Artikelen bij COM(2006)359 - Haalbaarheid van een lijst van in de EU veroordeelde onderdanen van derde landen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52006DC0359


NL

Brussel, 4.7.2006

COM(2006) 359 definitief

WERKDOCUMENT VAN DE COMMISSIE

over de haalbaarheid van een lijst van in de Europese Unie veroordeelde onderdanen van derde landen

WERKDOCUMENT VAN DE COMMISSIE

over de haalbaarheid van een lijst van in de Europese Unie veroordeelde onderdanen van derde landen

1. Dit werkdocument maakt deel uit van het voorbereidende werk voor het beoordelen van het effect van toekomstige wetgevingsvoorstellen in verband met het opstellen van een lijst van in de EU veroordeelde onderdanen van derde landen (of personen wier nationaliteit niet bekend is). De voorbereiding van een dergelijk voorstel is slechts één aspect van het werk dat op EU-niveau wordt ondernomen om de toegang tot informatie over strafrechtelijke veroordelingen te verbeteren. In het eerste deel van dit werkdocument komen de andere aspecten van het werk op dit gebied aan bod. In het tweede deel zijn de belangrijkste conclusies van een haalbaarheidsstudie in verband met de specifieke kwestie van de lijst uiteengezet. In het derde deel van dit document ten slotte komen de kwesties aan bod die grondiger moeten worden besproken. Aan de hand van de antwoorden op de vragenlijst (die bij dit document is gevoegd) zou dit debat moeten kunnen worden gevoerd met een beter inzicht in de situatie in de lidstaten.

2. Voor elk wetgevingsvoorstel op dit gebied zal een grondige effectbeoordeling worden uitgevoerd. Overeenkomstig de mededeling van de Commissie van 27 april 2005 is een van de doelstellingen daarvan de beoordeling van het effect op de grondrechten, in het bijzonder het recht op eerbiediging van het privé-leven en de bescherming van persoonsgegevens, die in het Handvest van de grondrechten zijn neergelegd.

1. Achtergrond

3. De verbetering van de kwaliteit van de uitwisseling van informatie over strafrechtelijke antecedenten is voor de EU een prioriteit geworden. In het Haags programma, dat in november 2004 is goedgekeurd , werd de Commissie verzocht dienaangaande voorstellen in te dienen en deze doelstellingen zijn opgenomen in het gemeenschappelijke actieplan dat de Commissie en de Raad op 2 en 3 juni 2005 hebben aangenomen.

4. De uitwisseling van informatie over veroordelingen is momenteel geregeld in de artikelen 13 en 22 van het Europees Verdrag van 1959 aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken (Raad van Europa) . In deze bepalingen zijn de voorwaarden vastgesteld voor de mededeling van uittreksels uit het strafregister tussen de partijen bij het Verdrag. Krachtens deze bepalingen zijn de partijen bij het Verdrag verplicht elke partij in kennis te stellen van de veroordelingen die tegen diens onderdanen zijn uitgesproken. Deze uitwisseling moet ten minste eenmaal per jaar plaatsvinden. In de praktijk leveren deze mechanismen echter geen betrouwbare resultaten op en de staat van nationaliteit beschikt maar zelden over volledige informatie. Daarenboven is het in artikel 22 van het Verdrag neergelegde mechanisme om informatie te centraliseren in de staat van nationaliteit niet van toepassing op onderdanen van landen die geen partij zijn bij het Verdrag van 1959. In de context van de EU is het niet mogelijk om voor onderdanen van „derde landen” na te gaan of zij reeds in andere lidstaten veroordelingen hebben opgelopen zonder al deze lidstaten te raadplegen. Wanneer bijvoorbeeld Duitsland een onderdaan van een derde land vervolgt, kan het niet te weten komen of de beschuldigde persoon reeds is veroordeeld voor soortgelijke misdrijven in Denemarken zonder 24 lidstaten te raadplegen.

