Artikelen bij COM(2001)326 - Herstel van de kabeljauw- en heekbestanden in de wateren van de EG en in de daaraan grenzende wateren

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52001DC0326

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement herstel van de kabeljauw- en heekbestanden in de wateren van de Gemeenschap en in de daaraan grenzende wateren /* COM/2001/0326 def. */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT herstel van de kabeljauw- en heekbestanden in de wateren van de Gemeenschap en in de daaraan grenzende wateren

INHOUD

1. Inleiding

2. Doelstellingen van de herstelplannen

3. Reeds getroffen maatregelen

4. Voorbereiding van de plannen voor volledig herstel

4.1. Vaststelling van de TAC's

4.2. Visserij-inspanningsbeperkingen

4.2.1. Noodzaak tot beperking van de visserij-inspanning

4.2.2. Mogelijkheden voor beperking van de visserij-inspanning

4.3. Technische maatregelen

4.3.1. Verbetering van de selectiviteit van het vistuig

4.3.2. Gesloten of gecontroleerde gebieden

4.4. Verscherping van de controlemaatregelen

4.5. Mogelijkheden om snel op te treden

5. Begeleidende maatregelen

5.1. Bevordering van relevant onderzoek

5.1.1. Informatie over de verspreiding van de bestanden, de samenstelling van de vangsten, de paaigebieden en de gebieden waar jonge vis voorkomt

5.1.2. Verbetering van de selectiviteit van het vistuig

5.1.3. Vaststelling van biologische referentiepunten voor de herstelplannen

5.2. Maatregelen met betrekking tot de markt

5.3. Begeleidende structuurmaatregelen

6. Volgende stappen


1. Inleiding

Tijdens de bijeenkomst van de Visserijraad op 14 en 15 december 2000 hebben de Raad en de Commissie hun bezorgdheid geuit over de uiterst kritieke situatie van de kabeljauwbestanden in de Noordzee en in de wateren ten westen van Schotland en van het noordelijke heekbestand, en zijn zij het erover eens geworden dat bovenop de verlagingen in de TAC's voor 2001 zo snel mogelijk instandhoudingsmaatregelen voor de langere termijn zouden worden genomen via meerjarenplannen voor het herstel met een looptijd van ten minste 5 jaar. De Raad heeft de Commissie gevraagd vóór half mei 2001 voorstellen voor deze meerjarenplannen voor het herstel van de betrokken bestanden voor te leggen.

In deze mededeling worden de doelstellingen van de herstelplannen uiteengezet, alsmede de belangrijkste instrumenten om die plannen uit te voeren, en worden de reeds genomen of binnenkort goed te keuren instandhoudingsmaatregelen kort samengevat, en wordt geschetst hoe de Commissie te werk wil gaan bij de voorbereiding van de officiële voorstellen die zij vóór het einde van 2001 zal indienen, na ontvangst van het laatste wetenschappelijke advies. Deze mededeling is bedoeld als basis voor in de komende maanden te voeren technisch overleg met de lidstaten en de bedrijfstak. De moeilijke besluiten die in dit geval moeten worden genomen, zijn een duidelijk voorbeeld van de bredere problematiek waarvoor het GVB zich gesteld ziet, zoals aangegeven in het Groenboek van de Commissie over de toekomst van het GVB , en de verschillende maatregelen die worden voorgesteld voor het herstel van de kabeljauw- en heekbestanden kunnen worden gezien als een test wat betreft de opties die worden voorgesteld in het Groenboek.

COM(2001) 135 def. van 20.3.2001.

Jarenlang zijn door de Commissie voorgestelde TAC's om de visserijmortaliteit van kabeljauw en heek te verkleinen niet door de Raad aanvaard. Er werden compromissen gesloten die grotere vangsten toelieten dan volgens de wetenschappelijke adviezen wenselijk was. De laatste jaren heeft de Raad met name voor kabeljauw toegestemd in dergelijke TAC's, maar niet voor heek. Bovendien is het niet mogelijk gebleken tegelijk met de herschikking van de tekst van Verordening (EG) nr. 850/98 inzake de technische maatregelen van de Gemeenschap , de selectiviteit van het voor deze soorten gebruikte vistuig voldoende te vergroten. De lidstaten hebben geen rechtstreekse beperking van de visserij-inspanning willen aanvaarden in de mate die nodig is om de vereiste vermindering van de visserijdruk (feitelijk: de visserijmortaliteit) te bereiken. Ook bestaat de verdenking dat nog steeds 'zwarte vis' wordt aangevoerd .

PB L 125 van 24.4.1998, blz. 1.

De uitdrukking 'zwarte vis' betekent: aanvoer van vis die is gevangen boven de vastgestelde quota. Dergelijke vis wordt in het geheel niet aangegeven of wordt aangegeven als vis die afkomstig is uit een ander bestand en/of een ander geografisch gebied dan waar hij werkelijk vandaan komt.

Kortom, de visserijdruk op deze bestanden is te hoog, en er worden te veel kleine, jonge vissen gevangen, waarvan er veel worden teruggegooid. Deze beide factoren hebben ertoe geleid dat de hoeveelheid volwassen vis (paaibiomassa) er zodanig op achteruit is gegaan dat het zeer waarschijnlijk is dat de natuurlijke aanwas niet langer voldoende is om de bestanden aan te vullen. Als de visserijdruk zo hoog blijft en de vangst van jonge vis op grote schaal doorgaat, is het behoud van deze bestanden niet langer gewaarborgd. De toestand van de betrokken bestanden is kritiek, en herstelprogramma's zijn dus hoogstnoodzakelijk.

