Artikelen bij COM(2001)629 - Sterkere lokale dimensie voor de Europese werkgelegenheidsstrategie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2001)629 - Sterkere lokale dimensie voor de Europese werkgelegenheidsstrategie.
document COM(2001)629 NLEN
datum 6 november 2001

1. Inleiding

2. Naar een lokale dimensie in de Europese werkgelegenheidsstrategie

2.1. De rol van het lokale en regionale niveau bij de Europese werkgelegenheidsstrategie

2.2. Ontwikkelingen in de lidstaten

2.3. Raadpleging van de lokale actoren - 'Lokale werkgelegenheidsinitiatieven'

3. Lokale werkgelegenheidsstrategieën ontwikkelen

3.1. De banden tussen het lokale, regionale, nationale en communautaire niveau aanhalen

3.2. Op ervaring voortbouwen en het bestaande instrumentarium beter inzetten

3.3. Gendergelijkheid in lokale werkgelegenheidsstrategieën

4. Conclusies van operationele aard

***

BIJLAGE 1: RICHTSNOEREN VOOR LOKALE WERKGELEGENHEIDSSTRATEGIEËN

1. Ontwikkeling van lokale werkgelegenheidsstrategieën

2. Implementatie van de lokale werkgelegenheidsstrategieën

BIJLAGE 2: SAMENVATTING VAN DE RAADPLEGING VAN LOKALE ACTOREN

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S - Een sterkere lokale dimensie voor de Europese werkgelegenheidsstrategie


1. inleiding

In april 2000 heeft de Commissie de Europese instellingen en allen die met lokale ontwikkeling te maken hebben verzocht om van gedachten te wisselen over de in de Mededeling van de Commissie 'Lokale werkgelegenheidsinitiatieven - een lokale dimensie voor de Europese werkgelegenheidsstrategie' aan de orde gestelde vraagstukken. In verband hiermee heeft de Commissie steun verleend aan een reeks seminars in Europa en een consultatieproces van een half jaar geïnitieerd, dat in december 2000 afgesloten is met een door het Franse voorzitterschap georganiseerde conferentie te Straatsburg.

'Lokale werkgelegenheidsinitiatieven - een lokale dimensie voor de Europese werkgelegenheidsstrategie', COM (2000) 196 def. van 7 april 2000.

Uit dit consultatieproces is naar voren gekomen dat er brede politieke overeenstemming bestaat over de wenselijkheid van een Europese werkgelegenheidsstrategie (EWS) met een sterkere lokale dimensie. In het verleden is aan lokale werkgelegenheidsontwikkeling niet zoveel betekenis toegekend als aan strategieën van macro-economische en structurele aard. Nu wordt echter algemeen erkend dat er door de mobilisatie van lokale actoren een aanzienlijke bijdrage aan het welslagen van het werkgelegenheidsbeleid kan worden geleverd.

Dit inzicht stoelt op de constatering dat het werkgelegenheidsbeleid in de meeste gevallen op centraal niveau uitgewerkt, maar op lokaal niveau ten uitvoer gebracht wordt, lokale actoren - van kleine en middelgrote ondernemingen tot gemeenten toe - een belangrijke bijdrage op het punt van regionale samenhang, innovatie en ondernemerschap kunnen leveren en nieuwe vormen van werkgelegenheid tot ontwikkeling kunnen brengen, en sociale integratie, gelijke kansen en gendergelijkheid zonder maatschappelijke steun en democratische participatie op lokaal niveau niet mogelijk zijn.

Een belangrijke lokale dimensie speelt ook in gebieden die door hun geografische ligging of natuurlijke gesteldheid met grote problemen te kampen hebben, zoals bergstreken, perifere gebieden en gebieden met een lage bevolkingsdichtheid. In het tweede verslag over de economische en sociale cohesie is onderstreept dat het voor deze gebieden van groot belang is dat een sterke lokale, op economische ontwikkeling gerichte dimensie en de bevordering van de werkgelegenheid deel uitmaken van het toekomstige cohesiebeleid.

Uit het consultatieproces is eveneens naar voren gekomen dat er weliswaar steeds meer aandacht voor de lokale dimensie van de werkgelegenheid komt, maar dat de hindernissen die in het verleden en in het consultatieproces van het afgelopen jaar zijn vastgesteld (zie de bijlagen) toch nog steeds bestaan. De EWS en in het bijzonder de nationale actieplannen voor de werkgelegenheid (NAP) bieden nuttige uitgangspunten om deze hindernissen uit de weg te ruimen. Regionale en lokale actoren moeten beter geïnformeerd worden over en sterker betrokken worden bij de EWS en op communautair, nationaal en sub-nationaal niveau dient een betere invulling te worden gegeven aan het beleid en de bestaande instrumenten.

Zie bijvoorbeeld de Mededeling van de Commissie over plaatselijke initiatieven voor ontwikkeling en werkgelegenheid, COM(95) 273.

In dit verband en in aansluiting op de voorstellen van het Europees Parlement hebben de lidstaten en de instellingen van de Gemeenschap een ondersteunende rol te spelen. Ze moeten met name toegankelijker worden voor lokale actoren, de informatievoorziening voor lokale actoren verbeteren, een coherentere invulling geven aan het beleid en het bestaande instrumentarium, en bevorderen dat er op kennis wordt voortgebouwd, evaluaties worden gemaakt en 'best practices' en ervaringen worden uitgewisseld.

Resolutie van het Europees Parlement over de Mededeling 'Lokale werkgelegenheidsinitiatieven - een lokale dimensie voor de Europese werkgelegenheidsstrategie', C5-0597/2000.

In het Witboek van de Commissie over Europese governance is onlangs onderstreept dat de Europese instellingen, de nationale, regionale en lokale overheden en de NGO's hun werkzaamheden versterkt op elkaar zullen moeten afstemmen en dat openheid, participatie, verantwoordingsplicht, doeltreffendheid en samenhang daarbij de uitgangspunten moeten zijn. De hoofdverantwoordelijkheid op dit punt ligt bij de lidstaten, maar het is aan de Commissie om ervoor te zorgen dat er bij de ontwikkeling van beleidsvoorstellen rekening wordt gehouden met kennis en situaties op regionaal en lokaal niveau en dat tegelijkertijd volledig recht wordt gedaan aan de grondwettelijke en bestuursrechtelijke systemen van de lidstaten.

'Europese governance - een witboek', COM(2001) 428 van 27 juli 2001.

Deze mededeling is gebaseerd op de ervaringen die in het verleden zijn opgedaan , op de lering die uit het bestaande beleid en de nog lopende initiatieven - met inbegrip van het Witboek over governance - is getrokken en op de uitkomsten van het consultatieproces over lokale werkgelegenheidsinitiatieven. De Mededeling geeft aan hoe bereikt kan worden dat lokale actoren, in samenwerking met de nationale overheid en de instellingen van de Gemeenschap, volledige medewerking aan de Europese werkgelegenheidsstrategie gaan verlenen, hun krachten bundelen, en waar nodig lokale werkgelegenheidsstrategieën uitwerken, zodat het werkgelegenheidscijfer in Europa omhoog gaat en er stabiele arbeidsplaatsen van hoge kwaliteit ontstaan. In het licht van de uitbreiding moeten de kandidaat-lidstaten voor de volle honderd procent bij dit proces betrokken worden.

Zie punt 2.3, bijlage 2 en, onder andere, het rapport over lokale ontwikkelingsinitiatieven uit 1998 (SEC 98-25) (geen NL-versie beschikbaar).

2. Naar een lokale dimensie in de Europese werkgelegenheidsstrategie

De Europese instellingen hebben begin 1984 al aandacht besteed aan het potentieel dat lokale ontwikkeling voor de bestrijding van de werkloosheid biedt. Maar pas na de goedkeuring van het Witboek inzake groei, concurrentievermogen, werkgelegenheid door de Europese Raad in 1993 is aan lokale ontwikkeling een steeds prominentere plaats toegekend.

Resolutie van de Raad van 7 juni 1984 (PB C 161 van 21.06.1984). Zie voor een inventaris van de communautaire acties ter bevordering van de lokale ontwikkeling en de werkgelegenheid werkdocument SEC (94) 2199 van de Commissie.

Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen, supplement 6/93.

Zie voor een overzicht het Commissie-rapport over lokale ontwikkelingsinitiatieven uit 1998 (SEC 98-25) (geen NL-versie beschikbaar).

Na de start van het Luxemburg-proces in 1997 is gebleken dat het ontwikkelen van een lokale dimensie voor de EWS een complexe aangelegenheid is. In het volgende hoofdstuk wordt een analyse gemaakt van aantal recente ontwikkelingen op communautair, nationaal, regionaal en lokaal niveau.

2.1. De rol van het lokale en regionale niveau bij de Europese werkgelegenheidsstrategie

In Titel VIII van het Verdrag zijn de beginselen en procedures voor een gecoördineerde Europese werkgelegenheidsstrategie (EWS) vastgelegd. Artikel 128 beschrijft de stappen die in verband met de formulering van een dergelijke strategie moeten worden gezet. Het gaat daarbij ieder jaar om het volgende: richtsnoeren voor de werkgelegenheid en nationale implementatieverslagen; aanbevelingen voor de lidstaten; een gezamenlijk verslag van de Raad en de Commissie over de werkgelegenheid, dat aan de Europese Raad wordt voorgelegd.

Informatie en documenten in verband met het werkgelegenheidsbeleid en de EWS zijn te vinden onder: http://europa.eu.int/comm/employment_social/index_en.htm.

Terwijl de EWS tot nu toe voornamelijk afhankelijk was van inspanningen van de zijde van de Gemeenschap en de lidstaten, dringt nu hoe langer, hoe meer het besef door dat de doelstellingen van de Unie op werkgelegenheidsgebied niet zonder méér participatie van het regionale en lokale niveau gerealiseerd kunnen worden.

In het Luxemburg-proces en in de richtsnoeren voor de werkgelegenheid is in feite van meet af aan steeds meer plaats ingeruimd voor de lokale dimensie, in die zin dat de lidstaten het verzoek hebben gekregen om het regionale en lokale niveau bij de werkzaamheden te betrekken. In de richtsnoeren is in eerste instantie het zwaartepunt gelegd op de totstandbrenging van nieuwe arbeidsplaatsen op lokaal niveau en daarbij is 'de speciale rol van de lokale autoriteiten en de sociale partners' (1999) onderstreept. Daarna is er met nadruk op gewezen dat 'de speciale rol en verantwoordelijkheid van (...) andere partners op regionaal en lokaal niveau, alsook van de sociale partners.' (2000) ondersteund dienen te worden.

In maart 2000 heeft de Europese Raad te Lissabon overeenstemming bereikt over een strategie, waarin nadrukkelijk gewezen wordt op het belang van een goede onderlinge afstemming tussen het economisch, arbeidsmarkt- en sociaal beleid en de mobilisatie van alle betrokkenen. Ook is een versterkte open coördinatiemethode goedgekeurd, die als volgt beschreven wordt: 'een volledig gedecentraliseerde aanpak (...) die strookt met het subsidiariteitsbeginsel, waarbij de Unie, de lidstaten, de regionale en lokale niveaus alsmede de sociale partners en het maatschappelijke middenveld actief betrokken zijn, gebruik makend van diverse vormen van partnerschap.'

En tot slot is in de richtsnoeren voor het jaar 2001 de volgende consistente, integrale aanpak opgenomen:

"Alle actoren op regionaal en lokaal niveau moeten worden gemobiliseerd voor de tenuitvoerlegging van de Europese werkgelegenheidsstrategie door het identificeren van werkgelegenheidsscheppend potentieel op lokaal niveau en het versterken van partnerschappen hiertoe."

11. De lidstaten houden (...) in hun globaal werkgelegenheidsbeleid rekening met het aspect van de regionale ontwikkeling; moedigen lokale en regionale autoriteiten aan om strategieën voor werkgelegenheid te ontwikkelen, teneinde de mogelijkheden van het scheppen van banen op lokaal niveau volledig te benutten en hiertoe partnerschappen te ontwikkelen met alle betrokken actoren, inclusief vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld (...) .

De nationale actieplannen voor 2001, de richtsnoeren voor de werkgelegenheid voor 2002, de aanbevelingen voor de afzonderlijke lidstaten en het gezamenlijke verslag over de werkgelegenheid over 2001 zijn, na goedkeuring, in te zien onder: http://europa.eu.int/comm/employment_social/empl&esf/ees_en.htm.

2.2. Ontwikkelingen in de lidstaten

De implementatie van de EWS op nationaal niveau, met name door middel van de nationale actieplannen voor de werkgelegenheid (NAP) voor het jaar 2001, loopt in de pas met een algemene trend in de richting van méér decentralisatie in de lidstaten en met een toenemende ondersteuning van de non-profitsector (de sociale economie) en de ontwikkeling van partnerships.

Een steeds belangrijkere rol voor regionale en lokale actoren

In het nationale werkgelegenheidsbeleid wordt steeds sterker rekening gehouden met de rol die regionale en lokale actoren bij de EWS en de nationale actieplannen voor de werkgelegenheid kunnen spelen. In het Gezamenlijk Verslag over de werkgelegenheid in het jaar 2000 wordt vastgesteld dat de lidstaten voortgaan met het ontwikkelen van 'de territoriale dimensie van hun werkgelegenheidsbeleid', hoewel er in de nationale actieplannen slechts in een klein aantal gevallen naar werkgelegenheidsplannen van lokale overheden verwezen wordt.

