Artikelen bij COM(2006)568 - Handhaving, door bepaalde derde landen, van situaties van niet-wederkerigheid op het gebied van visumvrijstelling overeenkomstig artikel 1, lid 5, van Verordening 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 851/2005, wat betreft het wederkerigheidsmechanisme

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


I. Inleiding 3

II. Resultaten sinds het eerste verslag van de Commissie over wederkerigheid 4

1. Landen waarmee volledige wederkerigheid inmiddels is verwezenlijkt 4

1.1. Uruguay 4

1.2. Costa Rica 4

2. Landen waarmee de besprekingen over wederkerigheid nog aan de gang zijn 5

2.1. Brazilië 5

2.2. Maleisië 5

3. Landen waarvoor oplossing van de problemen inzake niet-wederkerigheid is aangekondigd, maar nog niet geconcretiseerd 7

3.1. Paraguay 7

3.2. Singapore 7

3.3. Brunei 8

4. Landen waarvoor sinds het verslag van 10 januari 2006 vooruitgang is geboekt bij de totstandbrenging van wederkerigheid 9

4.1. Canada 9

4.2. Australië 11

5. Landen waarvoor sinds het verslag van 10 januari 2006 geen vooruitgang is geboekt bij de totstandbrenging van wederkerigheid 14

5.1. Verenigde Staten van Amerika 14

III. Conclusies 16

I. INLEIDING

Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum (bijlage I van de verordening; hierna de “negatieve lijst” genoemd) en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (bijlage II van de verordening; hierna de “positieve lijst” genoemd), vormt de kern van het gemeenschappelijk beleid van de EU op het gebied van visa. Deze verordening is substantieel gewijzigd door Verordening (EG) nr. 851/2005 van 2 juni 2005, waarbij een nieuw wederkerigheidsmechanisme werd ingesteld, dat erop is gericht om, door middel van passende maatregelen, te komen tot wederkerigheid ten aanzien van derde landen die voor onderdanen van bepaalde lidstaten van de Europese Unie een visum verplicht blijven stellen voor een verblijf van minder dan 90 dagen, terwijl de Gemeenschap voor burgers uit deze derde landen geen visumverplichting heeft. Verordening (EG) nr. 851/2005 voorziet in de mogelijkheid om tijdelijk een visumplicht in te stellen ten aanzien van deze landen. Voorts wordt in een gezamenlijke verklaring van de Raad en de Commissie, afgelegd bij gelegenheid van de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 851/2005, gewezen op de mogelijkheid om terug te vallen op andere tijdelijke maatregelen, met name op politiek, economisch en handelsgebied.

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 851/2005 en na kennisgeving door de lidstaten van de gevallen van niet-wederkerigheid heeft de Commissie op 10 januari 2006 bij de Raad een verslag ingediend over regelingen met derde landen inzake wederkerigheid van visumvrijstelling. Dat verslag handelde over de verschillende demarches van de Commissie ten aanzien van derde landen op de positieve lijst die een visumplicht handhaven voor onderdanen van bepaalde lidstaten, en bevatte voorts een overzicht van de bereikte resultaten. Gezien de geboekte vooruitgang concludeerde de Commissie dat het in dit stadium niet nodig is om bij het verslag een voorstel te voegen voor tijdelijke herinvoering van de visumplicht of een voorstel voor een van de maatregelen die worden bedoeld in de gezamenlijke verklaring van de Raad en de Commissie. Met het oog op de presentatie van het tweede verslag heeft de Commissie echter aangekondigd na te zullen gaan of de door bepaalde derde landen aangekondigde oplossingen tot concrete maatregelen hebben geleid en of de voortzetting van de dialoog met andere derde landen het vooruitzicht op wederkerigheid van visumvrijstelling dichterbij heeft gebracht.

De Raad van 21 februari 2006 heeft in zijn conclusies waardering uitgesproken voor de analyse van de Commissie en haar met name opgeroepen haar inspanningen te versterken met betrekking tot de Verenigde Staten, Canada en Australië en toe te zien op de vorderingen met betrekking tot andere betrokken derde landen.

Dit verslag aan het Europees Parlement en de Raad, dat wordt voorgelegd in toepassing van artikel 1, lid 5, van Verordening (EG) nr. 539/2001 zoals gewijzigd overeenkomstig artikel 1 van Verordening (EG) nr. 851/2005, omvat een overzicht van de demarches die de Commissie sinds de goedkeuring van de conclusies van de Raad van 21 februari heeft ondernomen ten aanzien van derde landen op de positieve lijst die een visumplicht handhaven voor onderdanen van de lidstaten, sinds de goedkeuring van de conclusies van de Raad van 21 februari.