5. De tekortkomingen van de bestaande mechanismen zijn uiteengezet in het witboek dat de Commissie op 25 januari 2005 heeft aangenomen . Na een analyse van deze tekortkomingen worden in het witboek voorstellen gedaan om de huidige situatie te verbeteren. Er wordt met name voorgesteld om voor het verkrijgen van volledige en betrouwbare informatie over de strafrechtelijke antecedenten van een persoon niet langer te steunen op de lidstaat van nationaliteit, maar op de lidstaat van veroordeling. Dit vereist echter de invoering van een systeem waarmee op eenvoudige wijze kan worden bepaald in welke lidstaten een persoon reeds is veroordeeld. In het licht hiervan wordt in het witboek het kader geschetst van een toekomstig geautomatiseerd systeem voor de uitwisseling van informatie over strafrechtelijke veroordelingen in de EU, waarmee op snelle en betrouwbare wijze kan worden bepaald in welke lidstaat een persoon reeds is veroordeeld. Een dergelijk systeem is gebaseerd op de oprichting van een Europees register van veroordeelden (beperkt tot gegevens waarmee een persoon kan worden geïdentificeerd) en op netwerken tussen de nationale strafregisters.

6. De voorstellen in het witboek werden besproken in de Raad Justitie en binnenlandse zaken van 14 april 2005, die de weg uitstippelde.

- Voor het verkrijgen van informatie over veroordelingen tegen EU-onderdanen werd besloten te blijven uitgaan van de lidstaat van nationaliteit. Dit beginsel staat centraal in een project voor onderlinge koppeling waarmee Duitsland, Frankrijk, Spanje en België een netwerk tussen hun strafregisters tot stand pogen te brengen. Om de in het witboek vastgestelde tekortkomingen te verhelpen, was echter een diepgaande hervorming van de bestaande mechanismen noodzakelijk. Met het oog hierop heeft de Commissie in december 2005 een voorstel voor een kaderbesluit betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisselingen van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten aangenomen. Bedoeling van dit voorstel is dat de lidstaat van nationaliteit op verzoek van een andere lidstaat volledige gegevens over de strafrechtelijke antecedenten van zijn onderdanen kan verstrekken. Het voorziet tevens in een kader voor de ontwikkeling van een geautomatiseerd systeem waarmee informatie over strafrechtelijke veroordelingen sneller kan worden overgedragen in een vorm die voor de lidstaten begrijpelijk en gemakkelijker bruikbaar is. Het voorstel omvat een waaier van verbeteringen die waren ingevoerd bij een voorafgaand besluit inzake de uitwisseling van gegevens uit het strafregister, dat de Commissie in oktober 2005 had voorgesteld en de Raad op 21 november 2005 heeft aangenomen .

- Zoals gezegd kan niet worden uitgegaan van de staat van nationaliteit voor het verkrijgen van volledige informatie over veroordelingen die in de EU zijn uitgesproken tegen onderdanen van derde landen (of personen wier nationaliteit niet bekend is). Voor deze personen ondersteunden de lidstaten de in het witboek voorgestelde oplossing, namelijk het opstellen van een lijst van veroordeelde personen beperkt tot onderdanen van derde landen, en verzochten zij de Commissie dienaangaande wetgevingsvoorstellen in te dienen. Eind 2004 en in de loop van 2005 werd een haalbaarheidsstudie uitgevoerd op basis van de in het witboek voorgestelde oplossing. De resultaten van deze studie werden aan de lidstaten voorgesteld tijdens een bijeenkomst van deskundigen die plaatsvond op 14 maart 2005. Na de Raad van 14 april 2005 werd de studie aangevuld met verder onderzoek van de specifieke kenmerken van een lijst die tot onderdanen van derde landen is beperkt.

- De Raad van 14 april 2005 bevestigde ook dat de uitwisseling van informatie over veroordelingen moet worden gebaseerd op bilaterale contacten tussen de strafregistersystemen van de lidstaten. In het licht hiervan zal het werk in de toekomst onder meer gericht zijn op de ontwikkeling van een Europees standaardformaat voor de uitwisseling van informatie, teneinde de bestaande moeilijkheden in verband met taal en verschillen tussen de rechtsstelsels te overwinnen. Momenteel wordt een studie in verband met dit aspect uitgevoerd. Dit aspect van het werk heeft zowel betrekking op EU-onderdanen als op onderdanen van derde landen.

