Artikelen bij COM(2006)451 - Jaarverslag van de Europese Commissie aan het Europees Parlement over de werking van de Europese scholen in 2005

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52006DC0451

Verslag van de Commissie - Jaarverslag van de Europese Commissie aan het Europees Parlement over de werking van de Europese scholen in 2005 {SEC(2006) 1070} /* COM/2006/0451 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 11.08.2006

COM (2006) 451 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

Jaarverslag van de Europese Commissie aan het Europees Parlement over de werking van de Europese scholen in 2005 {SEC(2006) 1070}

1. INLEIDING

In dit verslag aan het Europees Parlement worden de belangrijkste kwesties en problemen met betrekking tot de Europese scholen in 2005 behandeld. De dertien scholen tellen momenteel ongeveer 20.400 leerlingen. In 2005 startte de Europese Commissie verschillende initiatieven en spande zich met name in om van 2006 een jaar van hervormingen te maken, waarin belangrijke problemen zullen worden aangepakt. De toekomstige hervorming van het financieel reglement is daarvan een voorbeeld.

Daarnaast kampen veel scholen met overbevolking en alle problemen die daaruit voortvloeien, terwijl andere de leerlingenaantallen binnen een aantal afdelingen juist zien teruglopen. Op de twee grootste locaties, Brussel en Luxemburg, werd in 2005 veel gediscussieerd over extra capaciteit in de vorm van nieuwe scholen; hierover zullen besluiten worden genomen in 2006.

In 2004 publiceerde de Europese Commissie een mededeling over de toekomstige ontwikkeling van het systeem van de Europese scholen in zijn geheel waarop alle betrokkenen in 2005 reageerden. Daarnaast werd onder het personeel een enquête gehouden over dit onderwerp.

Uit de reacties van vele betrokkenen blijkt dat hervormingen noodzakelijk zijn en dat het systeem in pedagogisch, financieel en bestuurlijk opzicht moet worden gemoderniseerd. Ook moeten veel praktische kwesties worden aangepakt, vooral de verantwoordelijkheid van de lidstaten waar de scholen zijn gevestigd om adequate faciliteiten te bieden zodat tijdig voldoende capaciteit aanwezig is. Dit probleem werd in de loop van 2005 op verschillende Europese scholen urgent.

De lidstaten en de Commissie zullen blijven overleggen over de algemene toekomst van het systeem van de Europese scholen. Vice-voorzitter Kallas en het Nederlandse voorzitterschap van de Europese scholen zetten in 2005 een Groep op hoog niveau op die een intergouvernementele conferentie over dit onderwerp moet voorbereiden, die in mei 2006 zal plaatsvinden.

2. Belangrijke ontwikkelingen in 2005

2.1. Beschrijving van de huidige situatie

De verschillende locaties van de Europese scholen lieten in 2005 een gemengd beeld zien. In het aangehechte jaarverslag van de secretaris-generaal van de Raad van Bestuur van de Europese scholen zijn relevante statistische gegevens opgenomen.

2.1.1. Overbevolking in Brussel

De stijging van het aantal leerlingen leidde in 2005 tot overbevolking op de drie bestaande scholen in Brussel (gevestigd in Ukkel, Woluwe en Elsene). Daarom was een aanscherping van het toelatingsbeleid ten aanzien van kinderen wier ouders niet bij de Europese instellingen werken noodzakelijk. Ook moest op sommige taalafdelingen op twee scholen het aantal leerlingen van EU-personeel worden beperkt, tot ongemak en teleurstelling van vele ouders en leerlingen, die zich niet altijd op de school van hun keuze konden inschrijven. De Belgische autoriteiten zijn verplicht een tijdelijke locatie aan te bieden om de overbevolking op te lossen, aangezien de vierde school in Laken volgens hun eigen planning pas in 2009 open zal gaan.