Deze trend zal uitgebreid aan de orde komen in het kader van de evaluatie van de EWS-effecten, zodat zal kunnen worden ingehaakt op de bevindingen. In nationale evaluatieprojecten zal aandacht worden besteed aan de belangrijkste werkgelegenheidsinitiatieven op lokaal niveau, de totstandbrenging en verdere ontwikkeling van lokale partnerships en de effecten daarvan op de werkgelegenheid.

Europese Commissie, Werkgelegenheidsbeleid in de EU en de lidstaten - Gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2000, Luxemburg 2001.

Uit de nationale actieplannen voor het jaar 2001 blijkt dat de lidstaten er in toenemende mate voorstander van zijn dat regionale en/of lokale overheden bij de uitwerking en implementatie van de plannen betrokken worden of deze betrokkenheid actief bevorderen. Een aantal lidstaten heeft regionale en lokale actoren toestemming gegeven om mee te werken aan het EWS-proces en in sommige gevallen is deze ontwikkeling ook actief ondersteund. Hoewel de inbreng van het regionale niveau groter is dan van het lokale niveau, worden de landelijke programma's toch op een flexibelere manier tot stand gebracht en wordt hoe langer, hoe meer rekening gehouden met de regionale en lokale dimensie. Bij de implementatie van de programma's wordt ingehaakt op allerlei verschillende situaties en bij wijze van aanvulling wordt steeds vaker met specifieke regionale of lokale programma's gewerkt.

Bij de ontwikkeling van de nationale actieplannen werken regionale en lokale overheden op zeer uiteenlopende manieren mee. In sommige gevallen heeft die medewerking een geïnstitutionaliseerde vorm aangenomen. In een aantal lidstaten (Finland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk) zijn regionale actieplannen (RAP) aan het ontstaan. En in Griekenland, Frankrijk, Ierland en Zweden zijn lokale actieplannen (LAP) uitgewerkt.

In een groot aantal lidstaten hebben de regio's de taak op zich genomen om de betrokkenheid op de lagere niveaus te stimuleren. Een aantal procedurele elementen uit de open-coördinatiemethode (vaststelling van doelstellingen, implementatie, verslaglegging, assessment) zijn eveneens opgepakt en hebben ingang gevonden in de betrekkingen tussen nationale regeringen en lokale overheden, die in sommige gevallen in overeenkomsten vastgelegd zijn.

Steun voor de non-profitsector (de sociale economie) en partnerships

De lidstaten richten zich steeds sterker op de non-profitsector (de sociale economie), die - tezamen met het bedrijfsleven en een passend institutioneel raamwerk - een belangrijke factor voor de lokale ontwikkeling is. Uit de nationale actieplannen voor de werkgelegenheid voor het jaar 2001 komt desalniettemin naar voren dat de lidstaten niet allemaal hetzelfde onder het begrip non-profitsector (sociale economie) verstaan. In alle lidstaten worden dezelfde hoofdonderdelen (coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, verenigingen, stichtingen, vrijwilligers- en buurtorganisaties) tot de non-profitsector gerekend, maar deze hoofdonderdelen worden niet door alle lidstaten als één samenhangende categorie behandeld.

Griekenland verleent vooral op verafgelegen eilanden en in bergregio's steun aan starters in de non-profitsector. In Frankrijk valt de non-profitsector onder de overeenkomsten die met regio's en gemeenten gesloten zijn. In Zweden wordt in 2002 financiële steun aan lokale coöperatieve ontwikkelingscentra verleend, zodat er meer kennis over de coöperatiesector kan worden vergaard. Oostenrijk verleent financiële steun aan 'sozialökonomische Betriebe', die zich op specifieke doelgroepen richten en op gaten in de markt inspelen. In België is met het oog op financiële steun voor nieuwe arbeidsplaatsen in de non-profitsector (sociale economie) een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen de regering en de gewesten/de Duitse Gemeenschap.

Het begrip lokaal partnership is - vooral als het om de rol van de lokale beleidsmakers en het lokale bestuur bij de opzet en leiding van de partnerships gaat - niet in alle lidstaten even duidelijk gedefinieerd. Dit neemt niet weg dat de sociale partners en de arbeidsbureaus steeds sterker betrokken raken bij de uitwerking en implementatie van lokale strategieën. Ze hebben op de lokale en regionale arbeidsmarkten een specifieke en belangrijke rol te spelen gekregen. In een aantal gevallen spelen de arbeidsbureaus al een actieve rol bij de implementatie en uitwerking van regionale en lokale werkgelegenheidsstrategieën en -programma's (bijvoorbeeld in Frankrijk).

De politieke prioriteiten in de Europese werkgelegenheidsstrategie zijn de drijvende kracht achter deze ontwikkelingen. Lokale en regionale werkgelegenheidspacten, die in 1997 door de Commissie in het leven geroepen zijn en die financiële steun ontvangen van de Structuurfondsen, maken duidelijk hoe integrale, op partnerships gebaseerde strategieën kunnen worden uitgewerkt en geïmplementeerd (bijvoorbeeld in Oostenrijk, Frankrijk, Griekenland, Italië en Nederland).

De Commissie heeft onlangs de aandacht gevestigd op de rol die lokale en regionale actoren kunnen spelen bij de ontwikkeling van nieuwe vormen van governance in de Unie [N.B.: add reference to the Commission communication on governance].

De mate waarin regionale en lokale actoren bij de EWS betrokken kunnen worden, hangt evenwel af van de politieke en grondwettelijke structuren van de afzonderlijke lidstaten en dient in de pas te lopen met het subsidiariteitsbeginsel.

Stimulering van het ondernemerschap

Het lokale niveau is het meest ideale niveau voor de bevordering van het ondernemerschap. Zoals onderstreept op de Europese Raad te Lissabon en de Europese Raad te Feira kunnen vooral op het lokale niveau nieuwe, kleine en innovatieve ondernemingen worden opgezet en uitgebouwd. Vastgesteld is dat er nog aanzienlijke vooruitgang moet worden geboekt op punten als financieringsmogelijkheden voor kleine ondernemingen, passende wet- en regelgeving en een voor het ondernemerschap en innovatie bevorderlijk klimaat.

Zie in dit verband het Europees Handvest voor kleine ondernemingen, dat op 13 juni 2000 door de Raad Algemene Zaken goedgekeurd en op 19 en 20 juni 2000 door de Europese Raad te Feira onderschreven is.

2.3. Raadpleging van de lokale actoren - 'Lokale werkgelegenheidsinitiatieven'

Om de regionale en lokale dimensie van de EWS te onderstrepen en een beeld te krijgen van de meningen van de actoren op lokaal niveau heeft de Commissie in april 2000 het startsein voor een consultatieproces en een bewustmakingscampagne gegeven.

Gedurende een aantal maanden zijn twee verschillende typen activiteiten ontwikkeld, namelijk een beleidsdebat over de mededeling van de Commissie 'Lokale werkgelegenheidsinitiatieven - een lokale dimensie voor de Europese werkgelegenheidsstrategie' en activiteiten van experimentele aard in het kader van de 'Voorbereidende acties ten behoeve van plaatselijke werkgelegenheidsinitiatieven'.

Zie voetnoot 1.

Oproep tot het indienen van voorstellen VP/2000/05, gevolgd door VP/2001/15 voor 2001.

Uit het consultatieproces is naar voren gekomen dat het lokale niveau, naar de mening van de lokale actoren zelf en volgens de resolutie van het Europees Parlement over de mededeling van de Commissie , duidelijk niet voldoende informatie krijgt over het NAP-proces en de EWS-implementatie en daarbij ook niet voldoende betrokken wordt. De reacties naar aanleiding van het consultatieproces wijzen erop dat er langs twee lijnen verder zal moeten worden gewerkt, namelijk:

Zie voetnoot 3.

* een horizontale lijn: d.w.z. uitwerking van lokale werkgelegenheidsstrategieën;

* een verticale lijn: d.w.z. betere onderlinge afstemming van strategieën en activiteiten tussen het lokale, regionale, nationale en communautaire niveau.

Gedurende het consultatieproces hebben lokale actoren er blijk van gegeven dat ze over aanzienlijke ervaring op het gebied van lokale werkgelegenheidsinitiatieven beschikken en bereid zijn om op strategischere wijze te werk te gaan. De overstap van losse werkgelegenheidsinitiatieven naar samenhangende, integrale strategieën plaatst de actoren op lokaal niveau evenwel voor een enorme uitdaging en in dit verband is, in het kader van de algemene werkgelegenheidsstrategie van de Gemeenschap, engagement en steun van de zijde van het regionale, nationale en communautaire niveau vereist.

Deze mededeling haakt in op de werkzaamheden in het kader van de Europese werkgelegenheidsstrategie en op de uitkomsten van het consultatieproces. Een verslag over het consultatieproces is te vinden onder http://europa.eu.int/comm/employment_social/. In bijlage 2 wordt een samenvatting gegeven.

3. lokale werkgelegenheidsstrategieën ontwikkelen

De Commissie is van mening dat de ontwikkeling van een lokale EWS-dimensie, met name in een uitgebreide Unie, een belangrijke bijdrage kan leveren aan de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van de Gemeenschap, die naar volledige werkgelegenheid, duurzame economische groei en sociale samenhang streeft.

Hetzelfde kan ook gezegd worden voor hiermee samenhangende processen als de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting. Uit een eerste Commissie-analyse van de nationale actieplannen ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (2001-2003) blijkt dat regionale en lokale overheden een buitengewoon belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de strijd van de Unie tegen sociale uitsluiting en de verwezenlijking van de desbetreffende beleidsdoelstellingen, die door de Europese Raad te Nice onderschreven zijn.

De strijd tegen armoede en sociale uitsluiting is een complex beleidsterrein, dat niet alleen met de toegang tot de arbeidsmarkt te maken heeft. Het gaat om werkgelegenheid en om kwesties als huisvesting, onderwijs of gezondheidszorg, waarvoor een heel breed scala aan beleidsmaatregelen zal moeten worden ontwikkeld en tal van actoren gemobiliseerd zullen moeten worden. Desalniettemin is de strijd tegen sociale uitsluiting een van de belangrijkste elementen in het Lissabon-proces en de hoofdonderdelen van het ESF geworden . Er zal dan ook speciale aandacht worden besteed aan de verbanden tussen de werkgelegenheidsstrategie en het integratieproces, in de zin van arbeidsmarktdeelname voor de meest kwetsbare groepen op lokaal niveau.

Zie hoofdstuk 3.2.

De Commissie wil bereiken dat lokale actoren een grotere bijdrage gaan leveren aan het welslagen van de vier thematische pijlers van de Europese werkgelegenheidsstrategie, te weten verbetering van de inzetbaarheid, ontwikkeling van het ondernemerschap, stimulering van het aanpassingsvermogen van ondernemingen en werknemers, en gendergelijkheid.

Met het oog hierop zal de Commissie overeenkomstig werkgelegenheidsrichtsnoer 11 en in lijn met de recente ontwikkelingen in de lidstaten (zie punt 2.2.) de verspreiding van 'best practices' en ervaringen in de lidstaten bevorderen. Daarnaast zal ze, waar mogelijk, de uitwerking van lokale werkgelegenheidsstrategieën ondersteunen.

Deze lokale werkgelegenheidsstrategieën kunnen een gestructureerde en formele vorm aannemen en, in overleg tussen nationale en regionale en lokale actoren, in het kader van de nationale actieplannen van de lidstaten, vertaald worden in lokale actieplannen (LAP).

Hiertoe moeten in het kader van de bestaande processen en institutionele mechanismen in de lidstaten en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel:

- de banden tussen de verscheidene besluitvormingsniveaus aangehaald worden;

- de effectiviteit van en de coördinatie tussen het beleid en het instrumentarium van de EU verbeterd worden;

- lokale actoren, en met name vrouwen, in staat worden gesteld om vanuit hun eigen overtuiging en ervaring verantwoordelijkheid op zich te nemen en - zoals beschreven in de mededeling 'Lokale werkgelegenheidsinitiatieven' - voorwaarden voor het welslagen van de lokale werkgelegenheidsstrategieën worden geschapen.

Lokale ontwikkeling is een beleidsterrein dat een groot aantal dwarsverbanden heeft. Lokale ontwikkeling heeft niet alleen te maken met werkgelegenheid, maar onder andere ook met gendergelijkheid, maatschappelijke integratie, economische ontwikkeling, innovatie en de informatiemaatschappij. Het is zelfs zo dat tal van beleidsmaatregelen en initiatieven van de Gemeenschap, de lidstaten en het regionale en lokale niveau méér effect op de lokale werkgelegenheid kunnen hebben dan maatregelen die specifiek op lokale ontwikkeling gericht zijn. Voor de toekomstige beleidsontwikkeling zijn evaluaties op dit gebied dan ook van uitermate groot belang.

