Artikelen bij COM(2001)208 - Communautaire activiteiten ter zake van analyse, onderzoek en samenwerking op het gebied van de werkgelegenheid - Tussentijds Verslag

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52001DC0208

Verslag van de Commissie - Communautaire activiteiten ter zake van analyse, onderzoek en samenwerking op het gebied van de werkgelegenheid - Tussentijds Verslag /* COM/2001/0208 def. */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE - Communautaire activiteiten ter zake van analyse, onderzoek en samenwerking op het gebied van de werkgelegenheid - Tussentijds Verslag

Overeenkomstig de bepalingen van Besluit 98/171/EG van de Raad van 23 februari 1998 betreffende communautaire activiteiten ter zake van analyse, onderzoek en samenwerking op het gebied van de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt moet de Commissie een tussentijds verslag opstellen over de in het kader van het programma uitgevoerde werkzaamheden.

1. Achtergrond en oorsprong

Het besluit werd in februari 1998 goedgekeurd, kort na de Europese Raad van Luxemburg. Het Verdrag van Amsterdam was toen nog niet geratificeerd, maar de Europese werkgelegenheidsstrategie was al volop in de maak. Het programma was oorspronkelijk midden jaren negentig opgesteld en moest een rechtsgrond vormen voor de activiteiten die de Commissie over een periode van ongeveer twintig jaar had uitgevoerd ter ondersteuning van haar beleidsinitiatieven op werkgelegenheidsgebied. Deze waren toen op de strategie van het Witboek Groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid gebaseerd. Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam was dit besluit achterhaald, aangezien in artikel 129 in de goedkeuring van werkgelegenheidstimulerende maatregelen wordt voorzien. Dit programma kan dus worden beschouwd als een voorlopige maatregel ter ondersteuning van de werkgelegenheidsstrategie in afwachting van de ratificatie van het Verdrag van Amsterdam.

Overeenkomstig het besluit is een comité opgericht om op de activiteiten van het programma toe te zien. Dit comité moest het door de Commissie voorgestelde werkprogramma voor het volgende jaar goedkeuren en advies geven over de afzonderlijke projecten in het kader van dit werkprogramma. Het comité kwam voor het eerst bijeen in maart 1998. De vertegenwoordigers van de lidstaten komen vooral uit de onderzoeksafdelingen van de ministeries van werkgelegenheid en arbeid.

Het werkprogramma voor 1998 werd aan deze vergadering voorgelegd en op 30 april 1998 goedgekeurd. In juni 1998 werden de eerste projecten voor advies voorgelegd. Doordat de oprichting van het comité en de raadplegingsprocedures enige tijd in beslag namen, betreffen de in 1998 uitgevoerde activiteiten dus minder dan een half jaar.

Het werkprogramma voor 1999 werd in januari 1999 goedgekeurd en de activiteiten werden in de loop van dat jaar uitgevoerd.

In de loop van deze periode kreeg dit programma geleidelijk een belangrijke ondersteunende rol toebedeeld in de werkgelegenheidsstrategie. Oorspronkelijk bestond het uit drie onderdelen:

* De bevordering van samenwerking op het gebied van analyse, onderzoek en monitoring

* De vaststelling van optimale praktijken en de bevordering van de uitwisseling en overdracht van informatie en ervaringen

* De ontwikkeling van een actief informatiebeleid

Gedurende de laatste drie jaar van het programma kreeg het een meer ondersteunende rol en waren de projecten meer specifiek gericht op de ondersteuning en ontwikkeling van de strategie.

2. Procedures

Bij de uitvoering van dit programma worden dezelfde financiële procedures gevolgd als bij alle dergelijke activiteiten, met name:

* Openbare aanbestedingen voor alle grote projecten (van meer dan 100 000 euro) met een termijn van ruim 6 maanden tussen de publicatie en de gunning van de opdracht. Deze termijn is vastgesteld in de richtlijnen over openbare aanbestedingen

* Oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling voor de toekenning van subsidies voor interessante en innovatieve projecten in de lidstaten, met name projecten die bijdragen aan de uitwisseling van goede praktijken en ervaringen. Ook deze werkwijze neemt echter veel tijd en middelen in beslag (ongeveer 8 maanden van begin tot einde)

* Beperking van het aantal en het bedrag van de ad-hocsubsidies; deze zijn alleen bestemd voor evenementen die nauw verband houden met de beleidsprioriteiten van het fungerend voorzitterschap van de Raad.

