapitaalmarkt (zie bijlage A). Europese beleggers hebben bijvoorbeeld maar weinig buitenlandse aandelen in hun portefeuille. De integratie van de kapitaalmarkten is bovendien nog niet zo ver gevorderd dat zij consumptiefluctuaties kan afvlakken en daardoor conjunctuurschokken kan opvangen (zie de tabellen 5 en 6).

De situatie verandert echter snel. De opheffing van beperkingen voor de aankoop van in andere lidstaten uitgegeven aandelen en obligaties alsook de invoering van de euro hebben institutionele beleggers gestimuleerd hun portefeuille te diversifiëren en ook buitenlandse papieren hierin op te nemen. Emittenten die de pan-Europese markt op het oog hebben, profiteren van deze trend: het totale volume van internationale uitgiften van euro-obligaties is nu nagenoeg gelijk aan het volume van uitgiften in US dollars (zie tabel 9) en het volume van de handel in derivaatcontracten is sinds medio 1998 elk kwartaal minstens verdubbeld (zie tabel 8). Deze structurele veranderingen worden vooral aangezwengeld door de EMU, door de opheffing van een aantal restricties in de regelgeving die de totstandkoming van een interne markt voor financiële diensten in de weg stonden, door betere clearingmechanismen en, van recentere datum, door de uitvoering van het actieplan voor de financiële diensten.

Het gedrag van de beleggers past zich aan. Een stabieler macro-economisch klimaat, lagere rentetarieven en invoering van de euro hebben ertoe geleid dat de gemiddelde Europeaan meer bereid is risico's te nemen. De gemiddelde kredietwaardigheidsnotering op de bedrijfsobligatiemarkten in Europa daalt ten gevolge van een toenemend aantal emittenten met minder dan een AAA-rating. Dit lijkt erop te wijzen dat bedrijven al beter toegang hebben tot financiering. Deze veranderingen onderstrepen echter ook de behoefte aan meer transparantie en aan een herziening van de toezichtsregels waarvoor de Commissie zich in het actieplan voor de financiële diensten sterk maakt. Dit zal met name ten goede komen aan de stabiliteit van het systeem en aan individuele beleggers die door hun participatie in pensioen- of investeringsfondsen en in de obligatie- en aandelenmarkten steeds meer belang hebben bij een gezonde kapitaalmarkt.

In dit nieuwe, gunstige klimaat voor de ontwikkeling van de kapitaalmarkt zouden alle ondernemingen en met name het MKB moeten kunnen profiteren van betere financiële voorwaarden. Er moeten meer verschillende en toereikende financieringsbronnen beschikbaar zijn voor de specifieke financieringsbehoeften van het MKB. Zoals door de Europese Raad van Cardiff werd onderstreept, is het risicokapitaal een belangrijke financieringsbron voor het MKB. Wat de omvang van het risicokapitaal betreft, steekt Europa echter ongunstig af bij de VS . De meeste investeringen met risicokapitaal in Europa hebben tot doel de expansie van het MKB te financieren; slechts een heel klein deel wordt gebruikt als startkapitaal voor beginnende ondernemingen wat de oprichting of uitbreiding van veelbelovende nieuwe ondernemingen tegenhoudt. In de Verenigde Staten is 60% van het risicokapitaal afkomstig uit pensioenfondsen, terwijl zelfs in de meest ontwikkelde risicokapitaalmarkt van Europa, het Verenigd Koninkrijk, dat aandeel maar 30% bedraagt. Het is duidelijk dat de Europese institutionele beleggers een veel grotere rol op de risicokapitaalmarkten zouden kunnen spelen.

Zie voor nadere bijzonderheden: Mededeling van de Commissie: Risicokapitaal: uitvoering van het actieplan - Voorstellen voor verdere vooruitgang [COM(1999)493 def.].

Onnodige beperkingen die door de regelgeving aan institutionele beleggers worden opgelegd, zouden moeten worden opgeheven om de steeds sneller verlopende integratie van de kapitaalmarkten te ondersteunen. Tegelijkertijd is het noodzakelijk dat de transparantie-, toezichts- en prudentiële voorschriften overeenkomstig de voorstellen in het actieplan voor de financiële diensten aan de nieuwe marktrealiteit worden aangepast. Dat is van essentieel belang voor de bescherming van de consument en de stabiliteit van het financiële systeem. Initiatieven in het actieplan voor de financiële diensten en de voorstellen die onlangs door de Commissie op dit gebied werden gedaan [COM(1999)493] zouden zo snel mogelijk moeten worden uitgevoerd om de toegang tot risicokapitaal, met inbegrip van startkapitaal, in Europa te verbeteren, vooral ook voor het MKB.

2. Innovatie en creativiteit moeten worden gestimuleerd met het oog op betere economische prestaties en een betere concurrentiepositie

Betere economische prestaties moeten zijn gebaseerd op innovatie en creativiteit om ook in de toekomst een zo groot mogelijke groei en werkgelegenheid te garanderen. Helaas is het aandeel van de EU-industrie in de totale uitgaven voor onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO) gering in vergelijking met dat van de Amerikaanse en Japanse industrie (zie tabel 10). De economische prestaties van Europa worden gehinderd door de geringe investeringen in OTO en een versnipperd OTO-beleid in de lidstaten. De uitgaven voor OTO, de technologische output (uitgedrukt in aantal octrooiaanvragen) en de innovatie zullen sterk moeten toenemen om de achterstand op de wereldconcurrentie in te lopen. Het vijfde kaderprogramma zal extra middelen beschikbaar stellen voor onderzoek en ontwikkeling in de EU. In de mededeling van de Commissie 'Naar een Europese onderzoekruimte' worden voorstellen gedaan om de thans versnipperde nationale OTO-systemen beter te coördineren en door middel van netwerken beter met elkaar te verbinden zodat de OTO in Europa tot volle ontwikkeling kan komen. Het is echter de taak van de particuliere sector om voor een verbetering van de technologische prestaties te zorgen.

Als de verwachte opbrengst van investeringen toeneemt, is dat een prikkel voor de industrie om meer in technologie en andere vormen van immaterieel kapitaal te investeren. Intellectuele-eigendomsrechten (IPR) hebben innovatie en creativiteit altijd in de hand gewerkt, zodat recente wijzigingen van de internationale IPR-regels een bijdrage zouden moeten leveren. Een betere bescherming en internationale handhaving van intellectuele-eigendomsrechten zullen ondernemingen meer tot innovatie en creativiteit aanzetten.

Ook betere voorwaarden op de IPR-markten zijn van essentieel belang om de innovatie en creativiteit te stimuleren. Het is moeilijk om de totale waarde van alle IPR-markten in de EU te schatten. De internationale handel in technologie is goed voor 1 à 2% van het BBP van de EU en een groot deel van die handel vindt tussen de lidstaten plaats. Goede resultaten op die markten zullen van cruciaal belang zijn voor het concurrentievermogen van de nieuwe kenniseconomie.

Lopende en aangekondigde acties om het onderzoek en de technologische ontwikkeling te stimuleren en de nationale innovatiesystemen te integreren, zouden moeten worden aangevuld met communautaire initiatieven om de intellectuele-eigendomsrechten (octrooien, gebruiksmodellen, auteursrechten, tekeningen en modellen, handelsmerken) te beschermen, de innovatie en creativiteit aan te moedigen en de handel op de 'interne markt voor technologie' te bevorderen.

B. Marktprestaties: gevolgen van integratie voor de sociale samenhang en de consument

Bij een beoordeling van de marktprestaties moet behalve met economische aspecten ook rekening worden gehouden met de maatschappelijke aanvaardbaarheid. Efficiënte marktresultaten voldoen vanuit sociaal oogpunt alleen als zij in overeenstemming zijn met sociale doelstellingen en waarden. In dit verslag wordt derhalve rekening gehouden met de mate waarin de sociale en economische samenhang en de belangen van de consument worden bevorderd .

Er dient ook rekening te worden gehouden met de gevolgen van marktresultaten voor het milieu. De Commissie heeft dit jaar een mededeling over de interne markt en het milieu aangenomen [COM(1999)263]. De Raad heeft over hetzelfde onderwerp een resolutie aangenomen. In toekomstige verslagen op basis van dit document zullen ook milieuvraagstukken aan bod komen. In de bijlage over de elektriciteitsmarkt wordt kort ingegaan op een aantal milieuaspecten van de liberalisatie van deze markt.

Een ander belangrijk aspect dat aandacht verdient en beter moet worden begrepen is de relatie tussen de prestaties van de arbeidsmarkt en die van de producten- en kapitaalmarkten, maar dit valt buiten het bestek van dit verslag. Het feit dat er verschillende beleidsinstrumenten zijn voor het toezicht op de arbeidsmarkt en voor dat op de producten- en kapitaalmarkten (Luxemburg en Cardiff) mag ons er echter niet van weerhouden om de onderlinge verhouding tussen deze twee markten onder de loep te nemen.

1. Meer economische en sociale samenhang door meer integratie

De interne markt toont aan hoe economische doelstellingen als marktliberalisatie en -integratie ten volle verenigbaar kunnen zijn met sociale waarden, zoals economische en sociale samenhang in de zin van het Verdrag. De economische en sociale samenhang tussen de verschillende Europese regio's is aanzienlijk verbeterd in de periode die voor de totstandbrenging van de interne markt doorslaggevend was. Volgens het "Zesde periodiek verslag over de sociaal-economische situatie en ontwikkeling van de regio's van de Europese Unie" is het BBP per hoofd van de bevolking in de tien regio's met het laagste inkomensniveau tussen 1986 en 1996 van 41% naar 50% van het communautaire gemiddelde gestegen. Het is echter moeilijk vast te stellen in hoeverre er een direct verband bestaat tussen deze geaggregeerde economische resultaten en de interne markt.