3.1. De banden tussen het lokale, regionale, nationale en communautaire niveau aanhalen

De huidige en toekomstige lidstaten van de EU hebben zeer uiteenlopende institutionele en bestuursrechtelijke structuren. Het heeft dan ook geen zin - en het zou de bevoegdheden van de Gemeenschap ook te boven gaan - om gemeenschappelijke voorschriften te formuleren voor de onderlinge afstemming tussen de verschillende niveaus.

Afhankelijk van het wettelijke en bestuursrechtelijke kader van de verschillende lidstaten ligt de verantwoordelijkheid voor de verschillende aspecten van het economische ontwikkelingsbeleid en het sociaal beleid ofwel bij het nationaal niveau, het regionaal niveau of het lokaal niveau. Het is dan ook van groot belang dat de coördinatie tussen de beleidsmakers op de verschillende niveaus bevorderd wordt, zodat het genoemde beleid een effectieve bijdrage aan de lokale werkgelegenheidsstrategieën kan leveren.

Het ontwikkelen van een lokale dimensie voor de Europese werkgelegenheidsstrategie vergt politieke wil van de zijde van de Gemeenschap, de lidstaten en het regionale en lokale niveau. Maar daarnaast zijn ook een bewustwordingsproces, experimenten en de uitwisseling van 'good practices' vereist. Lokale overheden en actoren moeten zich vaak tot de implementatie van maatregelen beperken, waartoe op nationaal of regionaal niveau besloten is. De EWS, de nationale actieplannen voor de werkgelegenheid, de nationale actieplannen ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, en de programma's van de Structuurfondsen zijn op regionaal en lokaal niveau niet voldoende bekend. Projecten waaraan uit hoofde van de Gemeenschapinitiatieven en de innovatieve acties steun wordt verleend, zijn op lokaal niveau vaak zichtbaarder en hierop zal in de toekomst dan ook voortgebouwd moeten worden.

Lokale actoren moeten alle informatie krijgen over het beleid dat door de EU en de lidstaten gevoerd wordt. In overeenstemming met dit beleid moeten zij ertoe gebracht worden om in plaats van losse initiatieven en projecten, waar mogelijk, lokale werkgelegenheidsstrategieën te ontwikkelen.

Een lokale werkgelegenheidsstrategie moet gericht zijn op werkgelegenheidsontwikkeling in een bepaald gebied en uit een integrale reeks maatregelen en een actieplan bestaan. In een lokale werkgelegenheidsstrategie moet men, met het desbetreffende nationale actieplan voor de werkgelegenheid als uitgangspunt, een doelgebied afbakenen, een diagnose maken van de sterke en zwakke punten van het gebied, mogelijke actoren in kaart brengen en coördinatiemechanismen voor de inbreng van de verschillende actoren ontwikkelen, de mogelijkheden en risico's voor de werkgelegenheid in het doelgebied analyseren, en regionale en nationale overheden bij het een en ander betrekken.

Om zoveel mogelijk duurzame effecten op de werkgelegenheid te bereiken moeten lokale werkgelegenheidsstrategieën in de pas lopen met de doelstellingen en prioriteiten van de nationale actieplannen. Ze moeten aan de hand van een gezamenlijk onderschreven diagnose van de problemen en pluspunten goedgekeurd worden door de bevoegde instanties op de verschillende niveaus en de actoren op lokaal niveau, en dienen vertaald te worden in een specifiek actieplan. Bij het uitwerken van hun strategieën moeten lokale overheden en actoren voortbouwen op de richtsnoeren voor de werkgelegenheid en de nationale actieplannen. Tegelijkertijd dient er sprake te zijn van tweerichtingsverkeer, in die zin dat de Gemeenschap, de lidstaten en regionale actoren op hun beurt informatie moeten verstrekken aan de actoren op lokaal niveau en hen bij het NAP-proces moeten betrekken.

Vanuit dit oogpunt is het van uitermate groot belang dat de uitwisseling van informatie tussen alle bij de EWS betrokken actoren uit de publieke en particuliere sector (overheidsinstanties, sociale partners, arbeidsbureaus en NGO's) bevorderd wordt. Door vertegenwoordigers van op regionaal en lokaal niveau opererende hoofdkantoren en organisaties een plaats te geven in de partnerships, kan eveneens een grotere samenhang bereikt worden.

Om een bijdrage aan dit proces te leveren zal de Commissie, met inachtneming van de uiteenlopende wettelijke en bestuursrechtelijke structuren van de lidstaten, voorstellen om de kwestie van de lokale werkgelegenheid op te nemen in de prioriteiten voor het nationale voorlichtingsbeleid van de lidstaten en in het werkprogramma van het informele netwerk van ESF-voorlichters.

De Commissie zal voor begin 2003 tevens een forumbijeenkomst over lokale ontwikkeling voorstellen, waar alle betrokken partijen - lokale en regionale actoren, lidstaten, kandidaat-lidstaten en Europese instellingen - elkaar kunnen ontmoeten en onderling ervaringen en informatie kunnen uitwisselen.

3.2. Op ervaring voortbouwen en het bestaande instrumentarium beter inzetten

Uit een aantal initiatieven op EU-niveau is duidelijk naar voren gekomen dat het lokale niveau mogelijkheden voor de bevordering van de werkgelegenheid biedt. Al begin 1993 heeft de Commissie met de publicatie van het 'Witboek inzake groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid' nadrukkelijk gewezen op het belang van nieuwe arbeidsplaatsen en nieuwe vormen van werkgelegenheid, met name waar het om dienstverlening op lokaal niveau gaat . Deze invalshoek heeft een vertaling gevonden in 89 lokale en regionale werkgelegenheidspacten, die in 1997 in de vorm van modelprojecten van start zijn gegaan. De Commissie heeft een thematische evaluatie van de lokale en regionale werkgelegenheidspacten in opdracht gegeven, waarvan de uitkomsten medio 2003 verwacht worden. Deze evaluatie zal waardevolle lessen over de lokale dimensie van werkgelegenheidsbevordering opleveren, die bij de versterking van de lokale dimensie van de Europese werkgelegenheidsstrategie meegenomen kunnen worden. Lokale werkgelegenheidsontwikkeling is verder ook aan de orde geweest in tal van programma's van de Gemeenschap en de lidstaten.

Mededeling van de Commissie 'Een Europese strategie ter stimulering van plaatselijke initiatieven voor ontwikkeling en werkgelegenheid' COM (95) 273 def. van 13 juni 1995.

Zie het document van de diensten van de Commissie (van november 1999) op de website over de regionale en lokale werkgelegenheidspacten onder: http://inforegio.cec.eu.int/pacts.

Artikel 6 van het Europees Sociaal Fonds (nieuwe mogelijkheden voor werkgelegenheid en plaatselijk sociaal kapitaal), het programma voor stimuleringsmaatregelen uit hoofde van artikel 129 van het Verdrag, de Gemeenschapsinitiatieven ADAPT en WERKGELEGENHEID, de modelprojecten voor langdurig werklozen (B5-502), en het programma voor modelactiviteiten in de derde sector en op het gebied van de werkgelegenheid.

EURES, de EU-dienst die moet bewerkstelligen dat burgers uit EU-lidstaten en EER-landen gemakkelijker gebruik kunnen maken van hun recht om in een andere lidstaat te werken, biedt voorlichting, advies en arbeidsplaatsbemiddeling. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een netwerk van deskundigen, een groot aantal contactpunten bij partnerorganisaties en een gratis toegankelijke internetdienst. EURES Crossborder levert, op basis van lokale partnerships, een specifieke bijdrage aan de lokale ontwikkeling en het sociaal overleg over het werkgelegenheidsbeleid in grensregio's.

Zie de EURES-website onder: http://europa.eu.int/comm/employment_social/elm/eures/en/index.htm.

Uit een aantal EU-programma's en initiatieven op andere beleidsterreinen dan werkgelegenheid kan eveneens lering worden getrokken . Het Leonardo da Vinci-Programma heeft vooral door de instandhouding van oude en de ontwikkeling van nieuwe know-how en beroepen een bijdrage geleverd aan de lokale werkgelegenheidsontwikkeling. Daarnaast heeft het de studie- en beroepskeuzebegeleiding op lokaal niveau gestimuleerd.

Bijvoorbeeld uit het Gemeenschapsinitiatief LEADER voor plattelandsontwikkeling, het Gemeenschapsinitiatief URBAN voor stedelijke ontwikkeling, artikel 10 van het EFRO m.b.t nieuwe mogelijkheden voor werkgelegenheid, innovatie en informatie- en communicatietechnologie, het vierde programma voor gericht sociaal-economisch onderzoek, en de gefinancierde projecten in het kader van de voorbereidende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van sociale uitsluiting.

In 2002 zal de Commissie een ex post evaluatie laten maken van de werkzaamheden die in het kader van het Gemeenschapsinitiatief URBAN in de periode 1994-1999 verricht zijn. Vanuit het inzicht dat nationale en regionale oplossingen soms te algemeen zijn voor de bijzondere behoeften die in een bepaalde plaats bestaan en de mensen die daar leven en werken vaak het beste weten welke maatregelen het meest passend zijn, is dit Gemeenschapsinitiatief expliciet op het lokale niveau gericht. URBAN gaat uit van deze gebiedsgerichte aanpak, legt de nadruk op capaciteitsontwikkeling (capacity building), grotere lokale autonomie, gerichtere werkzaamheden, en biedt goede mogelijkheden om zich op gebieden te concentreren waar bijzondere behoeften aanwezig zijn. Het initiatief bestrijkt een breed scala aan projecten, waarin de modernisering van verouderde infrastructuur hand in hand gaat met maatregelen ter stimulering van de economie en de werkgelegenheid. De ex post evaluatie zal duidelijk maken welke lessen uit de periode 1994-1999 kunnen worden geleerd. De uitkomsten van de evaluatie kunnen meegenomen worden bij de implementatie van het Gemeenschapsinitiatief in de periode 2000-2006 en bij het uitfilteren van de 'best practices' in verband met lokale werkgelegenheidsontwikkeling.

De rol van de hoofdonderdelen van de Structuurfondsen

In het beleid en de belangrijkste programma's van de Gemeenschap is reeds ingehaakt op het feit dat het zwaartepunt niet langer op losse lokale werkgelegenheidsinitiatieven, maar op integrale strategieën ligt.

In de nieuwe verordeningen voor de Structuurfondsen in de periode 2000-2006 is vastgelegd dat de Structuurfondsen een specifieke rol te spelen hebben bij de bevordering van de economische ontwikkeling op lokaal niveau. De Structuurfondsen moeten onder andere steun voor lokale en regionale werkgelegenheidspacten (die nu deel uitmaken van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) en nieuwe vormen van werkgelegenheid verlenen, en initiatieven voor lokale ontwikkeling en werkgelegenheid bevorderen en ondersteunen.

Artikel 2, lid 2, onder a) van Verordening (EG) nr. 1784/1999 van 12 juli 1999 betreffende het Europees Sociaal Fonds, PB. L 213 van 13.8.1999, blz. 5.

Een van de belangrijkste kenmerken van de nieuwe reeks programma's van de Structuurfondsen is dat er brede partnerships tot stand worden gebracht, waarin een veel breder scala aan instanties, particuliere organisaties en verenigingen en stichtingen van het regionale en lokale niveau opgenomen is. In de lidstaten is duidelijk de trend aanwezig om regionale en lokale overheden sterker bij het hele programmeringsproces te betrekken, waardoor regionale en lokale actoren steeds meer verantwoordelijkheid ten aanzien van de door de Fondsen verleende steun op zich zullen kunnen gaan nemen. Italië, Spanje en Frankrijk hebben in hun programma's voor de Structuurfondsen bijzonder veel nadruk op dit aspect gelegd. De ervaringen met de regionale en lokale werkgelegenheidspacten zijn er in lokale ontwikkelingsprioriteiten vertaald, die een plaats hebben gekregen in de hoofdprogramma's voor de periode 2000-2006.

In het kader van de gedecentraliseerde programmeringsaanpak werken lokale overheden hoe langer, hoe meer mee bij de implementatie van werkzaamheden die mede door de Structuurfondsen gefinancierd worden. Dit is vooral het geval in lidstaten waar de lokale partners een sleutelrol spelen bij de invulling van het beleid dat voor steunverlening van de Structuurfondsen in aanmerking komt. Door hun betrokkenheid bij de formulering van de voornaamste beleidsprioriteiten voor de steunverlening door de Structuurfondsen kon er voorts in de strategieën en programmaprioriteiten rekening worden gehouden met lokale op maat gesneden behoeften. De grotere betrokkenheid van de regionale en lokale overheden bij het programmeringsproces heeft vooral tot doel om tot méér relevantie en daardoor tot méér effectiviteit en een grotere impact van de maatregelen te komen, die met steun van de Structuurfondsen geïmplementeerd worden.

Op het gebied van de lokale ontwikkeling wordt zo met een tweesporenaanpak gewerkt, in die zin dat lokale ontwikkeling als vraagstuk met een groot aantal dwarsverbanden in alle programmeringsprioriteiten aan de orde wordt gesteld en er anderzijds specifieke maatregelen voor de stimulering van lokale werkgelegenheidsinitiatieven en de non-profitsector getroffen worden.