Vanuit een zuiver biologische optiek is de beste manier om de kabeljauw- en heekbestanden zo snel mogelijk te herstellen een verbod, wellicht gedurende enkele jaren, op alle soorten visserij waarbij waarschijnlijk individuen van de betrokken bestanden worden opgevist.

Kabeljauw en heek worden echter gevangen in de gemengde visserij, waarbij bij elke trek met het vistuig tegelijk ook vele andere soorten worden opgehaald. Om de visserij voor kabeljauw en/of voor heek te sluiten, moet automatisch ook de visserij op vele andere soorten worden gesloten, waaronder schelvis, wijting, nephrops, schol, tong, zeeduivel, schartong, enzovoorts. Als deze weg wordt ingeslagen, zullen de sociale en economische gevolgen gigantisch zijn, en daarom moeten andere paden worden bewandeld om de visserijdruk op kabeljauw en heek te verminderen, terwijl de visserij op andere soorten zoveel mogelijk ongemoeid wordt gelaten. Erkend wordt dat alternatieve oplossingen niet volmaakt zijn, aangezien dan nog steeds soorten zullen worden gevangen die idealiter volledig beschermd zouden moeten zijn, en dat dan dus een langere herstelperiode nodig zal zijn dan bij toepassing van een uit biologisch oogpunt optimale regeling. Een dergelijke aanpak betekent dat een hoger risico voor de kabeljauw- en heekbestanden wordt geaccepteerd om de andere soorten te kunnen blijven vangen.

Bij de herstelplannen zal rekening worden gehouden met de noodzaak van een op ecosystemen gebaseerde benadering, zoals vastgesteld in de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Elementen van een strategie ter integratie van milieubeschermingseisen in het gemeenschappelijk visserijbeleid (COM(2001) 143. De vermindering van de visserij-inspanning en de instelling van gesloten gebieden zal er bijvoorbeeld toe bijdragen dat voor niet-doelsoorten en het mariene milieu de negatieve gevolgen van de visserij worden verkleind.

De herstelplannen komen ook tegemoet aan de internationale verplichtingen van de Gemeenschap, en zij komen met name overeen met de Gedragscode van de FAO voor een verantwoorde visserij en met de Conclusies van de Tussentijdse ministersvergadering van 1997 in het kader van de Noordzeeconferentie, met inbegrip van de toepassing van het voorzorgsbeginsel.

2. Doelstellingen van de herstelplannen

Het doel van de herstelplannen is om de paaibiomassa terug te brengen tot een niveau waarvan door de wetenschap wordt aangenomen dat daarbij de natuurlijke aanvulling van de betrokken bestanden hoogstwaarschijnlijk niet in gevaar is. De maatregelen die daarvoor in de herstelplannen voor kabeljauw en heek worden gesuggereerd, moeten op samenhangende criteria gebaseerd worden.

De enige manier voor de beheerders om deze doelstelling te bereiken, is de activiteit van de vissers zo te matigen dat de visserijmortaliteit van kabeljauw en/of heek aanzienlijk wordt teruggebracht. Voor de duur van de herstelplannen moet de visserijmortaliteit van volwassen vis worden teruggebracht tot een zeer veel lager niveau dan het huidige, dat zeer hoog is. Aangezien de biomassa volwassen vis momenteel laag is, betekent dat onvermijdelijk dat de TAC's voor kabeljauw en heek gedurende enkele jaren laag zullen zijn.

Bovendien kan de verlaging in de visserijmortaliteit voor kabeljauw en heek niet worden bereikt zonder dat ook een verlaging wordt aanvaard van de visserijmortaliteit voor soorten die samen met kabeljauw/heek worden gevangen. Het gaat hierbij om schelvis, wijting, nephrops, schol, tong, zeeduivel, schartong. Pogingen om de huidige visserijdruk op deze bestanden te handhaven, leiden er onvermijdelijk toe dat de beoogde vermindering van de visserijdruk op kabeljauw en heek niet wordt gehaald. De situatie van verscheidene van deze visbestanden is slecht of bezig kritiek te worden, en de visserijmortaliteit voor die bestanden moet in elk geval toch ook aanzienlijk worden gereduceerd.

Daarom mag worden verwacht dat de Commissie onder andere voor deze soorten TAC's zal voorstellen die in overeenstemming zijn met de volgens wetenschappelijke adviezen vereiste verlaging van de visserijdruk.

Als gevolg van de lage selectiviteit zullen ook bij de verlaagde TAC's aanzienlijke hoeveelheden worden gevangen van de jonge vis waarvan het herstel van de bestanden uiteindelijk afhankelijk is. Daarom moet niet alleen de visserijmortaliteit worden verlaagd, maar moet ook de overlevingskans voor jonge vis worden vergroot door de selectiviteit te verbeteren. Als dat gebeurt, zullen meer jonge vissen het volgende jaar halen dan anders. Door de gecumuleerde toename van de aantallen, en dus van het gewicht, van de overlevende vis zal de biomassa, en dus ook de paaibiomassa, in de loop van het herstelplan toenemen tot het vereiste niveau.

Uit het bovenstaande volgt dat moet worden bepaald bij welke paaibiomassa de natuurlijke aanvulling van de betrokken bestanden hoogstwaarschijnlijk niet in gevaar is.

