Artikelen bij COM(2000)790-3 - Report in accordance with Regulation (EEC) No 1601/92 - Report on the progress made in the implementation of Poseican from 1992 to 1998

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52000DC0790(03)


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 30 VAN VERORDENING (EEG) nr. 1601/92 - Verslag 1992-1998 over de vorderingen bij de tenuitvoerlegging van POSEICAN


(door de Commissie ingediend)


INLEIDING

1. Sociaal-economische situatie van de Canarische eilanden

1.1. Enkele algemene gegevens

1.2. Gegevens met betrekking tot de landbouw

2. Uitvoering van de kaderverordening voor de landbouwmaatregelen van POSEICAN

2.1. Specifieke bevoorradingsregeling

2.2. Steun voor landbouwproducten van de Canarische eilanden

2.2.1. Dierlijke producten

2.2.2. Plantaardige producten

2.3. Overige maatregelen

2.4. Budgettaire gegevens

2.5. Uitzonderingsmaatregelen op structureel gebied

2.6. Maatregelen op veterinair gebied

2.7. Nationale maatregelen die zijn goedgekeurd door de Raad

3. Maatregelen in het kader van het EOGFL-Oriëntatie

4. Conclusies

BIJLAGE 1 Specifieke bevoorradingsregeling

BIJLAGE 2 Ontwikkeling van specifieke steunmaatregelen voor de lokale landbouwers

BIJLAGE 3 Uitzonderingsmaatregelen op structureel gebied

BIJLAGE 4 Maatregelen in het kader van het EOGFL-Oriëntatie


INLEIDING

1. Krachtens artikel 25 van de Toetredingsakte van Spanje tot de Europese Gemeenschappen zijn de verdragen van toepassing op de Canarische eilanden behoudens de bepalingen ten aanzien van het douanegebied, het belastingwezen, het gemeenschappelijk handels-, het gemeenschappelijk landbouw- en het gemeenschappelijk visserijbeleid.

2. Teneinde de economische en sociale ontwikkeling van de Canarische eilanden te waarborgen via Verordening (EEG) nr. 1911/91 van de Raad van 26 juni 1991 zijn de Verdragen en het Gemeenschapsrecht volledig van toepassing onverminderd bijzondere maatregelen die erop gericht zijn rekening te houden met de specifieke moeilijkheden en met het voor deze eilanden van oudsher geldende economische en belastingstelsel.

PB L 191 van 29-6-1991, blz. 1.

3. In antwoord op deze integratie van de Canarische eilanden in de Gemeenschap is middels Besluit 91/314/EEG van de Raad van 26 juni 1991 een programma van speciaal op het afgelegen en insulaire karakter van de Canarische eilanden afgestemde maatregelen (POSEICAN) ingesteld. Dit programma beoogt bij de toepassing van het gemeenschappelijk beleid voor de verschillende beleidsterreinen rekening te houden met de specifieke problemen die de Canarische eilanden kenmerken: de afgelegen ligging, de geringe oppervlakte, het moeilijke reliëf en klimaat, de economische afhankelijkheid van bepaalde producten, en de kleine lokale markten die verspreid over de regio het economische en sociale leven bepalen.

PB L 171 van 29-6-1991, blz. 5.

4. Te dien einde heeft de Raad op 15 juni 1992 een kaderverordening vastgesteld houdende specifieke maatregelen voor bepaalde landbouwproducten ten gunste van de Canarische eilanden. Deze maatregelen zijn uitgevoerd via allerlei toepassingsverordeningen van de Commissie.

Verordening (EEG) nr. 1601/92 van de Raad, PB L 173 van 27-6-1992, blz. 13.

5. In de gemeenschappelijke verklaring met betrekking tot de ultraperifere regio's in de Gemeenschap, die aan het Verdrag betreffende de Europese Unie is gehecht, wordt de aanpak van POSEICAN bekrachtigd. Aan het Verdrag van Amsterdam is een nieuw artikel toegevoegd, artikel 229, lid 2, dat van toepassing is op de ultraperifere regio's en een specifiek kader verschaft dat de Gemeenschap op de lange termijn kan toepassen op deze regio's. Dit verdrag is op 1 mei 1999 van kracht geworden .

6. De Gemeenschap heeft bovendien bijzondere aandacht geschonken aan de traditionele bedrijfskolom bananen middels de uitvoering van specifieke, structurele maatregelen, alvorens Verordening (EEG) nr. 404/93 van de Raad (GMO in de bananensector) en de toepassingsverordeningen van de Commissie waren vastgesteld.

7. In artikel 30, lid 1, van de kaderverordening op het gebied van de landbouw wordt bepaald dat de Commissie jaarlijks verslag dient uit te brengen over de vorderingen in de tenuitvoerlegging van het landbouwonderdeel van POSEICAN, eventueel vergezeld van voorstellen betreffende aanpassingsmaatregelen die nodig blijken om de doelstellingen van POSEICAN te bereiken. In artikel 30, lid 2, van dezelfde verordening wordt bepaald dat na afloop van het derde jaar van toepassing van de regeling de Commissie het Europees Parlement en de Raad een algemeen verslag voorlegt over de economische situatie op de Canarische eilanden, waaruit blijkt in welke mate de in het kader van deze verordening uitgevoerde maatregelen effect hebben gesorteerd.

8. Het is niet mogelijk geweest om deze verslagen voor te leggen. Derhalve wordt met het onderhavige verslag, dat betrekking heeft op de periode 1992-1998, uitvoering gegeven aan deze bepaling. Tijdens deze periode zijn de belangrijkste specifieke maatregelen uit hoofde van POSEICAN uitgevoerd.

9. Nu het programma acht jaar is uitgevoerd, is het dienstig per maatregel een totaalbalans op te stellen van de uitvoering en toepassing van de bepalingen. De Spaanse autoriteiten hebben de Commissie verslagen voorgelegd over de uitvoering van dit programma en verzoeken tot wijziging van de verordening van de Raad ingediend. In het kader van SEM 2000 heeft de Commissie een externe adviseur aangewezen om een evaluatieverslag op te stellen over het landbouwonderdeel van het POSEICAN-programma. Deze adviseur heeft bestudeerd in hoeverre de beoogde doelstellingen van het programma zijn bereikt en welke verbeteringen kunnen worden aangebracht. In dit document wordt een balans opgesteld over de uitvoering van de maatregelen waarin Verordening (EEG) nr. 1601/92 voorziet, zonder voorbij te gaan aan de opgedane ervaring en de effecten van de gerealiseerde acties.


1. Sociaal-economische situatie van de Canarische eilanden

1.1. Enkele algemene gegevens

De archipel van de Canarische eilanden ligt in de Atlantische Oceaan tussen 27° en 29° NB, 115 km van de Afrikaanse kust en meer dan 1 000 km van het Europese vasteland. De van oorsprong vulkanische archipel heeft een oppervlakte van 7 500 km en bestaat uit acht bewoonde eilanden (waarvan het grootste eiland Tenerife zich uitstrekt over 2 036 km ) en enkele eilandjes. De afstand tussen de twee meest afgelegen eilanden bedraagt ongeveer 500 km.

Behalve de grote afstand tot het Europese vasteland en het kleine, gefragmenteerde grondgebied heeft de eilandengroep de volgende kenmerken:

-een zeer bergachtig terrein (op het eiland Tenerife bevindt zich het hoogste punt van Spanje, de vulkaan Teide, met 3 717 m),

-een hoge bevolkingsdichtheid (gemiddeld 215 inwoners per km ) en een bevolkingsgroei die boven het Spaanse gemiddelde ligt,

-de afwezigheid van natuurlijke hulpbronnen, waardoor de archipel volledig afhankelijk van het buitenland is met betrekking tot de energievoorziening,

-het gebrek aan water, met minder dan 180 m³ zoet water per inwoner per jaar, zodat zeewater moet worden ontzilt om aan de vraag te kunnen voldoen. Water kost op de Canarische eilanden twee keer zoveel als de gemiddelde prijs in de rest van Spanje,

-een BBP (Bruto Binnenlands Product) per inwoner dat 75% onder het gemiddelde van de Gemeenschap ligt,

-een hoog werkloosheidscijfer van ongeveer 22%.