II. RESULTATEN SINDS HET EERSTE VERSLAG VAN DE COMMISSIE OVER WEDERKERIGHEID

Het verslag van de Commissie van 10 januari 2006 is kort daarna door middel van een verbale nota naar de autoriteiten van de verschillende betrokken derde landen gezonden.

Nadat de Raad zijn goedkeuring had gehecht aan de in de conclusies van het verslag van de Commissie gekozen benadering, kon de Commissie haar demarches en werkzaamheden met het oog op de totstandbrenging van wederkerigheid hervatten.

De Commissie heeft in nauw overleg met de lidstaten de intensieve dialoog met de autoriteiten van de betrokken derde landen voortgezet. Over met name Australië, Canada en de Verenigde Staten hebben de diensten van de Commissie op 23 maart 2006 een technische bijeenkomst georganiseerd met de vertegenwoordigers van de betrokken lidstaten om licht te werpen op de dialoog die deze lidstaten onderhouden met de drie genoemde landen en de resultaten van die dialoog. Die bijeenkomst had plaats in het kader van de voorbereiding van de contacten op hoog niveau die de Commissie in de loop van de volgende weken met de autoriteiten van deze drie landen zou hebben.

1. Landen waarmee volledige wederkerigheid inmiddels is verwezenlijkt

1.1. Uruguay

Resultaten van de contacten met de autoriteiten van Uruguay:

De autoriteiten van Estland hebben de Commissie op 16 januari 2006 medegedeeld dat Uruguay de visumverplichting voor onderdanen van Estland heeft laten vervallen voor verblijven van maximaal 3 maanden.

Beoordeling:

De wederkerigheid van visumvrijstelling is nu volledig gerealiseerd ten aanzien van alle lidstaten.

1.2. Costa Rica

Demarches met het oog op de totstandbrenging van wederkerigheid :

De Commissie heeft de autoriteiten van Costa Rica attent gemaakt op de handhaving van de visumplicht voor IJslandse onderdanen. De autoriteiten van Costa Rica hebben geantwoord dat IJsland op korte termijn dezelfde status krijgt. Een hiertoe strekkende aanpassing van de “algemene bepalingen” is inmiddels aangekondigd.

In antwoord op een verbale nota van 15 juni 2006 van de Commissie hebben de autoriteiten van Costa Rica bij nota van 20 juli 2006 bevestigd dat de wederkerigheid voortaan verzekerd is, ook voor IJsland.

Beoordeling :

De wederkerigheid van visumvrijstelling is nu volledig gerealiseerd ten aanzien van alle lidstaten en de met Schengen geassocieerde landen.

2. Landen waarmee de besprekingen over wederkerigheid nog aan de gang zijn

2.1. Brazilië

Huidige situatie:

Handhaving van de visumplicht ten aanzien van onderdanen van: Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Malta en Oostenrijk.

Tsjechië heeft de Raad en de Commissie medegedeeld dat de overeenkomst inzake opheffing van de visumplicht, die dit land op 29 april 2004 heeft gesloten met Brazilië, op 3 oktober 2005 in werking is getreden.

Demarches met het oog op de totstandbrenging van wederkerigheid :

De autoriteiten van Brazilië hebben de politieke wil geuit en formeel bevestigd dat zij onderdanen van lidstaten voor wie nog steeds een visumplicht geldt, daarvan willen vrijstellen. Zij hebben de Commissie in 2005 een ontwerp voorgelegd voor een desbetreffende overeenkomst met de Europese Gemeenschap tot opheffing van de visumplicht voor onderdanen van de hierboven genoemde lidstaten.

In haar eerste verslag heeft de Commissie erop gewezen dat, gezien de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap op het gebied van visumplicht en visumvrijstelling, het sluiten van een overeenkomst inzake vrijstelling tussen de Europese Gemeenschap en Brazilië die slechts van toepassing is op een beperkt aantal lidstaten, uitgesloten is.