De Commissie heeft zeer actief gestreefd naar opening van de tijdelijke locatie op zo kort mogelijke termijn, ruim vóór de opening van Brussel IV in Laken in 2009. Zowel voorzitter Barroso als vice-voorzitter Kallas stonden in contact met de Belgische autoriteiten om ervoor te zorgen dat begin 2006 een aantal tijdelijke locaties werden geselecteerd, zodat de school bij voorkeur in het schooljaar 2006-2007 en in ieder geval vóór september 2007 operationeel zal zijn. De vertraging met betrekking tot de voorstellen voor een tijdelijke locatie vormen een grote zorg voor de Commissie en de ouders.

2.1.2. Vertraging bij de bouwwerkzaamheden in Luxemburg en privatisering van de kantine

In verband met de stijging van het aantal leerlingen in Luxemburg wordt een restrictief toelatingsbeleid gehanteerd ten aanzien van kinderen wier ouders niet bij de Europese instellingen werken. De nieuwe school, die momenteel op een tijdelijke locatie is gevestigd, kan alleen onderwijs bieden aan leerlingen in de volgende taalafdelingen van het kleuter- en basisonderwijs: EN, FR, DE, HU, CZ, SL, SK, DK, GR, IT. De leerlingen van het middelbaar onderwijs blijven in Luxemburg I tot de definitieve opening van Luxemburg II.

In 2005 werd het terrein voor de nieuwe school aangekocht. De Luxemburgse autoriteiten hebben aangekondigd dat nieuwe vertraging is te verwachten, waardoor de school niet zoals aanvankelijk gepland in 2008, maar waarschijnlijk in 2010 zal opengaan. De vertegenwoordiger van de Commissie in het Dagelijks Bestuur heeft zich zeer bezorgd getoond en heeft de Luxemburgse autoriteiten aangespoord haast te maken met het nieuwe gebouw.

Hoewel de Raad van Bestuur in januari 2003 met instemming van de oudervereniging had besloten de leerlingen te verdelen over Luxemburg I en II naargelang van de taalafdeling, benadrukten vertegenwoordigers van de ouders in 2005 dat zij liever een verdeling naar leeftijd dan naar taalafdeling zien en dat derhalve het middelbaar onderwijs in Luxemburg II zou moeten worden ondergebracht. In 2006 zal nauwlettend worden toegezien op de ontwikkeling van dit dossier.

In 2005 ontstonden acute financiële, juridische en praktische problemen rond de kantine in Luxemburg na het besluit in 2004 van de Raad van Bestuur om een onterechte begrotingstoewijzing aan de kantine in te trekken. De situatie werd opgelost door het Dagelijks Bestuur, dat besloot het personeel van de kantine andere functies binnen de Europese school te geven en een Europese aanbestedingsprocedure te starten om de restauratieve diensten vanaf het schooljaar 2006-2007 uit te besteden, zodat optimale omstandigheden en dienstverlening voor de leerlingen gewaarborgd blijven.

2.1.3. Andere scholen

De scholen in Bergen, Mol, Karlsruhe en Varese verzorgen onderwijs voor de kinderen van het personeel van het Gemeenschappelijk Onderzoekscentrum, een directoraat-generaal van de Commissie.

Varese

In Varese is de overbevolking nijpend vanwege een groot gebrek aan klaslokalen. Er is druk uitgeoefend op de Italiaanse autoriteiten op een passende oplossing te vinden voor de problemen met de noodzakelijke uitbreiding. De Italiaanse regering is, net als de andere lidstaten waar Europese scholen zijn gevestigd, verplicht passende huisvesting te bieden die aansluit bij de behoeften van de Europese school. De Commissie ondersteunt het verzoek van de Raad van Bestuur aan de Italiaanse autoriteiten om aan hun verplichtingen te voldoen.

Er bestaat een juridisch probleem met betrekking tot het personeel van de schoolkantine in Varese. Het bestuur van de school heeft maatregelen getroffen om deze kwestie te regulariseren; het Dagelijks Bestuur zal deze in de loop van 2006 evalueren.