3. De activiteiten

De werkprogramma's voor de drie jaren in kwestie waren onderverdeeld in drie werkgebieden, zoals oorspronkelijk vastgesteld in het besluit van de Raad. Voor dit verslag werd het echter nuttiger geacht de daadwerkelijk uitgevoerde activiteiten in vier rubrieken te analyseren:

* Werkzaamheden met betrekking tot statistiek

* Analyse en studies

* Vaststelling en uitwisseling van goede praktijken

* Mainstreaming van werkgelegenheid

4. Activiteiten met betrekking tot statistiek (werkprogramma, code 1.2)

Met de steun van het comité is in het programma veel aandacht besteed aan activiteiten met betrekking tot statistiek. Het doel daarvan was ten eerste de betrouwbaarheid en de vergelijkbaarheid te verbeteren van werkgelegenheidsstatistieken die worden gebruikt voor analyse, het meten van prestaties en de verdere ontwikkeling van de werkgelegenheidsstrategie, en ten tweede geschikte instrumenten en methoden te ontwikkelen om de beleidsindicatoren met betrekking tot de werkgelegenheidsstrategie beter te kunnen meten. Enerzijds is daartoe financiële steun verleend aan Eurostat voor de ontwikkeling en de verbetering van de vergelijkbare statistieken die nodig zijn voor de andere onderdelen van het programma, en voor analyse en beleidsondersteuning voor de werkgelegenheidsstrategie. Deze financiële steun is niet gebruikt voor de gewone gegevensverzameling door Eurostat, maar voor de ontwikkeling van nieuwe projecten die de statistieken betrouwbaarder en beter vergelijkbaar maken. De nadruk lag met name op de ontwikkeling van de doorlopende arbeidskrachtenenquête, die de nodige gegevens moet leveren voor een actuele en nauwkeurige analyse van de werkgelegenheidstendensen in de lidstaten aan de hand van de overeengekomen lijst van prestatie-indicatoren. De financiering is ook gebruikt voor de reeks ad-hocmodules van de arbeidskrachtenenquête, die gegevens moeten verstrekken over specifieke onderwerpen die geen deel (meer) uitmaken van de gewone enquête, bijvoorbeeld arbeidstijd en de overgang van de school naar de arbeidsmarkt.

Anderzijds zijn contracten gegund aan externe onderzoekers om methoden te ontwikkelen die in samenwerking met Eurostat getest konden worden. Wat de beleidsindicatoren betreft, is een groot project opgezet dat gedurende het hele programma liep en tot doel had een database voor arbeidsmarktbeleidsindicatoren te ontwikkelen die van groot belang is voor de evaluatie van de nationale actieplannen. Deze werkzaamheden werden in samenwerking met Eurostat uitgevoerd in het kader van de ESSPROS-database.

In 1999 werd het programma uitgebreid met een bijdrage aan de door DG ECFIN georganiseerde ad-hocarbeidsmarktenquête onder werknemers. Deze enquête is voor het eerst uitgevoerd in 1985 en is herhaald in 1989 en 1994.

Andere projecten in deze rubriek waren een studie voor de ontwikkeling van de diamantgrafiekmethode die in het gezamenlijke verslag over de werkgelegenheid van 1998 is gebruikt en een in 2000 opgezet project om een reeks indicatoren voor de flexibiliteit op de arbeidsmarkt te ontwikkelen, met name de beschikbaarheid van arbeidskrachten, de gezondheidssituatie van de arbeidskrachten, het onderwijs- en opleidingsniveau, het vermogen om nieuwe technologieën te gebruiken, arbeidstijdflexibiliteit, de arbeidsverhoudingen op micro- en macro-economisch niveau, arbeidskostenflexibiliteit, belasting op arbeid, flexibiliteit inzake overeenkomsten en arbeidsmobiliteit. De studie moet zowel bestaande als aanvullende gegevens verzamelen voor een statistisch onderbouwde indicator voor de 15 EU-lidstaten, de VS en Japan.

Een samenvattende tabel van de toegewezen middelen en de uitgaven is opgenomen in de bijlage.