De mededeling over 'Structurele veranderingen en aanpassingen in de Europese industrie' [COM(1999)465] bevat bewijzen die in tegenspraak zijn met de voorspellingen van een aantal economen dat de interne markt de kloof tussen de kern- en 'perifere' economieën van de Europese Unie zou vergroten. In tegenstelling tot die voorspellingen is de geografische concentratie van industriële activiteiten in de lidstaten verminderd (zie de grafieken 2 en 3). Met andere woorden, in perifere en kleinere landen was de groei sneller dan in de grotere lidstaten. Bovendien kon door de interne markt gebruik worden gemaakt van schaalvoordelen en kon de productiviteit worden verbeterd. De toegenomen integratie lijkt op het niveau van de lidstaten dus niet te hebben geleid tot een model waarin een aantal landen de kern uitmaken en de andere landen er maar zo'n beetje bijhangen.

De toenemende integratie heeft er dus kennelijk toe bijgedragen de EU-productie te rationaliseren en de groei in de minst begunstigde lidstaten door diversificatie van de industriële structuren van deze landen te versnellen. Dit proces wordt ondersteund doordat de relatieve dispariteiten tussen de lidstaten ten aanzien van de beschikbaarheid van technologie, kapitaal en arbeid geleidelijk kleiner worden. De economische integratie in Europa lijkt dus werkelijk bij te dragen tot een grotere economische en sociale samenhang, een van de doelstellingen van het Verdrag. Wij moeten zien hoe deze trend zich, vooral op regionaal niveau, verder ontwikkelt; een jaarlijkse verslaglegging is daarbij echter wellicht niet mogelijk omdat de vereiste gegevens niet beschikbaar zijn en het moeilijk is dit soort structurele veranderingen te meten.

Verbeteringen van de efficiëntie waren verenigbaar met het inlopen van een achterstand inzake economische convergentie en dat moet zo blijven. Een van de strategische doelstellingen in de nieuwe strategie voor de interne markt is de verdere integratie van andere communautaire beleidsterreinen, zoals de economische en sociale samenhang.

2. Effect van integratie op de detailhandelsprijzen: verbeteringen zijn mogelijk

Gezondheid en veiligheid, keuze, prijs, kwaliteit, toegankelijkheid en eerlijke en transparante marktverhoudingen zijn voor de consument belangrijke aspecten van de marktprestaties. Deze vraagstukken zullen in toekomstige edities van dit verslag stuk voor stuk aan bod komen. Dit jaar wordt bijzondere aandacht besteed aan het effect van de interne markt op de prijzen, een aspect dat voor de consument grote voordelen kan opleveren.

Volgens de gegevens van Eurostat is de prijsspreiding voor de particuliere consumptie tussen de EU15 afgenomen van 22,3% in 1990 tot een geschatte 14,7% in 1998. De trend was het meest opvallend bij goederen die ook door buitenlandse concurrenten kunnen worden geleverd: voedingsmiddelen, schoeisel en huishoudelijke apparaten. De prijsspreiding bleef groot voor sectoren waar geen sprake is van internationale concurrentie, zoals de bouwnijverheid, maar nam af in andere dergelijke sectoren, zoals recreatie, onderwijs en cultuur. De prijsconvergentie bij nutsvoorzieningen volgde de ontwikkelingen op liberalisatiegebied: in de energiesector, waar het liberalisatietempo van land tot land sterk uiteenloopt, is de prijsspreiding nu groter dan in 1990, in tegenstelling tot de situatie in de telecommunicatiesector waar de prijsverschillen door concurrentie en technologie snel kleiner zijn geworden (zie de tabellen 11 t/m 13).

Deze cijfers geven de variatiecoëfficiënt aan. De variatiecoëfficiënt meet de spreiding als percentage van de afwijking van de prijzen in alle landen ten opzichte van het EU-gemiddelde.

Een groot deel van de huidige prijsspreiding komt voor rekening van de uiteenlopende indirectebelastingtarieven en de wisselkoersschommelingen. Verschillen in BTW liggen ten grondslag aan circa 20% van de prijsverschillen op consumptieniveau (zie tabel 14). Wisselkoersschommelingen hebben in aanzienlijke mate bijgedragen aan de toename van de prijsspreiding tussen 1992 en 1995 (en vooral in 1995), aangezien landen met een relatief laag prijsniveau ook nog eens de waarde van hun munteenheid zagen verminderen. Als gevolg hiervan lijkt er na 1993 een eind te komen aan de prijsconvergentie. De cijfers voor EU15 voor de daaropvolgende drie jaar, toen de wisselkoersen stabieler waren, laten echter een verdere convergentie zien, hoewel die langzamer verloopt dan tussen 1985 en 1995. Bovendien is de prijsspreiding niet toegenomen voor de zes lidstaten die het minst werden beïnvloed door de wisselkoersschommelingen van de periode 1992-1995 (zie tabel 15).

Vanuit het oogpunt van de consument is het belangrijk na te gaan in hoeverre de detailhandelsprijzen convergeren. Op een concurrerende markt zou integratie tot convergentie naar een lager prijsniveau moeten leiden. In een markt met minder concurrentie kan convergentie ook tot hogere prijsniveaus leiden. Hoewel het moeilijk is zeker te zijn van deze trends, zijn er toch bewijzen voor dat er een convergentie naar beneden plaatsheeft op markten waar fel wordt geconcurreerd, bijvoorbeeld op de telecommunicatiemarkt. Dit is echter niet altijd voor alle sectoren opgegaan (zie bijlage B; nadere informatie vindt u in 'EU Economy: 1999 Review'- SEC(1999)1950).

Om verschillende redenen is voorzichtigheid geboden bij bewijzen inzake prijsconvergentie. Ten eerste moet de kwaliteit van de beschikbare gegevens worden verbeterd. Ten tweede is de integratie slechts een van vele factoren die de prijsconvergentie beïnvloeden. Ook de concurrentie op de markt, het inhaalproces en factoren als de efficiëntie van de groot- en detailhandel bepalen de ontwikkeling van de prijsspreiding. Prijsconvergentie is derhalve van het grootste belang voor het proces van economische hervorming en dat niet alleen als indicator van de economische integratie.

Economische integratie is niet de enige factor die tot prijsconvergentie leidt en derhalve is een veelomvattende economische hervorming noodzakelijk om in de huidige interne markt een verdere convergentie van de prijzen naar een lager niveau te bereiken. Hiertoe zal een combinatie van nationale en communautaire maatregelen noodzakelijk zijn om de concurrentie, een herziening van de regelgeving en verdere integratie te bevorderen. Ook is het van belang dat andere maatregelen worden genomen om de prijstransparantie binnen de markten te vergroten, zodat consumenten en kopers in het algemeen een prijsconvergentie kunnen afdwingen, met name in de sectoren die onlangs zijn geliberaliseerd. Verbetering van de efficiëntie van de groot- en detailhandel speelt ook een belangrijke rol.

III. Toezicht op horizontale vraagstukken

De voor de EMU noodzakelijke flexibele markten vereisen dat de resterende hinderpalen voor de integratie van de producten- en kapitaalmarkten uit de weg worden geruimd. Ook moet een einde worden gemaakt aan concurrentieverstoringen en aan belemmeringen voor de goede werking van de interne markt in de vorm van steunmaatregelen van staten, praktijken bij overheidsopdrachten, voorschriften of belastingmaatregelen. De identificatie van die resterende hinderpalen en de evaluatie van de relatieve invloed ervan zijn een groot probleem bij de economische hervorming.

De OESO berekent beknopte indicatoren van de regulering voor alle sectoren van de economie; ondanks hun beperkingen kunnen deze van nut zijn om te zien hoe de regelgeving de marktwerking bevordert. Bovendien maken zij vergelijkingen tussen verschillende landen mogelijk. De indicatoren laten zien dat er tussen de lidstaten aanzienlijke verschillen zijn, wat erop lijkt te wijzen dat behoefte bestaat aan landspecifieke oplossingen (zie tabel 18).

Wat de algemene regulering van de productenmarkten betreft, doen de EU-landen het gemiddeld slechter dan de VS, maar beter dan andere OESO-landen zoals Japan en Noorwegen. Gebrek aan flexibiliteit in de EU is volgens de OESO vooral te wijten aan de mate waarin de overheid de economie beheerst (met inbegrip van variabelen als overheidsbemoeienis met particuliere ondernemingen en de omvang van de sector overheidsbedrijven). De EU is in dit verband echter geen uitzondering en ook andere OESO-economieën zoals Korea, Zwitserland en met name Noorwegen geven voor deze indicator een hoge waarde te zien. De handels- en investeringsdrempel is zeer laag voor de EU-landen. De resultaten zijn wellicht het opmerkelijkst voor de indicator die aangeeft in welke mate ondernemingsinitiatieven worden gehinderd, omdat deze vrij grote verschillen tussen de Europese landen te zien geeft.

Om beleidsredenen moet het gedrag van de variabelen die achter de beknopte indicatoren schuilgaan, op zowel nationaal als communautair niveau worden bestudeerd. Hieronder brengen wij verslag uit over vijf van de vraagstukken die van belang zijn voor de werking van de markten. Bij de selectie van deze aspecten is rekening gehouden met de prioriteiten van de Commissie en de conclusies van de eerste fase van het proces van Cardiff; zij omvatten zowel structurele vraagstukken met rechtstreekse gevolgen voor het ondernemingsklimaat als beleidsverwante vraagstukken die van invloed zijn op de marktwerking.

A. Verbetering van het ondernemingsklimaat

1. Ondernemerschap en vereenvoudiging van de regelgeving

Het is in vele lidstaten nog allesbehalve gemakkelijk om zelf een bedrijf te starten. Ingewikkelde economische en administratieve voorschriften, ontoereikende financieringsmogelijkheden, ongeschikte faillissements- en insolvabiliteitsregelingen, ontoereikende informatie en advisering en onvoldoende opleiding zijn slechts enkele factoren die de oprichting en ontwikkeling van kleine ondernemingen bemoeilijken. De invloed van deze belemmeringen blijkt uit het feit dat het totale aantal startende ondernemingen veel geringer is dan in de VS en uit het aantal ondernemingen dat op langere termijn overleeft. In deze situatie bestaat dringend behoefte aan economische hervormingen en aanpassing van de regelgeving. De grote verschillen tussen de procedures voor inschrijving in het ondernemingsregister die in de verschillende lidstaten gelden (zie de grafieken 4 en 5), zijn er een aanwijzing voor dat de situatie op velerlei wijze kan worden verbeterd, bijvoorbeeld door het uitwisselen van beste praktijken zoals:

- de oprichting van een 'one-stop shop' voor startende ondernemingen. Hierdoor worden de administratieve procedures en de verstrekking van advies en informatie aanzienlijk vereenvoudigd. De meeste lidstaten hebben dergelijke centra al opgericht of gepland (bv. de één-loketvoorziening voor bedrijven in Spanje, de formaliteitencentra voor ondernemingen in Portugal of het 'guichet unique' in Frankrijk). Voorts wordt in sommige lidstaten (bv. het Verenigd Koninkrijk) getracht de bedrijven ook na de aanloopfase te volgen.

