Artikelen bij SEC(2001)717 - Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie - Alarmsysteem nr. 4/2001

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


1. Algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven

2. Besteding van de kredieten

3. Toelichting

4. Conclusies


1. ALGEMENE ONTWIKKELING VAN DE MAANDELIJKSE UITGAVEN

De onderstaande tabellen geven de algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven ten opzichte van het uitgavenprofiel aan. De cijfers zijn gebaseerd op de uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 2000 tot en met 28 februari 2001.

1.1. Subrubriek 1a 'Uitgaven in het kader van het GLB, excl. plattelandsontwikkeling'

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

1.2. Subrubriek 1b «Plattelandsontwikkeling en begeleidende maatregelen»

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. BESTEDING VAN DE KREDIETEN (VOORLOPIGE CIJFERS)

De besteding van de kredieten (voorlopige cijfers) voor de eerste vier maanden van het begrotingsjaar 2001 is aangegeven in de volgende tabel:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. TOELICHTING

3.1. Besteding van de kredieten voor april 2001

Voor april 2001 (uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 2000 tot en met 28 februari 2001) is van de kredieten van onderafdeling B1 van de begroting een bedrag van 27 143,3 mln euro, d.w.z. 62,7%, besteed. De uitgaven liggen:

- voor subrubriek 1a (uitgaven GLB excl. plattelandsontwikkeling) 869,5 mln euro onder de indicator,

- voor subrubriek 1b (plattelandsontwikkeling en begeleidende maatregelen) 453,9 miljoen euro onder de indicator.

3.2. Monetaire factoren

3.2.1. Dollarpariteit

Het bovenstaande totale uitgavenbedrag is inclusief de ontwikkeling van de dollarpariteit van de euro. Voor een groot deel van de uitvoerrestituties voor landbouwproducten, met name die voor granen en suiker, en voor bepaalde vormen van interne steun, zoals die voor katoen, is het uitgavenpeil afhankelijk van de ontwikkeling van de dollarkoers.

Overeenkomstig de verordening van de Raad over de begrotingsdiscipline (Verordening nr. 2040/2000 van de Raad van 26.9.2000) is de nota van wijzigingen op de landbouwbegroting 2001 opgesteld op basis van de gemiddelde dollarpariteit van de euro voor de periode juli tot en met september 2000, en die bedroeg 0,91 $.

3.2.2. Effect van de dubbele omrekeningskoers

De met de dubbele omrekeningskoers gemoeide kosten zijn voor het EOGFL-Garantie geraamd op 77 mln euro.

3.3. Marktfactoren

3.3.1. Subrubriek 1a

Voor subrubriek 1a komt tweederde van de onderbesteding (- 598,9 mln euro) voor rekening van de dierlijke productie. De meest significante afwijkingen van de indicator worden hieronder toegelicht:

Hoofdstuk B1-11: Suiker // Verschil: - 146 mln euro (- 8,5%)

// (uitgaven: 623 mln euro)

(indicator: 769 mln euro)

De onderbesteding is toe te schrijven aan het feit dat eind februari 2001 slechts 80% was uitgevoerd van de hoeveelheid die toen normaliter had moeten zijn uitgevoerd. Bovendien bedraagt de gemiddelde restitutie sinds het begin van het begrotingsjaar 97% van het bedrag waarvan is uitgegaan in de hypothesen voor de opstelling van de begroting 2001.

Hoofdstuk B1-12: Olijfolie // Verschil: - 122 mln euro (- 4,9%)

// (uitgaven: 1 969 mln euro)

(indicator: 2 091 mln euro)

Het profiel van dit jaar is berekend op basis van het betalingstempo voor 2000. De onderbesteding houdt verband met het feit dat, hoewel Italië bijna alle steunvoorschotten voor de olijfolieproductie voor het verkoopseizoen 1999/2000 had uitbetaald, er op dit punt nog een belangrijke betalingsachterstand is in Griekenland en in Spanje en Portugal.

Hoofdstuk B1-14: Vezelgewassen en zijderupsen // Verschil: - 156 mln euro (- 18,3%)

// (uitgaven: 500 mln euro)

(indicator: 656 mln euro)

De betalingsachterstand en, bijgevolg, de onderbesteding, zijn hieraan toe te schrijven dat in Griekenland (het land met de grootste katoenproductie) per eind februari 2001 minder niet-geëgreneerde katoen (met recht op steun) onder controle was geplaatst dan voor de indicator in aanmerking was genomen.

Hoofdstuk B1-15: Groenten en fruit // Verschil: + 31 mln euro (+ 1,8%)

// (uitgaven: 601 mln euro)

(indicator: 570 mln euro)

De overschrijding van de indicator is toe te schrijven aan:

- voor verse groenten en fruit: het feit dat de uitbetaalde steun voor bananen in Frankrijk en Spanje hoger ligt dan volgens de hypothesen, omdat in 2001 een groter deel van de steun als voorschot wordt betaald,

- voor verwerkte groenten en fruit: de versnelde uitbetaling van de steun voor verwerkte producten op basis van tomaten in Italië en de uitbetaling van achterstallige bedragen aan steun en voor interventie voor krenten en rozijnen in Griekenland.

