Artikelen bij COM(2001)151 - Toepassing in 2000 van Beschikking 2496/96/EGKS houdende gemeenschappelijke regels voor steun aan de ijzer- en staalindustrie (Staalsteuncode)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52001DC0151

Verslag van de Commissie over de toepassing in 2000 van Beschikking 2496/96/EGKS van de Commissie van 18 december 1996 houdende communautaire regels voor steun aan de ijzer- en staalindustrie (Staalsteuncode) /* COM/2001/0151 def. */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE over de toepassing in 2000 van Beschikking 2496/96/EGKS van de Commissie van 18 december 1996 houdende communautaire regels voor steun aan de ijzer- en staalindustrie (Staalsteuncode)

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

over de toepassing in 2000 van Beschikking 2496/96/EGKS van de Commissie van 18 december 1996 houdende communautaire regels voor steun aan de ijzer- en staalindustrie (Staalsteuncode)

Overeenkomstig artikel 8 van Beschikking 2496/96/EGKS van 18 december 1996 houdende communautaire regels voor steun aan de ijzer- en staalindustrie (hierna de Staalsteuncode genoemd) dient de Commissie "ten behoeve van de Raad en ter informatie van het Europees Parlement en van het Raadgevend Comité over de toepassing van deze beschikking jaarlijks een verslag [op te stellen]".

PB L 338 van 28.12.19996, blz. 42.

1. Algemeen overzicht

1.1. Dit verslag bestrijkt alle beschikkingen die de Commissie in 2000 in het kader van de Staalsteuncode heeft gegeven . De Commissie heeft op grond van de Staalsteuncode betreffende 17 gevallen een beschikking gegeven; vijf daarvan werden goedgekeurd zonder dat de onderzoekprocedure werd ingeleid, in acht gevallen werd een eindbeschikking gegeven en in vier gevallen werd een beschikking tot inleiding van de procedure gegeven.

Over de toepassing van afzonderlijke beschikkingen die uit hoofde van artikel 95 van het EGKS-Verdrag worden gegeven, wordt een apart toezichtverslag opgesteld volgens de daartoe in deze beschikking opgenomen regels. De twee verslagen voor 2000 werden op 3 mei en 31 oktober door de Commissie goedgekeurd.

1.2. De gevallen die de Commissie heeft goedgekeurd zonder bezwaren naar voren te brengen, betroffen onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten van ondernemingen in België en Duitsland; in twee gevallen ging het om milieubelastingregelingen, namelijk in Duitsland en Zweden. De meer problematische gevallen waren die in verband met investeringssteun voor de milieubescherming. In drie van die gevallen gaf de Commissie een eerste beschikking tot inleiding van de procedure en in één geval waarbij vijf ondernemingen waren betrokken, gaf zij een negatieve eindbeschikking. Zij gaf ook twee gedeeltelijk negatieve beschikkingen in twee andere dergelijke gevallen.

1.3. De Commissie gaf ook een nieuwe beschikking betreffende de Spaanse onderneming Tubacex, waarbij zij haar oorspronkelijke beschikking van 1997, die door het Europees Hof van Justitie nietig was verklaard, heeft herzien. Zij concludeerde deze keer dat de schuldherschikking door de openbare instellingen ten gunste van de onderneming in overeenstemming was met de praktijk van een particuliere schuldeiser in soortgelijke omstandigheden en dat er geen sprake was van steun. In het geval van de Franse onderneming Myriad besloot de Commissie de procedure te beëindigen aangezien de onderneming in de periode sinds de inleiding van de procedure, de onrechtmatig ontvangen steun had terugbetaald, vermeerderd met de gebruikelijke intresten. In twee gevallen inzake belastingfaciliteiten voor buitenlandse investeringen door staalbedrijven, gaf zij een negatieve beschikking betreffende de Spaanse wet en leidde zij de procedure in in het geval van de Franse wet. De Commissie gaf tevens een negatieve eindbeschikking met betrekking tot de door Duitsland aan Salzgitter verleende regionale steun. In het geval van Cockerill gaf zij een negatieve eindbeschikking daar zij van oordeel was dat de door België verleende werkgelegenheidssteun onwettig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt was.

