Artikelen bij COM(2000)540 - Resultaten van de Finse steun voor bepaalde hoeveelheden zaaizaad en voor bepaalde hoeveelheden zaaigraan

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


1. INLEIDING

2. De nationale steunregeling voor de productie van zaaigoed

2.1. Steun voor zaaizaad van kruidachtige gewassen

2.1.1. Rode klaver (Trifolium pratense L.)

2.1.2. Timothee (Phleum pratense L.)

2.1.3. Beemdlangbloem (Festuca pratensis huds.)

2.1.4. Kropaar (Dactilis glomerata L.)

2.1.5. Engels raaigras (Lolium perenne L.)

2.1.6. Conclusie

2.2. Steun voor zaaigraan

3. Voorstel voor een verordening

BIJLAGEN


1. INLEIDING

Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 2358/71 van de Raad , laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1405/1999 , moest de Commissie binnen drie jaar na de toetreding, op basis van tijdig door Finland verstrekte inlichtingen, bij de Raad een verslag indienen over de resultaten van de steun die dit land voor bepaalde hoeveelheden zaaizaad en voor bepaalde hoeveelheden zaaigraan mocht verstrekken. Dit verslag moest in voorkomend geval vergezeld gaan van de nodige voorstellen.

PB L 246 van 5.11.1971, blz. 1.

PB L 164 van 30.6.1999, blz. 17.

Finland had bij Beschikking 95/282/EG van de Commissie van 17 juli 1995 de toestemming gekregen om steun te verlenen in de sector zaaizaad van kruidachtige gewassen. Op grond van artikel 4 van deze beschikking moesten de Finse autoriteiten uiterlijk op 30 april 1996 bij de Commissie een verslag indienen over de nationale productiesteun voor zaaizaad.

PB L 173 van 25.7.1995, blz. 58.

Voor de steun in de sector zaaigraan had de Commissie een machtiging verleend bij Beschikking 96/152/EG van 2 februari 1996 . In artikel 2 van deze beschikking is bepaald dat deze machtiging uiterlijk in de loop van 1999 opnieuw moest worden bezien.

PB L 34 van 13.2.1996, blz. 48.

Dit verslag van de Commissie is gebaseerd op de inlichtingen die de Finse autoriteiten op 26 oktober 1998 overeenkomstig artikel 4 van Beschikking 95/282/EG hebben verstrekt over de werkelijk toegekende steunbedragen, de beteelde oppervlakte, de productie en de handel per soort en ras waarvoor steun is verleend. Over deze gegevens is technisch overleg gepleegd door de diensten van het Finse ministerie van Land- en Bosbouw en de diensten van de Commissie.

2. De nationale steunregeling voor de productie van zaaigoed

Bij de Akte van toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden is o.m. artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 2358/71 gewijzigd. Op basis van deze rechtsgrond stond de Commissie Finland toe steun te verlenen voor bepaalde hoeveelheden zaaigoed die uitsluitend in die lidstaat worden geproduceerd wegens de daar heersende specifieke klimatologische omstandigheden.

Op grond van Beschikking 95/282/EG van de Commissie mocht Finland steun verlenen voor de productie van rode klaver (Trifolium pratense L.), timothee (Phleum pratense L.), beemdlangbloem (Festuca pratensis huds.), kropaar (Dactilis glomerata L.) en Engels raaigras (Lolium perenne L.). Voorts kreeg het bij Beschikking 96/152/EG van de Commissie de toestemming steun te verlenen voor zaaigraanrassen van granen die in de gemeenschappelijke marktordening voor granen zijn opgenomen.

Aangezien Finland het land is met het meest noordelijk gelegen landbouwareaal van de Unie, moet zaaigoed worden geproduceerd van geselecteerde rassen die aan die specifieke klimatologische omstandigheden zijn aangepast. Het gaat hierbij om rassen die geschikt zijn voor zeer korte groeiseizoenen in een klimaat waar de temperatuur gemiddeld slechts gedurende 110 tot 190 dagen hoger is dan 5°C (ter vergelijking: 240 tot 300 dagen in het Verenigd Koninkrijk en 210 tot 220 in Denemarken). In sommige gevallen, en met name voor sommige soorten zaaizaad van kruidachtige gewassen en voor zaaigraan, worden de voor de teelt in Finland vereiste rassen niet in andere landen vermeerderd.