De Raad heeft in zijn conclusies van 21 februari 2006 over het verslag van de Commissie zijn waardering uitgesproken voor de politieke verbintenis van Brazilië en de Commissie verzocht hem zo spoedig mogelijk een aanbeveling voor te leggen om met Brazilië onderhandelingen te openen over een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Brazilië betreffende isumvrijstelling. De diensten van de Commissie zijn bezig met het opstellen van die aanbeveling. Het betreft het eerste geval van onderhandelingen over een bilaterale overeenkomst inzake visumvrijstelling tussen de Gemeenschap en een derde land.

Beoordeling :

De autoriteiten van Brazilië hebben opnieuw bevestigd dat zij streven naar volledige wederkerigheid op visumgebied. Zodra bepaalde moeilijkheden in verband met de complexe situatie als gevolg van de communautaire rechtsorde zijn opgelost, met name met betrekking tot de lengte van een kort verblijf bij visumvrijstelling, zal de Commissie de hierboven bedoelde aanbeveling indienen met het oog op het openen van onderhandelingen met Brazilië.

2.2. Maleisië

Huidige situatie: visumvrijstelling beperkt tot verblijf van minder dan 30 dagen voor onderdanen van Estland, Griekenland, Cyprus, Letland, Litouwen, Portugal en Slovenië.

Demarches met het oog op de totstandbrenging van wederkerigheid :

Bij brief van 6 februari 2006 aan de Commissie heeft de Missie van Maleisië bij de Europese Unie het voornemen van de autoriteiten van Maleisië bevestigd om nog bestaande problemen op het gebied van de wederkerigheid op te lossen.

Aangezien de Commissie over dit onderwerp verder geen officiële mededeling meer heeft ontvangen, heeft zij de autoriteiten van Maleisië bij verbale nota van 1 juni 2006 eraan herinnerd dat zich nog steeds problemen voordoen op het gebied van de wederkerigheid ten aanzien van onderdanen van genoemde lidstaten. Met het oog op het voor juli 2006 geplande verslag heeft zij de autoriteiten dan ook verzocht licht te werpen op de huidige situatie.

Bij brief van 24 augustus 2006 hebben de autoriteiten van Maleisië de Commissie geïnformeerd dat zij zich ertoe verbinden de burgers van alle lidstaten in staat te stellen maximaal drie maanden zonder visum in Maleisië te verblijven. Dit zal in twee fases worden uitgevoerd. De eerste fase wordt op dit moment reeds uitgevoerd en houdt in dat de autoriteiten alle nodige administratieve maatregelen treffen om de burgers van Griekenland, Portugal, Cyprus, Letland en Malta in staat te stellen maximaal drie maanden zonder visum in Maleisië te verblijven. Voor burgers van Estland, Litouwen en Slovenië blijft de toegestane periode echter beperkt tot maximaal een maand, aangezien burgers van Maleisië, volgens de autoriteiten van Maleisië, in deze lidstaten evenmin recht hebben op een verblijf zonder visum of de toegestane periode van verblijf zonder visum voor burgers van Maleisië aldaar beperkt is tot veertien dagen. De autoriteiten van Maleisië hebben de Commissie medegedeeld dat Maleisië burgers van deze lidstaten zal toestaan maximaal drie maanden zonder visum in Maleisië te verblijven wanneer deze landen op hun beurt burgers van Maleisië toestaan aldaar zonder visum te verblijven voor een periode van maximaal drie maanden.

Beoordeling:

De Commissie is verheugd over de vooruitgang van Maleisië met het herstel van de wederkerigheid op visumgebied voor perioden tot maximaal drie maanden. Zij is met name verheugd over de administratieve maatregelen om de wederkerigheid te herstellen voor de burgers van Griekenland, Portugal, Cyprus, Letland en Malta. Verder onderzoekt de Commissie op dit moment de beweringen van de autoriteiten van Maleisië betreffende Estland, Litouwen en Slovenië. Ten tijde van de opstelling van dit verslag hadden twee van deze drie lidstaten de Commissie al laten weten dat de beweringen ongegrond waren, aangezien zij burgers van Maleisië wel degelijk toestaan voor een periode van maximaal drie maanden zonder visum op hun grondgebied te verblijven.

De Commissie zal de beweringen van Maleisië blijven onderzoeken en alle nodige stappen ondernemen om de autoriteiten van Maleisië uiteen te zetten welke situatie thans bestaat ten aanzien van deze drie lidstaten en zo spoedig mogelijk opnieuw te komen tot een situatie waarin ook de burgers van deze lidstaten verzekerd zijn van de mogelijkheid van een verblijf van maximaal drie maanden zonder visum.