Uit een eerste analyse van de manier waarop het Europees Sociaal Fonds (ESF) in de programmeringsperiode 2000-2006 steun voor de EWS zal verlenen komt naar voren dat het regionale en lokale niveau beter bij de implementatie van het Fonds betrokken zal worden. In de nieuwe ESF-verordening is een specifieke bepaling opgenomen, die tot doel heeft om de deelname van lokale partnerships en NGO's aan door het ESF ondersteunde programma's door middel van kleine subsidies te bevorderen . Doordat lokale organisaties als tussenschakels gaan fungeren en de verantwoordelijkheid krijgen voor de toekenning van kleine subsidies aan kleinschalige projecten, zal het voor de actoren op lokaal niveau eenvoudiger worden om ESF-steun te verkrijgen voor de implementatie van projecten, waartoe ze zelf het initiatief hebben genomen.

Mededeling betreffende de steun van het Europees Sociaal Fonds voor de Europese werkgelegenheidsstrategie, COM(2001) 16 def. van 23.01.2001.

Artikel 4, lid 2, onder a) van Verordening (EG) nr. 1784/1999 betreffende het Europees Sociaal Fonds bepaalt dat de lidstaten een redelijk bedrag van de uit hoofde van doelstelling 1 en 3 toegekende middelen aan globale susbsidies dienen te besteden. Deze globale susbisdies dienen te worden beheerd door bemiddelende instanties die op hun beurt, in de vorm van kleine subsidies, steun zullen verlenen aan NGO's en lokale partnerships. In het merendeel van de programma's van de lidstaten is 0.5% tot 1 % van de financiële middelen voor deze vorm van steunverlening gereserveerd.

In de nieuwe reeks programma's uit hoofde van doelstelling 1, 2 en 3 van het Europees Sociaal Fonds is een integrale strategie ter bestrijding van de uitsluiting op de arbeidsmarkt opgenomen. In veel gevallen kan de werkloosheid niet worden verminderd als er tegelijkertijd niet ook iets aan andere vormen van uitsluiting wordt gedaan. Een dergelijke integrale aanpak voor arbeidsmarktintegratie vereist een sterkere participatie van alle relevante actoren - en met name van degenen die in het middelpunt van de uitsluitingsproblematiek staan - bij de programmaontwikkeling, de implementatie en het toezicht op de besteding van de ESF-middelen. De nieuwe uitdaging voor het ESF is dat het zal moeten inspelen op de capaciteiten die op lokaal niveau aanwezig zijn. Daartoe zal het ESF toegankelijker moeten worden voor lokale actoren, zoals de sociale partners, NGO's en andere kleine lokale organisaties, zodat deze ten volle van het ESF kunnen gaan profiteren.

In de komende zeven jaar zal het ESF zo'n 9 miljard euro uittrekken voor activiteiten in de lidstaten die tot doel hebben om de sociale integratie te bevorderen. Het gaat daarbij om maatregelen die de inzetbaarheid en het onderwijspeil van de meest kansarme groepen beogen te verbeteren en om maatregelen die discriminatie en ongelijkheid bij de toegang tot de arbeidsmarkt tegengaan.

De rol van EQUAL

In het kader van het EQUAL-programma is voor de periode 2000-2006 een bedrag van 2,8 miljard euro beschikbaar. Het programma, dat voortbouwt op de lering die getrokken is uit eerdere Gemeenschapsinitiatieven - en met name het initiatief WERKGELEGENHEID - heeft het uittesten van nieuwe formules tot doel, waarmee ingespeeld kan worden op de behoeften van degenen die op de arbeidsmarkt met uitsluiting of discriminatie geconfronteerd worden. Het programma kan dan ook een wezenlijke bijdrage aan de lokale werkgelegenheidsontwikkeling leveren.

Zie de EQUAL-website onder: http://www.europa.eu.int/comm/employment_social/equal/equal.cfm.

De Commissie wil EQUAL gebruiken om, met name op regionaal en lokaal niveau, partnerships tot stand te brengen en gaat daarbij uit van twee factoren die volgens de evaluaties van groot belang zijn voor het succes van het programma, namelijk intensieve lokale en regionale netwerkactiviteiten en samenwerking bij de verspreiding en transfer van de resultaten.

De rol van de innovatieve acties uit hoofde van artikel 6 van het ESF

De innovatieve acties uit hoofde van artikel 6 van de ESF-verordening behoren tot het financiële instrumentarium waarmee de Gemeenschap de lokale ontwikkeling kan ondersteunen. Deze innovatieve acties spelen een belangrijke rol bij het uittesten van nieuwe benaderingen en in kaart brengen van 'good practices', die vervolgens tot verbeteringen in de implementatie en resultaten van de door de Structuurfondsen ondersteunde activiteiten kunnen leiden.

Verordening nr. 1262/1999 van 21 juni 1999, PB L 161/48 van 26.6.1999.

In de programmeringsperiode 1994-1999 is uit hoofde van artikel 6 van de ESF-Verordening steun verleend aan een reeks projecten, die gericht waren op de schepping van werkgelegenheid en de beroepsopleiding. Bij het merendeel daarvan lag het zwaartepunt op het lokale niveau. In haar mededeling van januari 2001 over de tenuitvoerlegging van artikel 6 heeft de Commissie met nadruk gewezen op het grote belang van nauwe samenwerking tussen de Europese instellingen en de nationale, regionale en lokale overheden én tussen de sociale partners en organisaties uit de non-profitsector. In de mededeling wordt tevens naar voren gebracht dat de innovatieve acties zich in de periode 2001-2002 op een vastgesteld aantal prioritaire thema's zullen richten, waaronder 'lokale werkgelegenheidsstrategieën en innovatie'.

De Commissie wenst dat lokale ontwikkeling een prioriteit blijft, zodat artikel 6 als proefbank kan blijven fungeren voor nieuwe ideeën en processen die van belang zouden kunnen zijn voor de hoofdonderdelen van het ESF. Er zal meer aandacht worden besteed aan een doorlopende monitoring en evaluatie van de projecten en aan het netwerken tussen de initiatiefnemers van projecten, de Commissie, de lidstaten en deskundigen.

Richting geven aan de implementatie van de EWS op lokaal niveau

Voor het jaar 2000 en 2001 heeft de begrotingsautoriteit begrotingsmiddelen vrijgemaakt voor de ondersteuning van voorbereidende acties ten behoeve van plaatselijke werkgelegenheidsinitiatieven (begrotingslijn B5-503). Tegen de achtergrond van het feit dat de EWS het raamwerk voor de ontwikkeling van een integraal lokaal werkgelegenheidsbeleid is, heeft deze begrotingslijn tot doel om:

- richting te geven aan de toepassing van de Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren als raamwerk voor uit te werken lokale werkgelegenheidsstrategieën, die vertaald kunnen worden in lokale actieplannen voor de werkgelegenheid (LAP);

- attent te maken op de mogelijkheden voor de schepping van werkgelegenheid op lokaal niveau, grensoverschrijdende samenwerking tot stand te brengen en het in kaart brengen en uitwisselen van 'good practices' te stimuleren.

Om de rol van de non-profitsector (de sociale economie) bij de schepping van lokale werkgelegenheid te stimuleren en ervaring op te doen met de implementatie van lokale werkgelegenheidsstrategieën kunnen de geplande activiteiten, in een later stadium, aangevuld worden met projecten uit hoofde van artikel 6 van de ESF-Verordening.

Uit de evaluatie van modelprojecten in de non-profitsector (de sociale economie) is gebleken dat de non-profitsector een waardevolle bijdrage aan de totstandbrenging en instandhouding van de werkgelegenheid in Europa kan leveren en tegelijkertijd op tal van maatschappelijke terreinen, milieugebied en cultureel terrein goederen en diensten kan leveren waarin niet door de markt wordt voorzien.

Een algehele evaluatie van de ontwikkeling op lokaal niveau

In de evaluaties van de ESF-steun in de periode 1994-1999 is de lokale dimensie niet als thematische prioriteit aan de orde geweest, aangezien het in de desbetreffende verordeningen van de Gemeenschap ook niet als thematische prioriteit aangemerkt was. Desalniettemin wordt momenteel aan evaluaties gewerkt en zijn ook nog een aantal evaluaties in planning, die rechtstreeks van belang zijn voor de ontwikkeling op lokaal niveau. Het gaat daarbij om de thematische evaluatie van de lokale en regionale werkgelegenheidspacten, de ex post evaluatie van het Gemeenschapsinitiatief URBAN en de evaluatie van de voorbereidende acties ten behoeve van plaatselijke werkgelegenheidsinitiatieven in het jaar 2000. De ontwikkelingen op het gebied van de lokale werkgelegenheid zullen, tegen de achtergrond van de onlangs opgestarte EWS-evaluatie, aan de orde komen in nationale evaluatieprojecten. De uitkomsten van deze evaluaties worden in het voorjaar van 2002 verwacht.

De Commissie is voornemens om in te haken op de ervaringen die met lokale netwerken zijn opgedaan. Er moeten verscheidene evaluaties worden gemaakt van de ESF-steun voor lokale ontwikkeling en daarbij moet een groot aantal regio's en locaties onder de loep worden genomen.

Om tot een betere invulling van het beleid en het bestaande instrumentarium te komen, zal de Commissie bij haar evaluatiewerkzaamheden in de lopende programmeringsperiode voorrang aan de lokale ontwikkeling geven. Er zal een algehele evaluatie van de lokale ontwikkeling worden gemaakt. Een dergelijke allesomvattende evaluatie en synthese van de lokale werkgelegenheidsontwikkeling zal een beeld en ideeën opleveren over het effect van lokale werkgelegenheidsontwikkeling, alsook van de programma's op het gebied van de sociale uitsluiting en gelijke kansen die belangrijke lokale aspecten hebben.

Een dergelijke strategische thematische evaluatie van de lokale ontwikkeling moet aanvullingen opleveren op de momenteel lopende of geplande evaluaties en daarop ook voortbouwen. Het zwaartepunt moet op de Structuurfondsen komen te liggen, maar er moet ook aandacht worden besteed aan andere beleidsterreinen van de Gemeenschap. De meest belangrijke vraagstukken die aan de orde dienen te komen, luiden als volgt:

* Op welke wijze is er in het EU-beleid en de EU-programma's rekening gehouden met lokale ontwikkeling en hoe is ertoe bijgedragen dat er een gunstig klimaat voor lokale werkgelegenheid ontstaat-

* Op welke wijze heeft de coördinatie van de EU-activiteiten en programma's op dit gebied plaatsgevonden; welke middelen zijn ingezet om lokale actoren bij de formulering van het EU-beleid te betrekken; in hoeverre zijn de lokale actoren geïnformeerd over de programma's en het beleid van de EU en hoeveel weten ze daarover; op welke manier kan bereikt worden dat de samenwerking tussen de verschillende lokale en regionale partnerships (op het gebied van de werkgelegenheid, innovatie, en de informatiemaatschappij) wordt versterkt-

* Op welke wijze zijn de resultaten en vernieuwingen van de EU-activiteiten en -programma's op het gebied van de lokale ontwikkeling meegenomen in het mainstreamingsproces-

3.3. Gendergelijkheid in lokale werkgelegenheidsstrategieën

In de EWS is vastgelegd dat de lidstaten bij de implementatie van de richtsnoeren voor de werkgelegenheid aan gendermainstreaming zullen moeten werken. Een aantal lopende projecten, die als model voor regionale en lokale werkgelegenheidspacten fungeren, is op de realisatie van gelijke kansen gericht. De Commissie is desalniettemin van mening dat er in het verleden niet voldoende aandacht aan gendergelijkheid is besteed en dat maatregelen voor gendergelijkheid vooral op lokaal niveau zeer veel effect kunnen hebben.

In de vorige programmeringsperiode (1994-1999) is in het kader van de hoofdonderdelen van het ESF en de Gemeenschapsinitiatieven financiële steun verstrekt aan projecten die op het punt van de lokale werkgelegenheid tot gendergelijkheid hebben bijgedragen. Zo is er bijvoorbeeld steun verleend aan opleidingen voor beroepen die een goede toekomst bieden of aan startende bedrijven in plattelandsgebieden. Voor de periode 2000-2006 geldt uit hoofde van de verordeningen voor de Structuurfondsen dat er in alle programma's en werkzaamheden aan gendermainstreaming moet worden gewerkt.

Een van de sleutelelementen van de EWS, die nu ook in het ESF centraal staat, betreft het bevorderen van gendergelijkheid. In het licht van werkgelegenheidsrichtsnoer 11 ruimen het ESF en de lokale werkgelegenheidsstrategieën nu dan ook niet alleen plaats in voor gendermainstreaming, maar ook voor specifieke, op gendergelijkheid gerichte maatregelen.

Hoewel het moeilijk is om de investeringen voor gendergelijkheid in cijfers te vertalen, kan ervan uitgegaan worden dat er in de periode 2000-2006 ongeveer 4 miljard euro voor specifieke door het ESF ondersteunde activiteiten voor gendergelijkheid uitgegeven zal worden. Worden daarbij de bedragen voor mainstreamingsactiviteiten opgeteld, dan valt dit cijfer nog hoger uit.

Aangezien lokale ontwikkeling ook een horizontale prioriteit in de nieuwe ESF-verordening is, moet in het kader van de maatregelen ter bevordering van de instroom van vrouwen op de arbeidsmarkt en de arbeidsmarktdeelname van vrouwen ook steun worden verstrekt voor lokale initiatieven.