De economie van de eilandengroep is in hoge mate afhankelijk van het buitenland en spitst zich vooral toe op de tertiaire sector, met name het toerisme (11 miljoen toeristen in 1998).

De beroepsbevolking en het economisch gewicht van elke activiteitensector zijn als volgt verdeeld:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tot de jaren zestig vormde de primaire sector de pijler van de economie, maar deze rol is overgenomen door het toerisme. In de secundaire sector nemen de aanleg en werkzaamheden met betrekking tot de infrastructuur - die nauw verband houden met het toerisme - de belangrijkste plaats in. De industriële structuur bestaat voornamelijk uit kleine en middelgrote ondernemingen die zich richten op de lokale markt. De levensmiddelenindustrie is het meest ontwikkeld.

De regio heeft een groot tekort op de handelsbalans: de export (voornamelijk bananen, tomaten, vissen, visserijproducten en tabak) dekt slechts 23,7% van de import. De handelsstromen concentreren zich op de EU: 82,3% van de export en 78,8% van de import vindt plaats naar en van de Europese Gemeenschap.

1.2. Gegevens met betrekking tot de landbouw

De landbouwsector op de Canarische eilanden geeft slechts werk aan 8% van de beroepsbevolking en slechts 7% van de bedrijven behoort tot deze sector. Toch speelt de sector een belangrijke rol in de economie van enkele eilanden van de archipel en in het behoud van het landschap en de structuur van het platteland. De oppervlakte cultuurgrond (OCG) bedraagt slechts 6,5% van het grondgebied. Niet alleen is er gebrek aan bruikbare landbouwgrond als gevolg van het bergachtige landschap en de stedelijke ontwikkeling, maar bovendien is er een aanzienlijk aantal natuurreservaten, die 42% van het grondgebied beslaan.

De veeteelt zorgt voor bijna 20% van de agrarische eindproductie. De landbouw op de Canarische eilanden is gebaseerd op de plantaardige productie (80% van de agrarische eindproductie). De bosbouw kan in economisch opzicht worden verwaarloosd. In de volgende tabel zijn de belangrijkste producten weergegeven, in aflopende volgorde wat betreft het aandeel in de agrarische eindproductie van de archipel.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

* Producten die buiten het toepassingsgebied van POSEICAN vallen.

Bron: Regering van de Canarische eilanden; Consejería de Agricultura, Pesca y Alimentación.

De sector wordt gekenmerkt door:

-een duidelijke scheiding tussen een landbouw die is gericht op de export, die 75% van de agrarische eindproductie vertegenwoordigt en die beschikt over de beste technologische hulpmiddelen, water en microklimaat (geïrrigeerde gebieden langs de kust), en een landbouw die lokale markten bevoorraadt, minder vernieuwend is en te vinden is in de moeilijker gebieden (de 'medianías' op een hoogte tussen 300 en 900 m),

-een zeer geringe diversificatie: twee exportproducten - tomaten en bananen - leveren 50% van de totale productiewaarde van de eilandengroep. Deze twee gewassen vallen niet onder POSEICAN. Van de totale oppervlakte cultuurgrond in de archipel wordt 40% gebruikt voor twee gewassen op de medianías, namelijk wijndruiven en aardappelen . Deze vier gewassen beslaan 70% van de totale oppervlakte cultuurgrond en het effect ervan voor milieu en maatschappij is uiterst belangrijk,

-de zware concurrentiestrijd om grond (en water) met de toeristische sector - de belangrijkste economische activiteit van de archipel - en de verstedelijking van het platteland, die wordt veroorzaakt doordat de bevolkingsgroei boven het Europese gemiddelde ligt terwijl de beschikbare ruimte beperkt is,

-kleine, intensieve landbouwbedrijven: 92% van de bedrijven is kleiner dan 5 hectare. Bovendien worden gewassen vanwege het lastige bergterrein op terrassen verbouwd, hetgeen transport en mechanisatie bemoeilijkt,

-het versnipperde en slecht afgestemde aanbod,

-de afhankelijkheid van het buitenland, ook voor de bevoorrading met productiemiddelen (zoals mest, zaaigoed en verpakkingsmateriaal) en voor de afzet van producten, in een geografische context waarbij de bevoorradingsbronnen en markten op grote afstand liggen,

-de gefragmenteerde en beperkte lokale markt (twee miljoen consumenten met inbegrip van het toerisme) ; de landen van de regionale markt (Marokko, Mauritanië, Senegal) zijn meer concurrenten dan handelspartners,

1,62 miljoen inwoners plus 10 miljoen toeristen/jaar. Het aantal toeristen is omgerekend in personen/jaar door dat aantal te vermenigvuldig en met het gemiddeld aantal verblijfsdagen (ISTAC 96) en te delen door 365 . Deze berekening geeft 2 miljoen lokale consumenten als resultaat.

-het gebrekkige concurrentievermogen voor de meeste producten vanwege het afgelegen karakter van de archipel en de specifieke productieomstandigheden,

-het open karakter van de economie op de Canarische eilanden: de import is bijzonder belangrijk voor de lokale consumptie en de levensmiddelenindustrieën; de meeste van deze industrieën maken gebruik van geïmporteerde grondstoffen en onderhouden slechts weinig betrekkingen met de lokale landbouwers.

2. Uitvoering van de kaderverordening voor de landbouwmaatregelen van POSEICAN

2.1. Specifieke bevoorradingsregeling

De volledige toepassing van het GLB op de Canarische eilanden is afhankelijk gesteld van het van kracht worden van een specifieke bevoorradingsregeling (titel I van Verordening (EEG) nr. 1601/92). De specifieke bevoorradingsregeling is erop gericht om de bevoorrading van deze regio te garanderen en het effect van de extra kosten voor de bevoorrading met landbouwproducten af te zwakken. Deze kosten zijn een gevolg van de insulaire aard en de afgelegen ligging van de regio.

Beschrijving van de regeling

Voor elk verkoopseizoen wordt een ramingsbalans opgesteld voor de landbouwproducten die van essentieel belang zijn voor de voeding en/of de verwerkende industrie in de archipel, naargelang van de behoeften van de lokale markt en rekening houdend met de lokale productie. De hoeveelheden producten waarvoor de specifieke bevoorradingsregeling geldt, worden regelmatig herzien naarmate de behoeften op de eilanden wijzigen. De behoeften van industrieën voor de verwerking of verpakking van producten die zijn bestemd voor de lokale markten of van oudsher worden verhandeld, kunnen apart worden geëvalueerd in voorlopige balansen.

Teneinde invulling te geven aan de doelstelling van POSEICAN om de prijzen tot in het stadium van de eindgebruiker te doen dalen door bevoorradingsbronnen met elkaar te laten concurreren, worden uit derde landen geïmporteerde producten krachtens deze regeling vrijgesteld van douanerechten en mogen deze producten door andere lidstaten worden geleverd onder voorwaarden die vergelijkbaar zijn met deze vrijstelling.

Bijzondere aandacht gaat uit naar de economische effecten die daaruit voortvloeien, met name om te waarborgen dat de toegekende voordelen aan de eindgebruiker worden doorgegeven.