Frankfurt en München

Ook de twee Duitse scholen kampen met overbevolking en er worden aanpassingen doorgevoerd om de situatie op de bestaande locaties zo veel mogelijk te verbeteren. De komende jaren zal echter mogelijk een tweede locatie nodig zijn voor de school in Frankfurt gezien de verwachte personeelstoename van de Europese Centrale Bank. Daartoe is een verzoek ingediend bij de Duitse autoriteiten.

Bergen, Culham, Mol en Karlsruhe

In 2004 bevestigde de Raad van Bestuur zijn besluit inzake de geleidelijke sluiting van zeven zeer kleine taalafdelingen (met in totaal slechts zeventien kinderen van EU-personeel) in Bergen, Culham, Mol en Karlsruhe. Dit proces ging van start in september 2005 en zal zeven jaar in beslag nemen. Er wordt voor gezorgd dat de betrokken kinderen hun opleiding basis- of middelbaar onderwijs kunnen afronden op hun eigen school. De Commissie heeft in 2005 een externe studie laten uitvoeren om de toekomst op lange termijn van deze scholen te onderzoeken. De resultaten daarvan worden in juli 2006 verwacht en zullen worden gepresenteerd tijdens een vergadering van de Raad van Bestuur.

Alicante

De Europese school in Alicante bestaat sinds 2002 en tijdens het schooljaar 2005-2006 zal de eerste lichting leerlingen het Europese Baccalaureaat afleggen. De meeste leerlingen in Alicante (63,6%) zijn kinderen van ouders die niet bij de Europese instellingen werken. Dit is relevant aangezien op grond van de zogenoemde Gaignage-criteria minstens 50% van de leerlingen van Europese scholen buiten Brussel en Luxemburg moet bestaan uit kinderen van EU-personeel. In 2005 steeg dit percentage weliswaar, maar het ligt nog steeds ver onder de 50%.

2.2. Pedagogische kwesties

Nu in de lidstaten verschillende nieuwe agentschappen zijn opgericht, wordt het vraagstuk inzake het onderwijs voor de kinderen van het EU-personeel op deze locaties steeds nijpender. Het aantal personeelsleden op deze locaties, die vaak ook redelijk veraf gelegen zijn, is vaak klein. Vanwege het kleine aantal kinderen van EU-personeel is het niet waarschijnlijk dat er klassieke Europese scholen zullen worden opgezet.

De Raad van Bestuur heeft de werkgroep “Trojka-II – Uitbreiding van het Europees Baccalaureaat” opgezet om deze kwesties te onderzoeken. Deze werkgroep moest onder meer nagaan in hoeverre samenwerking mogelijk is tussen de Europese scholen en andere scholen en na te denken over hoe het Europees Baccalaureaat breder toegankelijk kan worden door het ook aan te bieden op scholen buiten het bestaande systeem. Daarnaast onderzocht de werkgroep de pedagogische structuur van de scholen met het oog op eventuele grotere autonomie en werden criteria opgesteld voor het definiëren van “Europees onderwijs”.

In april 2005 keurde de Raad van Bestuur het verslag van de werkgroep goed. In dit verslag worden de belangrijkste kenmerken van de Europese scholen en de essentiële criteria beschreven en wordt samenwerking met lokale scholen voorgesteld zodat deze de belangrijkste aspecten van het onderwijs van de Europese scholen kunnen bieden. Daarnaast wordt een tijdschema voorgesteld voor het bereiken van overeenstemming met de betrokken landen.

Italië, Ierland en Griekenland, op wier grondgebied een Europees agentschap is gevestigd, hebben belangstelling voor deze regeling getoond: de Italiaanse autoriteiten hebben in Parma een school opgezet voor de kinderen van het personeel van het Europees Voedselveiligheidsagentschap, die een breed programma in drie taalafdelingen biedt. In 2005 gingen klassen van start voor de drie eerste jaren van het middelbaar onderwijs. In Ierland is in Dunshaughlin een bijzondere regeling getroffen voor de kinderen van het personeel van het Veterinair Agentschap in Grange. Italië en Ierland hebben officiële erkenning aangevraagd voor het Europese onderwijs dat zij in het kader van hun proefprojecten organiseren.