2. Rol en technische haalbaarheid van een lijst die beperkt is tot in de EU veroordeelde onderdanen van derde landen

2.1. Rol van de beperkte lijst

7. De rol van de lijst is zeer specifiek: zij moet een lidstaat die informatie wenst over de strafrechtelijke antecedenten van een persoon, in staat stellen onmiddellijk te weten te komen welke andere lidsta(a)t(en) over informatie over deze persoon beschik(t)(ken). Opdat het systeem zou functioneren, moeten de volgende stappen worden gevolgd.

– De lidstaat van veroordeling voorziet de lijst van informatie waarmee veroordeelde onderdanen van derde landen (of personen wier nationaliteit niet bekend is) kunnen worden geïdentificeerd. Alleen gegevens waarmee de veroordeelde persoon kan worden geïdentificeerd, en dus niet de inhoud van de strafrechtelijke veroordeling, worden in de lijst opgenomen. Er moet worden voorzien in een aanpassingsmechanisme om achterhaalde gegevens te schrappen. Het besluit een lijst op te stellen die beperkt is tot onderdanen van derde landen (en personen wier nationaliteit niet bekend is) veronderstelt dat de lidstaten de lijst slechts van de persoonsgegevens van die personen moeten voorzien.

– Het nationale strafregister dat wenst te weten te komen of een onderdaan van een derde land een strafrechtelijke veroordeling heeft opgelopen, kan vervolgens de lijst raadplegen aan de hand van diens persoonsgegevens. De gegevensbank antwoordt met een „hit” en identificeert de lidsta(a)t(en) waar de persoon een strafrechtelijke veroordeling heeft opgelopen.

– Het verzoek om een uittreksel uit het strafregister vindt plaats op bilaterale basis tussen de voor het strafregister bevoegde autoriteit van de ene lidstaat en haar tegenpartij uit de andere lidstaat die volgens de lijst over informatie beschikt over de betrokken onderdaan uit een derde land.

2.2. Resultaten van de haalbaarheidsstudie van een beperkte lijst

8. Uit de resultaten van de haalbaarheidsstudie blijkt dat er weinig verschil bestaat tussen een Europees register van veroordeelden met een volledige lijst of met een lijst die beperkt is tot onderdanen van derde landen, tenminste wat de complexiteit van het systeem betreft. Er bestaat geen fundamenteel verschil wat het functionele en het technische kader betreft. Er is weinig impact op de organisatie die op nationaal niveau vereist is, op de levensvatbaarheid van de voorgestelde infrastructuur om het centrale systeem op de nationale interface aan te sluiten en op de voorgestelde mechanismen voor bilaterale uitwisseling van informatie.

9. Het belangrijkste verschil tussen de twee mogelijkheden is de omvang van het systeem. Een beperkte lijst vereist minder opslag- en verwerkingscapaciteit dan een volledige lijst. De conclusie van de studie luidt dat de kosten van een Europees register van veroordeelden met een beperkte lijst waarschijnlijk ongeveer 40% lager zijn dan die van een register met een volledige lijst. In de oorspronkelijke studie werden de kosten van de ontwikkeling van een Europees register van veroordelingen met een volledige lijst geraamd op ongeveer 4 miljoen EUR . Deze verschillen op het vlak van de kosten zijn hoofdzakelijk toe te schrijven aan verschillen in de vereisten qua hardware en netwerkinfrastructuur. Een beperkte lijst vereist minder opslagruimte, minder verwerkingscapaciteit en minder bandbreedte.

10. Opgemerkt zij dat deze ramingen slechts betrekking hebben op een lijst die op een netwerk wordt aangesloten met een beveiligd communicatiekanaal. De lidstaten blijven echter verantwoordelijk voor de aanpassing van hun eigen IT-infrastructuur, zodat er met de lijst kan worden gecommuniceerd (op basis van nog mede te delen interfacekenmerken), en voor de ontwikkeling van een interface die aan de behoeften van de eindgebruikers voldoet. In de studie zijn deze kosten niet geraamd .