Bij het uitwerken van een lokale werkgelegenheidsstrategie moet de genderdimensie deel uitmaken van de diagnose die van het desbetreffende doelgebied wordt gemaakt. In de vast te leggen doelstellingen voor de strategie dient aandacht te worden besteed aan nieuwe arbeidsmogelijkheden voor vrouwen (informatiemaatschappij, milieu, vrijetijdsbesteding, toerisme, cultuur, lokale producten, welzijn en persoonlijke dienstverlening), zodat zij hun intrede of herintrede op de arbeidsmarkt zullen kunnen doen.

Zie hoofdstuk 1 van de bijlage.

Vrouwen moeten in de lokale werkgelegenheidsstrategieën zowel actoren als doelgroepen zijn. Dit houdt in dat instanties voor gelijke kansen betrokken moeten worden bij het lokale bestuur, een evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in comités moet worden bereikt, een groter aantal vrouwen opgenomen moet worden in de lokale organisaties van de sociale partners, er in de non-profitsector en in de sector van het vrijwilligerswerk waar vrouwen een buitengewoon belangrijke rol spelen gebruik moet worden gemaakt van de vaardigheden en ervaring van vrouwen, en de NGO's van vrouwen betrokken moeten worden bij de regionale en lokale partnerships en de regionale en lokale werkgelegenheidspacten.

Lokale actoren bij de bevordering van gendergelijkheid betrekken

De belangrijkste taken bij het uitwerken van lokale werkgelegenheidsstrategieën waarin gendergelijkheid een component is, zijn weggelegd voor de lokale actoren zelf. Het gaat daarbij in het bijzonder om het volgende:

* Als belangrijkste werkgever of als werkgever met een 'modelfunctie' dienen lokale overheden de werkgelegenheid voor vrouwen en de kwaliteit van die werkgelegenheid bij het openbaar bestuur en in de publieke sector te bevorderen en daartoe moeten in het bijzonder maatregelen worden genomen, waardoor werk en gezinstaken met elkaar gecombineerd kunnen worden en vrouwen door kunnen stromen naar leidinggevende functies. Lokale overheden dienen steun te verlenen aan vrouwen die als ondernemer werkzaam (willen) zijn en moeten verbetering brengen in de voorzieningen voor vrouwen op het platteland.

* Als werkgevers dienen lokale ondernemingen aan betere carrièremogelijkheden voor vrouwen te werken (door bijvoorbeeld als mentor te fungeren voor vrouwen die een klein bedrijf hebben opgezet).

* Door zich op dienstverlening in de huishoudelijke sfeer te richten en arbeidsplaatsen te bieden voor vrouwen die willen herintreden, kunnen organisaties in de non-profitsector (sociale economie) ertoe bijdragen dat de arbeidsmarkt voor vrouwen toegankelijker wordt.

* Door meer vaart te zetten achter de implementatie van richtlijnen en de desbetreffende afspraken tussen de sociale partners kunnen de sociale partners zowel op het niveau van de ondernemingen (bijvoorbeeld door flexibele arbeidstijdregelingen) als op regionaal en lokaal niveau voor betere loopbaanmogelijkheden voor vrouwen zorgen en de combinatie van werk en gezinstaken mogelijk maken.

* Lokale arbeidsbureaus kunnen door gendermainstreaming en scholing van hun medewerkers op het gebied van het gendervraagstuk als voorbeeld voor werkgevers fungeren.

* Onderwijs- en scholingsinstellingen kunnen ertoe bijdragen dat vrouwen betere carrièrevooruitzichten krijgen, en lokale actoren op het gebied van het gendervraagstuk scholen.

4. conclusies van operationele aard

Door de Europese werkgelegenheidsstrategie heeft het streven naar méér en betere banen een nieuwe dimensie gekregen. Op het niveau van de Gemeenschap biedt de EWS met haar werkgelegenheidsrichtsnoeren, de jaarlijkse evaluaties en peer reviews van de prestaties van de lidstaten, en de aanbevelingen voor de afzonderlijke landen een integraal raamwerk voor de verwezenlijking van de doelstellingen die de Unie zich op het gebied van de werkgelegenheid en de hervorming van de arbeidsmarkt gesteld heeft. Op het niveau van de lidstaten worden de richtsnoeren voor de werkgelegenheid, via de nationale actieplannen en met steun van de lidstaten en de Gemeenschap, vertaald in een samenhangende werkgelegenheidsstrategie.

Op regionaal en lokaal niveau moeten de actoren in staat worden gesteld om intensiever met elkaar te gaan samenwerken, om in te spelen op het werk en beleid van de nationale en Europese instellingen en om, ter ondersteuning van de Europese werkgelegenheidsstrategie, partnerships tot stand te brengen. Voor de actoren op lokaal niveau is tevens een sleutelrol weggelegd bij de bevordering van gendergelijkheid en bij de ontwikkeling van een integrale aanpak voor maatschappelijke integratie.

Met inachtneming van de uiteenlopende verantwoordelijkheden die de Gemeenschap en de lidstaten hebben, zal de Commissie overeenkomstig de beginselen uit het Witboek over Europese governance:

* de informatievoorziening van de lokale actoren over de EWS en de nationale actieplannen, alsmede de uitwisseling van 'best practices', de ontwikkeling van benchmarks, en de peer reviews bij de implementatie van de nationale actieplannen op het gebied van de lokale ontwikkeling bevorderen. De Commissie zal in het bijzonder:

- in haar eigen voorlichtingswerkzaamheden prioriteit aan de lokale ontwikkeling geven. Door de inrichting van een website over lokale ontwikkeling en coördinatiewerkzaamheden tussen de verschillende betrokken diensten zal de Commissie de programma's en initiatieven van de Gemeenschap voor lokale actoren toegankelijker maken;

- voorstellen om de lokale werkgelegenheid, met name via bestaande geïnstitutionaliseerde organen zoals het Comité van het Europees Sociaal Fonds, het Comité voor de werkgelegenheid en het informeel netwerk van ESF-voorlichters, een plaats te geven in de prioriteiten voor het voorlichtingsbeleid van de lidstaten;

* de ontwikkeling van lokale werkgelegenheidsstrategieën monitoren en ondersteunen om zo tot een integrale aanpak voor de lokale ontwikkeling in de lidstaten te komen. Dit zal met name gedaan worden in het kader van de nationale actieplannen, het comité voor de werkgelegenheid, en de nationale actieplannen ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, alsmede door de implementatie van de bepalingen in de ESF-verordening die tot doel hebben om de participatie van lokale partners en NGO's aan door het ESF ondersteunde programma's eenvoudiger te maken;

* bewerkstelligen dat de ervaringen die in de lidstaten met de ontwikkeling van lokale werkgelegenheidsstrategieën - met inbegrip van de bevordering van de gendergelijkheid - zijn opgedaan, verspreiding vinden in de lidstaten en kandidaat-lidstaten en opgenomen worden in de EWS. In dit verband stelt de Commissie voor om begin 2003 een forumbijeenkomst over lokale ontwikkeling te houden, waar de betrokken partijen - lokale en regionale actoren, de regeringen van de lidstaten, het Europees Parlement, het Comité van de Regio's en het Economisch en Sociaal Comité - elkaar kunnen ontmoeten, ervaringen en informatie kunnen uitwisselen en een bijdrage kunnen leveren aan de verdere ontwikkeling van de EWS. De kandidaat-lidstaten zullen volledig bij dit forum betrokken worden;

* lokale actoren assisteren die aan een strategischere benadering van de lokale ontwikkeling en daarbij aan lokale werkgelegenheidsstrategieën en, in het institutionele kader van de nationale actieplannen van de lidstaten, aan lokale actieplannen willen werken. De Commissie zal hiervoor via het beschikbare financiële instrumentarium en met name via het programma voor innovatieve acties uit hoofde van artikel 6 van het ESF financiële steun verstrekken. De vereiste financiële steunverlening voor de implementatie van de lokale werkgelegenheidsprogramma's, human resources development en de bestrijding van sociale uitsluiting dient deel uit te maken van de belangrijkste operationele programma's, zoals het ESF-programma;

* een algehele strategische evaluatie maken van de lokale ontwikkelingsactiviteiten, waaraan in het kader van de verschillende beleidsterreinen en financiële instrumenten van de Gemeenschap steun is verleend. Met het oog op de komende uitbreiding van de EU moeten de uitkomsten van de evaluatie een basis bieden, waardoor de ervaring die met lokale activiteiten op werkgelegenheidsgebied is opgedaan ook bij de ontwikkeling van de lokale dimensie in andere processen en programma's - en met name bij de nationale actieplannen ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting en EQUAL - zinvol gebruikt kan worden en aan de hand van de ervaringen met de afzonderlijke activiteiten en programma's, met inbegrip van de regionale en lokale werkgelegenheidspacten en het Gemeenschapsinitiatief URBAN, verbetering kan worden gebracht in het algemene kader voor lokale werkgelegenheidsactiviteiten;

* intensiever gaan samenwerken met andere internationale organisaties die werkzaam zijn op dit gebied, en met name met de OESO en de IAO, zodat zal kunnen worden ingehaakt op de ervaringen die zij hebben opgedaan en de lessen die op Europees niveau geleerd zijn op bredere schaal verspreid kunnen worden in de kandidaat-lidstaten en andere landen die geen lid van de EU zijn.

***

BIJLAGE

BIJLAGE 1: RICHTSNOEREN VOOR LOKALE WERKGELEGENHEIDS STRATEGIEËN

In deze bijlage worden de in de mededeling over 'Lokale werkgelegenheidsinitiatieven' van april 2000 vermelde criteria en vereisten voor succesvolle lokale werkgelegenheidsstrategieën verder uitgewerkt. Ook wordt nagegaan welke maatregelen op lokaal, regionaal, nationaal en Gemeenschapsniveau kunnen worden genomen om de in deze mededeling beschreven aanpak te bevorderen.

Op initiatief van lokale overheden en actoren vastgestelde werkgelegenheidsstrategieën kunnen worden vertaald in Lokale Actieplannen (LAP's), als ze door de lidstaten in hun Nationale Actieplannen worden geïntegreerd.

1. Ontwikkeling van lokale werkgelegenheidsstrategieën

In het licht van de ervaringen in het verleden en de resultaten van de in punt 2.3 van deze mededeling vermelde raadpleging komen zes prioritaire gebieden in aanmerking om de ontwikkeling van lokale werkgelegenheidsstrategieën te bevorderen: een gunstig klimaat scheppen, experimenteren, evaluatie, benchmarking, scholing en samenwerking/uitwisselingen.

1.1. Een gunstig klimaat scheppen

Het wettelijke, institutionele, financiële en administratieve kader van de lidstaten zou bevorderlijker kunnen worden gemaakt voor lokale werkgelegenheidsinitiatieven. Zo kan de verantwoordelijkheidsverdeling tussen en binnen de verschillende bestuursniveaus worden verduidelijkt, kunnen de regels en procedures worden vereenvoudigd, kunnen de administratieve vereisten worden beperkt, en kan logistieke en methodologische ondersteuning worden geboden aan lokale actoren die voor een strategische aanpak kiezen.

Bij de raadpleging over 'Lokale werkgelegenheidsinitiatieven' opgetekende voorbeelden

Hoewel een gecentraliseerde uitwisseling van informatie over vacatures tussen regio's belangrijk is voor de efficiëntie van arbeidsbureaus, kunnen arbeidsbureaus door gedecentraliseerde dienstverlening echte partners worden in de lokale werkgelegenheidsstrategieën. Gedecentraliseerde bureaus moeten meer autonomie krijgen bij het beheer van de middelen en de aanpassing van de mix van werkgelegenheidsbeleidsinstrumenten aan de lokale arbeidsmarkt.

Non-profitorganisaties vinden dat hun financiële problemen soms door de regelgeving worden veroorzaakt. Zo laat de bankregelgeving het niet toe dat ze aan hun behoeften aangepaste financieringsinstrumenten ontwikkelen. Door de concurrentieregels kunnen de lokale overheden geen zogenaamde sociale bedingen in hun aanbestedingen opnemen.

+ examples for other categories - to be completed


Euroméditerranée-project in Marseille (regio Provence-Alpes-Côte d'Azur)

Het idee voor 'Euroméditerranée' is in 1989 geboren, maar het duurde tot 1995 eer het "Etablissement public d'aménagement Euroméditerranée (EPAEM)" werd opgericht. Voor dit openbaar bedrijf, dat de staus van 'onderneming van nationaal belang' heeft, werd voor de periode 1995-2001 1,7 miljard FRF uitgetrokken. In 1999 werd dit bedrag opgetrokken tot 2,5 miljard FRF. Euroméditerranée wordt door de staat beheerd, in samenwerking met de lagere overheden (de stad Marseille, de regio Provence-Alpes-Côte d'Azur, het departement Bouches-du-Rhône en het stadsgewest Marseille-Provence-Métropole). De opdracht van het bedrijf is 'economische ontwikkeling, culturele uitstraling, stadsvernieuwing en maatregelen ten gunste van de bewoners te bevorderen' in een gebied van 311 hectare met 30 000 bewoners. 'Wij zijn tussenpersonen', resumeert algemeen directeur Jean-Michel Guenod.