De zaaigoedprijzen die in Finland in de periode 1995 en 1998 aan de producenten zijn betaald, behoren tot de hoogste in de Unie (bijlage 1). Dit houdt verband met de beperkte markt en met de geringe omvang van de productiebedrijven. Dit hoge prijzenpeil zet aan tot het gebruik van niet-gecertificeerd zaaigoed, dat goedkoper is.

Op grond van artikel 151 van de Akte van toetreding mocht Finland nog tot en met 31 december 1996 niet-gecertificeerd zaaigoed in de handel brengen, in afwijking van Richtlijn 66/401/EEG van de Raad betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen en van Richtlijn 66/402/EEG van de Raad betreffende het in de handel brengen van zaaigranen .

PB 125 van 11.7.1966, blz. 2298.

PB 125 van 11.7.1966, blz. 2309.

2.1. Steun voor zaaizaad van kruidachtige gewassen

Op grond van Beschikking 95/282/EG van de Commissie van 17 juli 1995 mocht Finland voor 1995 steun toekennen voor ten hoogste de volgende oppervlakten:

-rode klaver 320 hectare

-timothee 5 000 hectare

-beemdlangbloem 1 200 hectare

-kropaar 30 hectare

-Engels raaigras 60 hectare.

In Besluit nr. 531 van de Finse Staatsraad van 7 april 1995 waren de maximumoppervlakten vastgesteld waarvoor nationale steun voor de productie van zaaizaad van voedergewassen mocht worden toegekend. Deze maximumoppervlakten kwamen niet overeen met die welke in de beschikking van de Commissie zijn vastgesteld. In Besluit nr. 4 van 5 januari 1996, dat nog steeds van kracht is, zijn wel de bij Beschikking 95/282/EG van de Commissie vastgestelde maximum oppervlakten opgenomen. Op grond van dit Finse besluit wordt de steun jaarlijks op een zodanig peil vastgesteld dat het inkomen van de producenten, inclusief de steun, het gemiddelde producenteninkomen in de referentieperiode 1989-1993 niet overschrijdt.

Deze steun mocht worden verleend voor rassen die in de nationale rassenlijst van Finland zijn geregistreerd en uitsluitend in Finland worden geproduceerd, afgezien van beperkte hoeveelheden die in aangrenzende regio's worden geteeld. De per soort ingedeelde rassenlijst is opgenomen in bijlage 2.

Op verzoek van het Finse ministerie van Land- en bosbouw zijn voor zaaizaad van kruidachtige gewassen maxima vastgesteld op basis van de beteelde oppervlakte en niet op basis van de productie per oppervlakte-eenheid, die in deze sector sterk kan schommelen. Dit houdt verband met de invloed van het klimaat op de productie, die resulteert in opbrengsten per hectare die van jaar tot jaar sterk kunnen verschillen.

De bij Beschikking 95/282/EG van de Commissie vastgestelde oppervlakten komen overeen met de gemiddelde productie in Finland in de periode 1989-1993 en beantwoorden aan de voor 1995 geraamde binnenlandse behoeften van dit land. De areaalsteun wordt elk jaar vastgesteld op basis van de werkelijke productie per hectare; de steunbedragen worden zo berekend dat het inkomen van de producent, inclusief de steun, het gemiddelde producenteninkomen voor de referentieperiode 1989-1993 niet overschrijdt.

Finland heeft de beschikking van de Commissie toegepast voor de verkoopseizoenen 1995-1999. De berekeningen voor het verkoopseizoen 1999 zijn nog niet afgerond. De oppervlakte rode klaver die voor nationale steun in aanmerking komt, is sinds 1997 groter dan de maximumoppervlakte die de Commissie in 1995 heeft vastgesteld (zie punt 2.1.1). Hetzelfde deed zich voor in 1998 voor timothee en Engels raaigras. Als gevolg van deze overschrijdingen zijn de steunbedragen voor deze soorten proportioneel verlaagd.