De producten waarvoor de specifieke bevoorradingsregeling geldt, mogen niet opnieuw worden geëxporteerd of doorgestuurd naar de rest van de Gemeenschap. Als de producten worden verwerkt op de Canarische eilanden, is het verbod echter niet van toepassing op zendingen of traditionele export binnen de vastgestelde grenzen. In dat geval wordt er geen enkele restitutie toegekend.

Bevindingen en analyses:

Uit de manier waarop de specifieke bevoorradingsregeling tussen 1992/93 en 1997/98 heeft gefunctioneerd, kunnen bepaalde conclusies worden getrokken. In bijlage 1 zijn de belangrijkste statistische gegevens met betrekking tot de uitvoering van goedgekeurde balansen verzameld.

Het belang van de specifieke bevoorradingsregeling blijkt uit het aandeel ervan in de uitgaven: meer dan 85% van de totale begroting voor de landbouwmaatregelen van POSEICAN komt voor rekening van deze regeling.

De specifieke bevoorradingsregeling is in het leven geroepen om aan de consumptiebehoeften van de bevolking op de Canarische eilanden te voldoen via de levering van verwerkte landbouwproducten die zijn bestemd voor directe consumptie, en als instrument waarmee productie- en verwerkingsactiviteiten kunnen worden ontwikkeld in de lokale landbouw- en levensmiddelensector. De regeling is bedoeld om de landbouwactiviteiten en de lokale verwerkende industrie te handhaven en te ontwikkelen door de kosten van productiemiddelen en grondstoffen te verlagen.

Zo heeft de specifieke bevoorradingsregeling ook betrekking op de levering van fokdieren en andere landbouwproductiemiddelen. Daarbij wordt steun verleend voor de levering van pootaardappelen, fokkuikens, broedeieren en raszuivere fokkonijnen, -runderen en -varkens. Deze maatregelen zijn bedoeld om bedrijfskolommen te consolideren of op gang te brengen, zodat de lokale productie kan worden versterkt door de productiekosten terug te dringen en de geringe zelfvoorzieningsgraad kan worden verhoogd.

De mate waarin deze maatregelen zijn uitgevoerd loopt sterk uiteen.

Ze worden veel toegepast voor konijnen, varkens en pootaardappelen.

Voor fokkuikens en broedeieren worden de maatregelen echter amper gebruikt. Mogelijk heeft de financiële steun tot op heden geen voldoende stimulerend effect gehad doordat de Canarische eilanden geen traditie kennen met betrekking tot het selecteren en fokken van pluimvee.

In het begin werd veel gebruik gemaakt van de regeling met betrekking tot fokrunderen, maar dit gebruik nam per verkoopseizoen af, hetgeen erop zou kunnen duiden dat de ontwikkeling van de rundersector bepaalde problemen ondervond. Sinds 1995 wordt echter weer meer gebruik gemaakt van de regeling en dit betekent mogelijkerwijs dat deze sector zich opnieuw ontwikkelt.

Teneinde de lokale industrie van tabaksproducten te steunen waarbij rekening wordt gehouden met het zeer lage lokale productievolume van ruwe tabak, is voorzien in een regeling waarbij de ruwe (GN-code 2401) en halfverwerkte tabak (GN-codes 2402 en 2403) die door de Canarische eilanden wordt geïmporteerd, wordt vrijgesteld van douanerechten binnen de grenzen van een contingent dat overeenkomt met 20 000 ton gestripte tabak.

Tijdens de eerste drie jaren dat de regeling in praktijk werd toegepast, traden er enkele problemen op, met name doordat prognoses en behoeften in sommige balansen niet op elkaar aansloten. Deze discrepantie kan worden verklaard door ontoereikende statistische gegevens (waarbij geen rekening werd gehouden met bepaalde handelstransacties tussen Spanje en de Canarische eilanden), de aanvankelijk complexe situatie op bestuurlijk gebied en de kwalitatieve en kwantitatieve wijzigingen van de consumptiepatronen. Deze moeilijkheden zijn in 1994 gecorrigeerd doordat de toepassingsbepalingen, waarin Verordening (EG) nr. 2790/94 van de Commissie voorziet, zijn gewijzigd.

Verordening (EG) nr. 2790/94 van de Commissie, PB L 296 van 17-11-1994, blz. 23, houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 1695/92 van de Commissie, PB L 179 van 1-7-1992, blz. 1, (als gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2596/93 van de Commissie, PB L 238 van 23-9-1993, blz. 24).

Er zijn bijzondere bepalingen geïntroduceerd om de procedure inzake de afgifte van certificaten (voor import, vrijstelling en steun) te vereenvoudigen en vlotter te doen verlopen, met name door afschaffing van de algemene verplichting van een vooraf te stellen zekerheid en in plaats daarvan de geldigheidsduur van de certificaten vast te stellen naargelang van de met het vervoer gemoeide tijdsduur. Daarnaast worden certificaten pas afgegeven als de aankoopfactuur en zeevrachtbrief zijn overgelegd. Bovendien moet worden bewezen dat de door het certificaat gedekte levering binnen een korte termijn is geschied. Overdracht van de aan de houder van het certificaat verleende rechten en opgelegde verplichtingen is verboden. Verder is er een register opgesteld met marktdeelnemers dat recht geeft op de voordelen van de regeling, op voorwaarde dat de bij de regionale, nationale en communautaire wetgeving opgelegde verplichtingen worden nageleefd (met name het doorgeven van de voordelen van de regeling). Er is voorzien in sancties die worden opgelegd wanneer de marktdeelnemer de bij zijn inschrijving in het register aangegane verplichtingen niet nakomt (onverminderd de krachtens de regionale en nationale wetgeving geldende sancties). Daarnaast stelt deze verordening de hoeveelheden verwerkte producten vast die voor traditionele uitvoer of verzending vanaf de Canarische eilanden in aanmerking komen.

De bevoegde Spaanse autoriteiten hebben een aantal wettelijke toepassingsbepalingen vastgesteld en een toezichthoudend comité opgericht dat is belast met het goede beheer van de regeling. Daarnaast zijn alle douanediensten en de overige betrokken overheden verbonden via een computersysteem, zodat in 'real time' kan worden achterhaald welke balansen zijn gerealiseerd. De gegevens op grond waarvan de voortgang van de maatregelen door de Commissie kan worden gevolgd en kan worden nagegaan in hoeverre de resultaten beantwoorden aan de behoeften van de eilanden, worden maandelijks door de Spaanse autoriteiten verstrekt.

Uit het onderzoek van de resultaten van deze maatregelen en de opgedane ervaring blijkt dat het beheer van de regeling duidelijk is verbeterd, terwijl de balansen enigszins zijn gestabiliseerd.

Verordening (EEG) nr. 1601/92 voorziet ook in een tijdelijke bevoorrading in het kader van de specifieke bevoorradingsregeling voor drie soorten producten: vers of bevroren varkensvlees (GN-code 0203), vleesproducten (GN-code 1601 en 1602) en voor mesterij en voor gebruik in de archipel bestemde runderen. Nadat de regeling vier jaar is toegepast, moet een evaluatieverslag worden uitgebracht eventueel vergezeld van voorstellen voor passende maatregelen.

Na het eerste verkoopseizoen hebben de Spaanse autoriteiten geen gebruik meer gemaakt van de specifieke bevoorradingsregeling voor vers of bevroren varkensvlees, omdat de lokale productie aan de interne vraag kon voldoen.

Voor de overige betreffende producten (mestrunderen en vleesconserven) is de maatregel echter in juni 1996 komen te vervallen, terwijl de lokale productie nog onvoldoende ontwikkeld was om de lokale bevoorrading te kunnen waarborgen. In afwachting van de conclusies die op basis van de evaluatie kunnen worden getrokken en om de schadelijke effecten van een plotselinge onderbreking van de toepassing van de regeling te voorkomen, heeft de Raad bij wijze van overgangsmaatregel de toepassing van deze regeling verlengd tot en met 30 juni 1997 .