Hoofdstuk B1-16: Wijnbouwproducten // Verschil: + 63 mln euro (+ 5,4%) (uitgaven: 273 mln euro) (indicator: 210 mln euro)

De overbesteding is toe te schrijven aan de afwikkeling van de dossiers inzake steun voor opslag van wijn en druivenmost voor het wijnoogstjaar 1999/2000 in Italië, Spanje en Griekenland en aan de betalingen voor versnelde distillatie van wijn voor de productie van drinkalcohol in Spanje, Italië, Griekenland en Duitsland.

Hoofdstuk B1-21: Rundvlees // Verschil: - 560 mln euro (- 9,3%)

// (uitgaven: 2 388 mln euro)

(indicator: 2 948 mln euro)

De indicator kan geen correct beeld van de reële situatie geven omdat:

- de daling van de uitgaven verband houdt met de daling van de uitvoerrestituties ten gevolg van de sluiting van de uitvoermarkten voor rundvlees,

- het tempo van betaling van de premies voor zoogkoeien en van de speciale premie momenteel niet is gestegen omdat de meeste lidstaten geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om een voorschot van 80% op deze premies uit te keren of omdat de landbouwers vanwege de lage prijzen en de onstabiele markt voor runderen hun dieren langer hebben aangehouden dan voordien en bijgevolg minder slachtpremies zijn uitbetaald.

Voorts hebben bepaalde maatregelen die zijn genomen tot nu toe geen financieel effect gesorteerd; dat geldt bijvoorbeeld voor de hoeveelheden rundvlees die bestemd zijn voor de klassieke interventie met opslag die nog niet zijn gedeclareerd aan het EOGFL of voor de uitzonderlijke maatregelen in verband met BSE, waarvoor de betalingen normaliter volgens de ramingen van de lidstaten moeten toenemen met ingang van maart 2001.

Er dient op te worden gewezen dat het EOGFL in verband met de vaststelling van de GAB op 28 februari 2001, waarbij de kredieten voor de rundvleessector zijn verhoogd, de indicator zal aanpassen.

Hoofdstuk B1-30: Niet in bijlage I vermelde producten // Verschil: + 36 mln euro (+ 8,7%)

// (uitgaven: 191 mln euro)

(indicator: 155 mln euro)

De overschrijding van de indicator is toe te schrijven aan de afwikkeling van de dossiers met betrekking tot de uitvoerrestituties voor mageremelkpoeder en andere zuivelproducten en voor suiker en isoglucose. Het betreft dossiers voor het vorige verkoopseizoen, toen de restituties hoger lagen dan nu.

Hoofdstuk B1-32: POSEI-programma's // Verschil: - 19 mln euro (- 7,7%)

// (uitgaven: 75 mln euro)

(indicator: 94 mln euro)

De onderbesteding is te wijten aan het lage betalingstempo voor het deel 'voorziening' en voor het gedeelte directe betalingen voor de dierlijke producten van de programma's POSEIMA en POSEICAN.

Hoofdstuk B1-39: Andere maatregelen // Verschil: + 38 mln euro (+ 9,1%)

// (uitgaven: 206 mln euro)

(indicator: 168 mln euro)

De overschrijding van de indicator houdt verband met de uitbetaling van restbedragen aan agromonetaire steun voor de eerste tranche in het Verenigd Koninkrijk en Zweden en met de betalingen voor de tweede tranche in Denemarken, Frankrijk, Ierland en het Verenigd Koninkrijk.

3.3.2. Subrubriek 1b

Hoofdstuk B1-40: Plattelandsontwikkeling // Verschil: - 454 mln euro (- 10,1%)

// (uitgaven: 1 005 mln euro)

(indicator: 1 459 mln euro)

Het jaar 2001 is het eerste jaar van uitvoering van de nieuwe plattelandsontwikkelingsprogramma's voor de periode 2000-2006. De meeste van die programma's zijn goedgekeurd in het tweede halfjaar van 2000. Bijgevolg is een lineaire indicator geconstrueerd voor de meeste begrotingslijnen van dit hoofdstuk. Doordat er geen ervaring was met het betalingstempo in de lidstaten voor deze maatregelen is de indicator niet in overeenstemming met het reële tempo.

Er zij op gewezen dat de lidstaten met name de kosten voor de oude begeleidende maatregelen betalen. De uitgaven betreffen vooral de v.u.t., de milieumaatregelen in de landbouw en de bebossing.

4. CONCLUSIES

4.1. Besteding van de kredieten voor subrubriek 1a per 30 april 2001

Per 30 april 2001 is van de kredieten 26 138,5 miljoen euro, d.w.z. 67% besteed (uitgaven van de lidstaten tussen 16 oktober 2000 en 28 februari 2001).

De uitgaven liggen 869 mln euro beneden de indicator. De geconstateerde verschillen tussen de uitgaven en de indicator zijn dus groter dan de vorige maand. De verschillen houden verband met het feit dat het betalingstempo in de lidstaten niet overeenstemt met de ramingen voor de indicator (vooral voor de hoofdstukken B1-12, B1-14, B1-21 en B1-32).

4.2. Besteding van de kredieten voor subrubriek 1b per 30 april 2001

Per 30 april 2001 is van de kredieten 1 004,8 miljoen euro, d.w.z. 22% besteed (uitgaven van de lidstaten tussen 16 oktober 2000 en 28 februari 2001).

De uitgaven liggen 454 mln euro beneden de indicator. De geconstateerde verschillen tussen de uitgaven en de indicator zijn dus groter dan de vorige maand. Bij de huidige stand van zaken zijn er evenwel geen aanwijzingen dat het negatieve verschil tot het einde van het begrotingsjaar zal blijven bestaan.