- vermindering van de tijd die nodig is om een bedrijf te starten. Frankrijk probeert de registratieprocedure voor nieuwe ondernemingen te versnellen en Portugal heeft plannen om de tijd die nodig is voor het starten van een nieuw bedrijf van zes maanden tot 20 dagen te verkorten.

- beperking van de formaliteiten. Finland wil een enkel registratieformulier gaan gebruiken. Het Nederlandse project ter vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven heeft al geleid tot een vermindering van het aantal voorschriften voor ondernemingen en tot de oprichting van één verzamelpunt voor alle gegevens betreffende werknemers.

Als voor de oprichting van een besloten vennootschap minimumeisen inzake vermogen gelden, kan dat een grote hinderpaal zijn voor het starten van een bedrijf, met name voor het MKB. In tien lidstaten is een minimumvermogen van EUR8 000 vereist, maar in Duitsland moet men over ten minste EUR25 000 beschikken. Daarentegen bestaan er in het Verenigd Koninkrijk en Ierland geen vermogenseisen. Helaas lijkt er in Europa een trend te zijn om de minimumeisen inzake vermogen te verhogen (bv. in Griekenland en Finland). En zelfs als de directe kosten voor de inschrijving van een besloten vennootschap niet onoverkomelijk lijken, dan nog kunnen de totale kosten (dus inclusief de aan advocaten, accountants, tussenpersonen of adviseurs betaalde honoraria) veel hoger zijn dan in de VS. Schattingen variëren van EUR3 400 in Frankrijk, EUR2 200 in Italië tot EUR420 in het VK, EUR300 in Spanje en EUR250 in Ierland. In de VS bedragen de gemiddelde kosten EUR500.

Samen met de lidstaten coördineert de Commissie een reeks acties om het regelgevingskader in de EU te verbeteren. Dit doel kan onder andere worden bereikt door aan voorgestelde wetgeving bepaalde kwaliteitseisen te stellen en door, indien van toepassing, de gevolgen ervan voor het bedrijfsleven te analyseren. Ondernemingen kunnen een aantal wetgevingsvoorstellen onderzoeken door deel te nemen aan het proefproject met het Business Test Panel.

Een tweede EU-initiatief, SLIM, heeft tot doel de bestaande wetgeving te vereenvoudigen en de kwaliteit ervan te verbeteren. In een recente evaluatie van SLIM wordt de verwachting uitgesproken dat dit initiatief ook verder een belangrijke rol zal spelen bij de verwezenlijking van een betere EU-wetgeving, maar dan zijn wel enkele verfijningen nodig om de transparantie te vergroten, om SLIM meer te koppelen aan nationale activiteiten en om tot een snellere goedkeuring van aanbevelingen te komen. In de evaluatie wordt ook onderstreept dat een meer gerichte aanpak van de vereenvoudiging van de wetgeving noodzakelijk is; daartoe moet aan SLIM een strategischere rol worden toebedeeld in het algemeen programma van de Commissie voor de verbetering en hervorming van de regelgeving. In de toekomst moeten SLIM-activiteiten dus zijn afgestemd op algemene maar duidelijk omschreven doelstellingen (met het oog op een betere regelgeving) die op Commissieniveau in overleg met de lidstaten zijn vastgesteld.

Tot slot worden in het BEST-actieprogramma, dat naar aanleiding van de aanbevelingen van de Task force voor de verbetering van het ondernemingsklimaat (BEST) is opgesteld, voor het eerst de verschillende beleidsterreinen die van invloed zijn op het ondernemingsschap en op ondernemingen onder één noemer gebracht. De aandacht ligt in dit programma vooral op die aspecten die voor het MKB het belangrijkst zijn, bijvoorbeeld een nieuwe aanpak van onderwijs, opleiding en de werkplek, betere toegang tot financiering en innovatie, beter openbaar bestuur.

De lidstaten moeten blijven streven naar een beperking van de algemene economische en uit de regelgeving voortvloeiende kosten die met het starten van een nieuw bedrijf zijn gemoeid. Per sector zou een systematische herziening van de bestaande regelgeving moeten plaatsvinden met bijzondere aandacht voor de sectoren voor welke een specifieke regeling geldt. De Commissie zal onderzoeken hoe doeltreffend bestaande initiatieven ter vereenvoudiging van de regelgeving zijn en hierover verslag uitbrengen. De SLIM-evaluatie zal in het begin van dit jaar worden voorgelegd.

2. Resterende technische handelsbelemmeringen

In het verslag van vorig jaar werd erop gewezen dat er nog altijd een aantal technische handelsbelemmeringen was binnen de Gemeenschap. In het Verdrag is bepaald dat lidstaten soms om gegronde redenen, zoals de volksgezondheid of veiligheid, mogen verlangen dat producten op hun markten aan bepaalde technische eisen voldoen. In bepaalde specifieke gevallen kunnen uiteenlopende nationale vereisten echter de grensoverschrijdende handel bemoeilijken op een wijze die in strijd is met het Verdrag. Er bestaan een aantal communautaire instrumenten om deze technische handelsbelemmeringen uit de weg te ruimen en er moet worden nagegaan hoe effectief ze zijn. In feite gebruikt de EU voor de verwijdering van technische handelsbelemmeringen drie methoden: toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op gebieden die niet zijn geharmoniseerd; gedetailleerde technische harmonisatie (de oude aanpak); harmonisatie van de wetgeving waarbij men zich beperkt tot goedkeuring van de essentiële eisen waaraan op de markt gebrachte producten moeten voldoen (de nieuwe aanpak).

De Commissie heeft vorig jaar een mededeling [COM(1999)299] en een uitgebreid eerste verslag over de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op het gebied van het goederen- en dienstenverkeer opgesteld. Deze documenten bevatten concrete initiatieven voor de lidstaten en de Commissie die tot een doeltreffendere toepassing van de wederzijdse erkenning moeten leiden . De wederzijdse erkenning zal in de toekomst nauwlettend worden gevolgd en twee maal per jaar in een verslag worden behandeld. Om deze analyse aan te vullen, volgt hieronder een korte beschrijving van het effect van de nieuwe aanpak op de harmonisatie van de technische voorschriften inzake producten.

De Raad heeft op 28.10.1999 positief op deze verplichtingen gereageerd en een resolutie over de wederzijdse erkenning aangenomen.

Het aandeel van de handel tussen de lidstaten die onder de nieuwe aanpak valt, is geleidelijk gegroeid en bedraagt nu 31% van de totale handel in industrieproducten. Dit lijkt erop te wijzen dat de nieuwe aanpak inderdaad tot de openstelling van de intra-EU-handel heeft geleid. Er zijn twintig nieuweaanpakrichtlijnen, hoewel meer dan 80% van de desbetreffende handel onder twee richtlijnen valt - die over de elektromagnetische compatibiliteit en die over de veiligheid van machines. De eerste richtlijn wordt steeds belangrijker wat het aandeel van de hieronder vallende producten betreft (zie de grafieken 6 en 7).

Grafiek 8 vergelijkt de ontwikkeling van de uitvoer van elektromagnetische producten naar andere lidstaten met die van de totale uitvoer van industrieproducten naar andere lidstaten. Als basis wordt 1991 genomen (1991=100) omdat de richtlijn op 1 januari 1992 van kracht werd. Als de richtlijn inderdaad de grensoverschrijdende handel in producten met elektromagnetische componenten heeft vergemakkelijkt, kan deze handel alleen maar zijn toegenomen. In het eerste jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn leek deze geen significante invloed op de intra-EU-handel in elektromagnetische producten te hebben. Na 1993 echter, toen normen beschikbaar waren en de richtlijn daadwerkelijk werd toegepast, begon de uitvoer van onder de richtlijn vallende producten toe te nemen en wel in een sneller tempo dan de uitvoer van alle industrieproducten samen.

Dit wijst erop dat de richtlijn bijdraagt tot de verbetering van de grensoverschrijdende handel in deze producten. Deze toename van de intra-EU-handel kan niet worden verklaard door conjuncturele factoren, daar de investeringscyclus, die een goede maatstaf is voor de interne vraag naar vele van de onder de richtlijn vallende producten, rond 1993 geen bijzondere verandering onderging.

Er zijn dus bewijzen voor dat de nieuwe aanpak een doeltreffend instrument kan zijn om technische handelsbelemmeringen tussen de EU-lidstaten af te breken. Dit instrument is echter alleen effectief als tegelijkertijd aan drie voorwaarden wordt voldaan: richtlijnen, normen en een goede handhaving.

De Commissie en de lidstaten zouden moeten overwegen om toepassing van de nieuwe aanpak tot andere sectoren uit te breiden. Waar producten al onder de nieuwe aanpak vallen, is het van essentieel belang dat normen worden ontwikkeld en richtlijnen effectief worden uitgevoerd.

B. Verbetering van de marktwerking

1. Steunmaatregelen van de staten

In de lidstaten wordt over het geheel genomen nog vrij veel overheidssteun verleend, waardoor er gevaar bestaat voor concurrentieverstoringen op de interne markt. De EU15 gaven in de periode 1995-1997 gemiddeld meer dan EUR95 miljard per jaar uit aan steunmaatregelen (circa 1,2% van het BBP). De trends stemmen tot optimisme, maar er zijn een aantal aspecten die zorgen baren. Een van de positieve ontwikkelingen is dat de overheidssteun als percentage van het BBP sinds 1990 is teruggelopen, met name in lidstaten waar de overheidssteun in 1990 nog goed was voor meer dan 1,5% van het BBP. Niettemin heeft deze dalende tendens zich voor sommige lidstaten na de periode 1993-1995 niet voortgezet in 1995-1997 (zie grafiek 9).