2. Verslagen van de lidstaten

Overeenkomstig artikel 7 van de Staalsteuncode hebben de lidstaten bij de Commissie verslag uitgebracht over de steun die zij op grond van de Code in 1999 aan de staalindustrie hebben verleend. De Commissie wijst er nogmaals op dat de lidstaten verplicht zijn hun verslagen tijdig in te dienen.

3. Korte beschrijving van steungevallen

3.1. BELGIË

3.1.1. Sidmar

Op 15 februari gaf de Commissie een eindbeschikking betreffende het voornemen van de Vlaamse regering in België om steun te verlenen aan Sidmar met betrekking tot zes investeringsprojecten die zouden leiden tot de verbetering van de milieubescherming. Hoewel zij de steun voor vijf van de projecten (0,608 miljoen EUR) goedkeurde, gaf zij een negatieve beschikking voor één project (1,9 miljoen EUR), dat verband hield met de bouw van een rondkoeler voor een van de sinterfabrieken. De reden voor de negatieve beschikking was dat in het Belgische voornemen niet verzekerd was dat alle uit de investering voortvloeiende voordelen voor de onderneming waren afgetrokken van de in aanmerking komende steunbasis.

3.1.2. Sidmar en ALZ

Op 12 juli besloot de Commissie geen bezwaar aan te tekenen tegen de door de Vlaamse regering verleende steun aan Sidmar en aan ALZ voor onderzoek- en ontwikkelingsprojecten die deze ondernemingen de voorbije jaren hadden uitgevoerd. België had de projecten niet voorafgaandelijk aangemeld, maar de Commissie concludeerde na de beoordeling van de steun voor de verschillende projecten, dat de regels van de O&O-kaderregeling waren nageleefd en dat zij de steun kon goedkeuren. Het ging om 3,2 miljoen EUR ten gunste van Sidmar, voor elf projecten die werden uitgevoerd door haar onderzoekcentrum OCAS NV en om 0,48 miljoen EUR ten gunste van ALZ voor één project.

3.1.3. ALZ

Op 31 oktober keurde de Commissie steun ten bedrage van 0,745 miljoen EUR goed, die een intensiteit van 38% van de kosten vertegenwoordigde, voor een door ALZ uitgevoerd O&O-project. Het project betreft het 'simultaan onderzoek naar de vuurvaste bekleding en procesvoorwaarden voor geoptimaliseerde VOD-raffinage van roestvrij staal', en wordt uitgevoerd in samenwerking met de universiteit van Leuven.

3.1.4. Cockerill

Op 15 november gaf de Commissie een negatieve eindbeschikking betreffende werkgelegenheidssteun ten belope van 13,8 miljoen EUR die België aan Cockerill verleende met betrekking tot een herverdeling van de arbeidsuren en de schepping van 150 banen ten einde het totale aantal arbeidsuren te handhaven. Zij gelastte de terugvordering van de reeds bestaande steun en de onmiddellijke opschorting van de nog niet uitgekeerde bedragen.

De steun was op onwettige wijze toegekend zonder voorafgaande aanmelding bij de Commissie. Hij werd verstrekt in de vorm van een door de federale regering toegestane vermindering van de sociale-zekerheidsbijdragen en rechtstreekse subsidies van de Waalse regering.

3.2. DUITSLAND

3.2.1. Milieubelastingregeling

Op 15 februari besloot de Commissie geen bezwaar aan te tekenen tegen de toepassing van de milieubelastinghervorming op de staalindustrie in Duitsland, daar zij van oordeel was dat dit in overeenstemming was met de milieurichtlijnen en de Staalsteuncode. De Commissie had de Duitse regeling voor het eerst goedgekeurd in april 1999 en besloot in haar beschikking van 2000 om deze goedkeuring te verlengen tot 2002.