3. Voornaamste probleem: hoe ervoor te zorgen dat de beperkte lijst goed werkt?

11. Het zou zinloos zijn een lijst op te stellen die informatie verstrekt die niet betrouwbaar is. Een goed werkende lijst veronderstelt dat voldoende zekerheid wordt geboden ten aanzien van de persoonsgegevens van de personen die in de lijst zijn opgenomen. Indien niet voldoende zekerheid kan worden geboden, ontstaan er onaanvaardbare situaties. Om te beginnen zouden sommige veroordelingen niet kunnen worden gevonden en het systeem zou zijn doelstelling, namelijk volledige informatie te verstrekken, niet bereiken. Ten tweede zouden veroordelingen per vergissing aan een andere persoon kunnen worden toegeschreven dan aan degene waartegen zij zijn uitgesproken, en deze situatie zou bijzonder nadelig zijn voor de persoon die het slachtoffer is van een dergelijke persoonsverwisseling.

3.1. Bestaande IT-systemen op EU-niveau

12. Momenteel bestaan er op EU-niveau verschillende grootschalige IT-systemen en lopende projecten die in deze context van belang zijn.

– Het Schengen-informatiesysteem (SIS) is een informatiesysteem waardoor de bevoegde autoriteiten in de lidstaten via een automatische verzoekprocedure informatie kunnen verkrijgen in verband met signaleringen van personen en voorwerpen. Het wordt met name gebruikt in de context van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, en op nationaal grondgebied voor controle van buitengrenzen en voor de afgifte van visa en verblijfsvergunningen. Het is operationeel sedert maart 1995. De huidige versie van SIS bevat geen biometrische kenmerken. Met de tweede generatie van SIS (SIS II), waaraan de nieuwe lidstaten zullen deelnemen, zullen biometrische gegevens kunnen worden opgeslagen, maar ze zullen niet als zoekcriterium kunnen worden gebruikt. SIS II zal echter wel beschikken over centrale zoekmogelijkheden op naam van het individu, waardoor de zoekprocedures accurater kunnen verlopen. SIS II zal operationeel worden in maart 2007.

– Het Europol-informatiesysteem wil alle informatie centraliseren die in de lidstaten beschikbaar is over georganiseerde misdaad, met voor elk individu onder meer de volgende gegevens: zijn of haar identiteit, fysieke kenmerken, vingerafdrukken, DNA-profiel en de strafrechtelijke overtreding waarvoor hij of zij in het systeem is opgenomen (bijvoorbeeld verdenking een bepaald misdrijf te hebben begaan, daaropvolgende veroordeling enzovoort). De software van het Europol-informatiesysteem is sedert 10 oktober 2005 beschikbaar in de 25 lidstaten. De gegevens worden door elke lidstaat in het systeem ingevoerd en vallen onder de verantwoordelijkheid van de nationale Europol-eenheid.

– Op 12 oktober 2005 heeft de Commissie een voorstel aangenomen voor een kaderbesluit betreffende de uitwisseling van informatie volgens het beschikbaarheidsbeginsel . Dit voorstel heeft tot doel bepaalde soorten wetshandhavingsinformatie die in een lidstaat beschikbaar zijn, ook ter beschikking te stellen van gelijkwaardige bevoegde instanties van andere lidstaten of van Europol. Beschikbare informatie moet worden gedeeld door daartoe online toegang te verschaffen of door ze over te dragen naar aanleiding van een „informatieaanvraag” wanneer de gezochte informatie overeenkomt met registergegevens die de lidstaten verstrekken voor informatie die niet online toegankelijk is. De betrokken soorten informatie zijn DNA-profielen, vingerafdrukken, ballistische informatie, informatie over voertuigregistratie, telefoonnummers en andere communicatiegegevens, en namen in registers van de burgerlijke stand. In dit verband moet ook worden verwezen naar het Verdrag dat op 27 mei 2005 in Prüm is ondertekend tussen Duitsland, Oostenrijk, Nederland, België, Luxemburg, Spanje en Frankrijk inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van het terrorisme, de grensoverschrijdende criminaliteit en de illegale immigratie. Dit instrument, dat nog niet is geratificeerd, zal onder meer verstrekkende maatregelen invoeren om de uitwisseling van informatie te verbeteren, in het bijzonder op het gebied van vingerdrukken en DNA-profielen, zoals een systeem van registers en directe toegang tot nationale gegevensbestanden.