Verordening (EG) nr. 2348/96 van de Raad, PB L 320 van 11-12-1996, blz. 1.

Sinds de wijzigingen als gevolg van de herziening van het GLB en de communautaire verplichtingen na de laatste GATT-overeenkomsten (Uruguay-ronde), en met de geleidelijke aanpassing tussen de prijzen op de wereldmarkt en die in de Europese Unie, is de steun per eenheid bij de bevoorrading met communautaire producten voor een bepaald aantal producten afgenomen. Deze steun is met name gebaseerd op exportprijzen. In 1995/96 is aanzienlijk minder steun verleend en deze is zelfs tot op een nulpunt gedaald voor bepaalde granen, met name zachte tarwe. Deze ontwikkeling heeft ongerustheid doen ontstaan ten aanzien van de doelstelling om de extra kosten te ondervangen en zo de productiekosten te verlagen.

De Commissie heeft de effecten van deze veranderingen in de internationale context beheerd binnen de grenzen van de huidige wetgeving. Voorts heeft zij in het kader van SEM 2000 door externe adviseurs evaluaties laten uitvoeren m.b.t. de moeilijkheden bij de toepassing van de specifieke bevoorradingsregeling en de verslagen van de Commissie aan de Raad en aan het parlement over de toepassing van de betrokken regelingen laten voorbereiden.

Het blijkt uit eerder genoemde externe evaluatieverslag dat de huidige methode, die eveneens tegemoet dient te komen aan de doelstelling van de regeling om de verschillende bevoorradingsbronnen met elkaar te laten concurreren (derde landen/EG), in bepaalde gevallen leidt tot overcompensaties ten opzichte van de extra kosten die voortvloeien uit de afgelegen ligging en de insulaire aard, terwijl in andere gevallen deze extra kosten niet volledig worden gecompenseerd.

Met betrekking tot het effect van de regeling moet worden opgemerkt dat uit studies over schommelingen in consumptieprijzen in de periode voordat de specifieke bevoorradingsregeling van kracht werd tot en met 1997, blijkt dat dankzij deze regeling deze schommeling hetzelfde patroon heeft gevolgd als de rest van Spanje (waarbij prijzen voor sommige producten zelfs lager liggen). De consumptieprijsindex stijgt op de Canarische eilanden minder snel dan in de rest van Spanje en dit geldt voor zowel de algemene index als de index voor levensmiddelen. Het merendeel van de producten waarvan de prijs het meest is gestegen valt niet onder de specifieke bevoorradingsregeling. Er is geen inflatie-effect opgetreden doordat de eilanden volledig zijn geïntegreerd in de Gemeenschap. Op basis van deze indicator kan worden geconcludeerd dat de doorberekening van het voordeel naar de eindgebruiker een positief effect heeft gehad.

2.2. Steun voor landbouwproducten van de Canarische eilanden

In het kader van POSEICAN wordt bepaald dat er steunmaatregelen dienen te worden getroffen voor de productie, verwerking en afzet van landbouwproducten om traditionele activiteiten te behouden en te consolideren of de diversificatie van producten te stimuleren. In sommige gevallen worden deze steunmaatregelen aangevuld met steun die in het kader van de specifieke bevoorradingregeling voor productiemiddelen wordt verleend.

2.2.1. Dierlijke producten

In de veehouderijsector, en met name de sector rundvlees, voorziet de regeling in steunmaatregelen om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van producten die afkomstig zijn van de traditionele veehouderij op de Canarische eilanden, binnen de grenzen van de lokale consumptiebehoeften in de archipel (die aan de hand van een periodieke balans worden geraamd). Naast de reeds vermelde bevoorrading met raszuivere fokrunderen en runderen die ter plaatse worden gemest, wordt op basis van deze maatregelen een bedrag van 48,3 EUR toegekend bovenop de premie voor het mesten van mannelijke runderen en het aanhouden van het zoogkoeienbestand (artikel 10). Deze steunmaatregelen hebben een zeker effect gehad. De ontwikkeling van de maatregel is weergegeven in bijlage 2, tabel 1.

Een redelijke verklaring ligt in het soort veehouderij dat in de archipel overheerst. Deze veehouderij is gebaseerd op gemengde bedrijven die zich hoofdzakelijk op de melkproductie richten (en als aanvullende activiteit op de vleesproductie) en weinig grond bezitten. Slechts 25% van de totale oppervlakte van de archipel is geschikt voor de landbouw en daarvan wordt slechts een zeer klein gedeelte gebruikt voor begrazing. De meeste bedrijven beschikken over onvoldoende weidegrond, waarvan de ontwikkeling van de veestapel voor melkproductie afhankelijk is.

Premies voor runderen worden toegekend op voorwaarde dat de veedichtheid van 2 GVE/ha niet wordt overschreden. Als deze factor wordt toegepast op de Canarische eilanden, komen er aanzienlijk minder dieren in aanmerking voor basissteun, en daarmee de aanvullende steun waarin POSEICAN voorziet. Hierdoor zijn er minder veehouders die in aanmerking komen voor maatregelen in het kader van POSEICAN ter ontwikkeling van de gespecialiseerde rundvleesproductie.

In het geval van zoogkoeien dient bovendien te worden gewezen op problemen die samenhangen met de individuele productiequota die de archipel verliest ten gunste van de nationale reserve alsmede met de definitie van rassen die voor deze premie in aanmerking komen (melkrassen zijn uitgesloten).

In bijlage 2, tabel 2 wordt de ontwikkeling van de rundersector op de Canarische eilanden samengevat.

Uit deze eerste balans blijkt dat:

-het totaal aantal geregistreerde runderen sinds 1989 daalt, ook al is de veestapel vanaf 1995 opnieuw gegroeid tot op het niveau van 1991/92,

-het totaal aantal koeien afneemt door een forse daling van de veestapel voor melkproductie. Er heeft een herstructurering van de veestapel voor melkproductie plaatsgevonden. Het gebruik van raszuiver fokvee heeft de bedrijfskolom melk verbeterd, waardoor een hoger rendement is verkregen en de melkproductie op niveau is gebleven (zie het volgende punt, artikel 11),

-het aantal zoogkoeien, momenteel 1/5 van het totaalaantal koeien, is in de betreffende periode verdubbeld, waarmee de afname van het aantal melkkoeien echter niet volledig is gecompenseerd,

-het aantal mannelijke runderen (met name ouder dan 12 maanden) is sinds 1989 afgenomen, maar sinds 1995 is er een verbetering opgetreden. Het aantal mannelijke runderen dat wordt gesubsidieerd is gestegen van 16% in 1993 tot gemiddeld 34% voor 1996 en 1997 (als percentage van geregistreerde mannelijke runderen),

-het aantal slachtdieren (en de activiteit van de lokale slachthuizen) is aanzienlijk verminderd, zowel wat betreft dieren van lokale oorsprong als geïmporteerde dieren die ter plaatse worden gemest. In dit opzicht moet worden opgemerkt dat de voorzieningsbalansen met betrekking tot mannelijke mestrunderen weinig worden gebruikt,

-de consumptie is gewijzigd ten gunste van vers vlees, maar de lokale productie, waarvan het procentuele aandeel is gehalveerd, profiteert niet van deze gewijzigde tendens,

-de vleesproductie op basis van lokale veehouderij heeft zich de laatste vijf jaar gestabiliseerd rond 2 700 ton nadat de productie eerst flink was gedaald; de afname van de melkveestapel, die de basis voor deze productie vormt, het geringe gebruik van de bevoorrading met mannelijke mestdieren en het relatieve effect van de steunmaatregelen waarin artikel 10 voorziet, liggen ten grondslag aan deze situatie.