Begin 2006 aanvaardde de Raad van Bestuur de door de Italiaanse en Ierse autoriteiten ingediende dossiers waarmee deze trachten aan te tonen dat respectievelijk de Scuola per l’Europa in Parma en het Centre for European Schooling in Dunshaughlin in overeenstemming zijn met de vereisten voor de Europese scholen, wat de tweede stap vormt op weg naar erkenning als scholen die geassocieerd zijn met het systeem van de Europese scholen. De Raad van Bestuur aanvaardde ook het algemene dossier van de Griekse autoriteiten dat deze in 2005 indienden als eerste stap op weg naar erkenning van de school voor Europees onderwijs in Heraklion, die werd opgezet voor de kinderen van het personeel van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging.

2.3. Begroting en financiën

De begroting van de Europese scholen bestaat uit de bijdragen van de lidstaten (die de nationale salarissen van de door hen gedetacheerde docenten betalen), de inkomsten uit het schoolgeld van de kinderen van niet-EU-personeel en een kostendekkende toewijzing uit de EU-begroting.

2.3.1. Begroting 2005

Aanvankelijk kende de Begrotingsautoriteit van de EU de Europese scholen voor 2005 een bedrag toe van 127 miljoen euro, evenveel als voor 2004. Uiteindelijk was de totale begroting als volgt opgebouwd:

- 53% afkomstig van de EU-begroting;

- 23% afkomstig van de lidstaten;

- 7% afkomstig van het EBO;

- de rest uit andere bronnen.

Van het voor 2005 toegewezen bedrag werd 10,6 miljoen euro niet benut, maar desalniettemin werd de jaarlijkse begroting afgesloten met een overschot van ongeveer 8,3 miljoen euro.

2.3.2. Besluiten met betrekking tot de begroting voor 2006

Voor 2006 besloten de Commissie en het Bureau van de secretaris-generaal (OSG) een gedetailleerde analyse te maken van de oorzaken van de zich herhalende onderbesteding en het overschot van de afgelopen jaren. Op basis hiervan besloot de Commissie voor 2006 een even grote bijdrage te vragen als voor 2005, namelijk 127,13 miljoen euro.

In december 2005 besloot de Begrotingsautoriteit over te gaan tot bevriezing van 25% van de EU-bijdrage voor 2006 voor het OSG, dat 80% van zijn inkomsten uit de EU-begroting haalt, om het OSG aan te sporen om:

- oplossingen te vinden voor de overbevolking van de Europese scholen;

- het bestuur en het beheer van de Europese scholen te verbeteren.

De Commissie deelde dit besluit mee aan het secretariaat-generaal en stelde voor dat haar diensten het OSG zouden helpen bij het treffen van de nodige maatregelen en het organiseren van de contacten met het Europees Parlement.

2.3.3. Het nieuwe financieel reglement voor de Europese scholen

De Commissie en de Begrotingsautoriteit zijn beide van mening dat hervormingen op dit terrein absoluut noodzakelijk zijn. Op grond van de aanbevelingen uit het verslag van de werkgroep “Trojka-I – Financiële lastenverdeling en cofinanciering” hechtte de Raad van Bestuur in april 2005 zijn goedkeuring aan de modernisering van het financieel reglement van de Europese scholen. Hiermee wordt ook uitvoering gegeven aan de aanbevelingen met betrekking tot financiële autonomie. De bestaande regels worden in overeenstemming gebracht met het nieuwe Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen van 2002. De hoofdpunten daarvan zijn:

- beginsel van goed financieel beheer;

- interne boekhoudkundige controle;

- standaard op het gebied van interne boekhoudkundige controle;

- aanbestedingen;

- jaarverslag;

- tijdschema voor de begroting.