Dat deze beschikking ook is toegepast voor de verkoopseizoenen na 1998, is een gevolg van de verwarring bij de Finse autoriteiten tussen Beschikking 95/282/EG van de Commissie betreffende zaaizaad van kruidachtige gewassen, die enkel voor 1995 gold, en Beschikking 96/152/EG betreffende zaaigraan, in het kader waarvan de steunverlening aan producenten van zaaigraan niet tot bepaalde verkoopseizoenen wordt beperkt. In deze laatste beschikking is bepaald dat de machtiging uiterlijk in de loop van 1999 moest worden herzien (zie punt 2.2).

2.1.1. Rode klaver (Trifolium pratense L.)

In de volgende tabel zijn de oppervlakte en de productie waarvoor nationale steun is verleend, alsmede de steun per hectare vermeld.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De geproduceerde hoeveelheid zaaizaad is van 1995 tot en met 1997 stabiel gebleven, maar in 1998 heeft zich een gevoelige daling voorgedaan. Daar staat tegenover dat de oppervlakte aanzienlijk is toegenomen. Ten opzichte van het maximum van 320 hectare dat de Commissie voor 1995 had vastgesteld, is het areaal vanaf 1997 geleidelijk groter geworden, en is het zelfs verdubbeld. Dit houdt verband met de ruimere belangstelling van de producenten voor biologische teelten, waarvan het areaal in Finland is toegenomen van ongeveer 30 000 hectare in 1995 tot meer dan 100 000 hectare in 1998.

De zaaizaadproductie bedroeg in 1995, 1996 en 1997 respectievelijk 310 kg/ha, 178 kg/ha en 102 kg/ha. In deze periode is 349 ton verbruikt en 160 ton geproduceerd. In de periode 1995-1998 is 165 ton ingevoerd (zie bijlage 3). Er heeft geen uitvoer plaatsgevonden. De voorraden zijn afgenomen van 103 ton in 1995 tot 79 ton in 1998, d.i. een daling met 24 ton.

Uit de ontwikkeling van de invoer (38 ton in 1995, 37 ton in 1996 en 45 ton in 1997 en 1998) en de afwezigheid van uitvoer blijkt dat de toekenning van nationale steun voor deze soort de markt van de Unie niet negatief heeft beïnvloed. In elk geval heeft de stijging van de invoer met ongeveer 20 % die in 1997 was geregistreerd, zich niet doorgezet in 1998, hoewel het verbruik is toegenomen van 49 ton in 1996 tot 80 ton in 1997 en 130 ton in 1998. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de op de wereldmarkt beschikbare hoeveelheden rassen die aan het Finse klimaat zijn aangepast, niet volstaan om de toename van de Finse vraag te volgen.

Bij brief van 6 november 1997 heeft het Finse ministerie van Land- en Bosbouw de diensten van de Commissie gevraagd het maximumareaal waarvoor nationale steun mag worden verleend, te verhogen met 300 hectare. Het ministerie heeft erop gewezen dat sommige rassen van deze soort nagenoeg de enige zijn die stikstof in de bodem vasthouden en de koude Finse winters zeer goed verdragen, en dat er bijgevolg een grote vraag naar is, zowel voor de biologische landbouw als met het oog op gewasrotatie.

2.1.2. Timothee (Phleum pratense L.)

In de volgende tabel zijn de oppervlakte en de productie waarvoor nationale steun is verleend, alsmede de steun per hectare vermeld.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De geproduceerde hoeveelheid zaaizaad varieerde van jaar tot jaar: ten opzichte van 1995 was er een stijging met ongeveer 30 % in 1996, maar in 1997 en 1998 was er dan weer een daling met ongeveer 30 % ten opzichte van 1995. Het areaal is geleidelijk toegenomen tot en met 1997 en bedroeg toen bijna 5 000 hectare, de maximumoppervlakte die de Commissie voor 1995 had vastgesteld.