5. ANALAYSE EN STUDIES (werkprogramma, code 1.3)

De activiteiten in deze rubriek moeten de beoordeling en de verdere ontwikkeling van de werkgelegenheidsstrategie ondersteunen. Ze kunnen in twee categorieën worden onderverdeeld:

* Specifieke ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de werkgelegenheidsrichtsnoeren;

* Onderzoek naar arbeidsmarktvraagstukken in verband met de verdere ontwikkeling van de werkgelegenheidsstrategie.

5.1. Specifieke ondersteuning

Gedurende de eerste jaren van de tenuitvoerlegging van de werkgelegenheidsrichtsnoeren bleek dat alle lidstaten voortdurend innovatieve beleidsvormen ontwikkelen. Om concreet gestalte te geven aan de in de richtsnoeren vervatte aanbevelingen, is analytische ondersteuning nodig. De projecten op dit gebied betroffen onder andere de vroegtijdige vaststelling van werkloosheid, een studie over werkloosheidsuitkeringensystemen en actief arbeidsmarktbeleid met betrekking tot de preventieve aanpak, en een reeks projecten met betrekking tot de pijler ondernemerschap.

5.2. Analytisch onderzoek

Er moeten prospectieve analyses en studies uitgevoerd worden om de werking van de Europese arbeidsmarkt beter te begrijpen en de ontwikkeling op lange termijn van de werkgelegenheidsstrategie te onderbouwen door potentiële nieuwe vraagstukken en uitdagingen vroegtijdig vast te stellen. Gedurende het hele programma werd in het verslag Werkgelegenheid in Europa verder een kwantitatieve analyse gemaakt van de werkgelegenheidstendensen en het werkgelegenheidsbeleid in de Unie. Voor de verdere analyses kon op deze essentiële achtergrondanalyse worden voortgebouwd. Andere vraagstukken waarover belangrijke studies zijn aangevat zijn:

* De herstructurering van de overheidsuitgaven (verslag aan EMCO);c expenditure (report to EMCO)

* Arbeidsvoorziening (publicatie)

* Patronen in werkgelegenheidstimulerende groei (afgerond in februari 2001)

* Loon en kwaliteit van banen

* Werkgelegenheid in de dienstensector (publicatie)

* Mondialisering, handelsverkeer en directe investeringen in het buitenland (3 studies)

* Een reeks studies over oudere werknemers

Een samenvattende tabel van de toegewezen middelen en de uitgaven is opgenomen in de bijlage.

Vaststelling en uitwisseling van goede praktijken (werkprogramma, codes 1.1 en 2)

Dit onderdeel van het programma is gebaseerd op de eerdere werkzaamheden van de Commissie voor de ontwikkeling van het concept actieonderzoeksprogramma's en de uitwisseling van informatie en goede praktijken, waarbij de nadruk vooral lag op het navolgen van geslaagde beleidsbenaderingen en projecten. Deze werkzaamheden hebben geleid tot de vaststelling van de programma's MISEP (arbeidsmarktbeleid), SYSDEM (documentatie), LEDA (lokale werkgelegenheidsprojecten) en ERGO (langdurige werkloosheid).

Met de goedkeuring van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de tenuitvoerlegging van de nationale actieplannen won dit onderdeel van het AOS-programma aan belang. Het moet namelijk de gezamenlijke activiteiten van de Commissie en de lidstaten ondersteunen door toezicht te houden op de wijze waarop de richtlijnen in nationale beleidsvormen en acties worden omgezet.

Een belangrijk onderdeel van het proces van Luxemburg is de vaststelling en evaluatie van werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleidsvormen die in hun land van oorsprong goede resultaten hebben opgeleverd. De methode van deskundigenbeoordeling, die gedurende het hele programma is gebruikt, bestaat erin de overdraagbaarheid van werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleidsvormen multilateraal te laten beoordelen door onafhankelijke deskundigen. In 1998 en 1999 is een eerste reeks beoordelingen uitgevoerd. In 1999 is een bijkomend tweejarenprogramma gestart dat meer regelmatige en betrouwbare basisgegevens moet opleveren ter ondersteuning van de werkgelegenheidsstrategie. Bovendien zullen de resultaten van de wederzijdse beoordeling voortaan in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid worden opgenomen.