Aan de zuivelfabrieken wordt steun verleend voor de menselijke consumptie van ter plaatse vervaardigde verse producten van koemelk. Deze steun bedraagt als gevolg van agromonetaire aanpassingen van prijzen en bedragen in de landbouw op dit moment 8,34 EUR/100 kg en kan worden aangepast door de Commissie om de regelmatige afzet van de voornoemde producten op de plaatselijke markt te waarborgen ( artikel 11).

De toepassing van de maatregel is weergegeven in bijlage 2, tabel 3.

De maatregel heeft een positief effect gehad hoewel deze aanvankelijk is beperkt tot bepaalde producten als rauwe melk, volle melk, gepasteuriseerde melk, room, yoghurt van volle melk en verse kaas (bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2235/92 van de Commissie ). Met het oog op de nieuwe consumptiegewoonten (met name magere zuivelproducten en UHT-melk) hebben de Spaanse autoriteiten verzocht om de maatregel uit te breiden naar alle, door lokale koeien geproduceerde melk die naar de zuivelfabrieken gaat, onafhankelijk van het gefabriceerde product. De bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2235/92 is in die zin gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1400/98 van de Commissie van 30 juni 1998.

PB L 218 van 1-8-1992, blz. 105.

PB L 187 van 1-7-1998,.blz. 54.

In de sector voor schapen- en geitenvlees (artikel 13) wordt bovenop de premie als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 3013/89 van de Raad een premietoeslag toegekend. Deze premietoeslag wordt elk verkoopseizoen aangepast (voor 1998 bedraagt deze 5,613 EUR/dier).

PB L 289 van 7-10-1989, blz. 1.

De maatregel is erg belangrijk, omdat het essentieel is dat er een sector wordt ontwikkeld die goed is aangepast aan de bijzondere klimatologische omstandigheden van de landbouw van de eilanden. Dit geldt met name voor de geitensector. De toepassing van de maatregel is weergegeven in bijlage 2, tabel 4.

2.2.2. Plantaardige producten

In de sector voor fruit, groenten, bloemen en levende planten, met uitzondering van de teelt van bananen, tomaten en consumptieaardappelen, wordt een steunbedrag per hectare toegekend aan producenten die een programma van initiatieven uitvoeren dat gericht is op de ontwikkeling en/of de diversificatie van de productie en/of de verbetering van de kwaliteit. De hoogte van de steun is maximaal 500 EUR als de financiering door de lidstaat minstens 300 EUR bedraagt en de financiering van de producenten minstens 200 EUR bedraagt. Bovendien moeten deze initiatieven passen in programma's met een looptijd van ten minste drie jaar (artikel 15).

De toepassingsprocedures blijken in administratief opzicht log en de structuur en de steunbedragen hebben niet het gewenst stimulerend effect gehad: in 1993 zijn negen verzoeken voor een totale oppervlakte van 8,08 ha in behandeling genomen en in de jaren daarna is geen enkele verzoek ontvangen.

Er wordt steun verleend voor het in de handel brengen van tropische producten, inclusief de eerder genoemde op de eilanden geoogste producten, voor de sluiting van seizoencontracten tussen enerzijds individuele producenten of unies daarvan en anderzijds in de rest van de Gemeenschap gevestigde marktdeelnemers (artikel 16). De betreffende hoeveelheid bedraagt 10 000 ton per product en per jaar; het steunbedrag bedraagt 10% van de waarde van de in de handel gebrachte productie, franco gebied van bestemming geleverd (13% ingeval van gezamenlijke ondernemingen van producenten en marktdeelnemers).

De balans van deze maatregel is samengevat in bijlage 2, tabel5.

De maatregel is positief beoordeeld door de producenten.

De Gemeenschap financiert een economische studie over de situatie en de vooruitzichten in de sector verwerkte groenten en fruit, met name tropische vruchten, op de Canarische eilanden (artikel 17). Het doel van deze studie is om gegevens over de sector te verkrijgen op basis waarvan kan worden bepaald waar de knelpunten zich bevinden. Daarnaast dient de studie als basis voor de ontwikkeling van de sector. De studie, die nog niet is gerealiseerd, zou ook kunnen worden uitgebreid naar verse groenten en fruit.

In de wijnbouwsector wordt forfaitaire steun per hectare (artikel 19) toegekend voor de instandhouding van de teelt van wijnstokrassen voor de productie van 'v.q.p.r.d.'-wijnen.

De instandhouding van de wijngaarden, die 10% van de OCG in beslag nemen (en derhalve de meest voorkomende teelt in de archipel), is in economisch en milieuopzicht noodzakelijk omdat deze in droge gebieden zijn gelegen en op grond waar een grote kans op erosie bestaat. De toepassing van de maatregel is weergegeven in bijlage 2, tabel 6.

De maatregel is aantrekkelijk geweest voor landbouwers als wordt gekeken naar de positieve ontwikkeling van het aantal hectaren en begunstigde landbouwers. Bovendien is in deze periode het aantal wijnen met herkomstbenamingen gestegen van 1 tot 9.

Het steunbedrag, dat sinds het verkoopseizoen 1997/98 uitsluitend aan producentengroeperingen kan worden toegekend, bedraagt 476,6 EUR/ha als gevolg agromonetaire aanpassingen van prijzen en bedragen in de landbouwsector .

Verordening (EG) nr. 2537/95, PB L 260 van 31-10-1995, blz. 10.

Omdat producentengroeperingen ontbreken, is de voorlopige toestemming van de Commissie om steun uit te keren aan individuele producenten via de regulerende raden (consejos reguladores) voor benamingen van herkomst ingevoerd.

De teelt van aardappelen is ook een traditionele, belangrijke landbouwsector op de Canarische eilanden door zowel het economisch belang als de sociale dimensie: er zijn ongeveer 10 000 landbouwers die elk gemiddeld 0,7 hectare bebouwen. De cultuurgrond bevindt zich in gebieden die op gemiddelde hoogte zijn gelegen. Door het bergachtige terrein, de kleinschaligheid van bedrijven (terrasbouw) en de hoge prijzen van productiemiddelen en irrigatiewater zijn de productiekosten bijzonder hoog.

In het kader van POSEICAN zijn er drie soorten maatregelen om deze activiteit te behouden:

-forfaitaire steun per hectare voor een bedrag van 596 EUR/ha, voor een oppervlakte van maximaal 12 000 ha per jaar (artikel 20),

-de levering van pootaardappelen in het kader van de specifieke bevoorradingsregeling, zodat de productiekosten kunnen worden verlaagd (bijlage bij artikel 3),

-beperking van de invoer van consumptieaardappelen tijdens de periode voor de afzet van de plaatselijke productie (artikel 21).

Bij Verordening (EEG) nr. 1601/92 is bepaald dat deze beperking degressief moet worden toegepast over een periode van tien verkoopseizoenen, dit wil zeggen tot en met 2001. Overeenkomstig de laatste GATT-overeenkomsten (Uruguay-ronde) komt deze maatregel uiterlijk 31 december 1998 te vervallen; daarom is de toepassingsperiode van deze maatregel verkort met drie verkoopseizoenen.

Verordening (EG) nr. 984/96 van de Commissie, PB L 131 van 1-6-1996, blz. 51.

De toepassing van de steun per hectare is weergegeven in bijlage 2, tabel 7.

De maatregel lijkt aantrekkelijk te zijn geweest voor landbouwers, hoewel de oppervlakte waarvoor steun is verleend kleiner is dan de hoeveelheid cultuurgrond (ongeveer 7 000 ha) en dan de oppervlakte die maximaal voor deze maatregel in aanmerking komt.