Het OSG heeft het proces met hulp van de Commissie in gang gezet en is van plan in oktober 2006 een nieuw financieel reglement voor de Europese scholen aan de Raad van Bestuur voor te leggen, dat op 1 januari 2007 in werking zou moeten treden.

2.3.4. Boekhoudkundige controle van het OSG

In november 2005 zond de Commissie een brief aan het OSG waarin werd voorgesteld om een van de interne auditdiensten van de Commissie een boekhoudkundige controle bij het OSG te laten uitvoeren. Het OSG was van mening niet bevoegd te zijn een dergelijk besluit te nemen. De kwestie werd vanwege tijdgebrek niet besproken in de Raad van Bestuur, omdat het onderwerp als laatste punt op de agenda stond en derhalve niet alle argumenten konden worden besproken. De Raad van Bestuur reageerde op het voorstel via een schriftelijke procedure en verwierp het in februari 2006.

2.4. Bestuur

2.4.1. Vervolg op de mededeling van juli 2004

In 2004 presenteerde de Commissie de mededeling over de “Raadpleging over opties voor de ontwikkeling van het systeem van de Europese scholen”. De raadpleging vond plaats gedurende 2005 en leverde interessante en bemoedigende resultaten op. Onder de respondenten bevonden zich vertegenwoordigers van de oudervereniging, enkele individuele personeelsleden van de Europese instellingen en vertegenwoordigers daarvan, vertegenwoordigers van de leerlingen, de lidstaten en het personeel van de scholen en de leden van de Raad van Bestuur.

Ter afronding van de raadpleging werd in september 2005 een enquête over de belangrijkste punten uit de mededeling rechtstreeks aan het personeel van de Europese instellingen gezonden, waarop ongeveer 4000 van hen reageerden.

Uit de voorlopige resultaten van de raadpleging blijkt dat er algemene consensus bestaat over de noodzaak van hervormingen. Het voorstel om een externe evaluatie uit te voeren van het functioneren van het systeem van de Europese scholen in zijn geheel vond grote bijval. De algemene indruk was dat het bestuur van de Europese scholen efficiënter kan. De personeelsleden van de Europese instellingen die reageerden op de enquête waren sterk voorstander van het voorstel om de beslissingsbevoegdheid van de Commissie in overeenstemming te brengen met haar bijdrage aan de begroting. De meeste betrokkenen waren voor meer autonomie voor de scholen, in combinatie met meer verantwoordingsplicht. Ook was er brede steun voor betere voorzieningen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften en voor leerlingen die geen toegang hebben tot een taalafdeling van hun moedertaal. De meeste betrokkenen zijn het erover eens dat de voorbereiding en de uitvoering van de begroting moeten verbeteren en transparanter moeten worden.

In de loop van 2006 zal een grondige analyse van de resultaten van de raadpleging en de uitgebreide enquête worden afgerond en bekendgemaakt.

2.4.2. Resolutie van het Europees Parlement

Het Europees Parlement besprak de mededeling in de Begrotingscommissie en de Commissie cultuur en onderwijs en nam in september 2005 resolutie P6TA(2005)336 aan, waarin alle kernpunten van de mededeling van de Commissie worden herhaald. Ten aanzien van het bestuur: meer controle voor de Commissie, in overeenstemming met haar financiële bijdrage, beter beheer van de middelen, een oplossing voor het onderwijs voor de kinderen van het personeel van de agentschappen, onderzoek naar alternatieve systemen van financiering. Op pedagogisch gebied: uitbreiding van het Europees Baccalaureaat en samenwerking tussen de Europese scholen en andere scholen, betere pedagogische begeleiding voor kinderen met specifieke onderwijsbehoeften, kleinere klassen en invoering van alternatieve certificaten voor schoolverlaters.