De openbare diensten voor de arbeidsvoorziening spelen een belangrijke rol bij de uitvoering van de uit de werkgelegenheidsrichtsnoeren voortvloeiende beleidsmaatregelen. Dit blijkt ook uit de activiteiten die financieel gesteund zijn. Naast de regelmatige halfjaarlijkse bijeenkomsten van de directeurs van de openbare diensten voor de arbeidsvoorziening gaat het om:

* de modernisering van de openbare diensten voor de arbeidsvoorziening

* analyse van zelfbedieningssystemen

* steun voor de organisatie van evenementen die voor een beter inzicht in de arbeidsbemiddelingssystemen moeten zorgen

* de betrekking van de sociale partners bij de openbare diensten voor de arbeidsvoorziening

* de regionalisering van de openbare diensten voor de arbeidsvoorziening

* een studie over de sociale gevolgen van aanpassingen op grote schaal

Het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid is het voornaamste instrument voor de beoordeling van de omzetting van de werkgelegenheidsrichtlijnen in nationaal beleid, maar er zullen ook grondigere studies van de nationale actieplannen voor de werkgelegenheid worden uitgevoerd. Doel is bepaalde beleidsinitiatieven die in de NAP's centraal staan, grondiger te bestuderen om hun invloed op de werkgelegenheidssituatie en hun wisselwerking met andere sociale beleidsvormen te beoordelen en daaruit mogelijke conclusies te trekken voor de verspreiding van optimale praktijken.

Om toezicht te houden op de richtsnoeren met betrekking tot activering en preventie is eind 2000 ook een proefenquête onder werklozen gestart, waaraan tien lidstaten op vrijwillige basis deelnemen. Verwacht wordt dat deze enquête de vergelijkbaarheid van de gegevens zal verbeteren en meer inzicht zal geven in de nationale administratieve en statistische systemen. De resultaten zullen van nut zijn voor de beoordeling van het beleidseffect van de werkgelegenheidsstrategie.

6. Mainstreaming van het werkgelegenheidsbeleid (werkprogramma, code 2.2)

De integratie van werkgelegenheid in andere communautaire beleidsvormen vormt een belangrijk onderdeel van de titel Werkgelegenheid van het Verdrag (artikel 127) en valt in het AOS-programma tot nog toe onder de vaststelling en uitwisseling van goede praktijken.

In de loop van het programma zijn onder andere met betrekking tot de volgende vraagstukken activiteiten opgezet:

* duurzame ontwikkeling en werkgelegenheid

* het werkgelegenheidspotentieel van cultuurthe employment potential of culture

* werkloosheid en volksgezondheidUnemployment and public health

* nieuwe mogelijkheden voor werkgelegenheidsgroei

* ondernemerschap en werkgelegenheid

Eind 2000 is ook een belangrijke studie gestart over het potentieel van het communautaire beleid voor de bevordering van de werkgelegenheid. Deze studie moet vaststellen welke beleidsoriëntaties en acties een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de werkgelegenheid op communautair niveau, en hoe zij in wisselwerking staan met de nationale maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid. Doel van de studie is, zo nodig kwantitatief, te beoordelen in welke mate en hoe deze beleidsvormen de ontwikkeling van de werkgelegenheid kunnen beïnvloeden. Deze resultaten zullen worden opgenomen in het volgende verslag dat de Commissie overeenkomstig de bepalingen van artikel 127 opstelt.

Een samenvattende tabel van de toegewezen middelen en de uitgaven is opgenomen in de bijlage.

7. Verspreiding

Gedurende de hele programmaperiode heeft de Commissie een actief publicatie- en verspreidingsbeleid gevoerd. Naast het verslag Werkgelegenheid in Europa en het Gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid zijn alle algemene studies hetzij in gedrukte vorm, hetzij - steeds meer - op internet gepubliceerd.

Verder is de Commissie van mening dat voor een actief gebruik van de resultaten van studies en onderzoeksprojecten meestal het beste seminars en workshops kunnen worden georganiseerd. De organisatie van een workshop om de resultaten van een studie te bespreken en te beoordelen, maakt daarom integraal deel uit van elke overeenkomst. Daarbij is het aan de contractant om een geschikt publiek van wetenschappers en beleidsmakers bijeen te brengen. Er zijn al dergelijke seminars gehouden over de herstructurering van de overheidsuitgaven, werkgelegenheid in de dienstensector, ondernemerschap en werkgelegenheid, begrippen en meting van de Europese indicatoren voor flexibiliteit en aanpassingsvermogen op de arbeidsmarkt, en zwartwerk. Naargelang de andere in 1999 en 2000 aangevatte studies worden afgerond, zullen verdere seminars worden georganiseerd.