3. Landen waarvoor oplossing van de problemen inzake niet-wederkerigheid is aangekondigd, maar nog niet geconcretiseerd

3.1. Paraguay

Huidige situatie:

Handhaving van de visumplicht ten aanzien van onderdanen van: IJsland.

Demarches met het oog op de totstandbrenging van wederkerigheid :

De autoriteiten van Paraguay hebben de Commissie medegedeeld dat het nog resterende probleem met een decreet van de uitvoerende macht zal worden opgelost.

Aangezien de Commissie geen officiële bevestiging heeft ontvangen van de ondertekening van dit decreet, heeft zij de autoriteiten van Paraguay bij verbale nota van 5 juni 2006 officieel eraan herinnerd dat er nog steeds sprake is van een situatie van niet-wederkerigheid voor onderdanen van IJsland.

Beoordeling :

Bezien moet worden of de aangekondigde maatregel wordt geconcretiseerd. Er moet worden onderzocht welke wegen het meest geschikt zijn om te komen tot volledige wederkerigheid.

3.2. Singapore

Huidige situatie: visumvrijstelling beperkt tot 30 dagen, met mogelijkheid om het verblijf ter plaatse te verlengen met twee perioden van 30 dagen.

In haar verslag van 10 januari 2006, opgesteld op basis van de informatie die in december 2005 beschikbaar was, velde de Commissie een gunstig oordeel over de regeling die in Singapore van toepassing is (toelating met visumvrijstelling voor 30 dagen; twee verlengingen met 30 dagen via een lichte procedure), met name rekening houdende met de gelijkheid van behandeling van alle onderdanen voor wie de visumvrijstelling geldt, de eenvoudige procedure voor de verlenging van het verblijf zonder visum en de grootte van het land. De Commissie heeft later echter vernomen dat voor onderdanen van de Verenigde Staten en Australië een visumvrijstelling geldt bij een verblijf van maximaal 90 dagen, dat de duur van de visumvrijstelling varieert naar gelang van de vervoerswijze die is gebruikt voor de aankomst in Singapore, en dat zich bij de verlenging ter plaatse verschillende praktische problemen voordoen.

Demarches met het oog op de totstandbrenging van wederkerigheid :

Bij verbale nota van 2 juni 2006 heeft de Commissie de autoriteiten van Singapore gewezen op de hierboven genoemde nieuwe elementen en hen, met het oog op haar tweede verslag, verzocht informatie te verstrekken over de thans bestaande situatie.

Beoordeling:

De positieve beoordeling in het verslag van 10 januari 2006 staat niet meer overeind gezien de informatie die de Commissie in een later stadium heeft ontvangen. Vooral het feit dat voor onderdanen van twee derde landen een visumvrijstelling geldt bij een verblijf van maximaal 90 dagen is een belangrijk element in de beoordeling van de regels voor visumvrijstelling die van toepassing zijn op burgers van de Unie.

Een definitieve beoordeling is pas mogelijk na analyse van de informatie die de autoriteiten van Singapore verzocht zijn te verstrekken.

3.3. Brunei

Huidige situatie:

Handhaving van de visumplicht ten aanzien van onderdanen van: Tsjechië, Estland, Letland, Litouwen, Malta, Portugal, Finland en IJsland.

Visumvrijstelling bij verblijf van maximaal 14 dagen voor onderdanen van: België, Denemarken, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Luxemburg, Hongarije, Polen, Slovenië, Slowakije, Zweden en Noorwegen.

Visumvrijstelling bij verblijf van maximaal 30 dagen voor onderdanen van: Duitsland, Griekenland, Nederland en Oostenrijk.

In haar eerste verslag verklaarde de Commissie: “hoewel een visumvrij verblijf van minder dan 90 dagen voor burgers van de lidstaten niet kan worden gelijkgesteld met volledige wederkerigheid (en hoewel dezelfde termijn geldt voor de burgers van alle lidstaten), heeft Brunei aangeboden om voor alle burgers van de EU te voorzien in even gunstige voorwaarden als die welke gelden voor de burgers van zijn meest nabije Aziatische partners. Op die manier zou de gelijke behandeling van alle lidstaten worden gegarandeerd.”

Demarches met het oog op de totstandbrenging van wederkerigheid :

Er is contact opgenomen op technisch niveau. De Commissie is ervan op de hoogte gesteld dat het probleem op ministerieel niveau onder de aandacht van de autoriteiten van Brunei is gebracht en dat het probleem waarschijnlijk kan worden opgelost.