3.2.2. Stahlwerke Bremen

Op 13 juni besloot de Commissie de procedure in te leiden betreffende steun (0,623 miljoen EUR) die de Duitse autoriteiten voornemens waren te verlenen aan Stahlwerke Bremen, met betrekking tot door de onderneming uitgevoerde investeringen die positieve effecten op de milieubescherming zullen hebben. Bij de toepassing van het in de bijlage bij de Staalsteuncode vervatte criterium volgens hetwelk investeringen die noodzakelijk zijn wegens economische redenen of wegens de ouderdom van de installaties niet in aanmerking komen voor steun, twijfelde de Commissie eraan dat de investeringen in aanmerking kwamen voor milieusteun. Voorts betwijfelde zij of, indien de steun in het kader van de regels zou worden beoordeeld, alle economische voordelen die de onderneming uit de investering haalt, in mindering waren gebracht van de voor steun in aanmerking komende uitgaven.

3.2.3. Salzgitter

Op 28 juni gaf de Commissie een negatieve eindbeschikking betreffende door de Duitse autoriteiten verleende steun aan Salzgitter (Preussag Stahl) en gelastte zij de terugbetaling ervan. De steun werd in de jaren 1980 tot 1995 verleend in de vorm van belastingvoordelen, in het kader van een Duitse wet van 1971, waarin was voorzien in dergelijke voordelen voor ondernemingen in de grensgebieden met de DDR en Tsjechoslowakije. De Commissie had die wet goedgekeurd als een steunregeling die verenigbaar was met het EG-Verdrag. In het EGKS-Verdrag is de mogelijkheid van een dergelijke regionale uitzondering echter niet voorzien, waardoor de steun onverenigbaar was.

3.2.4. Georgsmariënhütte

De Commissie besloot de onderzoekprocedure in te leiden betreffende een beheersovereenkomst die was gesloten tussen Gröditzer en Georgsmariënhütte (GMH), met de steun van de BvS, de overheidsinstantie voor de privatisering van ondernemingen in het voormalige Oost-Duitsland. In het kader van de overeenkomst diende Gröditzer een vergoeding van 1,3 miljoen EUR per jaar te betalen aan GMH.

Omdat Gröditzer op het moment dat de overeenkomst werd gesloten op de rand van het faillissement stond en de betaling van de jaarlijkse vergoeding gegarandeerd wordt door de BvS, betwijfelde de Commissie dat deze overeenkomst geen staatssteunelementen inhield.

3.2.5. Saarstahl

Op 18 oktober keurde de Commissie een steunbedrag van 0,153 miljoen EUR goed ten voordele van Saarstahl voor een O&O-project, 'verbeterde materialen en staal voor het thixosmeden' genaamd. Het project wordt gezamenlijk uitgevoerd door zeven deelnemers, met inbegrip van andere industriële bedrijven en de universiteiten van Aachen en Hannover.

Het project, waarvan de begrotingskosten in totaal 0,306 miljoen EUR beliepen, werd als industrieel onderzoek beschouwd en met een intensiteit van 50% gesubsidieerd.

3.3. SPANJE

3.3.1. Tubacex

Op 31 oktober besloot de Commissie haar negatieve beschikking van 1997 betreffende maatregelen ten gunste van Tubacex te herzien. Aanvankelijk was de Commissie tot de conclusie gekomen dat de herschikking van de sociale-zekerheidsschulden en de terugbetalingsovereenkomsten met het loongarantiefonds onverenigbare steun vormden. In het licht van het arrest van het Europees Hof van Justitie herzag de Commissie evenwel haar vorige beschikking en concludeerde zij dat er geen sprake was van steun, aangezien de Spaanse autoriteiten zich als een particuliere schuldeiser in soortgelijke omstandigheden hadden gedragen.

3.3.2. Belastingfaciliteiten voor buitenlandse investeringen

Op 31 oktober gaf de Commissie een negatieve eindbeschikking inzake belastingfaciliteiten voor buitenlandse investeringen waarin de Spaanse wet betreffende de vennootschapsbelasting voorzag, en beschouwde zij die als onverenigbaar met de Staalsteuncode.

In tegenstelling tot het standpunt van de Spaanse autoriteiten, meende de Commissie niet dat deze bepalingen algemene maatregelen vormden, aangezien zij alleen ten goede kwamen aan ondernemingen die bepaalde activiteiten uitvoerden.