De zaaizaadproductie bedroeg in 1995, 1996, 1997 en 1998 respectievelijk 471 kg/ha, 467 kg/ha, 253 kg/ha en 264 kg/ha. In deze periode is 6 790 ton verbruikt en 6 319 ton geproduceerd. In totaal is 152 ton ingevoerd (0 ton in 1995, 111 ton in 1996, 1 ton in 1997 en 40 ton in 1998), waarvan 1 ton uit de EU. Er heeft geen uitvoer plaatsgevonden. De voorraden zijn afgenomen van 795 ton in 1995 tot 404 ton in 1998, d.i. een daling met 319 ton.

2.1.3. Beemdlangbloem (Festuca pratensis huds.)

In de volgende tabel zijn de oppervlakte en de productie waarvoor nationale steun is verleend, alsmede de steun per hectare vermeld.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tot 1997 bedroeg het areaal ongeveer 1 000 hectare, en pas in 1998 is het maximum van 1 200 hectare dat de Commissie voor 1995 had vastgesteld, overschreden. De geproduceerde hoeveelheid zaaizaad varieerde van jaar tot jaar, maar bleef steeds onder het peil van 1995. Dit houdt verband met de geringe productie per hectare in de verkoopseizoenen 1996 tot en met 1998.

In deze periode is 1 503 ton verbruikt en 1 359 ton geproduceerd. In de periode 1995-1998 is 537 ton ingevoerd, waarvan 536 ton uit de EU. Er heeft geen uitvoer plaatsgevonden. De voorraden zijn toegenomen van 82 ton in 1995 tot 475 ton in 1998, d.i. een stijging met 393 ton.

2.1.4. Kropaar (Dactilis glomerata L.)

In de volgende tabel zijn de oppervlakte en de productie waarvoor nationale steun is verleend, alsmede de steun per hectare vermeld.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Naar gelang van de klimatologische omstandigheden varieert de opbrengst per hectare van deze soort van jaar tot jaar aanzienlijk. Hierdoor varieert ook de geproduceerde hoeveelheid. In 1997 is helemaal niets geproduceerd wegens de te strenge weersomstandigheden. Tot 1997 is het areaal geleidelijk afgenomen, en het blijft nog steeds onder het maximum van 30 hectare dat in de beschikking van de Commissie is vastgesteld.

De zaaizaadproductie bedroeg in 1995, 1996 en 1998 respectievelijk 172 kg/ha, 67 kg/ha en 1 250 kg/ha. In deze periode is 154 ton verbruikt en 21 ton geproduceerd. In de periode 1995-1998 is 100 ton ingevoerd, waarvan 94 ton uit de EU. De voorraden zijn afgenomen van 118 ton in 1995 tot 85 ton in 1998, d.i. een daling met 33 ton.

2.1.5. Engels raaigras (Lolium perenne L.)

In de volgende tabel zijn de oppervlakte en de productie waarvoor nationale steun is verleend, alsmede de steun per hectare vermeld.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De opbrengst per hectare bedroeg in 1995, 1996, 1997 en 1998 respectievelijk 1 153 kg/ha, 878 kg/ha, 465 kg/ha en 250 kg/ha. De aanzienlijke verschillen van jaar tot jaar hangen samen met het klimaat. Het areaal is geleidelijk toegenomen in 1997 en 1998 en heeft in dit laatste jaar het door de Commissie in haar beschikking vastgestelde maximum van 60 hectare overschreden. Daarentegen is de geproduceerde hoeveelheid sinds 1995 afgenomen.

In de periode 1995-1998 is 360 ton verbruikt en 119 ton geproduceerd. In die periode is 218 ton ingevoerd, waarvan 190 ton uit de EU. Er heeft geen uitvoer plaatsgevonden. De voorraden zijn afgenomen van 647 ton in 1995 tot 614 ton in 1998, d.i. een daling met 23 ton.

2.1.6. Conclusie

De steun per hectare, waarvan het bedrag jaarlijks wordt vastgesteld en zo wordt berekend dat het inkomen van de producent, inclusief de steun, het gemiddelde producenteninkomen in de referentieperiode 1989-1993 niet overschrijdt, is efficiënt gebleken en heeft ervoor gezorgd dat de sector stabiel bleef. Ondanks moeilijke klimatologische omstandigheden waardoor de opbrengsten per hectare van jaar tot jaar sterk verschilden, kon dankzij de steun per hectare een minimuminkomen aan de producent worden gegarandeerd.

Gelet op de resultaten van de toepassing van de steunregeling in Finland in de periode 1995-1998 en aangezien deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten niet negatief heeft beïnvloed, is de Commissie van mening dat de steunregeling per hectare moet worden gehandhaafd tot en met 2006.

2.2. Steun voor zaaigraan

Op grond van Beschikking 96/152/EG van de Commissie van 2 februari 1996 mag Finland voor zaaigraan van gecertificeerde rassen steun toekennen voor een bedrag van ten hoogste 15 Finse mark per 100 kilogram en voor een maximumhoeveelheid van 100 000 ton per jaar. Deze hoeveelheid komt overeen met de helft van de jaarlijkse behoeften van Finland. Voor de berekening van het steunbedrag is rekening gehouden met de extra kosten voor de productie van zaaigraan in Finland, gebaseerd op het communautaire schema. In de genoemde beschikking van de Commissie is bepaald dat deze machtiging uiterlijk in de loop van 1999 moest worden herzien. De bij deze beschikking vastgestelde bepalingen zijn opgenomen in Besluit 253 van de Finse Staatsraad van 11 april 1996.

Zoals voor zaaizaad van kruidachtige gewassen mag Finland steun voor zaaigraan verlenen voor in de nationale rassenlijst opgenomen rassen die in Finland zijn geproduceerd, afgezien van beperkte hoeveelheden die in aangrenzende regio's zijn geteeld. De per soort ingedeelde rassenlijst is opgenomen in bijlage 4.

Finland heeft de beschikking van de Commissie toegepast voor de verkoopseizoenen 1995 tot en met 1999. De Finse overheidsdiensten beschikken nog niet over alle gegevens voor de verkoopseizoenen 1998 en 1999 en bijgevolg wordt deze periode in dit verslag buiten beschouwing gelaten.

De zaaigraanproductie is tussen 1995 en 1997 met ongeveer 14 % toegenomen. Dit neemt niet weg dat slechts 58 % van de door de Commissie vastgestelde maximumhoeveelheid is geproduceerd (zie bijlage 5). Afgezien van een kleine hoeveelheid die met toestemming van de Commissie is uitgevoerd, heeft geen uitvoer plaatsgevonden.

De ingevoerde hoeveelheden waren heel klein: er zijn sommige Zweedse en Noorse basiszaadrassen ingevoerd, en de laatste jaren sommige zaaigraanrassen uit Midden-Europa. In de periode 1995-1997 is het verbruik van gecertificeerd zaaigraan stabiel gebleven op 18 tot 22 % van het totale zaaigraanverbruik (bijlage 6).

Als het nodig blijkt de nationale steunregeling voor de productie van zaaigraan vanaf 2000 te verlengen, moet Finland daartoe een naar behoren gemotiveerde specifieke aanvraag indienen in het kader van de gemeenschappelijke marktordening voor granen.

3. Voorstel voor een verordening

In het licht van de informatie in dit verslag wordt tegelijk een voorstel voor een verordening van de Raad ingediend.


BIJLAGE 1 Aan de producenten betaalde prijzen 1995-1998

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron: gegevens van de lidstaten.


BIJLAGE 2 Lijst van de rassen van zaaizaad van kruidachtige gewassen waarvoor in de periode 1995-1998 nationale steun is verleend

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 3 Invoer van rode klaver

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 4 Lijst van de zaaigraanrassen waarvoor in de periode 1995-1997 nationale steun is verleend

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 5 Zaaigraanproductie (in tonnen)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Productie gecertificeerd zaaigraan (ha)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Nationale steun in de sector zaaigraan (FIM)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 6 Verbruik van zaaigraan 1994-1997

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>