Momenteel bestaan er voorstellen van ICES om ten aanzien van veel visbestanden, waaronder kabeljauw en heek, voorzorgslimieten in te stellen. Voor Noordzeekabeljauw hebben de Gemeenschap en Noorwegen impliciet ingestemd met de voorstellen van ICES. Voor kabeljauw in andere wateren en voor heek heeft de Commissie bij haar voorstellen voor TAC's en quota de laatste jaren het advies van ICES gevolgd. De door ICES voorgestelde waarden voor de voorzorgslimiet biomassa (Bpa) zouden kunnen worden goedgekeurd als doel van de herstelplannen. Het gaat om de volgende waarden:


Noordzeekabeljauw - 150 000 ton (wordt ook genoemd in de overeenkomst van de Gemeenschap met Noorwegen)

Kabeljauw ten westen van Schotland - 22 000 ton

Kabeljauw in de Ierse Zee - 10 000 ton

Noordelijke heek - 165 000 ton.

Hoe sterk de visserijmortaliteit moet worden verlaagd om de bestanden tot dat niveau te herstellen, hangt af van de biologische kenmerken van de soort en hoe snel het herstel moet worden bereikt en hoeveel zekerheid men daarover wil. Volgens de Commissie moet, om het herstel met een hoge mate van waarschijnlijkheid en binnen een redelijke termijn te bereiken, een visserijmortaliteit gelden die aanzienlijk lager is dan die welke de ICES voorstelt voor een op lange termijn duurzame visserij.

De van ICES afkomstige informatie over Noordzeekabeljauw wijst erop dat wanneer de visserijmortaliteit ten opzichte van de periode 1997-1999 met 50% wordt verminderd, en vijf jaar lang op dat lagere niveau wordt gehandhaafd, het zeer waarschijnlijk is dat de paaibiomassa tegen het einde van die periode zal zijn hersteld tot 150 000 ton of meer.

Een dergelijke aanpak lijkt aangewezen voor elk van de andere bestanden waarvoor over herstelplannen wordt gesproken. De visserijmortaliteiten voor de herstelplannen voor de verschillende bestanden zouden als volgt kunnen zijn:

Noordzeekabeljauw: ongeveer 0,45 in plaats van 0,65 volgens de overeenkomst van de Gemeenschap met Noorwegen

Kabeljauw ten westen van Schotland: ongeveer 0.35, zoals aangegeven door ICES

Kabeljauw in de Ierse Zee: ongeveer 0,50, zoals aangegeven door ICES

Noordelijke heek: ongeveer 0,15


ICES heeft voor sommige van deze bestanden echter onvoldoende gedetailleerde informatie verstrekt, en er ligt momenteel geen officieel wetenschappelijk advies over de voorwaarden waaraan tijdens de herstelperiode moet worden voldaan.

De komende maanden zal de Commissie de nodige vergaderingen van wetenschappers organiseren, via de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) of via het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (WTECV), om een dergelijk advies te krijgen. Voor Noordzeekabeljauw moet met Noorwegen overeenstemming worden bereikt over de herstelmaatregelen.

3. Reeds getroffen maatregelen

De Raad heeft in december 2000 overeenstemming bereikt over sterk verlaagde TAC's voor 2001 voor kabeljauw en heek, en gematigd verlaagde TAC's voor soorten die samen met kabeljauw/heek worden gevangen. Behalve voor het Noordzeekabeljauwbestand waarvoor met Noorwegen een TAC was overeengekomen, zijn de TAC's vastgesteld op een hoger niveau dan door de Commissie was voorgesteld.

De Commissie wijst erop dat zelfs in deze crisissituatie de lidstaten niet in staat zijn geweest het eens te worden over maatregelen die meer in overeenstemming waren met het wetenschappelijke advies.

De Commissie zal binnenkort, gebruik makend van de buitengewone bevoegdheden die zij daartoe op grond van de Verordeningen (EG) nr. 3760/92 en 850/98 van de Raad heeft gekregen, aanvullende maatregelen nemen met het oog op het herstel van de kabeljauw- en heekbestanden. Kortweg komen deze maatregelen neer op het instellen van gesloten of gecontroleerde gebieden om volwassen kabeljauw en jonge heek te beschermen en om de selectiviteit van vistuig te verbeteren ten behoeve van kabeljauw en heek.

In de bovengenoemde wetgeving zijn speciale voorwaarden worden vastgesteld voor verdere uitoefening van de visserij, met name wanneer een volledig verbod op verschillende visserij-activiteiten zou leiden tot grote sociale en economische problemen voor vloten van kleine schepen die in een beperkt geografisch gebied actief zijn. Dergelijke speciale voorwaarden zullen het effect van de herstelmaatregelen echter verkleinen en het herstel van het bestand vertragen. De Raad krijgt de gelegenheid de reeds vastgestelde speciale voorwaarden opnieuw te bezien en, zo nodig, te wijzigen bij de voorstellen van de Commissie van de plannen voor volledig herstel van de betrokken visbestanden.

In die gevallen waarin speciale voorwaarden worden vastgesteld voor bepaalde soorten visserij, moeten waarnemersregelingen worden vastgesteld om gegevens te verzamelen over de hoeveelheden kabeljauw en heek die worden opgevist door de vaartuigen waarvoor die voorwaarden gelden.

De bedrijfstak is gedurende het hele proces steeds geraadpleegd. De Commissie is van plan de bedrijfstak bij de verdere ontwikkeling van de herstelplannen te blijven raadplegen.

Aangezien noodmaatregelen slechts kunnen gelden voor 6 maanden na de inwerkingtreding ervan, zal de Commissie die maatregelen opnieuw bekijken en met voorstellen komen voor een langetermijnherstelplan.