De vijf gebieden zijn: de 'Z.A.C.' Joliette, waar de Docks (80 000 m bedrijfsgebouwen) vernieuwd zijn, de Rue de la République, waar 4 000 woningen vernieuwd worden, de wijk Saint-Charmes-Porte d'Aix met het TGV-station, de Belle de Mai, waar de tabaksfabriek (120.000 m³) wordt omgebouwd tot een centrum voor de cultuur- en communicatie-industrie (met studio's voor audiovisuele media), en de Cité de la Méditerranée (110 ha), met een boulevard van 2,7 km waar een vernieuwde jachthaven, een museum, enz. gepland zijn.

In deze vijf gebieden zijn 1 500 bedrijven opgericht en 6 000 banen geschapen. De publieke investeringen, Europese middelen inbegrepen, worden op 6 miljard FRF geschat. De totale investeringen, particuliere investeringen inbegrepen, bedragen voor de periode 1996-2010 meer dan 20 miljard FRF.

In het Docup 1997-1999 is voor dit project al een bijdrage van de Structuurfondsen uitgetrokken. In het Docup 2000-2006 is 22,9 miljoen euro aan EFRO-steun uitgetrokken..

In Zweden werden in 1998 op districtniveau 'groeiovereenkomsten' ingevoerd. Deze bestaan uit ontwikkelingsprogramma's die het groeipotentieel van een lokaal en regionaal vastgestelde bedrijfssector moeten helpen benutten. Het programma wordt in onderling overleg uitgewerkt. Doel is duurzame economische groei en dus meer werkgelegenheid voor zowel vrouwen als mannen. Het arbeidsmarktbeleid heeft een sterk ecologisch aspect. Steun voor lokale investeringsprogramma's is één van de manieren waarop milieu- en werkgelegenheidsmaatregelen met elkaar gecombineerd kunnen worden. De programma's vormen ook een schakel tussen het nationale en het lokale beleid. Gemeenten kunnen financiële steun aanvragen voor lokale investeringsprogramma's die aan zowel milieu- als werkgelegenheidscriteria voldoen.

Zweeds NAP 2001, blz. 4.

In het kader van de 'voorbereidende acties ten behoeve van plaatselijke werkgelegenheidsinitiatieven' heeft de Commissie in 2001 een oproep tot het indienen van voorstellen gepubliceerd. De projecten die in het kader van maatregel 1 (capaciteitsopbouw) worden geselecteerd, moeten onderzoeken hoe een positief klimaat kan worden gecreëerd.

PB C 130 van 01.05.2001, blz. 13.

De Commissie heeft ook voorbereidende maatregelen ter ondersteuning van maatregelen ter bestrijding en voorkoming van sociale uitsluiting gefinancierd. Hoewel deze duidelijk op dat ene gebied waren gericht, kunnen er ook op werkgelegenheidsgebied lessen uit worden getrokken met betrekking tot de aanpak van lokale partnerschappen.

1.2. Experimenten

Om de strategische aanpak voor lokale werkgelegenheidsontwikkeling te verfijnen en na te gaan hoe de verschillende categorieën lokale actoren lokaal aan de werkgelegenheid kunnen bijdragen, moet verder worden geëxperimenteerd.

Barcelona en Den Haag hebben op verschillende wijzen met informatie- en communicatietechnologie geëxperimenteerd om na te gaan hoe lokale overheden de werkomstandigheden van hun personeel en hun dienstverlening kunnen verbeteren, levenslang leren kunnen bevorderen en de lokale bevolking de nodige ICT-vaardigheden kunnen bijbrengen.

Een aantal financiële instrumenten zou aan de behoeften van non-profitorganisaties kunnen beantwoorden en moet verder worden getest: sociaal risicokapitaal, garantiefondsen, leningsfondsen met lage rentevoet, microfinanciering, stimulansen voor commerciële financiële instellingen die in non-profitorganisaties investeren, publieke financiële garanties op basis van de boekhouding van de organisatie en goedgekeurde projectfinanciering. Ook op het gebied van sociale audits en boekhouding kunnen experimenten worden uitgevoerd.

In dertien projecten die in het kader van de 'voorbereidende acties ten behoeve van plaatselijke werkgelegenheidsinitiatieven' zijn geselecteerd, werd in 2001 in 76 lokale gebieden geëxperimenteerd met de voorbereiding van Lokale Actieplannen. De conclusies van dit experiment zullen tegen midden 2002 beschikbaar zijn.

Verdere experimenten met de hele lokale werkgelegenheidsstrategie zullen worden ondersteund in het kader van artikel 6 van het ESF . De Commissie heeft in 2001 een oproep tot het indienen van voorstellen gepubliceerd en zal begin 2002 projecten selecteren.

Mededeling van de Commissie over de uitvoering van innovatieve acties uit hoofde van artikel 6 van de verordening betreffende het Europees Sociaal Fonds voor de programmeringsperiode 2000-2006, COM (2000) 894 def. van 12.01.2001.

Uit al deze experimenten zullen de nodige lessen worden getrokken alvorens de aanpak, mogelijk met steun van het ESF, in het tweede deel van de programmaperiode 2000-2006 wordt veralgemeend.

1.3. Evaluatie

Sinds het begin van de Europese werkgelegenheidsstrategie in 1997 is op communautair en nationaal niveau veel vooruitgang geboekt met de evaluatie van de werkgelegenheidsprestaties. Er zijn instrumenten ontwikkeld, zoals indicatoren voor de arbeidsdeelname, de werkloosheid, de economische situatie en de tenuitvoerlegging van de werkgelegenheidsrichtsnoeren . Er worden ook indicatoren ontwikkeld voor de kwaliteit van het werk en de levenskwaliteit .

PB L 22 van 24.1.2001, blz. 18.

Werkgelegenheids- en sociaal beleid: een kader voor het investeren in kwaliteit.

Deze kennis moet in de lidstaten tot op het lokale niveau worden verspreid. Omdat lokale werkgelegenheidsstrategieën de kwaliteit van het sociaal beleid helpen verbeteren, wil de Commissie dit aspect opnemen in de in de mededeling over 'Investeren in kwaliteit' voorgestelde 'kwaliteitsonderzoeken' .

Werkgelegenheids- en sociaal beleid: een kader voor het investeren in kwaliteit.

De Commissie zal bekijken op welke wijze in de ESF-programmering voor 2000-2006 rekening is gehouden met de bepalingen van de ESF-verordening betreffende maatregelen voor lokale ontwikkeling, en in hoeverre het lokale niveau overeenkomstig het partnerschapsbeginsel bij het beheer van het Fonds is betrokken.

Maatregel 2 van de oproep tot het indienen van voorstellen voor 'voorbereidende acties ten behoeve van plaatselijke werkgelegenheidsinitiatieven' gepubliceerd in 2001, betreft monitoring en evaluatie.

PB C 130 van 01.05.2001, blz. 13.

Achteraf zal opdracht worden gegeven tot een evaluatie van het effect op de lange termijn van de lokale werkgelegenheidsinitiatieven. De eerste van deze evaluaties zal in 2003 worden gemaakt; daarbij zullen de lokale partnerschappen worden onderzocht die in het midden van de jaren negentig aan EU-programma's hebben deelgenomen. Er zal worden nagegaan welke resultaten zij sindsdien hebben geboekt en welke veranderingen zij hebben ondergaan. De bevindingen van de externe evaluatie van de Territoriale Werkgelegenheidspacten zullen in de algemene conclusies worden opgenomen, waarvan de publicatie voorzien is in 2002.

1.4. Benchmarking

Sinds 1997 speelt benchmarking een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de Europese werkgelegenheidsstrategie. Deze methode bestaat erin de beste arbeidsmarktprestaties in de EU vast te stellen en voor elk aspect van de Europese werkgelegenheidsstrategie op de beste praktijkvoorbeelden te wijzen. Benchmarking moet ook op de afzonderlijke lokale werkgelegenheidsinitiatieven en het proces van lokale werkgelegenheidsstrategieën zelf worden toegepast.

Om de benchmarking op Europees niveau te organiseren, zal inspiratie worden geput uit het 'peer review'-programma , een innovatief proces dat in 1999 door de EU-lidstaten is opgezet als instrument ter ondersteuning van de Europese werkgelegenheidsstrategie. Doel is 'good practices' op het gebied van werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid vast te stellen, te evalueren en in de hele EU te verspreiden.

http://peerreview.almp.org/en/

Een 'peer review' van 'best practices' inzake de ontwikkeling van lokale werkgelegenheidsstrategieën zou in de tweede helft van 2003 op experimentele basis op EU-niveau kunnen worden georganiseerd. Ook internationale verenigingen en netwerken van verenigingen kunnen daaraan een nuttige bijdrage leveren.

Benchmarking zal ook worden toegepast op het regionale en nationale klimaat, om te vergelijken in hoeverre dit het opzetten van strategische bottom-up initiatieven en projecten in de hand werkt of belemmert.

Maatregel 2 van de in 2001 gepubliceerde oproep tot het indienen van voorstellen voor 'voorbereidende acties ten behoeve van plaatselijke werkgelegenheidsinitiatieven' betreft benchmarking. Er zal steun worden verleend aan projecten waarin instrumenten voor de benchmarking van lokale werkgelegenheidsstrategieën, -initiatieven en -kaders worden ontwikkeld.

PB C 130 van 01.05.2001, blz. 13.

1.5. Scholing

Als het lokale niveau een meer strategische rol bij de bevordering van de werkgelegenheid wil spelen, moeten de lokale actoren over de nodige vaardigheden beschikken om deze rol effectief te kunnen vervullen. Het gaat daarbij zowel om technische vaardigheden ("management by objectives", project- en financieel management, wettelijk kader, beleidsevaluatie, enz.) als sociale en contactvaardigheden.

Doel is niet om lokale mensen op te leiden tot voltijdse deskundigen op het gebied van lokale ontwikkeling, maar om mensen in verschillende sectoren in staat te stellen bij hun dagelijkse werk rekening te houden met de ontwikkeling van de lokale werkgelegenheid.

Omdat overheden en instellingen op regionaal en nationaal niveau lokale actoren meer verantwoordelijkheden kunnen geven en veel aspecten van het wettelijke, administratieve en financiële kader van lokale maatregelen vaststellen, moeten ook zij over de nodige kennis en knowhow beschikken om het werk op het lokale niveau te vergemakkelijken en als schakel met de andere beleidsniveaus op te treden.

Overheden en instellingen op regionaal, nationaal en EU-niveau moeten lering trekken uit geslaagde lokale initiatieven en ze op grote schaal toepassen. De scholing zal voor het grootste deel door het nationale en regionale niveau en de onderwijs- en opleidingssytemen moeten worden gefinancierd, waarbij ze optimaal gebruik moet worden gemaakt van de ESF-ondersteuningsmechanismen.

Maatregel 1 van de in 2001 gepubliceerde oproep tot het indienen van voorstellen voor 'voorbereidende acties ten behoeve van plaatselijke werkgelegenheidsinitiatieven' betreft capaciteitsopbouw. De steun gaat naar projecten die capaciteitsopbouwprogramma's opzetten en sturen. Doel is lokale actoren beter in staat te stellen de werkgelegenheid te bevorderen en regionale en nationale actoren beter in staat te stellen deze initiatieven te steunen.

PB C 130 van 01.05.2001, blz. 13.

1.6. Uitwisselingen en samenwerking

Om de onderlinge samenhang te bevorderen, kunnen uitwisselingen van 'good practices' en samenwerking worden georganiseerd en kan de informatiestroom tussen de lidstaten worden opgevoerd. Daarbij moet ten volle gebruik worden gemaakt van informatie- en communicatietechnologie (ICT).

Op nationaal en regionaal niveau kunnen vergaderingen en uitwisselingen tussen ambtenaren, actoren op het gebied van de lokale werkgelegenheidsontwikkeling, lokale bemiddelaars en tussenpersonen tussen het lokale en hogere beleidsniveaus worden georganiseerd, alsook conferenties voor de uitwisseling van 'good practices', vergelijkende studies en permanente elektronische discussieforums. Er kunnen personeelsuitwisselingen worden georganiseerd tussen de publieke en de private sector, tussen verschillende bedrijfssectoren en tussen filialen en hoofdkantoren of moederorganisaties. Op lokaal niveau kunnen de actoren worden aangemoedigd om lokale projectbanken op te zetten om de uitwisseling van ideeën te bevorderen en hun krachten en middelen te bundelen. Representatieve netwerken en verenigingen wordt verzocht te overwegen hoe zij dergelijke uitwisselingen kunnen bevorderen.

Maatregel 3 van de in 2001 gepubliceerde oproep tot het indienen van voorstellen voor 'voorbereidende acties ten behoeve van plaatselijke werkgelegenheidsinitiatieven' betreft de verspreiding van informatie over 'good practices' in projecten, programma's en instrumenten op verschillende niveaus ter ondersteuning van plaatselijke werkgelegenheidsinitiatieven en het opzetten van gestructureerde en voortdurende regio-overschrijdende samenwerking.

PB C 130 van 01.05.2001, blz. 13.