Zoals de Raad vorig jaar echter concludeerde, moet niet alleen het totale volume van de steunmaatregelen van staten, maar ook de samenstelling ervan onder de loep worden genomen, als wij inzicht willen krijgen in het effect ervan op de concurrentie in de interne markt. Het is nuttig de steunmaatregelen van de overheid in drie categorieën onder te verdelen:

(1) regionale steunmaatregelen, met inbegrip van steunmaatregelen uit hoofde van artikel 87, lid 3, onder a) en c), die in 1995-1997 goed waren voor 0,3% van het BBP (zie grafiek 12). In principe wordt deze steun verleend waar die het meeste nodig is .

In principe zou meer regionale overheidssteun moeten worden verleend in landen met grotere inkomensverschillen. Volgens grafiek 13 lijkt er evenwel geen direct verband te bestaan tussen de relatieve omvang van regionale steunmaatregelen en regionale inkomensverschillen.

(2) horizontale steunmaatregelen, die niet op specifieke sectoren zijn gericht en voornamelijk, maar niet altijd, tot doel hebben de efficiëntie te bevorderen door de compensatie van marktnadelen (dus steun voor innovatie, energiebesparingen, het MKB, het milieu); deze maatregelen waren in 1995-1997 goed voor 0,1% van het BBP (zie grafiek 10).

(3) sectorspecifieke steunmaatregelen voor investeringen in de traditionele industrieën (kolenmijnbouw, scheepsbouw, staalindustrie); dit zijn waarschijnlijk de steunmaatregelen die het meest concurrentievervalsend zijn. In de periode 1995-1997 waren zij goed voor circa 0,16% van het BBP. Als steun aan de transportdiensten wordt meegerekend, komen de sectorspecifieke steunmaatregelen uit op 0,67% van het BBP (zie grafiek 11).

Behalve Ierland, dat zijn steun aan de staalindustrie en spoorwegen opschroefde, hebben alle landen hun sectorspecifieke steun (als percentage van het BBP) verminderd of in ieder geval niet verhoogd. In sommige landen (bv. Denemarken) lijkt men de sectorspecifieke steunmaatregelen te vervangen door horizontale en in Griekenland door regionale steunmaatregelen. Niettemin maken sectorspecifieke steunmaatregelen van staten nog altijd een groot deel van de totale steun uit en is het aandeel ervan tussen 1990 en 1997 constant gebleven. Met andere woorden, hoewel door staten in totaal minder steun wordt verleend, is het aandeel van de steunmaatregelen die waarschijnlijk het meest concurrentieverstorend zijn, gelijk gebleven (zie grafiek 14).

In het bijzonder ad-hocsteunmaatregelen van staten kunnen schadelijk zijn voor de concurrentie, zodat het gebruik hiervan tot bezorgdheid stemt. Deze maatregelen zijn sectorspecifiek en vallen niet onder een officieel aangenomen regeling of stelsel; zij zijn vooral bedoeld als begeleidende maatregelen bij een herstructurering en moeten vaak in kortetermijnbehoeften voorzien. Hoewel zij in vergelijking met de periode 1993-1995 met 15,3% daalden, maakten de ad-hocsteunmaatregelen in de periode 1995-1997 in totaal toch nog zo'n 13% van de totale steunmaatregelen van de EU uit (waarbij de ad-hocsteun aan de industrie in Spanje gedurende die periode aanzienlijk toenam (zie de tabellen 17 en 17a). Sinds 1993 neemt de ad-hocsteun aan financiële diensten gestaag toe en in 1997 steeg deze opnieuw met zo'n 11%. Frankrijk komt wat deze steun betreft op de eerste plaats, maar ook in Ierland, Italië en Portugal is deze trend goed zichtbaar. Deze resultaten worden sterk vertekend door grote steunverleningen, maar toekomstige trends moeten niettemin nauwlettend in het oog worden gehouden, daar in deze sector op het ogenblik belangrijke veranderingen gaande zijn.

De huidige tendens waarbij het volume van de steunmaatregelen van staten in totaal afneemt, moet in stand worden gehouden. De lidstaten moeten zich extra inspannen om sectorspecifieke en met name ad-hocsteunmaatregelen te vermijden. De Commissie zal de ontwikkeling van de situatie met betrekking tot deze steunmaatregelen met bijzondere aandacht volgen.

2. Overheidsopdrachten

De overheidsopdrachten nemen in de interne markt een belangrijke plaats in, zowel vanuit economisch oogpunt als in hun hoedanigheid van instrument waarmee de nationale overheden de economie rechtstreeks kunnen beïnvloeden. De leveringen, diensten en (bouw)werken waartoe door de openbare sector opdracht wordt gegeven zijn van groot belang voor de economie van de EU (en worden voor 1998 op zo'n 14% van het BNP of ruim EUR1 000 miljard geschat, wat gelijk is aan meer dan de helft van het BBP van Duitsland). Voor een goede werking van de EU-economie is het derhalve cruciaal dat de overheidsopdrachten voor alle ondernemingen in de EU toegankelijk zijn. Hierdoor krijgen de belastingbetalers waar voor hun geld, kunnen zij profiteren van betere nutsvoorzieningen en worden de beschikbare middelen op doeltreffende wijze gebruikt.

De markten voor overheidsopdrachten kunnen alleen goed functioneren als alle betrokkenen (kopers, leveranciers en overheidsdiensten) over deugdelijke en relevante marktinformatie beschikken. Op het ogenblik overlegt de Commissie met de lidstaten over een eerste reeks van negen indicatoren om de markttrends en het effect van het beleid inzake overheidsopdrachten in de tijd te meten. Hiermee lost de Commissie haar belofte in de mededeling over overheidsopdrachten in .

Mededeling van de Commissie van 11.3.1998 - De overheidsopdrachten in de Europese Unie [COM(1998)143 def.].

Deze indicatoren verschaffen jaarlijkse schattingen van het totaal aantal overheidsopdrachten, de waarde van de overheidsopdrachten die onder de richtlijnen vallen en de waarde van de overheidsopdrachten die feitelijk in het Publicatieblad bekend worden gemaakt, alsmede het aantal aanbestedende diensten dat aankondigingen heeft gepubliceerd, het aantal gepubliceerde aankondigingen en de waarde van grensoverschrijdende aanbestedingen binnen de EU. Daarnaast zullen er indicatoren zijn voor het meten van de kwaliteit van de gepubliceerde aankondigingen en voor een vergelijking van de prijzen die door de overheden van de verschillende lidstaten voor dezelfde of soortgelijke goederen en diensten zijn betaald. Uit de eerste schattingen voor de periode 1993-1998 blijkt duidelijk hoe nuttig deze indicatoren zijn om de openheid van de markten te meten.

Het aantal aanbestedende diensten in de lidstaten dat aanbestedingen publiceerde was in 1998 zes keer zo groot als in 1993. Terwijl in 1992 door aanbestedende diensten in de EU 30 863 aanbestedingen werden gepubliceerd, waren dat er in 1998 maar liefst 73 688 voor een veel breder scala van diensten, leveringen en werken.

Het is moeilijk een schatting te maken van de totale waarde van deze aanbestedingen. Elke keer als een opdracht wordt gegund, zou dat moeten worden bekendgemaakt. Daar individuele opdrachten soms zo groot zijn dat zij een flink deel van de totale waarde van de overheidsopdrachten vertegenwoordigen, kunnen, ook als maar relatief weinig gegevens ontbreken, de resultaten significant worden vertekend. Hiermee rekening houdend, werd de totale waarde van de in 1993 gepubliceerde aanbestedingen op niet meer dan EUR59 miljard geschat vergeleken met EUR138 miljard in 1998 (zie grafiek 15 en de tabellen 18, 19, 20 en 21).

Het aantal gepubliceerde aankondigingen neemt nog altijd toe, maar de bekendmakingen van gegunde opdrachten en de kwantiteit en kwaliteit van de daarin vervatte informatie zijn voor aanzienlijke verbetering vatbaar. Hierdoor zal de markt transparanter worden en zullen de statistieken die een overzicht geven van de algemene trend in de sector overheidsopdrachten worden verbeterd. Ook zal moeten worden nagegaan of betere transparantie tot een doeltreffendere concurrentie op de markten voor overheidsopdrachten leidt. De ontwikkeling van prijsindicatoren voor overheidsopdrachten zou hiertoe een waardevolle bijdrage kunnen leveren.

Zoals in de mededeling inzake overheidsopdrachten wordt aangekondigd , zal de Commissie binnenkort een reeks maatregelen voorleggen om de werking van de regeling inzake overheidsopdrachten te vereenvoudigen, te verduidelijken en te verbeteren. Hierbij zullen ook indicatoren worden aangereikt om de markttrends en het effect van het beleid inzake overheidsopdrachten in de tijd te meten. De bestaande wetgeving moet naar behoren worden uitgevoerd en gehandhaafd .

COM(1998)143 def. van 11.3.1998, De overheidsopdrachten in de Europese Unie.

In oktober 1999 waren nog geen van de elf richtlijnen betreffende overheidsopdrachten in alle vijftien lidstaten op correcte wijze ten uitvoer gelegd.

3. Belastingen

De Commissie heeft een gecoördineerde aanpak uitgewerkt en voorgesteld ter bestrijding van schadelijke belastingconcurrentie en het mogelijke verstorende effect ervan op de toewijzing van middelen en op de belastingstelsels van de verschillende landen. Op 1 december 1997 hechtte de Raad zijn goedkeuring aan deze aanpak die onder andere bestaat uit maatregelen op het gebied van de vennootschapsbelasting, de belasting op spaargelden en die ook een oplossing probeert te vinden voor het bronbelastingprobleem bij grensoverschrijdende betalingen van rente en royalty's tussen verbonden ondernemingen.

Wat de vennootschapsbelasting betreft, heeft de Commissie een 'gedragscode' voorgesteld om uitholling van de belastinggrondslag door schadelijke belastingconcurrentie te voorkomen (overbrenging van belastinggrondslagen naar andere landen). Voorkoming van een dergelijke uitholling is op middellange termijn vereist om de fiscale lasten voor ons productiesysteem te verlichten.

Wat de belastingheffing op inkomsten uit spaargelden betreft, heeft de Commissie een richtlijn voorgesteld om te voorkomen dat economische verstoringen van de interne markt optreden door het ontbreken van een effectieve belasting op sommige grensoverschrijdende rentebetalingen binnen de Gemeenschap. Het voorstel is gebaseerd op het zogenaamde 'coëxistentiemodel', waarbij elke lidstaat kan kiezen tussen een bronbelasting van 20% of de verstrekking van informatie aan andere lidstaten over rentebetalingen aan niet-ingezetenen. Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de huidige belastingregelingen voor ingezetenen.

Het voorstel voor een gemeenschappelijke belastingregeling voor rente- en royaltybetalingen is in overeenstemming met het neutraliteitsbeginsel bij de belasting op kapitaalinkomsten dat in het verleden al is toegepast op moeder- en dochterbedrijven. In al deze gevallen kan een bronbelasting bedrijven onnodig op kosten jagen en er in sommige gevallen zelfs toe leiden dat zij dubbel worden belast.

In het kader van de analyse van de vennootschapsbelasting en de bestrijding van schadelijke belastingconcurrentie, heeft de Raad de Commissie verzocht om medio 2000 een studie over de vennootschapsbelasting voor te leggen. In deze studie zullen de verschillen tussen de feitelijke niveaus van de vennootschapsbelasting in de lidstaten worden geanalyseerd en zal worden vastgesteld welke de belangrijkste belastingbepalingen zijn die grensoverschrijdende transacties kunnen belemmeren. Op basis hiervan moet worden beoordeeld in hoeverre deze bepalingen van invloed zijn op de locatie van economische activiteiten en investeringen. De resultaten van de studie zouden enerzijds moeten leiden tot een betere identificatie van de gevolgen van de belastinggrondslag voor het feitelijke belastingniveau voor ondernemingen en anderzijds tot het voorstellen van belastingmaatregelen die tot de integratie van de interne markt en dus tot een betere concurrentiepositie van het Europese bedrijfsleven zouden kunnen bijdragen.

Administratieve samenwerking speelt een cruciale rol bij het tot stand brengen van niet-discriminerende en op de interne markt toegespitste belastingstelsels. Met het nieuwe voorstel van de Commissie betreffende wederzijdse bijstand bij de inning van belastingen, dat ook de directe belastingen omvat, beoogt men vooral een betere bescherming van nationale en communautaire financiële belangen, waarvoor fraude een steeds groter gevaar is.

Voorts heeft de Commissie de functie van de BTW-controle en de administratieve samenwerking volledig herzien. De resultaten hiervan zullen worden voorgelegd in het derde verslag over artikel 14 (overeenkomstig Verordening nr. 218/92). Een dergelijke functie is van essentieel belang voor het concurrentievermogen en de belastingneutraliteit van de interne markt en voor de bescherming van de legale handel.

Versterking van de coördinatie van het belastingbeleid en van de administratieve samenwerking op fiscaal gebied moet een prioriteit zijn. Dit zal aanzetten tot de invoering van belastingstelsels die bevorderlijk zijn voor de werkgelegenheid, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan belastinginkomsten of aan de optimale werking van de interne markt. De vennootschapsbelasting speelt hierbij een centrale rol. De lidstaten wordt verzocht het zoeken naar coöperatieve oplossingen hoog op de agenda te zetten.

IV. Stimulering van de economische hervorming in de interne markt voor diensten

Het aandeel van de dienstensector in het BBP van de EU neemt toe. Deze sector telt dubbel zo veel werknemers als de industrie en de landbouw samen. In de afgelopen tien jaar waren de groei en het aantal nieuwe banen in deze sector in bijna alle lidstaten groter dan die van de economie in het algemeen, zodat het aandeel van de dienstensector in de totale economie overal in de EU is toegenomen. In Europa werken echter minder mensen in de dienstensector dan in de VS. De prestaties van bepaalde sleutelsectoren zoals de handel in financiële diensten zijn van cruciaal belang voor de Europese economie en deze markten moeten dan ook speciaal worden gevolgd . De grootste prioriteiten zijn in dit verband verdere inspanningen om de dienstenmarkten te integreren en open te stellen en verbetering van de regelgeving voor bepaalde activiteiten in deze sector.

Helaas zijn analyses niet altijd mogelijk door het gebrek aan statistische informatie. Hieraan moet iets worden gedaan.

A. Openstelling en integratie van de dienstenmarkten

1. Nutsvoorzieningen

De verdere openstelling van deze belangrijke diensten voor concurrentie levert grote economische en sociale voordelen op. De inwerkingtreding van Richtlijn 96/92/EG op 19 februari maakte 1999 tot een belangrijk jaar voor de liberalisatie van de markten voor elektriciteit van de lidstaten. Alleen Frankrijk en Luxemburg zijn de termijn niet nagekomen . Bovendien hebben de meeste lidstaten gekozen voor die alternatieven in de richtlijn die het meest bevorderlijk voor een transparante en open marktstructuur zijn. De lidstaten hebben ambitieuze doelstellingen voor de liberalisatie van de markt vastgelegd wat de marktaandelen en de toelating van concurrentie in bepaalde marktsegmenten betreft. Het uiteindelijke doel is echter niet alleen een liberalisatie van de Europese energiemarkten, maar de totstandbrenging van een interne markt voor energie in Europa, ook al brengt dit een aantal extra problemen mee. In sommige landen ondervinden bedrijven en huishoudens al de economische voordelen van de liberalisatie. Zo zijn de elektriciteitsprijzen (exclusief belastingen) voor huishoudens en industrie in Duitsland, Portugal, Frankrijk, België en Spanje vooruitlopend op het openstellen van de sector voor concurrentie al gedaald (zie de tabellen 22a en 22b en bijlage C).

Ierland kan gedurende één jaar en Griekenland gedurende twee jaar van de richtlijn afwijken.

In de telecommunicatiesector profiteren bedrijven en burgers sinds 1 januari 1998 van een algemene liberalisatie. De marktpositie van de gevestigde exploitanten brokkelt af door de komst van nieuwe marktdeelnemers en groeiende concurrentie; daardoor dalen de prijzen voor de consument (in de periode 1997-1999 voor bedrijven tot 25%, voor huishoudens tot 40%). Interconnectietarieven en de prijzen van huurlijnen dalen ook, hoewel hun absolute niveau voor internationale maatstaven nog te hoog is. Ondanks de geboekte vooruitgang worden in het vijfde verslag over de tenuitvoerlegging van het pakket telecommunicatieregelgeving [COM(1999)537] enkele aspecten belicht die tot bezorgdheid stemmen. Bijzonder verontrustend zijn bijvoorbeeld de efficiëntieverschillen tussen de nationale regelgevende instanties, de uiterst geringe harmonisatie op het gebied van vergunningen en interconnectieregelingen, het gebrek aan concurrentie bij plaatselijke aansluitnetten en de mogelijkheid dat regels voor de kostentoerekening en de financiering van universele dienstverplichtingen concurrenten verhinderen tot de markt toe te treden (zie de tabellen 23a en 23b).

De liberalisatie van het luchtverkeer is tot dusver positief verlopen: de markt is opengesteld en hierop zijn meer en grotere concurrenten actief. Het aantal luchtvaartmaatschappijen is van 132 in 1993 tot 164 in 1998 gestegen, het marktaandeel van de gevestigde nationale maatschappijen is gestaag geslonken en het aantal routes waarop door meer dan twee maatschappijen wordt gevlogen is sinds 1992 verdriedubbeld (zie de tabellen 24a en 24b). De liberalisatie heeft de consument voordelen gebracht in de vorm van betere diensten en lagere prijzen. De ontwikkeling van de tarieven stemt echter niet tot volle tevredenheid; er zijn meer promotietarieven, maar de grotere concurrentie op de markt heeft niet altijd tot een significante daling van de flexibele 'volle tarieven' geleid. De mededeling van de Commissie over de Europese luchtvaartsector [COM(1999)182 def.] laat zien dat ook de tarieven per kilometer binnen de Europese Unie nog altijd grote verschillen vertonen en dat de tarieven op sommige routes ronduit tot bezorgdheid stemmen. Door de Commissie is een speciale procedure ingevoerd om de ontwikkeling van de tarieven te volgen. De belangrijkste knelpunten die een uitbreiding van de concurrentie in de weg staan en het concurrentievermogen van de gehele luchtvaartsector nadelig beïnvloeden, zijn nog altijd de ontoereikende en dure luchthaveninfrastructuur en de congestie van het luchtruim. Kleine en middelgrote luchtvaartmaatschappijen kunnen hun positie door deze belemmeringen maar langzaam versterken. Ondanks Verordening (EG) nr. 95/93 en Richtlijn 96/97/EG van de Raad wordt de ontwikkeling van volledig concurrerende markten ook belemmerd door de uiteenlopende regels op het gebied van de toewijzing van slots en op andere terreinen, zoals de grondafhandeling. Tot slot moet bij de voltooiing van de interne luchtvaartmarkt worden gezorgd voor een ware externe dimensie zodat een halt wordt toegeroepen aan de verstorende werking van 'open skies'-overeenkomsten.

De openstelling van de postsector is niet zonder problemen verlopen. De Raad heeft Richtlijn 97/67/EG aangenomen; deze bevat de tariefbeginselen, het kader voor een universele dienstverlening en bepalingen inzake de transparantie van de rekeningen. Acht landen - België, Denemarken, Griekenland, Finland, Frankrijk, Italië, Zweden en het Verenigd Koninkrijk - hadden de richtlijn eind oktober 1999 volledig ten uitvoer gelegd. In Duitsland, Oostenrijk, Nederland, Portugal en Spanje is zij gedeeltelijk in nationaal recht omgezet. De Commissie overweegt momenteel hoe zij het best op deze situatie kan reageren (zie tabel 25).