Een samenvattende tabel van de toegewezen middelen en de uitgaven is opgenomen in de bijlage.

Conferenties en subsidies

In 1999 is een oproep tot het indienen van voorstellen voor innovatieve projecten ter ondersteuning van de werkgelegenheidsstrategie gepubliceerd. Zeven projecten werden gesubsidieerd voor een totaalbedrag van 784 000 euro. De projecten moesten verband houden met de werkgelegenheidsstrategie en moesten innovatief en internationaal zijn. De meeste waren op methodologie gericht, bijvoorbeeld de bevordering van het benchmarkingproces, het leren van de buurlanden in de Zuid-Baltische regio, de ontwikkeling van regionale onderwijsnetwerken en de jaarlijkse conferentie van Europese arbeidseconomen, met als onderwerpen mobiliteit en migratie, beroepskeuze en inkomensverdeling. Andere projecten waren op specifieke beleidsgebieden gericht, bijvoorbeeld werkgelegenheid in steden, gediplomeerden in alfawetenschappen en de sportsector.

Daarnaast is gedurende het hele programma regelmatig steun verleend aan conferenties in het kader van het voorzitterschap:

* Sociaal beleid en het Verdrag van Amsterdam (Duits voorzitterschap)

* Een arbeidscultuur II (Duits voorzitterschap)

* Cultuur, nieuwe technologieën en werkgelegenheid (Oostenrijks voorzitterschap)

* Werkgelegenheidsconferentie - Werkgelegenheidsstrategieën van de EU en de OESO (Fins voorzitterschap)

Een samenvattende tabel van de toegewezen middelen en de uitgaven is opgenomen in de bijlage.

8. Conclusie

Het programma betreffende communautaire activiteiten ter zake van analyse, onderzoek en samenwerking op het gebied van de werkgelegenheid en de arbeidsmark is opgesteld naar aanleiding van het Witboek Groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid en kwam net na de goedkeuring van de eerste werkgelegenheidsrichtsnoeren tot stand. Hoewel het niet speciaal daartoe is ontworpen, is het uitgegroeid tot een belangrijk instrument ter ondersteuning van de Europese Werkgelegenheidsstrategie, dat gebruikt is door de Commissie, de lidstaten, de sociale partners en andere actoren. Elk onderdeel van het programma heeft bijgedragen tot de het toezicht op en de ontwikkeling van de strategie, van de onderliggende analyse van huidige en toekomstige vraagstukken en de beoordeling van de invloed van het communautaire beleid tot het actieve proces van deskundigenbeoordeling en evaluatie van de nationale actieplannen.

Dit tussentijdse verslag geeft een overzicht van het programma op het einde van de periode waarin de activiteiten van start gegaan zijn (de laatste vastleggingen dateren van december 2000). Door de aard van sommige omvangrijke en met name later in het programma aangevatte studies zullen deze pas in de loop van 2001 en in sommige gevallen 2002 afgerond zijn. Voor een volledige evaluatie van het programma moet daarom tot dan worden gewacht.

Toch kunnen al enkele voorlopige conclusies worden getrokken. De financiële steun aan Eurostat heeft geleid tot aanzienlijke verbeteringen in de statistische monitoringsystemen op het gebied van werkgelegenheid. De gegevens zijn met name beter vergelijkbaar en recenter geworden. In de nabije toekomst zijn verdere verbeteringen te verwachten wanneer de doorlopende arbeidskrachtenenquête in alle lidstaten wordt uitgevoerd. Dit programma heeft veel van het voorbereidende werk voor deze ontwikkeling gesteund.

Op beleidsgebied hebben het proces van deskundigenbeoordeling en de grensoverschrijdende studies in belangrijke mate bijgedragen aan de verbeteringen in de werkgelegenheidsrichtsnoeren. Het gezamenlijke project van DG EMPL, Eurostat en de OESO om geschikte monitoringsystemen voor de richtsnoeren te ontwikkelen, begint nuttige resultaten op te leveren.

Het blijkt echter reeds dat een dergelijk activiteitenprogramma sterk afhankelijk is van de interne middelen, niet alleen om projecten uit te werken en van start te laten gaan, maar nog meer om gebruik te maken van de resultaten en er nuttige conclusies voor het beleid uit te trekken.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>