Aangezien de Commissie geen officiële bevestiging heeft ontvangen van de bereidheid om maatregelen te treffen die de kant opgaan van wederkerigheid, heeft zij de autoriteiten van Brunei bij verbale nota van 1 juni 2006 officieel eraan herinnerd dat er nog steeds sprake is van situaties van niet-wederkerigheid zoals hierboven beschreven. Bij verbale nota van 6 juli 2006 hebben de autoriteiten van Brunei verzocht om een extra termijn van 3 weken voor het doorgeven van hun standpunt in deze kwestie. Bij nieuwe verbale nota van 10 juli 2006 hebben de autoriteiten van Brunei erop gewezen dat de regering van Brunei er in principe mee instemt om de onderdanen van alle lidstaten vrij te stellen van de visumplicht voor verblijven van minder dan 30 dagen en verzoeken zij om een extra termijn van 3 weken om de Commissie op de hoogte te stellen van de datum van inwerkingtreding van deze vrijstelling.

Beoordeling:

Gezien de laatste verbale nota van de autoriteiten van Brunei ziet het ernaar uit dat er een oplossing komt die de gelijke behandeling waarborgt van de onderdanen van alle lidstaten. Een definitieve beoordeling is pas mogelijk wanneer de autoriteiten van Brunei hun voornemen hebben geconcretiseerd.

4. Landen waarvoor sinds het verslag van 10 januari 2006 vooruitgang is geboekt bij de totstandbrenging van wederkerigheid

4.1. Canada

Huidige situatie:

Handhaving van de visumplicht ten aanzien van onderdanen van: Tsjechië, Estland, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen en Slowakije.

In haar eerste verslag had de Commissie erop gewezen dat Canada een dialoog over wederzijdse vrijstelling van de visumplicht is aangegaan, zonder dat er echter daadwerkelijk vooruitgang werd geboekt. Zij benadrukte verder dat de dialoog moest worden voortgezet, maar meer moest worden toegespitst op de te bereiken resultaten. Daartoe moest een transparante procedure met duidelijke oriëntatiepunten worden vastgesteld, teneinde te komen tot vrijstelling van de visumplicht voor de burgers van alle lidstaten.

Demarches met het oog op de totstandbrenging van wederkerigheid:

Sinds dat eerste verslag hebben tal van bijeenkomsten plaatsgevonden, zowel tussen Canada en de lidstaten als tussen Canada en de Commissie.

De Canadese autoriteiten hebben de betrokken lidstaten op de hoogte gesteld van de informatie en gegevens over de niet-naleving van de criteria voor de vrijstelling van de visumplicht; ook hebben zij zich bereid verklaard meer licht te werpen op de criteria en voorwaarden waaraan in dit verband moet worden voldaan.

In aansluiting op de vele bijeenkomsten hebben de Canadese autoriteiten op 28 juni 2006 een brief verzonden aan de Commissie, waarin met name het volgende wordt verklaard:

"…Ik wens de verbintenis van Canada te bevestigen om ervoor te zorgen dat de nieuwe lidstaten worden vrijgesteld van de visumplicht. Canada en de Europese Commissie hebben een gemeenschappelijk strategisch belang bij nauwere samenwerking inzake vraagstukken met betrekking tot internationale migraties. In deze context staan wij erg gunstig tegenover de totstandkoming van een regelmatige en voortdurende dialoog met de Europese Commissie.

Teneinde op dit gebied vooruitgang te boeken, stellen wij voor een samenwerkingskader tot stand te brengen tussen Citizenship and Immigration Canada en het Directoraat-generaal Justitie, Vrijheid en Veiligheid van de Europese Commissie.…

In dit kader zou een werkgroep die gewijd is aan de uitwisseling van informatie op het gebied van visumvereisten een zeer belangrijk instrument zijn.…

Canada verbindt zich ertoe zijn onderzoeksprocedure betreffende visa transparanter te maken en de Europese Commissie en de nieuwe lidstaten meer informatie te verstrekken over de drempels die van toepassing zijn op het gebied van visumvrijstelling en visumplicht. Zoals aangegeven tijdens onze discussies in mei 2006, zal de versterking van de informatie-uitwisseling aanzienlijk bijdragen tot de capaciteit van Canada om de situatie in de nieuwe lidstaten van de Europese Unie te evalueren.