– Het visuminformatiesysteem (VIS) heeft tot doel het beheer van het gemeenschappelijk visumbeleid, de consulaire samenwerking en de raadpleging van centrale consulaire autoriteiten te verbeteren, om bedreigingen van de interne veiligheid en „visumshopping” te voorkomen. Daarnaast wil het fraudebestrijding en controles, niet alleen aan de buitengrenzen doch ook op het grondgebied van de lidstaten, gemakkelijker maken. Voorts zal het de identificatie en terugkeer van illegale immigranten ondersteunen en de toepassing van Verordening (EG) nr. 343/2003 , de zogenaamde Dublin II-verordening, vergemakkelijken. Het zal eind 2006 operationeel worden. VIS zal biometrische en alfanumerieke informatie bevatten en het zal mogelijk zijn biometrische gegevens als zoekcriterium te gebruiken. Op 24 november 2005 heeft de Commissie een voorstel aangenomen voor een Besluit van de Raad over de toegang tot het visuminformatiesysteem (VIS) voor raadpleging door de nationale veiligheidsdiensten van de lidstaten en Europol in het kader van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken .

– Eurodac heeft tot doel bijstand te verlenen bij het bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land in een van de lidstaten wordt ingediend. Het is een gegevensbestand dat beperkt is tot biometrische informatie (vingerafdrukken) waardoor de vingerafdrukken van asielzoekers en illegale immigranten kunnen worden vergeleken.

3.2. Mogelijke opties

13. Voor het Europees register van veroordeelden met een beperkte lijst moet worden bepaald welke soorten gegevens in verband met de identiteit van veroordeelden in de lijst moeten worden opgenomen, opdat deze lijst een doeltreffend zoekinstrument is. Dienaangaande zij het volgende opgemerkt.

– De lijst zal worden aangevuld door de nationale strafregisters. De meeste daarvan bevatten enkel alfanumerieke informatie (dat wil zeggen tekstinformatie), met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk en Cyprus wier registers ook vingerafdrukken bevatten. Het is echter gebleken dat zelfs de landen die geen vingerafdrukken opnemen in hun strafregister, die informatie soms verzamelen in een vroegere fase van een onderzoek/strafrechtelijke procedure (bijvoorbeeld door de politie).

– Op nationaal niveau levert de vaststelling van de identiteit van een persoon met voldoende zekerheid meer problemen op voor onderdanen van derde landen dan voor EU-onderdanen (ontbreken van betrouwbare documenten, valse identiteiten enzovoort). De alfanumerieke informatie over de identiteit van een onderdaan van een derde land, die in het nationale strafregister is opgenomen (en die in de lijst zou worden opgenomen zodra deze is opgesteld), zal derhalve onbetrouwbaar zijn in bepaalde gevallen.

14. Een aantal opties zullen moeten worden beoordeeld, met name in het licht van de beginselen van evenredigheid en noodzaak. Deze opties zullen verder worden geanalyseerd in het kader van de effectbeoordeling die elk wetgevingsvoorstel moet voorafgaan.

15. Optie 1: een lijst die beperkt is tot alfanumerieke informatie. Aan deze optie zijn twee belangrijke risico’s verbonden: i) onvolledige informatie over de vroegere veroordelingen van een persoon (bijvoorbeeld omdat hij of zij reeds is veroordeeld doch onder een andere naam/alias), en ii) verkeerde toewijzing van een veroordeling aan een persoon. Aangezien de lijst slechts een instrument is waarmee kan worden bepaald waar de persoon vroeger is veroordeeld, kan dit tweede risico worden beperkt door ervoor te zorgen dat de lidstaten die bij de uitwisseling van informatie betrokken zijn, de identiteit van de persoon grondig controleren (zonodig aan de hand van biometrische gegevens). Deze optie garandeert echter geen toegang tot volledige informatie.