Deze maatregel en de steun voor de bevoorrading met pootgoed in het kader van de specifieke bevoorradingsregeling zijn onvoldoende om de gebrekkige concurrentiepositie van de lokale productie te compenseren. Het wegvallen van artikel 21 fragiliseert deze productie, die al weinig concurrerend is, maar zeer belangrijk vanuit economisch, sociaal en milieuoogpunt.

In 1999, het eerste jaar waarin artikel 21 niet meer van toepassing was, hebben de Spaanse autoriteiten de Commissie verzocht om een vrijwaringsclausule toe te passen omdat de lokale situatie werd gekenmerkt door aanzienlijke problemen.

Naar analogie van de beperking die tot het jaar daarvoor van kracht was in augustus, september en oktober, was dit verzoek bedoeld om de leveringen van consumptieaardappelen aan de Canarische eilanden te beperken op basis van de vrijwaringsclausule in artikel 379 van de toetredingsakte dat tot en met 31 december 1999 van toepassing is op de Canarische eilanden krachtens artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1911/91.

Een dergelijke maatregel, die zou zijn beperkt tot de handel tussen lidstaten, zou ertoe hebben kunnen leiden dat het handelsverkeer zou zijn verlegd en zou te ingrijpend kunnen zijn geweest in het licht van de op dit moment beschikbare gegevens.

Als oplossing is dan een verordening vastgesteld houdende instelling van vrijwaringsmaatregelen, zodat de ontwikkeling op de consumptieaardappelenmarkt op de Canarische eilanden van nabij kon worden gevolgd en dwingender maatregelen konden worden getroffen als deze moeilijke situatie bleef bestaan en aanzienlijke hoeveelheden consumptieaardappelen naar de archipel zouden worden geleverd. Het mechanisme voor de afgifte van certificaten voor de levering van aardappelen is overgenomen in navolging van het mechanisme dat tot vorig jaar voor deze producten gold, alsmede de verplichting voor de Spaanse autoriteiten om de Commissie wekelijks in kennis te stellen van alle gegevens.

De verordening is door de Commissie op 27 augustus 1999 vastgesteld.

Er wordt steun toegekend voor de productie van specifieke Canarische kwaliteitshoning afkomstig van het inlandse 'zwarte bijen'-ras. De steun van 20 EUR wordt aan de verenigingen van bijenhouders toegekend per korf in productie en per verkoopseizoen, maar voor maximaal 5 000 korven per vereniging (artikel 24).

De maatregel is in zijn totaliteit toegepast en heeft een bijdrage geleverd aan het behoud van een zwarte bijenbevolking die, voordat POSEICAN van kracht werd, bijna was verdrongen door geïmporteerde rassen die productiever maar ook gevoeliger voor ziekten zijn. De ontwikkeling van de maatregel is weergegeven in bijlage 2, tabel 8.

2.3. Overige maatregelen

Middels POSEICAN en Verordening (EEG) nr. 1601/92 van de Raad zijn enkele uitzonderingen op het GLB toegestaan om een bijdrage te leveren aan het behoud van de lokale productie. Het betreft:

-de invoering van quota in de melksector op een zodanig niveau dat een redelijke ontwikkeling van de lokale productie mogelijk wordt,

-een vrijstelling van de distillatieverplichting in de wijnsector en het niet-toepassen van vrijwillige distillatie en de rooipremie (artikel 18),

-in de graansector wordt geen medeverantwoordelijkheidsheffing toegepast (artikel 25) (NB: inmiddels wordt deze heffing in de gehele Gemeenschap niet meer toegepast).

Aan de andere kant wordt de consumptiesteun voor olijfolie, die is ingesteld bij Verordening nr. 136/66/EEG van de Raad, toegekend aan de bedrijven op de Canarische eilanden die in de rest van de Gemeenschap geproduceerde olijfolie verpakken (artikel 22). Deze steun wordt niet meer toegepast sinds de hervorming van de gemeenschappelijke ordening van olijfolie en moet dus uit deze verordening worden geschrapt.

Verordening (EG) nr. 1638/98 van de Raad, PB L 210 van 28-7-1998, blz. 32.

Teneinde ruimere bekendheid te geven aan voor de ultraperifere gebieden specifieke producten en om het gebruik ervan te bevorderen, wordt in het kader van de POSEI-programma's een grafisch symbool (artikel 26) ingevoerd, waarvoor door de Commissie in december 1993 een inschrijving is gehouden.

Het logo is gekozen in 1994, waarna de Commissie het organiseren van een campagne om het logo onder de aandacht te brengen en het bestaan, de betekenis en de gebruiksvoordelen een ruimere bekendheid te geven heeft gefinancierd.

De gebruiksvoorwaarden met betrekking tot dit logo zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1418/96 van de Commissie .

PB L 182 van 23-7-1996, blz. 9

Op dit moment zijn de eerste Canarische producten die dit logo mogen voeren erkend door de bevoegde autoriteiten van de Canarische eilanden. Het betreft bananen, tomaten, sperziebonen, komkommers, wijn en rum. Andere producten worden op dit moment onderzocht door de bevoegde autoriteiten (zoals honing, kaas, 'Gofio', vijgen, jam en amandelen).

2.4. Budgettaire gegevens

Voor de financiering van het landbouwonderdeel van POSEICAN zijn specifieke begrotingslijnen vastgesteld in de communautaire begroting uit hoofde van het EOGFL-Garantie, waarvan de begrote en gerealiseerde bedragen zijn vermeld in bijlage 2, tabel 9.

Bij deze uitgaven in het kader van het EOGFL-Garantie dienen gederfde inkomsten voor de communautaire begroting te worden opgeteld, die bestaan uit de vrijstelling van douanerechten voor de producten uit derde landen die vallen onder de specifieke bevoorradingsregeling.

De totaalkosten van POSEICAN zijn samengevat in bijlage 2, tabel 10.

Uit deze gegevens blijkt het volgende:

-de specifieke bevoorradingsregeling vertegenwoordigt ongeveer 87% van de gemiddelde totaalkosten over de betreffende periode, terwijl de maatregelen voor de landbouwproductie rond de 13% voor hun rekening nemen,

-het in 1992 vastgesteld systeem heeft zich gestabiliseerd. De totale kosten hiervan bedragen gemiddeld ongeveer 30 000 miljoen peseta (183 miljoen EUR) over de betreffende periode,

-de begrotingskredieten die zijn ingeschreven op de begroting van het EOGFL-Garantie bedragen nog altijd meer dan de uitgaven die daadwerkelijk zijn verricht. Uit dit verschil blijkt hoe moeilijk het is om balansen goed te keuren die corresponderen met de lokale behoeften, en steunmaatregelen voor landbouwproducten op te starten en vervolgens effectief toe te passen. Momenteel hebben alle maatregelen hun gemiddeld uitvoeringstempo bereikt en hebben zich gestabiliseerd,

-opvallend is de voortdurende daling van de uitgaven die in het kader van het EOGFL-Garantie worden gedaan. Deze daling is met name te wijten aan een vermindering van de uitgaven die onder de specifieke bevoorradingsregeling vallen, met name de specifieke bevoorradingsregeling voor plantaardige producten (zie punt 2.1 hierboven: analyse van de werking van de specifieke bevoorradingsregeling),

-in verband hiermee stijgt de post 'vrijstelling van douanerechten', die een post van gederfde inkomsten voor de communautaire begroting vormt.

2.5. Uitzonderingsmaatregelen op structureel gebied

In dit verband moet worden gewezen op de uitzonderingen die zijn voorzien (artikel 27) bij de toepassing van Verordening (EEG) nr. 2328/91 van de Raad, tegenwoordig Verordening (EG) nr. 950/97 betreffende de verbetering van de doeltreffendheid van de landbouwstructuur.