Zoals u bekend is, omvatten de factoren waarop besluiten inzake visumvrijstelling of herinvoering van de visumplicht op dit moment worden genomen, de volgende elementen:

- gering aantal geweigerde visa, gedurende een lange periode, voor onderdanen van het betrokken land;

- samenwerking en uitwisseling van informatie met het betrokken land op het gebied van migratie en politiesamenwerking, bijvoorbeeld maatregelen tot uitzetting en politieonderzoeken;

- gering aantal gevallen van georganiseerde criminaliteit in Canada in connectie met het betrokken land;

- gering aantal gevallen van misbruik van paspoorten of corruptie bij de afgifte van paspoorten in het betrokken land;

- geen frauduleuze asielaanvragen door personen uit het land in kwestie of personen die reizen met door dit land afgegeven documenten.

Citizenship and Immigration Canada stelt op dit moment alles in het werk om deze drempels te verduidelijken.

Tot slot bevestig ik dat Canada sinds enige tijd met één nieuwe lidstaat overleg pleegt om te komen tot visumvrijstelling en van die lidstaat de verzekering heeft gekregen van versterkte samenwerking op het gebied van migratie. Canada rekent op een spoedige afronding van dit overleg.”

Beoordeling:

Op dit moment zijn nog niet alle problemen op het gebied van de wederkerigheid van de visumvrijstelling met Canada opgelost. De Commissie is echter van mening dat de verbintenissen waartoe de Canadese autoriteiten zich bereid hebben getoond in hun schrijven van 28 juni, en het begin van de concretisering daarvan, een tastbare vooruitgang zijn:

- de op 29 juni gelegde contacten tussen Canada en Estland hebben onlangs geleid tot het besluit van de Canadese regering om onderdanen van Estland met ingang van 27 september 2006 vrij te stellen van de visumplicht bij tijdelijk verblijf. Dit is een zeer duidelijke bevestiging van de bereidheid van de Canadese regering om uit te komen op het gemeenschappelijke doel van wederkerigheid ten aanzien van alle lidstaten;

- dankzij de instelling van een nieuw kader voor de dialoog op dit gebied, met meer transparantie wat betreft de criteria en voorwaarden waaraan de betrokken lidstaten moeten voldoen om in aanmerking te komen voor vrijstelling van de visumplicht, kunnen deze sneller vooruitgang boeken op de weg naar de verwezenlijking van dat doel.

De Commissie is in dit stadium dan ook van mening dat maatregelen niet nodig zijn in het geval van Canada, met name gezien de concretisering van de hierboven genoemde eerste verbintenis van de Canadese autoriteiten. In het kader van de tweede verbintenis moet de Commissie er samen met Canada op toezien dat een lidstaat die aan de objectieve criteria voldoet, zo spoedig mogelijk onder de visumvrijstelling valt.

4.2. Australië

Huidige situatie :

Vereiste van een visumaanvraag via de Electronic Travel Authority (ETA) voor de onderdanen van 14 lidstaten (België, Denemarken, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Finland en Zweden) en de onderdanen van de geassocieerde landen IJsland en Noorwegen.

Vereiste van een elektronisch visum (e676) voor de onderdanen van negen nieuwe lidstaten (Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen, Slovenië en Slowakije). De onderdanen van Estland, Letland en Slovenië kunnen gebruik maken van het mechanisme voor vereenvoudigde visumafgifte (“autogrant”-faciliteit).

Demarches met het oog op de totstandbrenging van wederkerigheid:

In aansluiting op de opmerkingen in het verslag van 10 januari 2006 heeft de Commissie in haar contacten met de lidstaten en Australië getracht nauwkeuriger te onderzoeken welke argumenten door de Australische autoriteiten naar voren zijn gebracht voor handhaving van het thans bestaande systeem van elektronische visa (zie punt 3.1 van het verslag van 10 januari 2006):

- drie lidstaten beschikken niet over een systeem dat het mogelijk maakt om reisdocumenten die zijn afgegeven aan EU-burgers online te onderscheiden van reisdocumenten die zijn afgegeven aan onderdanen van derde landen (de structuur van de nummers is gelijk ongeacht de categorie van het document).

Uit de contacten van de diensten van de Commissie met de lidstaten is gebleken dat dit echter uitsluitend geldt voor door Tsjechië afgegeven reisdocumenten. Wat de gevolgen van dit probleem betreft, moet de Commissie echter vaststellen dat de aanvraagformulieren voor elektronische visa, die door de DIMA (Department of Immigration and Multicultural Affairs) online toegankelijk zijn gemaakt, een specifieke rubriek omvatten voor burgerschap, waar de aanvrager van het visum geacht wordt aan te geven of hij onderdaan is van het land dat het paspoort heeft afgegeven, en, indien dit niet het geval is, moet vermelden welke nationaliteit hij heeft.

- stijging van het aantal gevallen waarin de toegestane verblijfsduur wordt overschreden, het percentage geweigerde visa, het percentage gevallen waarin gebruik wordt gemaakt van valse bewijsstukken.

De DIMA heeft de Commissie begin juni een “Progress Report” toegezonden, waarin wordt uitgelegd dat die cijfers, en de vergelijking daarvan met de totale gemiddelden, van doorslaggevende betekenis zijn bij de beoordeling van de naleving van de criteria op het gebied van immigratie en bij de besluitvorming over welke lidstaat in aanmerking komt voor het mechanisme voor vereenvoudigde visumafgifte. De bijlage van het “Progress Report” bevat een tabel met statistieken voor de drie bedoelde categorieën over de referentieperiodes 2003-2004, 2004-2005 en de tweede helft van 2005.

De tabel, die uitsluitend betrekking heeft op de zes lidstaten waarvan de onderdanen onderworpen zijn aan de “e676”-norm (met uitzondering van de “autogrant”-faciliteit), biedt de volgende indicaties:

- het percentage gevallen waarin de toegestane verblijfsduur wordt overschreden

Dit varieert van 0,23 tot 2,41% en de contrasten zijn groot. De cijfers vertonen voor twee lidstaten tot tweemaal toe een daling (Litouwen, Cyprus) en voor twee andere lidstaten tweemaal een stijging (Hongarije, Slowakije). Wat de laatste twee lidstaten betreft, is er ofwel eerst een daling en vervolgens een stijging (Tsjechië) ofwel het tegenovergestelde (Polen).

- het percentage geweigerde visa

Het aantal geweigerde visa is, voor de onderdanen van alle betrokken lidstaten, tot tweemaal toe gedaald, en lag in 2005-2006 op een niveau dat in alle gevallen lager was dan het globale aantal geweigerde visa.

- het percentage geannuleerde visa

Dit percentage is zeer laag, soms zelfs nul: het aantal gevallen ligt voor vier lidstaten in elk van de drie referentieperiodes op 0,00%; voor één lidstaat ligt het aantal op 0,00% voor twee referentieperiodes en op 0,01% voor één referentieperiode; slechts voor een lidstaat is het percentage geleidelijk toegenomen van 0,00% tot 0,02% en uiteindelijk tot 0,03%.

- het aantal gevallen waarin gebruik wordt gemaakt van valse bewijsstukken:

De Australische autoriteiten hebben geen nadere gegevens verstrekt over dit onderwerp.

Conclusies van de Australische autoriteiten:

- gebaseerd op de cijfers voor Tsjechië en de verhouding daarvan tot de totale gemiddelden voor de drie belangrijke criteria kan worden overwogen het mechanisme voor vereenvoudigde visumafgifte uit te breiden tot onderdanen van de Tsjechië. Maar de DIMA merkt wel op dat dit afhankelijk is van de wijze waarop enkele resterende punten samen met Tsjechië worden opgelost;

- voor de vijf andere lidstaten is in de laatste referentieperiode weliswaar vooruitgang geboekt, maar nog onvoldoende om uitbreiding van het mechanisme voor vereenvoudigde visumafgifte te overwegen;

- de komende zes maanden wordt het mechanisme voor vereenvoudigde visumafgifte technisch verbeterd met als doel dat er minder bewijsstukken moeten worden ingediend.

Bij brief van 28 augustus 2006 heeft de Australische minister voor Immigratie en Multiculturele Zaken aanvullende informatie verstrekt:

"De Australische regering heeft een strategie ontwikkeld om in de loop van de komende jaren een reeks maatregelen ten uitvoer te leggen die erop gericht zijn de visumregels voor alle lidstaten van de Europese Unie te uniformiseren. Die strategie omvat de volgende onderdelen:

- In eerste instantie zal een reeks verbeteringen worden aangebracht aan het elektronisch toeristenvisum (e676). Die maatregelen, die begin 2007 zullen ingaan, houden in dat de lengte van het via Internet in te dienen aanvraagformulier wordt ingekort en dat het aantal aanvullende documenten dat in sommige gevallen van de aanvrager wordt verlangd, wordt beperkt;