16. Optie 2: een lijst die biometrische gegevens bevat. Deze optie brengt hogere kosten mee (op EU-niveau maar ook voor de lidstaten die in staat moeten zijn de lijst van biometrische informatie te voorzien). Er rijzen ook andere problemen in verband met gegevensbescherming dan bij optie 1. Voor het gebruik van biometrische informatie zijn er twee mogelijkheden:

· Om te beginnen zouden biometrische gegevens op de lijst kunnen worden opgenomen, doch uitsluitend worden gebruikt om de identiteit van een persoon te bevestigen. Het zou dan niet mogelijk zijn biometrische zoekcriteria te gebruiken voor algemene opzoekingen in het gegevensbestand. Dit is hoe SIS II zal functioneren.

· Ten tweede zou aan de lijst een biometrische zoekmachine kunnen worden toegevoegd zodat algemene opzoekingen aan de hand van biometrische gegevens kunnen worden uitgevoerd. Dit zou toegang geven tot volledige informatie, terwijl voorkomen wordt dat een veroordeling verkeerdelijk aan een persoon wordt toegewezen.

17. Optie 3: een lijst die biometrische gegevens bevat doch beperkt is tot bepaalde categorieën ernstige misdrijven. Dit is een optie waarvoor op nationaal niveau is gekozen door bepaalde lidstaten die voor bepaalde misdrijven afzonderlijke registers hebben ingesteld met biometrische informatie (zonder onderscheid tussen EU-onderdanen en onderdanen van derde landen). Er zou dan overeenstemming moeten worden bereikt over welke categorieën misdrijven in de lijst worden opgenomen.

18. Optie 4: er wordt geen lijst opgesteld. Om te bepalen of een onderdaan van een derde land reeds is veroordeeld in een andere lidstaat, zou de verzoekende lidstaat een beroep moeten doen op de traditionele mechanismen van justitiële of politiële samenwerking. In de toekomst zou met name de uitwisseling van bepaalde soorten informatie, zoals DNA-profielen en vingerafdrukken, tussen wetshandhavingsautoriteiten, gemakkelijker kunnen worden door het beschikbaarheidsbeginsel (zie punt 12).

19. Aan de hand van de antwoorden op bijgaande vragenlijst zou het debat over deze verschillende opties moeten kunnen worden gevoerd met een beter inzicht in de situatie in de lidstaten.

BIJLAGE

Vragenlijst voor de lidstaten

I. Informatie die op politieniveau wordt verzameld

1. Wanneer u in de loop van een strafrechtelijk onderzoek een persoon aanhoudt, ondervindt u dan vaak moeilijkheden om zijn of haar nationaliteit te bepalen?

(...) ja, in ongeveer (...) % van de gevallen

(...) neen

2. Wanneer u in de loop van een strafrechtelijk onderzoek een persoon aanhoudt, ondervindt u dan doorgaans moeilijkheden om zijn of haar identiteit te bepalen?

(...) ja, in ongeveer (...) % van de gevallen

(...) neen

3. Indien ja, wat zijn de voornaamste redenen?

(...) de persoon bezit geen identiteitsdocumenten

(...) de voorgelegde documenten zijn niet betrouwbaar

(...) de persoon weigert bewijzen in verband met zijn of haar identiteit voor te leggen of is hiertoe niet in staat (bijvoorbeeld vanwege taalproblemen)

(...) andere, namelijk (...)

4. Hoe bepaalt u zijn of haar identiteit?

5. Welke soort(en) biometrische informatie van een aangehouden persoon verzamelt u?

(...) vingerafdrukken

(...) foto's

(...) DNA

(...) andere, namelijk (...)

6. Indien vaststaat dat de aangehouden persoon een onderdaan van een derde land is, dat wil zeggen een niet-EU-onderdaan, contacteert u dan routinematig het derde land teneinde de identiteit van de persoon en verklaringen in verband met zijn of haar persoonlijke omstandigheden te controleren?

(...) ja, in ongeveer (...) % van de gevallen

(...) neen

7. Indien ja, ontvangt u een afdoend antwoord?

(...) ja, in ongeveer (...) % van de gevallen

(...) neen, om de volgende redenen: (...)

8. Is het mogelijk biometrische informatie te verzamelen na het politieel onderzoek of nadat een persoon is veroordeeld?

(...) ja, in de volgende gevallen: (...)