De meeste van deze processen hebben een aantal dingen met elkaar gemeen.

- Ten eerste is het voor de opheffing van traditionele dienstverleningsstructuren dikwijls noodzakelijk om nieuwe markten tot stand te brengen waaraan bij een verticale integratie van monopolisten geen behoefte bestaat. Dat is vaak niet eenvoudig om technische redenen (bv. de elektriciteitsopwekking) of omdat voor de dienstverlening gebruik moet worden gemaakt van gemeenschappelijke netwerken (bv. stroom- en telecommunicatienetten, luchtverkeersleiding) of schaarse middelen moeten worden toegewezen (bv. luchthavens). Hiertoe moet dus een nieuwe marktstructuur worden ontwikkeld waarbij verbindingen worden gelegd tussen dienstverrichters en consumenten en waarin de marktactiviteiten zo efficiënt mogelijk zijn georganiseerd.

- Ten tweede hebben de processen met elkaar gemeen dat er een aantal knelpunten zijn (waaronder bijvoorbeeld overeenkomsten betreffende netwerktoegang in de telecommunicatiesector, luchtverkeersleiding of toewijzing van slots op luchthavens). De kern van deze problemen is vaak dat gevestigde exploitanten met een dominante marktpositie bepaalde strategische troeven in handen hebben.

- Ten derde is het garanderen van een universele dienstverplichting een essentiële voorwaarde om tot een sociaal aanvaardbaar marktresultaat te komen. Hoewel het soms moeilijk kan zijn financieringsregelingen uit te werken die geen afbreuk doen aan de concurrentie en die rekening houden met de belangen van alle betrokkenen, moet toch worden getracht een sociaal aanvaardbare oplossing te vinden.

De lidstaten moeten de communautaire regelgeving in de vier genoemde sectoren goedkeuren en volledig ten uitvoer leggen. Dat geldt vooral voor de elektriciteitssector, Door een strenge handhaving van de mededingingsregels en, zo nodig, de verdere ontwikkeling van de regelgeving kan een doeltreffende concurrentie op de onlangs opengestelde markten worden gewaarborgd. Dat is van het grootste belang als gevestigde exploitanten door knelpunten of de verrichting van universele dienstverplichtingen in een bevoorrechte concurrentiepositie verkeren. Voor bijzondere problemen, zoals het toezicht op de tarieven in de luchtvaart of de prijsstelling voor netwerktoegang in de telecommunicatiesector, zullen specifieke oplossingen worden uitgewerkt.

2. Financiële diensten

De Europese financiële diensten maken een snelle en ingrijpende verandering door. In de bankwereld tekent zich een convergentie en structurele consolidatie af die nog lang niet is voltooid. De toegenomen concurrentie ten gevolge van de technologische vooruitgang, de ontwikkelingen in de regelgeving, het proces van disintermediatie en, van recentere datum, de invoering van de euro beïnvloeden de balansstructuur en de werking van het gehele Europese banksysteem. Door een grotere concurrentie bij het aantrekken van spaargelden op de markten voor leningen en deposito's zijn de winsten voor de traditionele retailactiviteiten van banken geslonken. De inkomsten uit niet-rentegevende activiteiten zijn evenwel aanzienlijk gestegen. Meer concurrentie door euro-effectenmarkten kan tot een beperking van de zakelijke bankactiviteiten leiden (zie bijlage D).

De winsten in het Europese bankwezen zijn gering in vergelijking met die in de VS, waar hervormingen van de regelgeving in de tweede helft van de jaren negentig zorgden voor meer concurrentie in de bankwereld en de herstructurering van de sector (zie tabel 27). Nieuwe mogelijkheden om schaal- en toepassingsvoordelen te bereiken hebben de Europese banken ertoe aangezet samen te gaan, wat niet noodzakelijkerwijs ten koste van de concurrentie gaat. Het aantal fusies in de banksector is tussen het midden en het einde van de jaren negentig verviervoudigd. In de eerste helft van 1999 had circa 25% van de voltooide fusies en overnames, uitgedrukt in waarde, betrekking op financiële instellingen. Daarbij ging het vooral om concentratie en herstructurering op nationaal vlak. Grensoverschrijdende fusies en overnames vonden overwegend binnen de regio plaats, in het bijzonder in Scandinavië, op het Iberisch schiereiland of in de Benelux. In hoofdzaak hebben de banken getracht grotere nationale groepen te vormen die beter op de Europese markt kunnen concurreren (zie tabel 28).

De integratie van de pan-Europese markt voor retailbanking wordt in de hand gewerkt door technologische veranderingen en de relatieve eenvoud van sommige producten, maar juist weer tegengewerkt door de hoge kosten die voor grensoverschrijdende transacties in rekening worden gebracht. Hoge kosten voor grensoverschrijdende transacties zijn vooral het gevolg van de achterblijvende ontwikkeling van systemen voor kleine betalingen in Europa. Zowel ten aanzien van de transacties tussen banken als van die binnen de banken zelf zijn veranderingen nodig om tot volledig geïntegreerde systemen voor kleine betalingen ten behoeve van burgers en ondernemingen te komen. Dringender dan ooit bestaat behoefte aan de gecoördineerde strategie van het ESCB, de instellingen van de EU, de lidstaten en de particuliere sector, waartoe in het actieplan voor de financiële diensten van 1999 door de Commissie wordt opgeroepen, om voor dit al langer bestaande probleem een oplossing te vinden.

De markt voor verzekeringsdiensten wordt gekenmerkt door een langzame maar zekere integratie en een sterke geneigdheid tot concentratie. In de levensverzekeringsbranche verloopt de integratie relatief traag door de uiteenlopende nationale belastingstelsels die ook de totstandkoming van een interne markt voor pensioenfondsen in de weg staan. Daarom wordt in het actieplan voor de financiële diensten opgeroepen tot een betere coördinatie van de voor aanvullende pensioenen geldende belastingregelingen. Bovendien pleit het actieplan voor de opheffing van onnodige nationale beperkingen van de investeringsactiviteiten van pensioenfondsen om zo de integratie van de financiële markt in Europa te bespoedigen.

De toegenomen vraag naar financiële activa andere dan staatsobligaties heeft een stimulerende werking op de markt voor activa van ondernemingen en er is ruimte voor verdere groei op de Europese effectenmarkten. Het aandeel van de Europese beurzen in de totale kapitalisatie op de effectenbeurzen op mondiaal niveau bedroeg in 1998 ongeveer 25%, veel minder dan het aandeel van de Noord-Amerikaanse beurzen.

Het actieplan voor de financiële diensten moet volledig en met spoed worden uitgevoerd, met name op de volgende punten:

- de ontwikkeling van systemen voor kleine betalingen is van essentieel belang met het oog op de integratie van de pan-Europese markt voor retailbanking;

- het bankbestuur en de bankcontrole moeten worden versterkt door de vaststelling van gemeenschappelijke normen voor de financiële verslaglegging die in de gehele Unie van toepassing zijn;

- ook de herziening van nationale regels voor ondernemingsbestuur, zoals opgenomen in het actieplan, moet een nieuwe koers voor de toekomst aanwijzen;

- de bestaande regelingen moeten worden herzien om tot een deugdelijke toezichtsstructuur te komen die is afgestemd op de nieuwe marktrealiteit in de verschillende onderdelen van de financiëledienstensector;

- de Commissie zal medio 2000 een voorstel voor een richtlijn betreffende pensioenfondsen voorleggen;

- tot slot zou een convergentie van de voorschriften, zoals voorgesteld in het actieplan, een stimulerende werking kunnen hebben op de integratie van de Europese effectenbeurzen.

B. Verbetering van de regelgeving voor diensten

1. Elektronische handel

Als de juiste voorwaarden voorhanden zijn, kan de elektronische handel in sectoren waar tot dusver geen sprake was van buitenlandse concurrentie en voor ondernemingen die eerder aan plaatselijke markten waren gebonden, tot nieuwe, de gehele EU bestrijkende, markten leiden. De beschikbaarstelling van inhoud met een grote toegevoegde waarde via het net, die het voordeel heeft veel sneller en van betere kwaliteit te zijn dan de verstrekking via traditionele verspreidingsmedia, zal naar verwachting een grote bijdrage leveren aan de groei van on-linediensten die door concurrenten uit verschillende landen kunnen worden aangeboden.

Het tempo waarin de elektronische handel groeit is ten zeerste afhankelijk van de concurrentievoorwaarden in de informatietechnologie- en telecommunicatiesector. Hoewel de tarieven door de liberalisatie van de telecommunicatiesector aanzienlijk zijn verlaagd, zijn de prijzen van huurlijnen in sommige Europese landen nog altijd relatief hoog. Wat de leveringssystemen betreft, zijn de informatie- en communicatietechnologieën niet in alle landen in dezelfde mate tot ondernemingen doorgedrongen en wordt hiervan vooral in het MKB nog weinig gebruik gemaakt. Samen met de geringe vertrouwdheid met informatie- en communicatietechnologieën zou dit uiteindelijk de factor kunnen zijn die de groei van de elektronische handel in Europa zal afremmen.

De mededeling over de elektronische handel uit 1997 [COM(97)157 def.] had tot doel een duidelijk, voorspelbaar en coherent regelgevingskader te scheppen waarin de elektronische handel tot bloei kan komen zonder dat afbreuk wordt gedaan aan gerechtvaardigde algemene belangen en met name die van de consument. Het is voor de groei van de elektronische handel van essentieel belang dat de consument vertrouwen heeft in het nieuwe medium. Bovendien bestaat behoefte aan een passende en effectieve regelgeving op het gebied van de intellectuele-eigendomsrechten om de creativiteit te beschermen en te stimuleren.

In november 1998 keurde de Commissie een voorstel voor een richtlijn betreffende bepaalde juridische aspecten van de elektronische handel in de interne markt (COM(1998)586 def.) goed, waarin een regelgevend kader voor de elektronische handel wordt uiteengezet en waarover in december 1999 door de Raad een gemeenschappelijk standpunt werd aangenomen. Deze richtlijn garandeert het vrije verkeer van diensten van de informatiemaatschappij door duidelijkheid te verschaffen over de toepassing van belangrijke internemarktbeginselen, zoals het oorsprongsbeginsel en het beginsel van wederzijdse erkenning. De in de richtlijn vastgelegde beginselen zijn van toepassing op financiële diensten en op de kapitaalmarkten. Er zijn slechts een paar uitzonderingen die verband houden met de bescherming van de consument, met inbegrip van beleggers .

Het Europees Parlement heeft erkend dat dringend behoefte bestaat aan deze richtlijn en in eerste lezing zijn krachtige steun hieraan gegeven. In augustus 1999 werd een gewijzigd voorstel aangenomen (COM(1999)427 def.). Op 7 december 1999 bereikte de Raad Interne Markt een politiek akkoord over een gemeenschappelijk standpunt ten aanzien van deze richtlijn.

Een coherent rechtskader en effectieve grensoverschrijdende beroepsprocedures moeten worden aangevuld door systemen voor de buitengerechtelijke beslechting van grensoverschrijdende geschillen; deze systemen moeten zijn gebaseerd op transparante en algemeen erkende gedragscodes (die relatief beter toegankelijk voor de consument zijn). De consumenten moeten hun problemen met on-lineleveranciers goedkoop en gemakkelijk kunnen oplossen. Het vertrouwen van de consument kan worden gewonnen door een erkend en betrouwbaar controlesysteem voor on-linehandelaren, dat 'kwaliteitsmerken' toekent en wordt ondersteund door een mechanisme voor de goedkope en doeltreffende beslechting van geschillen buiten het gerecht om. Het is echter niet aan de Commissie om dergelijke systemen te beheren of in te voeren, maar zij zou haar steun kunnen geven aan consumenten verenigingen die deze willen ontwikkelen.

Er zijn al heel wat successen geboekt bij de totstandbrenging van een uitvoerige regelgeving voor de elektronische handel in de interne markt - inmiddels zijn al richtlijnen met betrekking tot de transparantie, de juridische bescherming van diensten met voorwaardelijke toegang en elektronische handtekeningen aangenomen.

Om binnen de EU een uitgebreid kader voor het vrije verkeer van diensten van de informatiemaatschappij tot stand te brengen, moeten de reeds aangenomen richtlijnen daadwerkelijk worden toegepast. Bovendien moet het kader dringend worden aangevuld; daartoe is het noodzakelijk dat de richtlijn betreffende bepaalde juridische aspecten van de elektronische handel en die over elektronisch geld definitief worden goedgekeurd. Bovendien zou de Raad een gemeenschappelijk standpunt moeten aannemen over de voorstellen voor richtlijnen over intellectuele-eigendomsrechten en verkoop op afstand (met inbegrip van de gegevensbescherming bij financiële diensten). Er bestaat behoefte aan een geïntegreerd beleid dat regels en voorschriften van de overheid en het bedrijfsleven voor de bescherming van de consument combineert en zo het vertrouwen van de consument versterkt. Er moet toezicht worden gehouden op de marktvoorwaarden in andere sectoren die op de elektronische handel van invloed zijn, zoals de telecommunicatiesector. Voorts moet een nieuwe strategie worden uitgestippeld die een oplossing biedt voor het probleem van de toepassing van indirecte belastingen op het gebied van de elektronische handel.

2. Groot- en detailhandel

Het verbeteren van de doeltreffendheid van de groot- en detailhandel is van essentieel belang voor de prestaties van de productenmarkten. Een efficiëntere handelssector met meer marktwerking zou voor de consument tot lagere prijzen en een groter aanbod van goederen en diensten kunnen leiden. Op het ogenblik zijn er tussen de landen grote productiviteitsverschillen in deze sector. Meer concurrentie en een hervorming van de regelgeving zouden betere prestaties tot gevolg kunnen hebben. Beperkingen inzake het bodemgebruik voor grote winkels en restricties inzake de openingstijden zijn twee belangrijke regelgevingsgebieden die de concurrentie in de handel afremmen. De laatste tijd stelt men zich soepeler op ten aanzien van de winkeltijden, maar daar staat tegenover dat men wat de uitbreiding van grotere winkels betreft restrictiever is.

Planningsvoorschriften (met inbegrip van beperkingen in de binnensteden) kunnen de prestaties van de detailhandel op verschillende manieren beïnvloeden: zij beperken de voordelen die de consument door grotere verkooppunten zouden kunnen worden geboden en zij remmen innovatie-effecten af, met name de ontwikkeling van nieuwe verkoopvormen. In landen met strenge voorschriften (bv. Italië) worden doorgaans minder nieuwe winkels geopend. In landen met een meer liberale traditie lijkt de trend steeds meer te zijn om de planningsvoorschriften voor winkels aan te scherpen. Het resultaat is dat in landen als Duitsland en het Verenigd Koninkrijk minder grote winkels worden geopend (zie tabel 30).

Door de openingstijden aan strenge regels te binden wordt de keuze van de consument beperkt, maar worden kleine winkeliers beschermd, voor wie uitbreiding van de openingstijden meer problemen oplevert (zie tabel 29). Niettemin gaat de algemene trend in de richting van soepelere regels inzake de winkeltijden, daar men steeds meer inziet dat korte openingstijden niet voldoen aan de eisen van de consument en in strijd zijn met de meer algemene behoefte aan flexibelere arbeidstijden. Vooral in het noordelijk deel van Europa - met name in Denemarken, Oostenrijk, Nederland en Duitsland - lijkt men zich soepeler op te stellen ten aanzien van de winkeltijden. Regionale en lokale overheidsorganen mengen zich steeds meer in het debat over een wijziging van de openingstijden voor winkels.

De nationale overheden zouden een einde moeten maken aan restricties die een hinderpaal zijn voor de hervorming van de groot- en detailhandel. De handel zou in gunstige zin worden beïnvloed door de goedkeuring en uitvoering van de voorgestelde nieuwe verordening betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, op verticale afspraken tussen producenten en distributeurs.

V. Conclusies

1. De EU moet van de gunstige economische situatie van het ogenblik profiteren om haar concurrentiepositie te versterken door economische hervormingen tot stand te brengen die met de economische en sociale samenhang en andere sociale doelstellingen verenigbaar zijn

Als Europa voortbouwt op de voordelen die uit de EMU voortvloeien en zijn economie hervormt tot een meer op innovatie gerichte, dynamischere en beter functionerende omgeving, zou het een periode van langdurige economische expansie tegemoet kunnen gaan. Door onze ervaringen met de totstandbrenging van de interne markt weten wij dat efficiëntieverbetering, economische integratie en marktconcurrentie kunnen samengaan met het inhaalproces van economische convergentie dat voor de sociale samenhang is vereist; het is mogelijk de markten voor nutsvoorzieningen daadwerkelijk voor concurrenten open te stellen en toch betaalbare diensten van openbaar nut te leveren; de belangen van het MKB en van de consument alsmede het milieu kunnen worden beschermd en vaak ook worden bevorderd door het hervormingsproces. In het verleden is Europa erin geslaagd om groei en economische hervorming te doen samengaan met een productievergroting, toegenomen welvaart en een hogere levensstandaard, op voorwaarde dat men werkelijk kon en wilde veranderen. Dat is noodzakelijk om ruime politieke steun voor economische hervormingen te vinden.

Europa ziet zich voor de uitdaging gesteld om de voor een verbetering van de concurrentiepositie vereiste economische hervorming te koppelen aan behoud van een hoge graad van werkgelegenheid en versterking van de sociale samenhang. Er zijn beleidsmaatregelen nodig om deze drie taken met elkaar in overeenstemming te brengen. De Unie en de lidstaten hebben tijdens de speciale bijeenkomst van de Europese Raad in Lissabon op 23 en 24 maart 2000 de kans om deze punten verder uit te werken.

2. De EU en de lidstaten moeten voor optimale concurrentievoorwaarden en een zo gunstig mogelijke regelgeving zorgen en belanghebbenden bijeenbrengen voor het bespreken en vinden van efficiënte oplossingen voor verdere integratie

Efficiënte markten vereisen een voorspelbaar en transparant juridisch klimaat. Toch zijn zij ook afhankelijk van ongeschreven afspraken en praktijken om de transactiekosten tussen leveranciers en gebruikers zo gering mogelijk te houden. Deze afspraken en praktijken zijn de ware 'economische infrastructuur' van de markten en bepalen of de markt een efficiënt economisch instrument is. Soms is het voor de totstandbrenging van een interne markt noodzakelijk dat bestaande marktregelingen worden herzien om ze af te stemmen op de nieuwe geografische dimensie. Dat is duidelijk het geval bij de behoefte aan nieuwe betalingssystemen voor financiële diensten of bij de totstandbrenging van een interne energiemarkt in Europa. In andere gevallen, met name bij de elektronische handel, zijn geheel nieuwe regelingen noodzakelijk om de markt van de grond af op te bouwen. In al deze gevallen bestaat er behoefte aan regelgeving, maar ook aan aanvullende aanpassingen om de economische infrastructuur van de markt af te stemmen op de nieuwe omstandigheden die uit de interne markt voortvloeien. Alleen het bedrijfsleven en lagere overheden kunnen deze aanpassingen aanbrengen; particuliere initiatieven moeten een leidende rol spelen bij het uitstippelen van nieuwe en betere ontwerpen voor de EU-markten. De economische hervorming moet uitgaan van de maatschappelijke basis. Dat neemt echter niet weg dat ook de overheid op drie terreinen een belangrijke taak heeft.

i Ten eerste blijkt uit eerdere ervaringen op het gebied van de telecommunicatie en technische normalisatie dat de Gemeenschap zich in een naar verhouding gunstige positie bevindt om veranderingen op gang te brengen, daar zij de belanghebbenden voor discussie en voor het vinden van efficiënte oplossingen voor verdere integratie bijeen kan brengen. Het huidige initiatief van Florence waarbij met minimale tussenkomst van de overheid technische oplossingen voor de integratie van de elektriciteitsmarkt worden ontwikkeld is in dit verband een voorbeeld dat navolging verdient.

ii Ten tweede is het noodzakelijk om zowel op nationaal als communautair niveau de huidige regelgeving te herzien, wanneer er aanwijzingen zijn dat deze buitensporig zware lasten meebrengt of dat de transactiekosten een efficiënte marktwerking in de weg staan. De overheid moet streven naar een eenvoudige, maar toch uitstekende regelgeving ten behoeve van de consument, de producent en de maatschappij in het algemeen.

iii De overheid moet toezien op een hoog concurrentieniveau zodat de marktwerking tot een goed marktresultaat kan leiden, waarbij structurele veranderingen worden omgezet in voordelen voor de consument en een betere concurrentiepositie.

3. De EU en de lidstaten moeten het internemarktbeleid en nationale landspecifieke micro-economische maatregelen gebruiken om economische hervorming en een betere concurrentiepositie te bevorderen

Er zullen met name twee reeksen instrumenten vereist zijn om de nodige structurele hervormingen in volle overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel uit te voeren:

- De lidstaten moeten passende micro-economische oplossingen vinden voor de specifieke structurele en economische problemen waarmee zij op de producten-, kapitaal- en andere markten te kampen hebben. Net zoals de Unie erin is geslaagd samenhang met integratie te combineren, zo moeten ook de lidstaten streven naar hervormingen die met hun eigen sociale waarden of economische kenmerken verenigbaar zijn.

- De economische hervorming vereist dat de interne markt als hoeksteen van het micro-economisch beleid van de EU verder wordt versterkt. Micro-economische overwegingen in de globale richtsnoeren voor het economisch beleid moeten worden aangevuld met een extra impuls voor de economische integratie, zoals die door de EMU wordt verlangd.

4. Een mondiaal klimaat waarin markten worden opengesteld zal een hervorming van de regelgeving bevorderen

De hervorming op economisch en regelgevingsgebied in de EU zal veel meer vruchten kunnen afwerpen als in de gehele wereld markten worden opengesteld en regelgeving wordt aangepast, met name wat bepaalde onderdelen van de dienstensector betreft. Op sommige gebieden, zoals het luchtvervoer, de elektronische handel of de financiële diensten, verlangt de mondialisering van de concurrentie dat de regels op wereldniveau nader op elkaar wordt afgestemd. Europa zou gebruik kunnen maken van de invloed die het heeft opgebouwd door zich in aanzienlijke mate voor de wereldhandel en investeringen open te stellen, om zich sterk te maken voor de openstelling van sommige globale markten die nu nog fors gereglementeerd zijn - bijvoorbeeld die voor financiële diensten. Voorts moeten landen die tot de Europese Unie willen toetreden gelijke tred houden met het proces van economische hervorming in de EU en hun marktstructuren dienovereenkomstig aanpassen om ervoor te zorgen dat hun economieën optimaal profijt trekken van de uitbreiding.


BIJLAGE


Economische hervorming: Verslag over de werking van de producten- en kapitaalmarkten in de EU

voorgelegd door de Commissie naar aanleiding van de conclusies van de Europese Raad van Cardiff

Statistische bijlagen

ALGEMENE EVALUATIE VAN DE MARKTPRESTATIES Marktprestaties: integratie ook verder van groot belang voor de verbetering van de marktprestaties Economische integratie: integratie kapitaalmarkten nog altijd minder ver gevorderd dan die van productenmarkten Productenmarkten: handel en directe buitenlandse investeringen

Grafiek 1 - Ontwikkeling van het BBP en van de uitvoer van industrieproducten van de EU


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 1 - Aandeel van de handel in industrieproducten en diensten


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


Tabel 2 - Ontwikkeling van intra-EU-handel in diensten in % van BBP (1992-1997) - Vergelijking met handel in industrieproducten 1997


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


Tabel 3 - Directe buitenlandse investeringen (FDI) in de EU (mln. euro)


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 4 - Fusies en overnames


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


Kapitaalmarkten

Tabel 5 - Aandeel van binnenlandse portefeuilles met buitenlandse aandelen


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 6.a - 'Home bias': correlatie van reële groei particuliere consumptie, 1961-1998


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 6.b - 'Home bias': correlatie van reële groei BBP, 1961-1998


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 7 - Totale aandelenemissies (beursintroducties en tweede emissies) (mln. EUR)


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 8 - Aandelenindexen van de pan-Europese en nationale markten voor termijncontracten


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 9 - Internationale obligatie-emissies


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Innovatie en creativiteit moeten worden gestimuleerd met het oog op betere economische prestaties

Tabel 10 - Indicatoren van de technologische prestaties in de EU


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


Statistics in Focus.


Marktprestaties: gevolgen van integratie voor de sociale samenhang en de consument

Economische en sociale samenhang

Grafiek 2 - Productie- en handelsspecialisatie, 1988-1998 (aandeel van de vijf grootste sectoren)


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Grafiek 3 - Geografische concentratie van productie en uitvoer


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Effect van integratie op de detailhandelsprijzen

Tabel 11 - Ontwikkeling van de prijsspreiding na belastingen, 1985-1998 (standaardafwijking)


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 12 - Prijsspreiding in de EU15: grote categorieën, 1990-1998 (variatiecoëfficiënt)


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 13 - Prijsspreiding in de EU15: gedetailleerde onderverdeling, 1990-1998 (variatiecoëfficiënt)


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 14 - Schatting van de prijsspreiding in de EU15 vóór belastingen, 1990-1997 (variatiecoëfficiënt)


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 15 - Prijsspreiding in zes landen met relatief stabiele bilaterale wisselkoersen (Oostenrijk, België, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Nederland) (variatiecoëfficiënt)


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


TOEZICHT OP HORIZONTALE VRAAGSTUKKEN


Tabel 16 - Beknopte indicatoren voor de regulering van de economie (OESO, 1998)


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


Verbetering van het ondernemingsklimaat

Ondernemerschap en vereenvoudiging van de regelgeving


Grafiek 4 - Voor de registratie van een onderneming benodigde tijd


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Grafiek 5 - Totaal aantal voor de registratie van een onderneming benodigde procedures


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Resterende technische handelsbelemmeringen

Grafiek 6 - Ontwikkeling van de intra-EU12-handel in industrieproducten en de 'nieuwe aanpak'-handel


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Grafiek 7 - Aandeel van de intra-EU12-handel in industrieproducten waarvoor een van de volgende methoden is gebruikt: nieuwe aanpak, gedetailleerde harmonisatie, beginsel van wederzijdse erkenning


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Grafiek 8 - Producten waarop de richtlijn betreffende elektromagnetische compatibiliteit van toepassing is: ontwikkeling van de handel (1991=100)


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Verbetering van de marktwerkings Steunmaatregelen van de staten

Grafiek 9 - Aandeel van de totale steunmaatregelen van de staten in het BBP


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Grafiek 10 - Aandeel van de horizontale steunmaatregelen van de staten in het BBP


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Grafiek 11 - Aandeel sectorspecifieke steunmaatregelen van de staten in het BBP


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Grafiek 12 - Steunmaatregelen van de staten voor regionale doeleinden


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Grafiek 13 - Regionale inkomensverschillen in de lidstaten en gebruik van regionale steunmaatregelen van de staten - 1996


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Grafiek 14 - Totaal steunmaatregelen van de EU-staten naar doelstelling (aandeel)


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 17 - Ad-hocsteunmaatregelen van de staten: industrie, financiële diensten, luchtvervoer


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 17a - Ad-hocsteunmaatregelen (incl. Treuhand-steun) van de staten ten behoeve van de sectoren industrie, financiële diensten en luchtvervoer in de lidstaten - jaargemiddelden 1993-1995 en 1995-1997


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


Verbetering van de marktwerking Overheidsopdrachten


Grafiek 15 - EU-trends


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 18 - Overheidsopdrachten, totaal (in miljarden euro's)


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 19 - Waarde van de in het Publicatieblad gepubliceerde aanbestedingen (in miljarden euro's )


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 20 - Aantal gepubliceerde oproepen tot mededinging


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 21 - Aantal diensten dat aankondigingen heeft gepubliceerd


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


Stimulering van de economische hervorming in de interne markt voor diensten - Openstelling en integratie van de dienstenmarkten - Nutsvoorzieningen

Tabel 22.a - Telecommunicatie: Omzetting van harmonisatierichtlijnen en universele dienstverplichting


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 22.b - Telecommunicatie: Marktstructuur en prestaties


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 22.b - Telecommunicatie: Marktstructuur en prestaties (vervolg)


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 23.a - Richtlijn 96/92/EG: Overzicht van de stand van de wetgeving in de lidstaten en toekomstige marktstructuur


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 23.b - Elektriciteitsmarkten: prijzen per type consument 1996-1999


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 23.b: Elektriciteitsmarkten: prijzen per type consument 1996-1999 (vervolg)


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


Tabel 24.a - Reizigersvervoer door de lucht: Marktstructuur


Tabel 24.b - Marktprestaties - Gemiddelde prijs vanaf de belangrijkste luchthavens bij de hoofdsteden (EUR per km) - juli 1997


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 25 - Postdiensten


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


Financiële diensten

Tabel 26 - 'Five-firm'-concentratie (CR5-index) in de grote landen (1998)

D // 39,10

E // 58,32

F // 47,63

I // 58,17

UK // 54,67

EU // 13,05

Japan // 36,37

VS // 30,83

Tabel 27 - Rentabiliteit van EU-banken (% van totale activa) 1991-1998


>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 28 -- Spreiding van bankenfusies in de EU naar type


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


Verbetering van de regelgeving voor diensten Handel

Tabel 29 - Beperking openingstijden


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 30 - Bouw van hypermarkten en supermarkten


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 31 - Structuur en productiviteit van de detailhandel in de EU


>RUIMTE VOOR DE TABEL>