De kandidaat-lidstaten moeten geleidelijk aan deze mechanismen kunnen deelnemen. Terwijl ze zich voorbereiden op hun deelname aan de Europese werkgelegenheidsstrategie kunnen ze, mogelijk met steun van het Phare-programma, worden aangemoedigd om lokale werkgelegenheidsstrategieën te bevorderen.

Transnationale samenwerking inzake plaatselijke werkgelegenheidsinitiatieven zal ook een sterke impuls krijgen van het communautaire initiatief EQUAL. Dit heeft tot doel discriminatie en ongelijkheid op de arbeidsmarkt te bestrijden.

Mededeling van de Commissie aan de lidstaten tot vaststelling van de richtsnoeren voor het communautaire initiatief Equal betreffende transnationale samenwerking voor de bevordering van nieuwe praktijken voor de bestrijding van discriminaties en ongelijkheden van welke aard ook wat de arbeidsmarkt betreft, PB C 127 van 5.5.2000, blz. 2.

Verordening (EG) nr. 1784/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 1999 betreffende het Europees Sociaal Fonds, PB L213 van 13.8.1999, blz. 7.

2. Implementatie van de lokale werkgelegenheidsstrategieën

De implementatie van een lokale werkgelegenheidsstrategie of Lokaal Actieplan (LAP) hangt vooral af van specifieke institutionele, administratieve en sociaal-economische kenmerken, die per lidstaat sterk verschillen. De richtsnoeren in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op de resultaten van de raadpleging over lokale werkgelegenheidsinitiatieven en zijn bedoeld als hulpmiddel voor het beleid, dat door de lokale overheden en de actoren in het veld kan worden aangepast.

2.1. Een gebied afbakenen en een diagnose maken

Een lokale strategie heeft betrekking op een lokaal gebied dat naar gelang van de nationale omstandigheden in elke lidstaat wordt vastgesteld en dat uit sociaal-economisch oogpunt voor werkgelegenheidsinitiatieven in aanmerking komt. Of een gebied in aanmerking komt, hangt vooral van twee criteria af: het gebied moet groot genoeg zijn om de werkgelegenheidsmaatregelen voldoende kritische massa te geven en klein genoeg om voordeel te halen uit kleine afstanden; het moet ook samenhangend zijn en aansluiten bij de bestaande administratieve structuren.

Zo kan een strategie betrekking hebben op bedrijventerreinen, woon-werkgebieden, regionale en lokale afdelingen van sociale-partnerorganisaties of gebieden die zijn uitgekozen voor de tenuitvoerlegging van de Structuurfondsen of andere Europese of nationale programma's, zoals Territoriale Werkgelegenheidspacten.

Een belangrijke fase in de ontwikkeling van een lokale werkgelegenheidsstrategie is het maken van een diagnose van de sterke punten, zwakke punten, mogelijkheden en risico's (SWOT) in verband met de werkgelegenheid in een gebied. De werkgelegenheidsrichtsnoeren van de EU en de daarmee samenhangende indicatoren vormen een leidraad voor het soort gegevens die moeten worden verzameld.

Europese Commissie, Gezamenlijk Verslag over de werkgelegenheid 2000, Luxemburg, 2001, blz. 77-87.

Voor de analyse moet zo goed mogelijk gebruik worden gemaakt van bestaande gegevens en studies ter zake. Met name lokale statistische instrumenten moeten optimaal worden benut. Voor de analyse kan gebruik gemaakt worden van beleidsondersteunende analyses op andere gebieden (sociale zekerheid, economische ontwikkeling, stadsvernieuwing, plattelandsontwikkeling, gelijke kansen, vervoer, milieubescherming, enz.) en op andere beleidsniveaus.

Aan de hand van de analyse kunnen de lokale actoren een lokale werkgelegenheidsstrategie uitwerken. Deze omvat de doelstellingen voor een bepaalde periode, de maatregelen waarmee deze doelstellingen moeten worden verwezenlijkt, de menselijke en financiële middelen die voor de tenuitvoerlegging van deze maatregelen nodig zijn, de verantwoordelijkheden en de maatregelen voor de voortgangscontrole en de beoordeling van de resultaten. Voor het vaststellen van de inhoud van de strategie vormen de werkgelegenheidsrichtsnoeren van de EU een nuttige leidraad voor de lokale actoren.

Bij het vaststellen van de doelstellingen moet bijzondere aandacht worden besteed aan nieuwe bronnen van werkgelegenheid die het gemakkelijker maken werk en privéleven te combineren en die zo bijdragen aan gelijke kansen voor vrouwen en mannen, zoals de informatiemaatschappij, vrije tijd, toerisme, lokale producten, welzijn en persoonlijke dienstverlening. De strategie moet worden afgestemd op het beleid op de andere beleidsniveaus en op het Nationaal Actieplan voor de werkgelegenheid.

Er moet ook aandacht worden besteed aan een mogelijke wisselwerking op lokaal niveau met maatregelen in het kader van de Nationale Actieplannen ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting .

Uit de ervaringen met de door de EU gefinancierde voorbereidende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van sociale uitsluiting blijkt tot nu toe dat beide beleidsgebieden elkaar grotendeels overlappen, zowel wat de doelgroepen als de betrokken actoren betreft.

2.2. De rol van de lokale actoren bij de implementatie

De raadpleging over 'Lokale werkgelegenheidsinitiatieven' heeft nuttige indicaties opgeleverd over de vraag hoe lokale actoren aan lokale werkgelegenheidsstrategieën kunnen bijdragen.

A) Lokale overheden

Lokale overheden kunnen

* als modelwerkgevers fungeren, bijvoorbeeld door hun personeel bijscholing (bv. ICT) aan te bieden en het werk zo te organiseren dat hun personeel werk en privéleven beter kan combineren;

* andere actoren helpen om de werkgelegenheid te bevorderen, bijvoorbeeld door een bedrijfsvriendelijk klimaat te scheppen in sectoren waar méér nieuwe banen kunnen worden geschapen en door procedures te vereenvoudigen;

* een integrale aanpak voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid bevorderen door het werkgelegenheidsaspect in alle beleidsgebieden te integreren, het opzetten en beheren van partnerschappen aan te moedigen of te vergemakkelijken en met behulp van ICT raadpleging en actief burgerschap te bevorderen;

* de werkgelegenheid ondersteunen door lokale dienstverlening, bijvoorbeeld vervoer naar nieuwe bedrijvencentra, op flexibele werkuren afgestemd vervoer, voltijdse kinderopvang, enz.

De Noord-Spaanse stad Gijón (Asturië) heeft 271 320 inwoners. Na de achteruitgang in de industrie wil de stad zich op informatie en kennis richten. In 1999 heeft het stadsbestuur de politieke partijen, de vakbonden en het bedrijfsleven bijeengebracht om de Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren op lokaal niveau ten uitvoer te leggen. Onder leiding van de lokale overheid is een beleidsmix ontwikkeld om de traditionele sectoren te moderniseren, de publieke sector flexibeler en dynamischer te maken, werklozen weer aan een baan te helpen en de privésector financiële en andere steun te bieden om te investeren, te groeien en meer en betere banen te scheppen.

B) Bedrijven

* Als werkgevers kunnen ze aan de vier pijlers van de Europese werkgelegenheidsstrategie bijdragen. Zo kunnen ze werklozen tijdelijke 'on the job'-scholing en stages aanbieden (pijler 'inzetbaarheid'), als mentor optreden voor kleinere bedrijven (pijler 'ondernemerschap'), het werk organiseren met de juiste combinatie van flexibiliteit en zekerheid (pijler 'aanpassingsvermogen') en vrouwen meer carrièremogelijkheden bieden (pijler 'gelijke kansen').

* Als partners kunnen ze andere actoren helpen om aan de ontwikkeling van de werkgelegenheid bij te dragen. Door bekend te maken welke vaardigheden ze in de toekomst nodig zullen hebben, kunnen ze bijvoorbeeld de nodige scholingsprogramma's helpen opzetten.

* Met hun knowhow op het gebied van planning en management kunnen ze een waardevolle bijdrage leveren aan een vlot en efficiënt beheer van partnerschappen.

Het werkgelegenheidspact Berlin-Neukölln is gebaseerd op een samenwerkingsverband tussen de lokale overheid (de burgemeester en een deel van de administratie), politici op district- en deelstaatniveau, grote bedrijven, MKB, organisaties van kleinhandelaars, het lokale arbeidsbureau, non-profitorganisaties, een grote huisvestingsmaatschappij, opleidingsinstellingen en beheerders van werkgelegenheidsprogramma's. In het kader van het pact plaatsen grote bedrijven een eerste bestelling bij startende bedrijven, sponsoren ze een nieuw bedrijf, groeifondsen, speciale evenementen zoals de 'Start je eigen bedrijf op'-prijs en de 'Neukölln handels- en MKB-dagen' en detacheren ze werknemers voor de activiteiten van het pact. Een bijkomende activiteit van het pact is het opzetten van een MKB-netwerk.

C) Non-profitorganisaties en NGO's

NGO's kunnen op twee manieren meewerken aan lokale werkgelegenheidsstrategieën:

* Als promotor van non-profitactiviteiten kunnen ze aan de vier pijlers van de Europese werkgelegenheidsstrategie bijdragen. Zo kunnen ze bijvoorbeeld kansarmen beter inzetbaar maken door ze een stage en scholing aan te bieden, banen scheppen door nieuwe goederen en diensten aan te bieden die aan nieuwe behoeften voldoen, hun personeel bij het management betrekken en vrouwen een betere toegang tot de arbeidsmarkt bieden door diensten aan te bieden die vrouwen anders thuis zouden moeten verrichten;

* Als vertegenwoordigers en behartigers van de belangen van burgers en groepen bevorderen NGO's de participatie in het partnerschap. Omdat ze een grote verscheidenheid aan economische en sociale doelstellingen nastreven, behartigen ze de belangen van verschillende groepen burgers. Ze staan vaak ook dicht bij de doelgroepen van de programma's.

In het kader van het project 'Local motion' organiseerde de Deense organisatie FMI in zes gemeenten sport- en vrijetijdsactiviteiten voor kansarmen en ouderen. Daarvoor werden sportvoorzieningen gebruikt die anders tijdens de werkuren niet werden gebruikt. Dit leverde nieuwe banen en een nieuw beroep, sportleider, op.


In kansarme wijken in vier steden, Brussel, Parijs, Londen en Rotterdam, bleek uit een project van de Marcel Hicterstichting dat kunstenaars een wijk nieuw leven kunnen inblazen doordat ze mensen met ondersteunende functies, zoals drukkers en schrijnwerkers, aantrekken. Cafés, restaurants, besteldiensten, banken en de pers volgen de trend en het openbaar vervoer wordt gereorganiseerd. Dit alles leidt direct en indirect tot nieuwe banen en een herleving van een voorheen kansarme wijk. Uit 'Third System and Employment pilot action' http://europa.eu.int/comm/employment_social/empl&esf/3syst/index_en.htm

D) Sociale partners

* Op bedrijfsniveau kunnen de sociale partners bijdragen aan de pijlers 'aanpassingsvermogen' en 'gelijke kansen' van de EWS. Ze kunnen bijvoorbeeld overeenkomsten sluiten om het juiste evenwicht tussen flexibiliteit en zekerheid te bereiken, en de kwaliteit van de banen verbeteren;

* Op regionaal en lokaal niveau kunnen ze aan de vier pijlers van de EWS bijdragen. Indien ze bij het beheer van de arbeidsbureaus en opleidingsinstellingen betrokken zijn, kunnen ze bijvoorbeeld invloed uitoefenen op hun dienstverlening. Ze kunnen kleine bedrijven organisatorische ondersteuning geven en lokale steun bieden in crisissituaties. Om vrouwen meer carrièremogelijkheden te bieden en het combineren van werk en gezinsleven gemakkelijker te maken, kunnen ze de tenuitvoerlegging van de verscheidene richtlijnen en overeenkomsten tussen de sociale partners op dit gebied bespoedigen en ervoor zorgen dat goede opvangmogelijkheden worden geboden voor kinderen en andere afhankelijke personen.

E) Arbeidsbureaus

* Arbeidsbureaus kunnen als modelwerkgevers fungeren, bijvoorbeeld door hun personeel te scholen en gelijke kansen te bevorderen. Bij het afstemmen van het aanbod op de vraag op de arbeidsmarkt kunnen ze proactief lokale werkgelegenheidsmogelijkheden vaststellen, de cliënten aangepaste en laagdrempelige diensten aanbieden en ICT gebruiken om hun dienstverlening te verbeteren en de ICT-kenniskloof ter plaatse te verminderen;

* In het proces van de lokale werkgelegenheidsstrategieën spelen ze een belangrijke rol als bron van informatie over de lokale arbeidsmarkt en de behoeften van het bedrijfsleven. Ze moeten nieuwe oplossingen uitproberen en een integrale aanpak bevorderen, waarbij de link wordt gelegd tussen werkloosheid en bredere sociale behoeften, zoals huisvesting, gezondheid, cultuur en onderwijs. Ze kunnen optreden als schakel tussen bedrijven en opleidingsorganisaties en nieuwe contacten leggen met scholen, opleidingsinstellingen, universiteiten, onderzoeksinstellingen en uitzendbureaus.

F) Onderwijs- en opleidingsinstellingen

* leveren een doorslaggevende bijdrage aan de vier pijlers van de EWS: ze helpen werklozen hun vaardigheden te verbeteren, bieden burgers toegang tot levenslang leren, helpen de ondernemersvaardigheden van mensen die een bedrijf willen opzetten, verbeteren, geven alle lokale actoren en burgers de nodige vaardigheden mee om ondernemende en actieve burgers te worden, helpen werknemers zich bij te scholen en helpen vrouwen hun carrièremogelijkheden te verbeteren;

* spelen een essentiële rol door alle actoren de nodige vaardigheden mee te geven om de lokale werkgelegenheid op strategische wijze te bevorderen.

* Met het memorandum over levenslang leren werd een brede discussie over de ontwikkeling onderwijs en opleiding in Europa op gang gebracht. Een van de boodschappen van het memorandum is 'leerlingen en leraren dichter bij elkaar te brengen'. Doel is het onderwijs op lokaal niveau toegankelijker te maken, onder andere door de ontwikkeling van e-learning.

***


BIJLAGE 2: SAMENVATTING VAN DE RAADPLEGING VAN LOKALE ACTOREN

In haar mededeling 'Lokale werkgelegenheidsinitiatieven - Een lokale dimensie voor de Europese werkgelegenheidsstrategie' van april 2000 heeft de Commissie een raadplegingsproces op gang gebracht over de vraag hoe lokale actoren beter kunnen bijdragen aan het scheppen van banen op lokaal niveau en hoe het regionale, nationale en Europese niveau dat proces kunnen ondersteunen, met name in het kader van de Europese werkgelegenheidsstrategie.

COM(2000)196.

Deze mededeling was gericht aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het comité van de Regio's. Om alle actoren aan te moedigen om hun standpunt naar voor te brengen, heeft de Commissie zes thematische seminars georganiseerd of ondersteund over de verschillende onderwerpen die in de mededeling aan bod kwamen, zodat een groter aantal actoren aan de discussie kon deelnemen.

De raadpleging, die in december 2000 werd afgerond, was een breed opgezette bewustmakingscampagne en brainstorming over de mogelijkheden van lokale werkgelegenheidsinitiatieven en de hinderpalen die deze mogelijkheden in de weg staan. Het feit dat de discussie samenviel met de programmeringsfase van de programmaperiode 2000-2006 van de Structuurfondsen, was een bijkomende stimulans voor de discussie.

Daarnaast kon een grote verscheidenheid aan actoren - verenigingen van lokale autoriteiten, particulieren, regionale en lokale overheden, non-profitorganisaties en -netwerken en sociale partners - hun standpunt naar voor brengen in een open schriftelijke raadpleging.

De meeste deelnemers vonden enerzijds dat de mededeling van april 2000 een nuttig kader vormde voor de discussie, omdat de betrokken actoren en de belangrijkste onderwerpen erin in kaart werden gebracht. Anderzijds beschouwden ze de mededeling als een nuttig instrument voor de lokale actoren en een erkenning van hun rol bij de bevordering van de werkgelegenheid, met name wat de lokale autoriteiten betreft.

Dit waren de voornaamste onderwerpen:

* Er werd benadrukt dat het subsidiariteitsbeginsel in acht moet worden genomen. Dit geldt met name voor de invoering van Lokale Actieplannen voor de werkgelegenheid en de verenigbaarheid en samenhang daarvan met de nationale richtsnoeren en prioriteiten. Ook werden mogelijke conflicten tussen lokale initiatieven en de nationale doelstellingen van het arbeidsmarktbeleid vermeld.

* De raadplegingsprocedure en de benchmarking in het kader van het Luxemburg-proces werden over het algemeen als nuttige instrumenten beschouwd. Sommige actoren wilden echter meer nadruk leggen op het regionale aspect van de Europese werkgelegenheidsstrategie. In de mededeling werd ervan uitgegaan dat de EWS lokale actoren een nuttig beleidskader bood om bij al hun maatregelen rekening te houden met het aspect werkgelegenheid. De werkgelegenheidsrichtsnoeren werden beschouwd als een kader dat op lokaal niveau kan worden aangepast. De meeste actoren sloten zich bij dit standpunt aan, maar waren van mening dat het specifieke richtsnoer voor de ontwikkeling van de lokale werkgelegenheid geen voldoende basis vormt voor lokale werkgelegenheidsinitiatieven.

* Het Comité van de Regio's en het Europees Parlement en vele andere actoren waren van mening dat zowel de lokale als de regionale overheden bij de opstelling en tenuitvoerlegging van de NAP's moeten worden betrokken. Wat de voorbereiding van de NAP's betreft, werd voorgesteld formele raadplegingsprocessen, informatievergaderingen en seminars over veranderingen in het beleid te organiseren om het lokale niveau erbij te betrekken. Zo kunnen lokale plannen ter ondersteuning van de doelstellingen van de EWS worden ontwikkeld. Sommigen waren van mening dat daar ook non-profitorganisaties bij moeten worden betrokken.

Resolutie van het Europees Parlement A5-0341/2000 van 30.11.2000.

* In een ontwerp-resolutie van het Europees Parlement werd gevraagd dat in de NAP's duidelijk wordt vermeld in hoeverre de lokale en regionale overheden erbij betrokken worden en hoe de bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen de verschillende niveaus worden verdeeld. Sommigen vroegen dat verder zou worden nagedacht over een duidelijke afbakening van de rol en de bevoegdheden van de verschillende niveaus. Een eventuele versnippering van de arbeidsmarkt moest voorkomen worden.

* De meeste deelnemers aan de raadpleging legden er de nadruk op dat de lokale actoren niet louter als een uitvoerend niveau mogen worden beschouwd. Gedurende de raadpleging zijn veel ervaringen met de ontwikkeling van lokale werkgelegenheidsplannen aangehaald. Daaruit blijkt dat er een ontwikkeling is van een projectgerichte aanpak naar een meer strategische benadering. Het regionale niveau kan de capaciteit van de lokale overheden en andere lokale spelers om aangepaste strategieën te ontwikkelen, helpen verbeteren. Gedurende de raadpleging werd van alle zijden gepleit voor samenwerking tussen alle beleidsniveaus. Er werd voorgesteld de betrekkingen tussen de verschillende niveaus verder in 'overeenkomsten' vast te leggen.

* In veel reacties werd benadrukt dat de instrumenten van het werkgelegenheidsbeleid niet geïsoleerd mogen worden bekeken en dat werkgelegenheidsstrategieën deel moeten uitmaken van een ruimere strategie voor duurzame ontwikkeling. Tijdens de raadpleging werd erkend dat ondersteuning op Europees niveau belangrijk is voor de tenuitvoerlegging van de Europese werkgelegenheidsstrategie op lokaal niveau. De Europese Unie kan een waardevolle bijdrage leveren door informatie te leveren die benchmarking mogelijk maakt, bijvoorbeeld vergelijking met 'good practices'. Tenslotte moeten de administratieve procedures van de Structuurfondsen volgens sommige deelnemers flexibeler worden en beter op non-profitorganisaties worden afgestemd.

* In de meeste reacties werd benadrukt dat een integrale aanpak en partnerschappen nodig zijn. Een multidisciplinaire aanpak werd met name nodig geacht voor het tegengaan van sociale uitsluiting, die niet alleen door economische, maar ook door andere (bv. culturele, generatie- en technologische) factoren wordt veroorzaakt.

* Verscheidene deelnemers wezen ook op het ontbreken van een genderdimensie in de mededeling en suggereerden dat lokale werkgelegenheidsinitiatieven 'gender mainstreaming' moeten omvatten.

* Bij de raadpleging werd op de essentiële rol van de lokale overheden op het gebied van de werkgelegenheid gewezen. In de antwoorden werd benadrukt dat de lokale overheden een drijvende kracht zijn bij het opzetten van lokale projecten. Als institutioneel kader voor dergelijke maatregelen werd met name de partnerschapsbenadering vermeld.

* Veel non-profitorganisaties en sommige lokale overheden suggereerden dat in openbare aanbestedingen en uitbestedingscontracten sociale clausules kunnen worden opgenomen om de werkgelegenheid, een sociaal verantwoordelijke bedrijfsvoering en dienstverlening door non-profitorganisaties te bevorderen. In veel opmerkingen werd het probleem van de financieringsbronnen van non-profitorganisaties vermeld. Het gebrek aan stabiele financiering vormt namelijk een groot probleem voor de non-profitsector. In sommige opmerkingen werd benadrukt dat de non-profitsector evenveel steun nodig heeft als het MKB, onder andere in de vorm van ondernemingsplannen, financieel beheer, systeemontwikkeling en toegang tot traditionele financieringsinstrumenten.

* Zoals het Comité van de Regio's heeft opgemerkt , zijn aangepaste vaardigheden en structuren een noodzakelijke voorwaarde voor de ontwikkeling van de lokale werkgelegenheid. Willen de lokale overheden een strategische rol spelen, dan moeten ze hun cultuur, management en organisatie veranderen om een versnippering van het beleid tegen te gaan, de coördinatie tussen de verschillende beleidsniveaus te bevorderen, met andere actoren samen te werken en hun aanpak meer op de begunstigden te richten.

Advies van het Comité van de Regio's van 21.01.2000, CdR 187/2000 def.

* Verscheidene opmerkingen betroffen de centrale rol die de lokale overheden kunnen spelen door het gebruik van ICT en nieuwe leermethoden te bevorderen, strategieën te ontwikkelen, de lokale actoren als drijvende kracht achter de lokale economische groei een duidelijke visie te presenteren, en een gunstig klimaat te scheppen voor nieuwe activiteiten in de hightech- en dienstensector.

* Het Economisch en Sociaal Comité stelde voor om 'territoriale opleidingsactiviteiten en leercontracten' te bevorderen om cultuurverspreiding in de hand te werken, knowhow te verspreiden, de informatietechnologie te leren kennen, innovatie in de industrie en de dienstensector aan te moedigen, en bekwaamheid en inzetbaarheid te bevorderen.

Advies van het Economisch en Sociaal Comité, CES 1186/2000, Brussel, 18/19.10.2000.

* Er was een brede consensus over het belang van het MKB voor de ontwikkeling van de lokale werkgelegenheid. Sommige deelnemers wezen er echter op dat de rol van grote en mondiale bedrijven niet mag worden verwaarloosd, aangezien ze door uitbesteding en bevoorrading een grote invloed hebben op de lokale werkgelegenheid.

* Er werd algemeen erkend dat voor een lokale strategie eerst een geschikt regelgevend en ondersteunend kader voor het bedrijfsleven moet worden vastgesteld. Er werd ook erkend dat de lokale of regionale overheden niet verantwoordelijk zijn voor belangrijke delen van de regelgeving (bv. belastingen en sociale zekerheid, arbeidsmarkt, bedrijfswetgeving).

* De in de mededeling over het 'derde systeem' (de non-profitsector) vermelde kwesties werden uitgebreid besproken. In veel reacties werd benadrukt dat een gemeenschappelijke definitie en betrouwbare statistieken nodig zijn.

* In de opmerkingen werd algemeen bevestigd dat de non-profitsector (de sociale economie) tegemoet kan komen aan niet vervulde behoeften op gebieden zoals sport, milieu en biologische landbouw. Er werd echter opgemerkt dat non-profitorganisaties niet alleen een rol spelen bij de ontwikkeling van de lokale werkgelegenheid, maar bij de vier pijlers van de Europese werkgelegenheidsstrategie.

* Er werd erkend dat de vrijwilligerssector een belangrijke rol kan spelen in partnerschappen voor de lokale werkgelegenheid, mits deze een gelijke stem krijgt in de besluitvorming, mits zijn onafhankelijkheid wordt gerespecteerd en mits de sector zelf de verantwoordelijkheid op zich neemt om onderling overeengekomen prioriteiten na te komen.

* De noodzaak van de participatie van de sociale partners in de verschillende netwerken en instrumenten voor de strategische coördinatie op lokaal niveau werd algemeen erkend. In sommige opmerkingen werd erop gewezen dat er op regionaal en lokaal niveau weinig overlegstructuren en centrale onderhandelingen zijn en dat de sociale dialoog op regionaal niveau realistischer en doeltreffender zou zijn dan op lokaal niveau. Er werd gewag gemaakt van problemen met de coördinatie tussen de verschillende niveaus (Europees nationaal, regionaal, lokaal) bij de sociale partners.

* In veel opmerkingen werd benadrukt dat de arbeidsbureaus proactiever moeten worden en hun diensten beter moeten verkopen. Enerzijds moeten ze hun diensten dichter bij de cliënt brengen en arbeidsvoorziening aanvullen met antwoorden op bredere behoeften (huisvesting, gezondheid, cultuur, onderwijs). Anderzijds moeten ze beter op de behoeften van het bedrijfsleven inspelen. Hun rol als bemiddelaar op de arbeidsmarkt mag niet beperkt blijven tot het afstemmen van het aanbod op de vraag. De arbeidsbureaus moeten ook bemiddelen tussen bedrijven en opleidingscentra, en meer contacten leggen met scholen, opleidingsinstellingen, universiteiten, onderzoeksinstellingen en uitzendbureaus.