Artikel 27 betreffende de uitzonderingen voor structuurmaatregelen voor de onder POSEICAN vallende landbouw is komen te vervallen bij de hervorming van de Structuurfondsen in verband met de flexibiliteit van de nieuwe Verordening (EG) nr. 1257/1999. Alleen in overweging (53) van de verordening betreffende 'plattelandsontwikkeling' wordt verwezen naar de specifieke behoeften van deze regio's, maar de tekst van de verordening bevat geen regeling dienaangaande. De verzoeken om flexibiliteit, aanpassingen of uitzonderingen en de oplossingen die daarvoor kunnen worden aangedragen moeten worden bestudeerd tijdens het onderzoek als voorzien in de programmering.

2.6. Maatregelen op veterinair gebied

Artikel 28 van Verordening (EEG) nr. 1601/92 voorzag in wijzigingen voor Richtlijnen 72/462/EEG en 90/675/EEG. De vastgestelde regels stelden de Commissie in staat om tot en met 31 december 1994 uitzonderingen toe te staan op gezondheidsregels voor de invoer van vlees. Na een verzoek van de Spaanse autoriteiten heeft de Commissie Beschikking 93/78/EEG vastgesteld zodat een uitzondering kon worden verleend voor de invoer van vlees uit een slachthuis in Paraguay. De beschikking is ingetrokken op 14 april 1993 bij Beschikking 93/249/EEG.

Er is geen reden meer voor deze uitzonderingen en ze zouden moeten worden afgeschaft.

2.7. Nationale maatregelen die zijn goedgekeurd door de Raad

Spanje wordt gemachtigd om regionale productiesteun voor ruwe tabak op de Canarische eilanden toe te kennen. Het bedrag van deze regionale steun is ten hoogste gelijk aan het verschil tussen de steun die in het verleden aan de Canarische eilanden werd uitgekeerd en de communautaire premie die is ingesteld bij Verordening (EEG) nr. 727/70, tegenwoordig Verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad. De steun mag slechts worden verleend voor maximaal de traditioneel in de archipel geproduceerde hoeveelheden (artikel 23).

De toepassing van de maatregel is weergegeven in bijlage 2, tabel 11.

De productie, die wordt gerealiseerd door slechts een klein aantal landbouwers op het eiland La Palma (het enige gebied waar tabak wordt verbouwd), is enigszins teruggelopen en ondervindt problemen vanwege toepassingsbepalingen van de regeling van individuele quota voor landbouwers. De jaarlijkse steun wordt uitgekeerd op basis van het gemiddelde van de hoeveelheden die aan de industrie zijn verkocht in de drie aan het laatste oogstjaar voorafgaande jaren .

Verordening (EEG) nr. 2075/92, PB L 215 van 30-7-92, p. 70.

3. Maatregelen in het kader van het EOGFL-Oriëntatie

Deze financieringen behoren niet tot het onderwerp van dit verslag, maar worden beknopt beschreven in de bijlage teneinde een samenhangend overzicht te geven van alle acties van de Gemeenschap ten gunste van de landbouwsector op de Canarische eilanden.

4. Conclusies

Het landbouwgedeelte van de POSEI-programma's is van groot belang, het is vernieuwend en het is afgestemd op de plaatselijke omstandigheden. Over het geheel genomen kan geconstateerd worden dat deze maatregelen een deel van de problemen van de productiekosten hebben kunnen opvangen. Deze maatregelen, die een aanvulling zijn op de ondersteuning via het GLB, hebben een kwantitatieve zowel als kwalitatieve verbetering van de lokale productie mogelijk gemaakt.

De moeilijkheden die zijn geconstateerd tijdens de uitvoering van bepaalde maatregelen, de analyse van de verzoeken die de Spaanse autoriteiten hebben ingediend bij de Commissie en de conclusies van het externe evaluatieverslag over het landbouwonderdeel van POSEICAN rechtvaardigen bepaalde aanpassingen. Een deel van deze wijzigingen vallen onder de bevoegdheden van de Commissie, maar voor andere moet de kaderverordening landbouw van POSEICAN worden aangepast door de Raad.

In de lijn van dit verslag is de Commissie dan ook voornemens een voorstel voor een verordening van de Raad in te dienen op basis van een drieledige aanpak:

-een aanpassing van de speciale bevoorradingsregeling, met name de lijst met in aanmerking komende producten, gezien de ontwikkeling van de geconstateerde behoeften, waarbij beter rekening wordt gehouden met extra kosten die zijn verbonden aan de bevoorrading van deze regio,

-een aanpassing van de maatregelen waarvan in de praktijk is gebleken dat ze slecht zijn afgestemd op de regionale realiteit, zodat het stimulerend effect en de effectiviteit ervan worden vergroot,

-de invoering van nieuwe maatregelen teneinde, met inachtneming van de doelstellingen van POSEICAN, rekening te houden met de lokale bijzonderheden en behoeften.


BIJLAGE 1 Specifieke bevoorradingsregeling

Uitvoering van de goedgekeurde balansen per verkoopseizoen (Bron: Ministerio de Economía y Hacienda - Subdirección General de Comercio Exterior de Productos Agroalimentarios - Madrid)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

* Tijdelijke regeling tot juni 1997 (Verordening (EG) nr. 2348/96 van de Raad)


BIJLAGE 2 Ontwikkeling van specifieke steunmaatregelen voor de lokale landbouwers


Tenzij anders vermeld, zijn de statistische gegevens in deze bijlage verstrekt door de Regering van de Canarische eilanden; Consejería de Agricultura, Pesca y Alimentación

Tabel 1 Balans van artikel 10: aanvulling op de mestpremie voor mannelijke runderen en de premie voor het aanhouden van zoogkoeien

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

* (tijdens de eerste twee verkoopseizoenen zijn melkkoeien die zijn gedekt door meststieren of geïnsemineerd met sperma daarvan, als zoogkoeien aangemerkt).

Tabel 2

Ontwikkeling van de rundersector op de Canarische eilanden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

* (tijdens de eerste twee verkoopseizoenen zijn melkkoeien die zijn gedekt door meststieren of geïnsemineerd met sperma daarvan, als zoogkoeien aangemerkt).

Tabel 3 Ontwikkeling van artikel 11: steun voor menselijke consumptie van melkproducten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 4 Ontwikkeling van artikel 13: schapen- en geitenvlees - premietoeslag

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

* Juli - december.

Tabel 5 Balans van artikel 16: steun voor het in de handel brengen van tropische producten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

* Alle betreffende producten tezamen.

Tabel 6 Ontwikkeling van artikel 19: forfaitaire steun per hectare voor de instandhouding van de wijnbouw ten behoeve van de productie van 'v.q.p.r.d.'-wijnen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 7 Ontwikkeling van artikel 20: forfaitaire steun per hectare - aardappelen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 8 Ontwikkeling van artikel 20: steun voor de productie van specifieke Canarische kwaliteitshoning

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 9 Uitgaven en kredieten van de begrotingslijnen van het landbouwgedeelte van POSEICAN

(in miljoen EUR)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron: EOGFL-Garantie

Tabel 10 Steunbedrag in het kader van POSEICAN gedurende vijf verkoopseizoenen (in pts.)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron: IDOM-UPM op basis van gegevens van het ministerie van Landbouw van de regering van de Canarische eilanden.