3.4. FRANKRIJK

3.4.1. Myriad

Op 4 oktober gaf de Commissie een beschikking waarbij zij de procedure beëindigde die zij had ingeleid in verband met regionale steun die de Franse autoriteiten aan de onderneming hadden verstrekt, aangezien de situatie ondertussen was geregulariseerd. Na de inleiding van de procedure had de onderneming immers op eigen initiatief de onrechtmatig ontvangen steun terugbetaald, vermeerderd met interesten, voor een totaalbedrag van 2,14 miljoen EUR.

3.4.2. Belastingfaciliteiten voor buitenlandse investeringen

Op 31 oktober gaf de Commissie, op het moment dat zij ook een negatieve eindbeschikking had aangenomen betreffende de belastingfaciliteiten voor buitenlandse investeringen zoals was voorzien in de Spaanse wet inzake de vennootschapsbelasting, een beschikking tot inleiding van de procedure tegen soortgelijke bepalingen in de Franse wetgeving.

3.5. ITALIË

3.5.1. Vijf ondernemingen

Op 29 november nam de Commissie een negatieve eindbeschikking aan ten aanzien van door de Italiaanse overheid in september 1999 aangemelde steun (1,88 miljoen EUR) ten voordele van vijf ondernemingen met betrekking tot investeringen die deze tussen 1986 en 1994 hadden gedaan voor energiebesparingen.

De vijf ondernemingen waren Acciaierie e Ferriere Leali SpA; Acciaierie e Ferriere Beltrame, Vicenza SpA; Acciaierie e Ferriere Beltrame, S. Giorgio Nogaro SpA; Lucchini, Mura SpA; Lucchini, Lovere SpA. De Commissie was van mening dat de investeringen niet in aanmerking kwamen voor staatssteun omdat zij werden uitgevoerd op een tijdstip dat dergelijke soorten investeringen duidelijk uitgesloten waren van milieusteun en omdat de aangemelde steun meer dan tien jaar na de gedane investeringen geen stimuleringseffect meer zou hebben, zoals is vereist krachtens de milieurichtlijnen en de Code.

3.5.2. Lucchini en Siderpotenza

Op 21 december gaf de Commissie een eindbeschikking inzake door de Italiaanse autoriteiten aangemelde steun ten gunste van Lucchini en Siderpotenza. Zij keurde de steun voor Siderpotenza ten bedrage van 0,574 miljoen EUR goed en gaf een negatieve beschikking ten aanzien van een bijkomende 0,105 miljoen EUR voor Siderpotenza en 698 miljoen EUR voor Lucchini.

De Commissie concludeerde dat de steun onverenigbaar was omdat de betrokken investeringen wegens economische redenen waren gemaakt en niet gericht waren op een verbetering van het milieu. Bovendien was in het betrokken geval niet voldaan aan de gedetailleerde criteria voor de beoordeling van steun voor milieudoeleinden.

3.6. OOSTENRIJK

3.6.1. Voest Alpine Linz

Op 11 april besloot de Commissie de procedure in te leiden ten aanzien van een voornemen van de Oostenrijkse autoriteiten om steun te verlenen aan Voest Alpine, Linz. De steun, ten bedrage van 2,17 miljoen EUR, diende voor de financiering van de kosten van een nieuwe afvalwaterbehandelings- en zuiveringsinstallatie waarin de onderneming investeert om te voldoen aan de nieuwe milieunormen.

De Commissie heeft twijfels over de redenen van de investering, aangezien de installaties oud zijn.

3.7. ZWEDEN

3.7.1. CO2-heffingsregeling

Op 21 december hechtte de Commissie haar goedkeuring aan de verlenging van de Zweedse CO2-heffingsregeling voor EGKS-staalbedrijven tot eind 2000. Hoewel de vroegere goedkeuring van de Commissie beperkt was tot 1999, waren de Zweedse autoriteiten de steunregeling in 2000 blijven toepassen. Hoewel de Commissie de regeling goedkeurt, herinnert zij Zweden aan zijn verplichting om te voldoen aan de aanmeldingsverplichtingen krachtens artikel 6, lid 1, van de Code.


BIJLAGE

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>