(...) neen

II. Informatie die beschikbaar is na het politieel onderzoek

9. Wordt de informatie over de identiteit van een persoon (met inbegrip van biometrische gegevens) die wordt verzameld na het politieel onderzoek automatisch overgemaakt aan de vervolgingsautoriteiten?

(...) ja

(...) neen

(...) slechts gedeeltelijk, in de volgende gevallen: (...)

10. Zodra een persoon veroordeeld is, wordt de informatie die over zijn of haar identiteit is verzameld in de politiële fase, automatisch overgemaakt aan het strafregister?

(...) ja

(...) neen

(...) slechts gedeeltelijk, in de volgende gevallen: (...)

11. Indien neen:

– zijn er wettelijke vereisten die beletten dat deze informatie wordt overgemaakt?

(...) ja, namelijk (...)

(...) neen

– bevat het strafregister een link of verwijzingen naar het politiedossier, waardoor deze informatie gemakkelijk toegankelijk is?

(...) ja

(...) neen

12. Wanneer u een persoon vervolgt die geen onderdaan is, richt u dan systematisch een verzoek aan het nationale strafregister om te controleren of de persoon reeds is veroordeeld?

(...) ja, in ongeveer (...) % van de gevallen

(...) neen

13. Indien ja, wat zijn de voornaamste problemen?

14. Wanneer de veroordeelde persoon een alias gebruikt, worden gegevens over die alias in het strafregister opgenomen?

(...) ja

(...) neen

15. Indien biometrische gegevens in een bepaalde fase van de procedure worden verzameld, worden zij bewaard in gegevensbestanden waarin opzoekingen mogelijk zijn?

(...) ja

(...) neen

16. Indien ja, zijn deze gegevensbestanden beperkt tot bepaalde soorten misdrijven (bijvoorbeeld zedenmisdrijven)?

(...) ja, namelijk (...) (...)

(...) neen

17. Houdt u statistieken bij over de veroordelingen die op uw grondgebied worden uitgesproken tegen onderdanen van derde landen? Indien ja, verstrek relevante informatie dienaangaande.

Mededeling van de Commissie over de naleving van het Handvest van de grondrechten in wetgevingsvoorstellen van de Commissie - Methodologie voor een systematische en grondige controle, COM(2005) 172 def. van 27 april 2005.

PB C 53 van 3.3.2005, blz. 1.

http://conventions.coe.int/Treaty/Commun/ListeTraites.asp?CM=8&CL=ENG.

Witboek over de uitwisseling van informatie over strafrechtelijke veroordelingen en hun gevolgen in de Europese Unie, COM(2005) 10 def.

COM(2005) 690 def.

Besluit 2005/876/JBZ van de Raad van 21 november 2005 inzake de uitwisseling van gegevens uit het strafregister, PB L 322 van 9.12.2005, blz. 33.

Beschikbaar op verzoek.

In de haalbaarheidsstudie is ervan uitgegaan dat de lijst met het oog op het realiseren van schaalvoordelen moet worden ontwikkeld op basis van het technische platform dat voor SIS II is gebruikt, ofschoon beide systemen verschillend zouden zijn met strikt gescheiden gegevens en toegang. De studie raamt eerst de kosten van een scenario zonder opslag van biometrische gegevens op een bedrag van 4 miljoen EUR en vervolgens die van een scenario met opslag van biometrische gegevens op 2 miljoen EUR extra. De implementatie van zoekmogelijkheden zal extra uitgaven meebrengen.

De mededeling van de Commissie COM(2005) 122 omvat een voorstel voor een besluit van de Raad tot vaststelling van het specifieke programma „Strafrecht” voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma „Grondrechten en justitie”. Indien dit voorstel wordt aangenomen, biedt het de rechtsgrondslag voor steun uit de EU-begroting voor de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van een Europees geautomatiseerd systeem voor de uitwisseling van gegevens inzake strafrechtelijke veroordelingen, die rechtstreekse steun kan omvatten voor de modernisering van de nationale strafregisters.

Voorstel voor een kaderbesluit van de Raad betreffende de uitwisseling van informatie volgens het beschikbaarheidsbeginsel, COM(2005) 490 def. van 12.10.2005.

PB L 50 van 25.2.2003.

COM(2005) 600 def.

Zie voetnoot 8.

--------------------------------------------------