De Commissie heeft daarop initiatieven ontwikkeld met betrekking tot de hierboven genoemde punten, die bijvoorbeeld hebben geleid tot de geplande hervorming van het financieel reglement. Sommige punten kunnen echter alleen binnen het bredere debat over de toekomst van het systeem worden aangepakt. De Commissie was in het kader van de Groep op hoog niveau (zie punt 3.3) zeer actief in het bevorderen van verandering, overeenkomstig de gemeenschappelijke standpunten van de Europese instellingen. Tegelijkertijd werken verschillende werkgroepen binnen de Raad van Bestuur opties uit met betrekking tot de pedagogische kwesties.

2.4.3. Voorbereiding van een congres over de toekomst van het systeem van de Europese scholen

Het bestuur van de scholen vormt een belangrijk punt van zorg en de mededeling van de Commissie over de toekomst van het systeem van de Europese scholen vormde het startpunt van een breed debat. In zijn resolutie van 8 september 2005 benadrukte het Europees Parlement bijvoorbeeld dat er dringend iets moet gebeuren. Deze mening wordt gedeeld door veel waarnemers op zowel politiek niveau als daarbuiten.

In dit verband namen vice-voorzitter Kallas en het Nederlandse voorzitterschap van de Europese scholen het initiatief om een congres te organiseren dat zal worden voorbereid door een Groep op hoog niveau. Het congres zal in de loop van 2006 in Nederland plaatsvinden en er zullen vertegenwoordigers uit alle lidstaten aan deelnemen om een nieuwe politieke impuls aan dit vraagstuk te geven. De Commissie vervulde een zeer actieve rol in de Groep op hoog niveau.

Het doel van het congres is reflectie op hoog niveau te stimuleren en de basis te leggen voor de discussie op ministerieel niveau over de hervormingen.

Alle lidstaten zijn uitgenodigd vertegenwoordigers af te vaardigen naar het congres om het standpunt van hun regeringen over de bestuurlijke, financiële en pedagogische aspecten naar voren te brengen. Zie ook punt 3.3.

2.4.4. Groupe de suivi Bruxelles IV – Brussel IV in Laken

Volgens het tijdschema van de Belgische autoriteiten zal in 2009 een vierde Europese school in Brussel worden geopend. De Belgische staat levert hiervoor faciliteiten in Laken. Twee belangrijke besluiten moeten worden voorbereid: welke taalafdelingen zal deze vierde school hebben en hoe moeten de school en de verschillende afdelingen worden opgestart?

De Raad van Bestuur van de Europese scholen moet deze besluiten in april 2006 nemen. Om de verschillende opties voor deze besluiten te bepalen en te onderzoeken heeft de secretaris-generaal van de Europese scholen de nodige informatie verschaft en de werkgroep “Groupe de suivi Bruxelles IV” voorgezeten. Alle betrokken partijen waren in deze werkgroep vertegenwoordigd: de ouderverenigingen, de Europese scholen, de docenten en de Commissie.

De Commissie vervulde een actieve rol in deze werkgroep en hielp met name bij het verfijnen van de ramingen van de toekomstige leerlingenaantallen. Deze schattingen, op basis van de geplande aanwerving van personeel door de Commissie en de huidige aantallen leerlingen wier ouders werkzaam zijn bij de Europese instellingen, werden gecombineerd met de ramingen van de directeuren van de scholen en vastgelegd door de werkgroep.

De richtsnoeren voor de werkgroep werden vastgesteld door de Raad van Bestuur tijdens zijn vergadering van oktober 2005, waarbij een lijst van criteria werd vastgesteld waarbij rekening werd gehouden met verzoeken van de vertegenwoordigers van de ouderverenigingen. Deze criteria vormden het uitgangspunt voor zowel de keuze van de taalafdelingen van de school in Laken als de wijze waarop deze zullen worden opgezet. De lijst van criteria werd vrijwel unaniem door de Raad van Bestuur goedgekeurd, met inbegrip van de vertegenwoordiger van de ouders, maar met twee onthoudingen (Italië en Spanje). De Commissie stemde vóór.