Tabel 11 Ontwikkeling van artikel 23: regionale steun voor de productie van ruwe tabak op de Canarische eilanden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 3 Uitzonderingsmaatregelen op structureel gebied

In dit verband moet worden gewezen op de uitzonderingen die zijn voorzien (artikel 27) bij de toepassing van Verordening (EEG) nr. 2328/91 van de Raad, tegenwoordig Verordening (EG) nr. 950/97 betreffende de verbetering van de doeltreffendheid van de landbouwstructuur , met name:

Verordening (EEG) nr. 2328/91 van de Raad, PB L 218 van 6-8-1991, blz. 1, als vervangen bij Verordening (EG) nr. 950/97 van de Raad, PB L 142 van 2-6-1997, blz. 1

-de voorwaarden voor toekenning van investeringssteun ten gunste van landbouwbedrijven en de voorwaarden ter bevordering van de varkens-, rundvee- en pluimveehouderij zijn versoepeld, zonder dat daarbij het welzijn van het dier en de milieubescherming uit het oog mag worden verloren en onder voorbehoud dat de producten zijn bestemd voor de lokale markt op de Canarische eilanden;

-koeien waarvan de melk is bestemd voor de lokale markt kunnen in aanmerking worden genomen voor de berekening van de compenserende vergoeding, die is verder van toepassing is verklaard voor alle gewassen van de regio en kan worden verleend aan landbouwers die minder dan een hectare landbouwgrond exploiteren.

Na de adviezen van het STAR-comité van 17 december 1992 en 25 februari 1998 en de gunstige beschikkingen van de Commissie, zijn de uitzonderingen die zijn ingevoerd door de leden 1 tot en met 5 van dit artikel 27 van Verordening (EEG) nr. 1601/92, omgezet in de nationale wetgeving van de Autonome Gemeenschap der Canarische eilanden.

In hetzelfde artikel 27 wordt bepaald dat uitzonderingen kunnen worden aangevraagd, zowel met betrekking tot Verordening (EG) nr. 951/97 (voorheen (EEG) nr. 866/90) inzake de verbetering van de voorwaarden inzake verwerking en afzet van land- en bosbouwproducten, als met betrekking tot de selectiecriteria voor investeringen die zijn vastgesteld bij Beschikking 94/173/EG van de Commissie.

Verordening (EEG) nr. 866/90 van de Raad van 29-3-1990, als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 951/97 van de Raad, PB L 142 van 2-6-1997, blz. 22.

Op basis van deze mogelijkheid hebben de Spaanse autoriteiten voor de essentiële producten 'vlees' (mestrunderen, rundvlees en varkensvlees), 'pluimvee', 'melk- en zuivelproducten' en 'verwerkte groenten en fruit' met redenen omklede verzoeken ingediend voor uitzonderingen ten aanzien van:

-artikel 13, zodat kan worden geprofiteerd van de gemeenschappelijke actie uit hoofde van Verordening (EG) nr. 951/97 voor investeerders die landbouwproducten uit derde landen afzetten of verwerken, en

-artikel 12 van genoemde verordening, waarin de voorwaarden voor steun worden vastgelegd, zodat de producenten van basisproducten een passend en duurzaam aandeel verkrijgen in de economische voordelen die voortvloeien uit de investering.

In de meeste gevallen kunnen dankzij de verwerkingsinstallaties die door de uitzonderingen mogelijk worden, afzetmarkten worden gevonden voor lokale landbouwproducten en de productie worden ontwikkeld, terwijl de rentabiliteit van deze installaties niet gewaarborgd zou zijn voor producten van plaatselijke oorsprong die op dit moment beschikbaar zijn. Bovendien verplichten de bevoegde autoriteiten zich ervoor te zorgen dat de investeringen die profiteren van steun geen negatieve effecten hebben op de maatregelen ter ontwikkeling van de lokale productie.

De uitzonderingen op de selectiecriteria (Beschikking 94/173/EG) hebben betrekking op de sectoren 'melk en zuivelproducten', 'pluimvee' en 'wijnen' en op koelhuizen voor het opslaan van gekoelde of diepvriesproducten op de perifere eilanden van de archipel.

Al deze uitzonderingen blijken coherent en goed afgestemd op de acties ter ontwikkeling van de landbouwproductie op de Canarische eilanden en op maatregelen die zijn ingesteld voor de bevoorrading van de lokale markt uit hoofde van POSEICAN. Daarbij wordt ook rekening gehouden met de lokale consumptiebehoeften, in het kader van de bevoorradingsregeling, zonder dat de genoemde ontwikkeling hierdoor wordt geschaad.

Artikel 27 betreffende de uitzonderingen voor structuurmaatregelen voor de onder POSEICAN vallende landbouw is komen te vervallen bij de hervorming van de Structuurfondsen in verband met de flexibiliteit van de nieuwe Verordening (EG) nr. 1257/1999. Alleen in overweging (53) van de verordening betreffende 'plattelandsontwikkeling' wordt verwezen naar de specifieke behoeften van deze regio's, maar de tekst van de verordening bevat geen regeling dienaangaande. De verzoeken om flexibiliteit, aanpassingen of uitzonderingen en de oplossingen die daarvoor kunnen worden aangedragen moeten worden bestudeerd tijdens het onderzoek als voorzien in de programmering.


BIJLAGE 4 Maatregelen in het kader van het EOGFL-Oriëntatie

Deze financieringen behoren niet tot het onderwerp van dit verslag, maar worden beknopt beschreven in deze paragraaf teneinde een samenhangend overzicht te geven van alle acties van de Gemeenschap ten gunste van de landbouwsector op de Canarische eilanden.

Periode 1989-1993

Gelet op het economische en sociaal belang van de bedrijfskolom bananen voor de Canarische eilanden (25% van de eindproductie van de landbouw in de archipel) en teneinde de omstandigheden voor productie en afzet te verbeteren, zijn structurele steunmaatregelen ten gunste van deze sector vastgesteld uit hoofde van punt 9 van Titel IV van POSEICAN, zonder de vaststelling van de GMO voor bananen af te wachten.

Deze communautaire steun is verleend als aanvulling op de steunmaatregelen van de Structuurfondsen voor de periode 1989-1993 en de communautaire en nationale marktondersteunende maatregelen. De steun bedroeg 9 miljoen EUR in 1992 en 12 miljoen EUR in 1993.

De volgende maatregelen zijn gerealiseerd:

-verbeterde irrigatiesystemen op 2 421 ha,

-verbindingswegen (16,5 km) tussen de percelen en verwerkingsmagazijnen,

-aanpassing van de bananenvariëteiten (559 ha),

-verbetering van de productiestructuur (498 bedrijven),

-commerciële verbeteringen en technische bijstand (3,5 miljoen EUR).

Periode 1994-1999

Krachtens de GMO bananen worden structurele maatregelen voor bananen geïntegreerd in het communautaire bestek voor bijstandsverlening 1994-1999. De communautaire steun van dit bestek wat betreft het EOGFL-Oriëntatie omvat concreet, onder toepassing van Verordening (EEG) nr. 2081/93 van de Raad , de volgende vormen van steunverlening (in miljoen EUR):

Verordening (EEG) nr. 404/93, PB L 47 van 25.2.1993, blz. 1.

PB L 193 van 31.7.1993, blz. 5.

-Doelstelling 2, Ontwikkeling van de economische structuur: 38,6,

-Doelstelling 4, Landbouw en plattelandsontwikkeling: 92,73,

-Communautair initiatief REGIS II: 12,0,

-Globale subsidie LEADER II: 5,5.

Periode 2000-2006

De maatregelen voor plattelandsontwikkeling in de periode 2000-2006 zullen onder de nieuwe regelgeving ten aanzien van de Structuurfondsen vallen en, met name wat betreft de bijdrage van het EOGFL-Oriëntatie, onder Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad. De Canarische eilanden vallen onder de doelstelling 1 en zullen worden opgenomen in de programmering betreffende de regio's overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen.