Artikelen bij COM(2001)282 - Kaderprogramma en de Europese onderzoeksruimte: toepassing van artikel 169 en netwerkvorming tussen nationale programma's

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52001DC0282

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement Het kaderprogramma en de Europese onderzoeksruimte: toepassing van artikel 169 en netwerkvorming tussen nationale programma's /* COM/2001/0282 def. */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT Het kaderprogramma en de Europese onderzoeksruimte: toepassing van artikel 169 en netwerkvorming tussen nationale programma's.

1. INLEIDING

In Europa wordt meer dan 80 % van de openbare onderzoeksinspanning op nationaal niveau verricht, met name in het kader van nationale of regionale onderzoeksprogramma's.

Het kaderprogramma voor onderzoek van de Unie en andere initiatieven en structuren waarmee de samenwerking tussen nationale onderzoeksteams wordt ondersteund, zoals Eureka, COST of de Europese Stichting voor Wetenschappen, dragen bij tot het verlenen van een Europese dimensie aan een groot deel van het in Europa verrichte onderzoek, op het niveau van de uitvoering van projecten.

Toch zijn de banden tussen de nationale onderzoeksprogramma's onderling en met communautaire programma's nog maar weinig ontwikkeld.

Het samenbrengen van deze programma's en een meer coherente tenuitvoerlegging ervan zouden een groot positief effect hebben op de impact en de resultaten van de onderzoeksinspanningen in Europa, met name gezien:

- de omvang van de ingezette financiële en personeelsmiddelen;

- de verscheidenheid en complementariteit van de door de nationale programma's behandelde aspecten;

- de snelle resultaten die van de combinatie van bestaande initiatieven mogen worden verwacht.

Met een betere coördinatie van deze instrumenten zou meteen verbetering kunnen worden gebracht in de algemene toewijzing van voor onderzoek in Europa uitgetrokken middelen, terwijl tegelijk de totstandkoming van een Europees onderzoeksbeleid zou worden bevorderd op gebieden van algemeen belang, met name met betrekking tot economisch of maatschappelijk prioritaire thema's.

De beoogde Europese onderzoeksruimte, die door de Europese Raad van Lissabon in maart 2000 is onderschreven en door latere Europese Raden krachtig is gesteund, heeft tot doel de onderzoeksinspanningen in Europa te ontsluiten. Daartoe moeten ondermeer de samenhang en de coördinatie van de nationale onderzoeksactiviteiten worden versterkt.

Aangezien het communautaire kaderprogramma voor onderzoek 2002-2006, als voorgesteld door de Commissie , expliciet tot doel heeft bij te dragen tot de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte, voorziet het hiertoe in meerdere nieuwe instrumenten die bedoeld zijn om een structurerend effect te hebben op de onderzoeksactiviteiten in Europa: topnetwerken, geïntegreerde projecten en deelneming van de Gemeenschap aan gezamenlijk uitgevoerde nationale onderzoeksprojecten krachtens artikel 169 van het Verdrag.

COM (2001) 94

Voorts bevat het maatregelen ter ondersteuning van de coördinatie van nationale onderzoeksactiviteiten en -beleid, met name van de netwerkvorming tussen nationale onderzoeksprogramma's.

Het doel van deze mededeling, die ter zake een aanvulling vormt op het voorstel voor het kaderprogramma en de voorstellen voor de specifieke programma's, is voorstellen ter discussie te brengen over de voorwaarden waaronder artikel 169 van het Verdrag kan worden toegepast voor de tenuitvoerlegging van het kaderprogramma, in de algemene context van de netwerkvorming tussen nationale onderzoeksprogramma's.

2. NETWERKVORMING TUSSEN NATIONALE PROGRAMMA'S

In het kader van de toepassing van de open coördinatiemethode heeft de Europese Raad van Lissabon de Raad, de Commissie en de lidstaten verzocht "passende mechanismen te ontwikkelen om, op vrijwillige basis, nationale en gezamenlijke onderzoeksprogramma's rond vrij gekozen doelstellingen via netwerken aan elkaar te koppelen".

Werkzaamheden in deze zin zijn verricht in het kader van een groep hoge vertegenwoordigers van de lidstaten, op grond waarvan een eerste situatieschets kon worden gemaakt en de behoeften konden worden aangegeven.

Drie grote lessen kunnen daaruit worden getrokken:

- het zeer gevarieerde karakter van de situaties en behoeften, die een uiting zijn van de vele vormen van steunverlening op nationaal en regionaal niveau en van grote verschillen tussen vakgebieden;

- de noodzaak, met name om deze reden, om zo flexibel mogelijke mechanismen in te stellen;

- het grote stimulerend effect dat steunmaatregelen op communautair niveau op dit gebied zouden hebben.

In deze zin voorziet het voorstel voor het specifiek programma 'Integratie en versterking van de Europese onderzoeksruimte' van het kaderprogramma 2002-2006 onder de titel 'Coördinatie van onderzoeksactiviteiten' in een dubbel mechanisme:

COM (2001) ...

- stimulering van initiatieven die gericht zijn op de netwerkvorming tussen nationale of regionale activiteiten door middel van steun voor de coördinatie van onafhankelijk verrichte activiteiten of de voorbereiding of het beheer van gezamenlijke acties. Deze initiatieven kunnen worden voorgesteld naar aanleiding van een permanent open uitnodiging tot het indienen van voorstellen aan iedere entiteit die openbare onderzoeksprogramma's ten uitvoer legt welke geregeld worden geëvalueerd;

- ontwikkeling van een geïntegreerd informatiesysteem over nationale en regionale onderzoeksactiviteiten en -programma's en over onderzoekers.

Het onderliggende idee is te zorgen voor een open en lichte ondersteuning van initiatieven die de coördinatie van onderzoeksactiviteiten in verschillende kaders in Europa effectief kunnen verbeteren.

Het spectrum van middelen die daartoe kunnen worden ingezet is breed: uitwisseling van informatie, wederzijdse openstelling van programma's, diverse vormen van gezamenlijke activiteiten, bijvoorbeeld de gezamenlijke organisatie van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen en evaluaties of initiatieven inzake opleiding of verspreiding van resultaten.

Communautaire steun kan worden verleend op basis van een beoordeling van de omvang van de ingezette middelen en van de verwachte effecten. In ieder geval mag het uitsluitend betrekking hebben op de coördinatieaspecten en direct daarmee verwante aspecten.

Dergelijke activiteiten ter ondersteuning van coördinatie moeten worden uitgevoerd over het gehele veld van wetenschap en technologie, inclusief de verschillende prioritaire thematische gebieden en het gebied dat wordt bestreken door de activiteit 'Anticiperen op de wetenschappelijke en technologische behoeften van de Unie'.

In dezelfde geest voorziet het voorstel voor het specifiek programma 'Structureren van de Europese onderzoeksruimte' in acties met betrekking tot coördinatie en specifieke ondersteuning (inclusief door middel van cofinanciering) van initiatieven die bestemd zijn ter bevordering of versterking van de samenwerking en de synergie tussen en met nationale en regionale programma's inzake personele middelen en mobiliteit.

COM (2001) ...

Deze initiatieven dienen met name de openstelling te beogen van nationale of regionale programma's waarvan de doelstellingen sporen met die van de activiteit 'Menselijk potentieel en mobiliteit' voor onderzoekers van andere lidstaten of met het kaderprogramma geassocieerde landen, en aan deze onderzoekers de praktische steun te bieden (voornamelijk op juridisch en administratief gebied) die zij nodig hebben.

3. TOEPASSING VAN ARTIKEL 169 VAN HET VERDRAG

3.1. Beginselen

De krachtigste vorm van netwerkvorming is de gezamenlijke uitvoering van volledige programma's of van grote delen van programma's.

In het voorstel voor het kaderprogramma 2002-2006 is steun voorzien voor gezamenlijke uitvoering die verder gaat dan steun voor coördinatieaspecten, door middel van de toepassing van artikel 169 van het Verdrag.

Artikel 169 van het Verdrag bepaalt immers dat de Gemeenschap bij de tenuitvoerlegging van het kaderprogramma kan voorzien in "deelneming aan door verscheidene lidstaten opgezette onderzoek- en ontwikkelingsprogramma's ".

In het voorstel voor het kaderprogramma en het voorstel voor het specifiek programma 'Integratie en versterking van de Europese onderzoeksruimte' wordt dit soort deelneming van de Gemeenschap voorgesteld als een van de drie nieuwe instrumenten voor de tenuitvoerlegging, in de vorm van deelneming aan gezamenlijk uitgevoerde programma's.

Dit instrument is per definitie van een heel andere aard dan de beide andere. Het besluit om daarvan gebruik te maken veronderstelt immers een voorafgaand initiatief van de lidstaten of regionale overheden of van nationale onderzoeksorganisaties. Het kan dus alleen in bijzondere omstandigheden worden gebruikt.

Het voorstel voor het kaderprogramma en de voorstellen voor de specifieke programma's voorzien in het mogelijke gebruik van artikel 169 op de prioritaire thematische onderzoeksgebieden van het programma 'Integratie en versterking van de Europese onderzoeksruimte'.

Het idee daarvan is dat vooral op deze gebieden, en met name met betrekking tot bepaalde aspecten daarvan, een grote gecoördineerde inzet van nationale en communautaire inspanningen noodzakelijk is en derhalve via een communautaire financiering moet worden gestimuleerd.

Een verdere overweging is dat door toepassing van artikel 169 resultaten kunnen worden bereikt die met behulp van de twee andere instrumenten onmogelijk te verwezenlijken zijn, gezien de omvang en de diversiteit van de ingezette middelen en de structurele effecten van de combinatie van de op nationaal niveau georganiseerde inspanningen.

3.2. Programma's

De lidstaten kunnen overwegen gezamenlijk programma's uit te voeren, die verschillende dimensies kunnen hebben: openbare programma's ten uitvoer gelegd door nationale of regionale overheden of door nationale onderzoeksorganisaties; programma's ten uitvoer gelegd door middel van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, direct door onderzoeksorganisaties of door middel van specifieke methoden; reeds lopende programma's of programma's waarvan de voorbereiding reeds in een gevorderd stadium is.

Deelneming van de Gemeenschap kan in al deze gevallen worden overwogen. Praktisch gezien vereist een dergelijke deelneming dat het gaat om welomschreven acties of initiatieven (ongeacht of zij al dan niet formeel "programma's" worden genoemd), met betrekking tot een bepaald thema of op een bepaald gebied, die ten uitvoer worden gelegd gedurende een bepaalde periode met behulp van duidelijke procedures.

3.3. Deelneming van de Gemeenschap: voorwaarden

De voorwaarden voor deelneming van de Gemeenschap en de daarbij behorende financiering kunnen de volgende zijn:

- Gezamenlijke uitvoering

Voor de gezamenlijke uitvoering van de onderzoeksprogramma's kan worden gezorgd door middel van een gemeenschappelijk werkprogramma. Dit dient met name het volgende in te houden:

- toewijzing van financiële middelen op basis van een door de deelnemers gezamenlijk opgesteld financieringsplan;

- heroriëntering van bepaalde activiteiten teneinde de complementariteit ervan te verhogen, in het geval van bestaande programma's;

- publicatie van gezamenlijk uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, in het geval van programma's die door middel van dergelijk uitnodigingen ten uitvoer worden gelegd.

- Structurerend effect

De gezamenlijke uitvoering van de programma's moet duidelijk een structurerend effect hebben op de desbetreffende onderzoeksactiviteiten, aangezien de tenuitvoerlegging van de programma's onder deze voorwaarden mogelijkheden biedt om resultaten te bereiken die met een afzonderlijke uitvoering niet mogelijk zouden zijn.

- Bestreken gebied

De thema's moeten uiteraard belangrijk genoeg zijn om aanleiding te geven tot omvangrijke acties in verschillende lidstaten. Zij moeten een aanzienlijk deel van het desbetreffende gebied of een bijzonder belangrijk aspect daarvan bestrijken.

- Aantal deelnemende landen

Ten minste drie verschillende landen (lidstaten of met het kaderprogramma geassocieerde landen), waarvan ten minste twee lidstaten.

- Gemeenschappelijke structuur

Het Verdrag voorziet in de totstandbrenging van structuren voor de uitvoering van gezamenlijk ten uitvoer gelegde programma's en de mogelijkheid voor de Gemeenschap om daaraan deel te nemen.

Gelet op de omvang van de beoogde acties en de financiële implicaties voor de Gemeenschap dient de deelneming van deze laatste aan deze structuren een voorwaarde voor de communautaire financiering te zijn.

Terwijl de Gemeenschap wel betrokken moet zijn bij de opstelling van en het toezicht op de tenuitvoerleggingsstrategie, is ze dat niet bij het dagelijks beheer van de activiteiten.

Gemeenschappelijke structuren kunnen naargelang van het geval de volgende zijn (beide formules kunnen ook worden gecombineerd):

- structuren voor het toezicht op de tenuitvoerlegging, van het type 'wetenschappelijke raad', met vertegenwoordigers van alle deelnemende lidstaten;

- operationele structuren die een aantal coördinatietaken verrichten welke direct verband houden met de uitvoering van het onderzoek.

- Intellectuele eigendom

De voor de tenuitvoerlegging van de programma's toegepaste regels inzake intellectuele eigendom moeten worden gespecificeerd en verenigbaar zijn met het bepaalde in de 'Regels voor deelneming en verspreiding' van het kaderprogramma, speciaal aangepast aan deze toepassing.

3.4. Deelneming van de Gemeenschap: financiële aspecten

Op financieel gebied neemt de Gemeenschap deel in de vorm van een gedeeltelijk bijdrage aan de begroting van de gezamenlijk uitgevoerde programma's, die wordt toegekend op nader te bepalen voorwaarden.

Deze bijdrage moet dienen om te zorgen voor:

- steun voor onderzoeksactiviteiten in het kader van de gezamenlijk uitgevoerde programma's, inclusief de werking van de aan de actie verbonden gemeenschappelijke structu(u)r(en);

- steun voor de deelneming van onderzoekers of instellingen van andere lidstaten of met het kaderprogramma geassocieerde landen wanneer de betrokken lidstaten zouden besluiten de gezamenlijk uitgevoerde programma's voor dergelijke deelnemers open te stellen.

Voor de vaststelling van het bedrag van de bijdrage met betrekking tot het eerste aspect, zijn verschillende opties mogelijk:

- een vast en steeds hetzelfde percentage van de totale begroting van de gezamenlijk uitgevoerde programma's;

- een in absolute cijfers vastgestelde bijdrage, gelet op het aan het desbetreffende gebied van het kaderprogramma toegewezen bedrag en het gedeelte van dit gebied dat door de beoogde actie wordt bestreken;

- een bedrag ter dekking van de direct met de gezamenlijke uitvoering van de programma's samenhangende kosten, berekend op basis van deze kosten.

Tijdens de bespreking van het kaderprogramma en de specifieke programma's, dus nog vóór deze worden vastgesteld, kan op basis van verkennende werkzaamheden inzake de vaststelling van de interesses van de lidstaten en de mogelijke thema's een indicatief percentage van het aan ieder van de desbetreffende gebieden toegewezen bedrag worden uitgetrokken voor acties uit hoofde van artikel 169.

3.5. Thema's

Er zijn tal van thema's die binnen ieder prioritair thematisch gebied aanleiding kunnen geven tot de gezamenlijke uitvoering van nationale programma's en de toepassing van artikel 169.

Op bepaalde gebieden is reeds een begin gemaakt met de informele verkenning van de ter zake bestaande mogelijkheden.

Daartoe kunnen met name thema's behoren:

- die verband houden met behoeften welke van nature een gecoördineerd antwoord vereisen, zoals klinische proeven met vaccins en geneesmiddelen;

- reeds sedert lang onder gestructureerde programma's vallen, zoals de veranderingen in het aardsysteem en de verschillende onderdelen daarvan;

- aansluiten bij opkomende onderzoeksthema's waarover in tal van lidstaten programma's worden gestart zoals nanotechnologieën of bepaalde aspecten van genoomonderzoek;

- verband houden met technologische en industriële gebieden waarvoor op Europees niveau belangrijke integratie-inspanningen worden geleverd, zoals de luchtvaart;

- verband houden met behoeften van het communautaire beleid, bijvoorbeeld spoorvervoer voor het vervoerbeleid of waterbeheer voor het milieubeleid.

3.6. Besluitvorming

Krachtens het Verdrag (artikel 172) valt het besluit tot deelneming van de Gemeenschap aan door verschillende lidstaten opgezette programma's onder een medebeslissingsprocedure van de Raad en het Europees Parlement.

Om de toepassing van deze procedure op acties die gedurende de gehele duur van de tenuitvoerlegging van het kaderprogramma moeten kunnen worden gestart, zo gunstig mogelijk te laten verlopen, denkt de Commissie aan een scenario met twee fasen.

In een eerste fase dient de Commissie, op basis van de reeds genoemde identificatiewerkzaamheden en tijdig genoeg om tegelijk met het kaderprogramma te kunnen worden vastgesteld, een voorstel in voor een volgens de medebeslissingsprocedure te nemen kaderbesluit waarin de volgende elementen worden vastgelegd:

- de algemene beginselen en deelnemingsvoorwaarden van de Gemeenschap;

- de regels en voorwaarden voor financiële steun;

- de voorwaarden voor de vaststelling van de beschikkingen over de afzonderlijke acties;

- de indicatieve bedragen van de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de verschillende gebieden.

Op deze basis kunnen dan, naarmate de beoogde acties concreet vorm krijgen en de instemming van de betrokken lidstaten verwerven, de technische toepassingsbesluiten met betrekking tot de individuele acties door de Commissie worden genomen onder nader te bepalen voorwaarden, met name inzake comitéprocedures, normaliter in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure.

4. CONCLUSIE

Artikel 169 van het Verdrag is nog nooit gebruikt voor de tenuitvoerlegging van het kaderprogramma en er bestaat geen ervaring met de wijze waarop hiermee een bijdrage daartoe kan worden geleverd.

Toepassing van deze voorlopig nog ongebruikte bepaling lijkt echter een bijzonder aangewezen middel te zijn om, in combinatie met andere instrumenten, een kaderprogramma ten uitvoer te leggen dat specifiek is bedoeld om bij te dragen tot de totstandkoming van de Europese onderzoeksruimte.

Steun voor de gezamenlijke uitvoering van onderzoeksprogramma's lijkt met name een efficiënt middel om de samenwerking tussen regio's van verschillende lidstaten of tussen verschillende landen van eenzelfde regio in Europa te stimuleren.

Dezelfde overwegingen gelden voor lichtere vormen van steun voor coördinatie en netwerkvorming, die bijzonder efficiënt zijn uit een oogpunt van kosten en baten.

De bij het onderzoek in de lidstaten betrokken partijen moeten zelf uitmaken in welke mate en over welke thema's van het kaderprogramma een beroep op deze beide mogelijkheden moet worden gedaan. De Commissie is bereid hen te helpen, als zij dat wensen, bij het aangeven van mogelijke onderwerpen en de voorbereiding van eventuele acties.

Zij dient deze mededeling in met als doel de andere instellingen te helpen zich een oordeel te vormen over de toepassing van artikel 169 van het Verdrag voor de tenuitvoerlegging van het kaderprogramma, door bijzonderheden te verstrekken en concrete voorstellen te formuleren omtrent de voorwaarden waaronder deze formule kan worden toegepast.