4. Voorbereiding van de plannen voor volledig herstel

De Commissie is van plan tegen het einde van dit jaar, na afloop van de raadplegingen op basis van dit document, en wanneer het laatste wetenschappelijke advies binnen is, voorstellen voor verordeningen van de Raad inzake de plannen voor volledig herstel van de kabeljauw- en heekbestanden in te dienen. Het plan voor volledig herstel moet een breed scala evenwichtig op elkaar afgestemde beheersinstrumenten bevatten. Gehoopt wordt dat deze voorstellen in het voorjaar van 2002 worden goedgekeurd zodat ze uiterlijk vanaf de zomer van 2002 toegepast kunnen worden.

De Commissie is van mening dat, ten einde de visserijmortaliteit in alle leeftijdsgroepen te verlagen, verschillende beheersmaatregelen tegelijk moeten worden getroffen:

* strikte vaststelling van de TAC's overeenkomstig de doelstellingen van het herstelplan ten aanzien van visserijmortaliteit;

* visserij-inspanningsbeperkingen;

* technische maatregelen;

* verbeterde controle en handhaving.

De Commissie heeft in het verleden ervaren dat het effect van technische maatregelen meestal slechts van secundaire betekenis is en dat daarom het grootste deel van de verlaging van de visserijmortaliteit zal moeten worden bereikt door verlaging van de TAC's en door verlaging van de visserij-inspanning.

4.1. Vaststelling van de TAC's

De in punt 2 uitgezette aanpak impliceert dat voor elk jaar van de herstelperiode TAC's moeten worden vastgesteld in overeenstemming met de tevoren vastgestelde visserijmortaliteit. Er kan geen garantie worden gegeven dat de TAC's minstens op hun huidige, toch al lage niveau worden gehandhaafd, en ook niet dat het niveau ervan niet van jaar tot jaar zal schommelen; zelfs grote schommelingen zijn niet uitgesloten, aangezien de recrutering ook sterk fluctueert en onvoorspelbaar is. Pogingen om de schommelingen van de TAC's van jaar tot jaar te verkleinen, betekenen dat moet worden afgestapt van de overeengekomen mortaliteit. Als een lagere TAC zou worden goedgekeurd dan die welke zou moeten worden toegepast volgens de tevoren vastgestelde mortaliteit, zou dit het herstel bespoedigen; een hogere TAC dan die welke zou moeten worden toegepast, zou echter het herstel vertragen.

Nadrukkelijk wordt erop gewezen dat niet kan worden gegarandeerd dat een sterke verlaging van de visserijmortaliteit binnen pakweg vijf jaar tot een herstel van de bestanden zal leiden. Als de recrutering van de bestanden in die periode bijvoorbeeld afneemt, zal het herstel tot het vereiste niveau niet kunnen worden bereikt en zal de herstelperiode dus moeten worden verlengd.

Uit het bovenstaande volgt dat de huidige visserij-inspanning van de vloten die vissen op het kabeljauw- en op het heekbestand en op de bestanden van soorten die samen met kabeljauw/heek worden gevangen, niet kan worden gehandhaafd en dat een aanzienlijke vermindering van de visserij-inspanning nodig is.

4.2. Visserij-inspanningsbeperkingen

4.2.1. Noodzaak tot beperking van de visserij-inspanning

Er zijn drie redenen om beperking van de visserij-inspanning op te nemen in de plannen voor het herstel van de kabeljauw- en heekbestanden.

Ten eerste is er gewoon niet voldoende vis in de zee voor de visserij-inspanning op het huidige niveau. De meeste demersale bestanden vertonen duidelijke tekenen van overbevissing, en de huidige situatie is niet vol te houden. Op dit moment bereiken slechts drie van de tien Noorzeekabeljauwen de leeftijd van 4 jaar en wordt elk jaar ongeveer 60% van de biomassa opgevist. Iedere verlegging van de visserij-inspanning als gevolg van de verlaging van de TAC's voor kabeljauw en heek zal de situatie voor andere reeds bedreigde bestanden verergeren. Uit recente informatie blijkt namelijk dat in de zeer nabije toekomst ook andere bestanden in dezelfde kritieke situatie terecht zouden kunnen komen.

Ten tweede moet, zoals reeds vermeld, voor kabeljauw en heek voor enkele jaren lang een veel lagere visserijmortaliteit worden afgesproken (evenals trouwens een lagere mortaliteit voor vele andere soorten). Dit zal ook leiden tot veel lagere TAC's. Aangezien TAC's en quota bij lange na niet het beste middel zijn om, in het geval van gemengde visserij, ervoor te zorgen dat de visserijmortaliteit op een bepaald niveau blijft (deze maatregelen beperken veeleer de aanlandingen dan de vangsten, hebben geen effect op de teruggooi, en worden sowieso niet altijd effectief gecontroleerd), moet de visserij-inspanning van de vloten die vissen op kabeljauw, op heek en op soorten die samen met kabeljauw/heek worden gevangen, veel dichter bij het niveau worden gebracht dat verenigbaar is met het vereiste bevissingsniveau van de betrokken bestanden. Als de visserij-inspanning ongemoeid wordt gelaten, zou dat erop neerkomen dat wordt aanvaard dat de herstelplannen vrijwel zeker mislukken.

Ten derde is vermindering van de visserij-inspanning noodzakelijk als compensatie voor de tekortkomingen van de technische maatregelen om de selectiviteit te verbeteren of om op een andere manier de visserijdruk op de betrokken bestanden te reduceren.