Deze “Groupe de suivi Bruxelles IV” bereidde vervolgens het debat en het besluit over de opzet van de school in Laken voor. De Commissie speelde een cruciale rol in deze groep en besteedt veel aandacht aan de analyse en de presentatie van feiten aan de Raad van Bestuur, die een besluit zal nemen over de geleidelijke invoering van de school en de verschillende taalafdelingen. Voor dit besluit is een tweederde meerderheid vereist, waarbij iedere lidstaat en de Commissie één stem heeft.

2.4.5. Communicatie met belanghebbenden en informatie

Het strengere toelatingsbeleid in Brussel voor het schooljaar 2005-2006 leidde tot veel frustratie tijdens de zomer van 2005. De directeur-generaal van DG ADMIN besloot rechtstreeks met het personeel te communiceren door middel van aan iedereen gerichte e-mails. Dit werd noodzakelijk geacht om de transparantie te vergroten, maar ook om een einde te maken aan de onjuiste informatie die tot onrust en onnodige bezorgdheid bij ouders en leerlingen leidde. Deze berichten werden in juni en december 2005 verzonden aan alle personeelsleden van de Commissie. Deze aanpak werd in 2006 voortgezet om ervoor te zorgen dat alle personeelsleden op tijd de juiste informatie kregen. Vice-voorzitter Kallas heeft ook een actieve rol gespeeld in de communicatie met de andere leden van de Commissie en heeft hen op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen.

De relevante diensten van de Commissie hebben aanzienlijke inspanningen geleverd om te voldoen aan alle telefonische en schriftelijke verzoeken om informatie van individuele ouders of andere belanghebbenden. In totaal werden in 2005 meer dan 300 schriftelijke antwoorden verzonden. Hierdoor kon de Commissie rechtstreeks contact onderhouden met veel bezorgde ouders. Daarnaast hebben ouders die een bepaalde bezorgdheid delen vaak ad-hocgroepen gevormd om hun contacten met de Commissie te coördineren. Er vonden ook verschillende bijeenkomsten plaats met de ouderverenigingen, de lokale personeelscomité en de vakbonden.

Het Europees Parlement diende in 2005 bij de Commissie 30 formele vragen in over de Europese scholen, die allemaal mondeling of schriftelijk werden beantwoord. De Ombudsman ontving en behandelde vier klachten. Vice-voorzitter Kallas bracht ook een bezoek aan het Europees Parlement om persoonlijk kwesties met betrekking tot de Europese scholen te bespreken met parlementsleden.

2.5. Transparantie

2.5.1. Bestuurlijke gedragscode

In 2004 presenteerde de Commissie het document “Proposed Actions for Greater Transparency and Good Administration in the European Schools System” aan de Raad van Bestuur, die het in april 2006 goedkeurde. Het doel van deze gedragscode is een hoogwaardige dienstverlening in alle omstandigheden voor alle betrokkenen bij het systeem van de Europese scholen te waarborgen. De Commissie is groot voorstander van dit proces, waarmee de aanpak en de dienstverlening van alle Europese scholen zullen worden geharmoniseerd en de transparantie zal toenemen. De Commissie is ook tevreden over de werkzaamheden van het secretariaat-generaal in 2005 om de algemene regels voor de Europese scholen te consolideren met het oog op meer transparantie.

3. Toekomstperspectief

3.1. Besluit over Brussel IV in Laken

Na heftige debatten in 2005 over de keuze van de taalafdelingen voor de school in Laken, besloot de Raad van Bestuur in april 2006 tot de volgende samenstelling: DE, EN, FR, IT, NL, plus BG en RO (op het moment dat deze gewenst zijn). Zodra de tijdelijke locatie beschikbaar is, zullen aanzienlijke inspanningen noodzakelijk zijn om de overgang voor te bereiden en leerlingen te kunnen ontvangen op de nieuwe school. De Commissie is vooral bezorgd over de vraag of de Belgische autoriteiten de tijdelijke locatie op tijd beschikbaar kunnen stellen om de huidige overbevolking op te lossen.

Erkend wordt dat er plannen moeten worden gemaakt voor een toekomstige vijfde Europese school in Brussel, omdat uit ramingen van de leerlingenaantallen blijkt dat de totale maximumcapaciteit spoedig na de opening van Laken opnieuw zal worden bereikt.

3.2. Gestarte studies

3.2.1. Studie naar vier kleine scholen

De Commissie heeft in 2005 een externe studie laten uitvoeren om de toekomst op lange termijn van vier kleine scholen te onderzoeken. In deze studie werd met name gekeken naar alternatieve onderwijsvormen voor kinderen van EU-personeel en overgangsregelingen voor de huidige leerlingen. De resultaten van deze studie worden in de zomer van 2006 verwacht en zullen als uitgangspunt dienen voor discussies in de Raad van Bestuur, die vervolgens een besluit zal nemen over de toekomst van deze scholen.

3.2.2. Studie naar schoolgeld

Op basis van de resultaten van de werkgroep die werd opgezet om na te gaan hoe de financiële lasten eventueel anders kunnen worden verdeeld over de lidstaten vroeg de Raad van Bestuur een externe econoom een studie uit te voeren om te bepalen welk bedrag aan schoolgeld het best kan worden gevraagd van leerlingen waarvoor bijzondere collectieve regelingen gelden en kinderen van ouders die niet bij de Europese instellingen werkzaam zijn. Deze studie zal in 2006 worden besproken door het administratief en financieel comité.

3.3. Toekomst van het systeem van de Europese scholen

Op de conferentie op hoog niveau die in mei 2006 werd gehouden op initiatief van vice-voorzitter Kallas en het Nederlandse voorzitterschap van de Europese scholen kwamen vertegenwoordigers van de lidstaten en de Commissie samen om de toekomst van het systeem van de Europese scholen te bespreken. De conferentie leverde bijzonder bruikbare resultaten op met betrekking tot de pedagogische aspecten van het systeem en de toekomst ervan en er werden ideeën ontwikkeld over het onderwijs aan de kinderen van het personeel van de kleine agentschappen verspreid over de EU en over het openstellen van het Europees Baccalaureaat voor scholen die niet gekoppeld zijn aan een Europese instelling, maar die aan bepaalde strenge criteria voldoen.

Op de conferentie werd ook erkend dat het systeem moet worden hervormd, met name wat betreft de administratieve en financiële aspecten. De uitkomst van de debatten over de bestuurlijke aspecten en eventuele wijzigingen van het Verdrag was daarentegen minder unaniem.

De discussies over al deze thema’s zullen in 2006 worden voortgezet.

Na deze conferentie is de Commissie bereid verder te gaan en een constructieve rol te spelen in de modernisering van het systeem en in te spelen op de gevolgen van de uitbreiding en het steeds grotere aantal agentschappen verspreid over de Europese Unie, waarbij rekening moeten worden gehouden met de behoeften van het personeel.

COM (2004) 519 definitief

Ref.:1512-D-2005-en-1. Bijlage 1.

Ref # 2000-D-7510. Bijlage 2.

De bijdrage van het Europees Octrooibureau (EBO) aan de Europese school in München is in verhouding even groot als de bijdrage van de Commissie aan andere Europese scholen.

De Commissie is niet bevoegd beslissingen te nemen ten aanzien van de pedagogische aspecten op het gebied van specifieke onderwijsbehoeften, maar volgt wel actief de ontwikkelingen binnen de Europese scholen. In 2005 is de totale begroting voor specifieke onderwijsbehoeften voor de Europese scholen met 13% verhoogd.

Van augustus 2005 tot augustus 2006.

Ref.: 2005-D-4310-en-2. Bijlage 3.

Bijlage 4.

Culham, Mol, Bergen en Karlsruhe.