De verlaging van de visserijmortaliteit voor het herstel van kabeljauw en heek kan niet alleen via technische maatregelen worden bereikt. Invoering van een zeer grote maaswijdte voor alle betrokken takken van visserij om zodoende jonge kabeljauw en heek te beschermen, zou ervoor kunnen zorgen dat deze bestanden zich herstellen zonder dat de huidige visserij-inspanning aangepast zou hoeven te worden, maar tegelijk zou een groot aantal takken van visserij op andere soorten dan kabeljauw en heek daardoor volledig verdwijnen. Aangezien de gemengde visserij, die in de gebieden waar kabeljauw en heek voorkomen op uitgebreide schaal wordt beoefend, bij grotere maaswijdten geringere vangsten realiseert en dus sociaal-economische gevolgen zal ondervinden, is het onvermijdelijk dat er technische maatregelen moeten worden genomen die wat betreft kabeljauw en/of heek niet het optimale effect hebben. Dat maakt verdere beperking van de visserij-inspanning noodzakelijk, en de visserij-inspanning moet verder worden beperkt naarmate de technische maatregelen sterker afwijken van hetgeen voor een optimaal effect voor kabeljauw en heek vereist is.

Bijvoorbeeld zou er na de invoering van een maaswijdte van 120mm voor de visserij op de meeste demersale soorten in de Noordzee, waarop tot en met 31 december 2002 een aantal afwijkingen zou worden toegestaan en op basis waarvan momenteel met Noorwegen besprekingen worden gevoerd, nog altijd een 'tekort' van ongeveer 80% resteren ten opzichte van het effect van instandhoudingsmaatregelen dat nodig is om het niveau van het bestand binnen veilige grenzen te brengen. Met andere woorden: technische maatregelen zullen een vrij bescheiden bijdrage aan het herstel leveren, ten minste op de korte termijn, en dus zal de grootste bijdrage moeten komen van beperking van de visserij-inspanning.

Het is mogelijk dat de visserij-inspanning met 40 tot 50 procent ten opzichte van het huidige niveau moet worden verlaagd, bovenop de voor kabeljauw geplande vergroting van de maaswijdte. Voor heek kan een vergelijkbare verlaging nodig zijn.

4.2.2. Mogelijkheden voor beperking van de visserij-inspanning

De visserij-inspanning kan op twee manieren worden verlaagd: door beperking van de door de bestaande vloot met vissen doorgebrachte tijd (via een 'zeedagenregeling') of door een definitieve verlaging van de vangstcapaciteit van de vloot (buitenbedrijfstelling). In de praktijk is waarschijnlijk een combinatie van beide methoden nodig.

Aan zeedagenregelingen kleven bezwaren. De naleving ervan is moeilijk te controleren, met name als er een groot aantal vaartuigen bij betrokken is; vissers storen zich vaak aan 'arbitraire' beperkingen van hun activiteiten. Als er overheidssteun voor wordt uitgetrokken, vallen ze veel duurder 4uit dan buitenbedrijfstelling , maar vooral leveren zij geen enkele bijdrage aan een permanente verlaging van de visserij-inspanning. In gevallen van een langzaam herstel, zoals voor kabeljauw en heek, zijn zeedagenregelingen noch voor vissers, wier bedrijfskapitaal niet volledig wordt gebruikt, noch voor regeringen, die wellicht aanzienlijke steunbedragen moeten uitgeven zonder langetermijnresultaten te boeken, een economisch haalbare optie.

Wanneer men zich baseert op de compensatie die in het jaar 2000 aan de Spaanse vissers is betaald ter compensatie van het feit dat de visserijovereenkomst met Marokko niet werd verlengd, zouden de kosten voor de compensatie voor de stopzetting van de activiteiten waarschijnlijk ongeveer 1500EUR per vaartuig per dag belopen. Dit kan worden vergeleken met de kosten voor buitenbedrijfstelling van een vaartuig van gemiddelde afmetingen en met een gemiddelde leeftijd, volgens de informatie van het vlootregister ongeveer 73 GT en 26 jaar. Voor een dergelijk vaartuig zou een premie voor definitieve buitenbedrijfstelling van ongeveer 320 000EUR worden betaald, evenveel als de compensatie voor 213 dagen stillegging. Aangenomen dat voor het herstelplan een vermindering van de visserij-activiteit met 50% nodig is en dat een visseizoen normaliter ongeveer 240 dagen telt, dan komt dit neer op een reductie met 120 visdagen per vaartuig; het geld dat zou worden uitgegeven om alle betrokken vaartuigen gedurende een jaar te compenseren voor een verlaging van de visserij-inspaning met 50%, zou genoeg zijn om 50% van die vaartuigen definitief uit de vaart te nemen.

Buitenbedrijfstelling daarentegen pakt het probleem van de overbevissing, waartegen vroeger of later in ieder geval iets moet worden ondernomen, bij de wortels aan. De situatie voor de resterende vaartuigen verbetert daardoor voorgoed. En het is goedkoper en gemakkelijker uit te voeren dan het tijdelijk uit de vaart nemen.

Volgens de analyse van de Commissie moet voor herstel van de kabeljauw- en heekbestanden de visserij-inspanning waarschijnlijk in belangrijke mate en permanent worden verminderd. De communautaire strategie om de visserij-inspanning te beperken, moet daarom in dit geval hoofdzakelijk op buitenbedrijfstelling worden gebaseerd. Buitenbedrijfstelling moet wellicht aantrekkelijker worden gemaakt voor eigenaars van vaartuigen. De Commissie bekijkt de huidige communautaire steunbedragen voor buitenbedrijfstelling opnieuw, en vergelijkt ze met de marktprijzen voor tweedehandsvaartuigen. Om te bevorderen dat eigenaren snel beslissen om capaciteit te onttrekken, is het wellicht ook wenselijk om, binnen de begrotingsplafonds, een aanzienlijke premie voor snel uit de vaart nemen aan te bieden (door de premie bijvoorbeeld in het eerste jaar van het herstelplan met pakweg 30 procent te verhogen en in het tweede jaar met 20 procent).

Zelfs wanneer het steunpercentage wordt verhoogd, zal het echter een zekere tijd vergen voordat vrijwillige buitenbedrijfstelling een significant effect sorteert. Om voor een onmiddellijke verlaging van de visserij-inspanning te zorgen, is het nodig om de totale visserij-inspanning per vloot die vist op kabeljauw en heek, via 'zeedagen' te beperken. Dit totaal zou onder de betrokken nationale vloten worden verdeeld op basis van hun respectievelijke aandeel in de totale visserijmortaliteit van het bestand waarvoor een herstelplan wordt vastgesteld. Elke buitenbedrijfstelling van een vaartuig zou dan vervolgens tot een verhoging van de aan die nationale vloot toegewezen vistijd leiden. De lidstaten zouden zowel de uitvoeringsbepalingen voor de zeedagenregeling als de verdeling van de visdagen tussen de vaartuigen vrij mogen vaststellen.

Iedere aanpak die is gebaseerd op verlaging van de visserij-inspanning hal hoogstens even nauwkeurig zijn als de gegevens over de huidige visserij-inspanning waarop die aanpak gebaseerd wordt. De Commissie verzoekt de lidstaten haar alle relevante gegevens beschikbaar te stellen. Als geen betrouwbare gegevens voorhanden zijn, zal de Commissie een ruwe schatting moeten maken van het gemiddelde aantal zeedagen van de betrokken vloten.

De lidstaten moeten elk voor zich besluiten of en in hoeverre zij, overeenkomstig de communautaire regelgeving, steun willen verlenen aan hun vloot als compensatie voor de naleving van de zeedagenregeling. Zoals hierboven is uiteengezet, maakt het aantal betrokken vaartuigen zo'n keuze waarschijnlijk kostbaar. Met het oog op de noodzaak van definitieve verlaging van de visserij-inspanning van vloten die op kabeljauw en heek vissen, zou het echter nodig kunnen zijn de bijdrage van de Gemeenschap aan die steun aan tijdslimieten te binden die restrictiever zijn dan die welke momenteel zijn vastgesteld in artikel 16, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 2792/99 van de Raad.

4.3. Technische maatregelen

Er is enige voortgang geboekt ten aanzien van de technische maatregelen die op zowel kabeljauw als heek van toepassing zijn en derhalve, in veel gevallen, ook op veel andere demersale soorten. Uit de thans beschikbare wetenschappelijke informatie blijkt echter dat het effect van technische maatregelen in het geval van Noordzeekabeljauw maximaal 20% van de vereiste verbetering in de instandhouding oplevert. De rest van de verbetering moet worden bereikt via vermindering van de visserijmortaliteit. Voor heek is het effect van technische maatregelen nog niet geraamd, maar het is waarschijnlijk dat de bijdrage aan de vereiste verbetering van de instandhouding in dat geval nog kleiner is dan voor kabeljauw.

Verdere technische maatregelen ter verbetering van de selectiviteit zijn wenselijk en zullen op basis van nader wetenschappelijk advies worden voorgesteld.

4.3.1. Verbetering van de selectiviteit van het vistuig

De voorwaarden die tot nu toe via maatregelen van de Commissie zijn goedgekeurd (of die op het punt staan te worden goedgekeurd) zijn een afspiegeling van de grenzen van de huidige kennis inzake selectiviteit. Deze voorwaarden moeten in sommige gevallen verder worden gevalideerd en wellicht is het nodig de selectiviteit verder te verbeteren. Het is onwaarschijnlijk dat het effect van de recentelijk goedgekeurde maatregelen op de visserijmortaliteit goed kan worden beoordeeld voordat zij ten minste twee jaar hebben gefunctioneerd. De Commissie is zich er ook van bewust dat er momenteel wetenschappelijk onderzoek loopt naar de selectiviteit van vistuig voor heek, en dat nader onderzoek moet worden gestimuleerd.

De Commissie is daarom van plan aanvullende voorstellen te doen op het gebied van verbetering van de selectiviteit van alle vistuig, in het licht van nieuwe wetenschappelijke gegevens die tijdens de looptijd van het herstelplan worden verzameld, waaronder eventueel een vergroting van de algemene maaswijdte boven de op dit moment voor ottertrawls in de Noordzee voorgestelde maaswijdte van 120mm.

De voorwaarden voor het vergroten van de selectiviteit aan de hand van wetenschappelijk advies worden voor de korte termijn vastgesteld, en toegepast via op grond van artikel 45 van Verordening (EG) nr. 850/98 vastgestelde verordeningen van de Commissie. Wanneer de Commissie haar voorstellen voor het volledige herstelplan zal indienen, zal zij daarin voorstellen opnemen om de eerder vastgestelde voorwaarden in een verordening van de Raad te consolideren, wellicht met wijzigingen en aanvullingen op basis van nieuw advies. Hierdoor krijgt de Raad met name de mogelijkheid de reikwijdte en de duur van voor bepaalde takken van visserij vast te stellen speciale voorwaarden nog eens opnieuw te bekijken.

4.3.2. Gesloten of gecontroleerde gebieden

De Commissie sluit niet uit dat de op grond van noodmaatregelen vastgestelde gebieden worden gehandhaafd. Het in 2000 vastgestelde gebied voor de bescherming van kabeljauw in de Ierse Zee is gewijzigd, en de maatregel is verlengd tot in 2001. Om jonge heek adequaat te beschermen, lijkt het onvermijdelijk dat de momenteel vastgestelde gebieden moeten blijven bestaan, hoewel zij in het licht van de resultaten van observatieregelingen wellicht kunnen worden gewijzigd en/of uitgebreid.

Of de Noordzeekabeljauw en de kabeljauw ten westen van Schotland verder door gesloten gebieden zullen worden beschermd, moet nog nader worden bestudeerd, met name wanneer de gegevens met betrekking tot de paaigronden en -seizoenen voor kabeljauw in deze gebieden beschikbaar komen.

4.4. Verscherping van de controlemaatregelen

Het succes van de herstelplannen kan niet worden gegarandeerd zolang 'zwarte vis' wordt aangevoerd en de maatregelen voor de verbetering van de selectiviteit worden genegeerd. Als er niet voor wordt gezorgd dat de instandhoudingsmaatregelen waarbij de vangst van jonge vis wordt beperkt of verminderd, worden nageleefd, is het enige alternatief zeer drastische, controleerbare maatregelen te nemen, zoals volledige sluiting van grote gebieden op zee of het verbieden van schepen om uit te varen.

Allereerst moet worden gezorgd voor een adequate uitvoering van de bestaande wetgeving. De visserijsector en de controle-instanties van de voor de visserij verantwoordelijk autoriteiten zouden nauw moeten samenwerken om de naleving van de instandhoudingsmaatregelen te verbeteren.

De nationale autoriteiten die als eerste verantwoordelijk zijn voor de naleving van de regelgeving op het gebied van de visserij, moeten voorrang geven aan bestanden waarvoor herstelprogramma's gelden. Strikte handhaving van de herstelmaatregelen in de hele Gemeenschap is essentieel. De Commissie zal daartoe de samenwerking tussen alle betrokken autoriteiten bevorderen. De uitvoering van de dringende maatregelen in de Noordzee is een goed voorbeeld. De autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de controle van de maatregelen voor Noordzeekabeljauw hebben al nauw samengewerkt, met name door de middelen voor inspectie en surveillance te delen. Ook zijn inspecteurs uitgewisseld.

Om ervoor te zorgen dat de herstelprogramma's transparant worden uitgevoerd, is de Commissie van plan overeenkomstig artikel 34quater van Verordening (EG) nr. 2847/93 specifieke controleprogramma's goed te keuren, waarin prioriteiten en ijkpunten worden vastgesteld voor de door de controle-autoriteiten uit te voeren inspectie- en surveillance-activiteiten ten aanzien van alle betrokken activiteiten, inclusief afzet en vervoer. De inspecteurs van de Commissie zullen toezien op de uitvoering van de specifieke controleprogramma's. Met het oog op transparantie zal de Commissie ook nationale inspecteurs uit andere lidstaten uitnodigen de inspecteurs van de Commissie te begeleiden.

Verder is de Commissie van plan de visserijsector te raadplegen over de controleerbaarheid van de maatregelen. Iedere maatregel die in de herstelprogramma's moet worden opgenomen, zou op de controleerbaarheid moeten worden getoetst aan de huidige bepalingen voor controle, en er zouden, indien nodig, aanvullende controlemaatregelen moeten worden goedgekeurd.

Sommige bepalingen die in de noodmaatregelen voor heek zijn opgenomen, zoals aangewezen havens, melding vooraf van de hoeveelheden die worden aangevoerd, en weging van de aanvoer, moeten ook in de herstelprogramma's worden opgenomen. Voor Noordzeekabeljauw hebben de betrokken lidstaten ervoor gekozen dergelijke regelingen op nationaal niveau vast te stellen.

De uitvoering van de beperking van de visserij-inspanning kan gebeuren met gebruik van bestaande controlemaatregelen, zoals speciale visvergunningen en VMS. VMS zal daarom mogelijk ook voor kleinere vaartuigen moeten worden toegepast.

Het plaatsen van waarnemers aan boord van een minimumaantal vissersvaartuigen waarvoor uitzonderingsbepalingen gelden, zal de transparantie van de controles verbeteren, omdat sprake is van een onafhankelijke informatiebron. De op basis van de informatie van waarnemers op te stellen evaluatierapporten, zullen op ruime schaal worden verspreid.

De Commissie heeft recentelijk een voorstel aan de Raad voorgelegd dat de Commissie de bevoegdheid geeft alle visserij-activiteiten waardoor mogelijk ook kabeljauw en heek - zelfs slechts als bijvangst - worden gevangen, te laten beëindigen wanneer een lidstaat zijn quotum voor de betrokken soorten heeft opgevist . Momenteel kan de Commissie alleen de aanvoer van de betrokken soorten tegenhouden. In de praktijk blijkt echter dat visserij-activiteiten met kabeljauw en heek als bijvangst doorgaan, maar dat de kabeljauw en de heek over boord worden gegooid. De huidige maatregelen inzake beëindiging van de visserij hebben daardoor slechts een beperkt effect op de visserijmortaliteit. Het voorstel van de Commissie wil garanderen dat alle takken van visserij die een aanmerkelijk gevaar zouden kunnen opleveren voor het herstel van de kabeljauw- en heekbestanden, worden stopgezet zodra de quota voor deze soorten zijn opgevist.

COM(2001)201 def.

4.5. Mogelijkheden om snel op te treden

Gedurende de herstelperiode zouden zich omstandigheden kunnen voordoen die het nodig maken dat snel wettelijke maatregelen worden goedgekeurd. Zo moet bijvoorbeeld soms wettelijk worden bepaald dat sommige gebieden onmiddellijk voor enige tijd moeten worden gesloten om grote concentraties jonge vis te beschermen.

Algemeen wordt erkend dat de procedure voor een verordening van de Raad zeer tijdrovend is. De noodsituatie is al voorbij en de schade is al aangericht voordat de Gemeenschap het erover eens is dat actie moet worden ondernomen. De procedure voor een verordening van de Commissie is sneller, maar kan zelfs ook nog te langzaam zijn.

De Commissie onderzoekt momenteel de mogelijkheid voor 'versnelde procedures' zodat sneller besluiten voor korte termijn kunnen worden genomen.

5. Begeleidende maatregelen

5.1. Bevordering van relevant onderzoek

Bij de voorbereiding van de eerste fasen van de herstelplannen is gebleken dat er nog grote leemten in de benodigde informatie zitten en zijn gebieden geconstateerd waarop nog aanvullend onderzoek moet worden gedaan.

5.1.1. Informatie over de verspreiding van de bestanden, de samenstelling van de vangsten, de paaigebieden en de gebieden waar jonge vis voorkomt

De voorgestelde waarnemersregelingen zullen aanvullende informatie opleveren over de samenstelling van de vangsten in verschillende takken van visserij. Deze informatie en de gegevens die bij routinematige bemonsteringen en toezichtactiviteiten zijn verzameld, moeten worden samengebracht in een gemakkelijk toegankelijke vorm, om de verdere vaststelling van de herstelplannen te ondersteunen.

5.1.2. Verbetering van de selectiviteit van het vistuig

Op grond van recent vastgestelde wetgeving moeten in een aantal soorten vistuig panelen met grote vierkante of ruitvormige mazen worden aangebracht. Het is bekend dat het aanbrengen van sorteerroosters in vistuig onder sommige omstandigheden de selectiviteit ook bevordert. Verder is het voor Oostzeekabeljauw ontwikkelde BACOMA-systeem veelbelovend.

Deze mogelijkheden moeten, naast wellicht nog andere, verder worden onderzocht in de communautaire wateren buiten de Oostzee, vooral voor kabeljauw en heek, maar niet per se uitsluitend voor die soorten. Met name moet meer kennis worden verworven over de verbetering van de selectiviteit ten aanzien van kabeljauw en/of heek door toepassing van dergelijke voorzieningen in de netten, alsmede over de daarmee samenhangende effecten op soorten die samen met kabeljauw/heek worden gevangen.

De Commissie is van plan een groep vistuigtechnologen, biologen en vissers (met zo mogelijk ook deelnemers uit Noorwegen) samen te brengen om een werkprogramma op te stellen en om zo snel mogelijk met dit programma te starten.

5.1.3. Vaststelling van biologische referentiepunten voor de herstelplannen

Zoals in punt 2 van dit document reeds is aangegeven, moet het voorlopige advies over Noordzeekabeljauw opnieuw worden bekeken en moet advies worden ingewonnen over kabeljauw en heek in de Ierse Zee en ten westen van Schotland.

5.2. Maatregelen met betrekking tot de markt

De Commissie overweegt of de communautaire regelgeving betreffende de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten moet worden aangepast om herstelplannen te ondersteunen door bijvoorbeeld:

- te eisen dat de producentenorganisaties visplannen opstellen voor kabeljauw en heek, zelfs wanneer deze soorten slechts een klein deel van hun aanvoer uitmaken;

- interventiesteun op te schorten voor soorten waarvoor een herstelplan geldt;

- van handelaren te eisen dat zij bij het verkooppunt de wettelijke minimummaat aangeven van soorten waarvoor een herstelplan geldt.

5.3. Begeleidende structuurmaatregelen

De Commissie is zich zeer goed bewust van de ernstige gevolgen die de plannen voor het herstel van de bestanden voor de visserijsector hebben. Halvering van de visserij-inspanning van een belangrijk deel van de communautaire vloot zal er onvermijdelijk toe leiden dat veel mensen hun baan verliezen.

De lidstaten kunnen communautaire middelen uit het FIOV krijgen om degenen die in deze situatie terechtkomen, schadeloos te stellen. De Commissie is van mening dat de lidstaten hun nationale prioriteiten voor het gebruik van middelen van het FIOV wellicht moeten heroverwegen in verband met de herstelplannen voor kabeljauw en heek. Om meer middelen beschikbaar te hebben om de sociale en economische effecten van de herstelplannen aan te pakken, kunnen de lidstaten gebruik maken van de mogelijkheden voor flexibiliteit in de regionale programma's en de programma's voor menselijke hulpbronnen voor de periode 2000-2006 die worden gesteund via de Structuurfondsen Er zijn geen vooruitzichten op aanvullende communautaire financieringsbronnen voor dit doel.

6. Volgende stappen

De Commissie is van plan tegen november 2001 wetsvoorstellen betreffende een welomlijnd herstelplan voor kabeljauw en heek aan de Raad voor te leggen. Hierdoor is er voldoende tijd om verder advies in te winnen bij ICES en het WTECV en om rekening te houden met de resultaten van lopende proeven met voozieningen in netten die de selectiviteit van vistuig vergroten.

De Commissie is van plan overlegbijeenkomsten met de lidstaten en de visserijsector te organiseren over de in deze mededeling uiteengezette aanpak, om een zo breed mogelijke consensus te bereiken over de met elk beleidsinstrument te bereiken doelstellingen en over de meest praktische methoden om nieuwe regels uit te voeren.

De Commissie vraagt volledige medewerking van de lidstaten bij het verzamelen van de voor deze activiteit benodigde gegevens, met inbegrip van sociaal-economische gegevens, en hoopt dat de lidstaten ook willen helpen om in de voorbereidingsfase van de voorstellen van de Commissie de benodigde wetenschappelijke expertise beschikbaar te stellen gezien de voorrang die deze werkzaamheden moeten krijgen.