- Vanaf 1 juli 2007 hoeven onderdanen van de nieuwe lidstaten geen vergoeding meer te betalen voor een e676-visum van drie maanden of een visum voor kort verblijf bij zakenreizen;

- Uitbreiding van de vereenvoudigde e676-procedure ("autogrant"-faciliteit) tot onderdanen van nieuwe lidstaten als die ten opzichte van de eisen die Australië stelt op of onder het algemene gemiddelde zitten.…

- In 2008 wordt een nieuwe elektronische visumdienst voor toeristen- en zakenvisa (eVisitors) in gebruik genomen, die een samenvoeging is van het Internet-platform van de Electronic Travel Authority (ETA) en de e676-dienst. Deze nieuwe dienst is op geharmoniseerde wijze van toepassing op alle burgers van de Unie en is gratis.…

- De Australische regering zal voorts de technische opties onderzoeken om over te stappen op één enkel platform voor de afgifte van toeristen- en zakenvisa, dat voor alle onderdanen van EU-lidstaten moet gelden. Dit zal gebeuren zodra er een technische oplossing is geïdentificeerd.”

Deze informatie was de aanleiding voor een bijeenkomst met de Australische autoriteiten op 29 augustus 2006.

Beoordeling:

Het vooruitzicht dat het mechanisme voor vereenvoudigde visumafgifte op korte termijn wordt opengesteld voor onderdanen van Tsjechië is zonder meer een stap vooruit. De Commissie is hierover dan ook verheugd, ook al is het aan bepaalde voorwaarden verbonden. De technische verbeteringen die de komende maanden worden aangebracht in het mechanisme voor de afgifte van het “e676”-visum, kunnen de procedure voor aanvragers van een visum vergemakkelijken, maar een en ander is nog niet volledig duidelijk. De in een brief van de minister voor Immigratie en Multiculturele Zaken aangekondigde plannen om de visumkosten in het kader van het mechanisme voor de afgifte van een “e676”-visum vanaf juli 2007 af te schaffen, is een concrete stap in de richting van het herstel van gelijkheid van behandeling van alle lidstaten. In de door de Australische autoriteiten verstrekte gegevens worden in grote lijnen voorwaarden, fases en het tijdschema beschreven voor het volledig herstel van de gelijkheid van behandeling van de burgers van alle lidstaten voor 2008, alsmede de instelling van één enkel platform voor alle lidstaten, “eVisitors”, dat een samenvoeging is van de afgiftemechanismen ETA en “e676”.

Over het algemeen is de Commissie van mening dat in dit stadium geen maatregelen nodig zijn in het geval van Australië. De ontwikkeling van de voorwaarden voor de verstrekking van visa moet wel gevolgd blijven worden totdat het “eVisitors”-platform operationeel is. Daarbij moet met name worden toegezien op effectieve invoering van de door de Australische autoriteiten aangekondigde verbeteringen binnen een redelijke termijn (vereenvoudiging van het mechanisme voor de afgifte van het “e676”-visum, openstelling van de “autogrant”-faciliteit, instelling van één enkel platform voor alle lidstaten).

5. Landen waarvoor sinds het verslag van 10 januari 2006 geen vooruitgang is geboekt bij de totstandbrenging van wederkerigheid

5.1. Verenigde Staten van Amerika

Huidige situatie :

Handhaving van de visumplicht voor onderdanen van: Tsjechië, Estland, Griekenland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen en Slowakije.

In haar eerste verslag heeft de Commissie aangetekend dat de Verenigde Staten zich op het hoogste politieke niveau hebben verbonden tot de routekaart voor het programma van visumvrijstelling. Gezien de reacties van de lidstaten en de realiteit van het Amerikaans visumbeleid, is de Commissie van mening dat de routekaart voor het programma van visumvrijstelling ertoe kan bijdragen dat alle burgers van de EU op middellange termijn worden vrijgesteld van de visumplicht. De Commissie is bereid in te stemmen met deze aanpak.

Wil deze aanpak echter ten volle effectief zijn, dan is een grotere specificiteit en samenhang nodig bij de vaststelling van de doelstellingen en bij de in het kader van deze routekaarten verrichte evaluaties. De Amerikaanse regering heeft dit voorstel aanvaard in het kader van het gezamenlijke werkprogramma van de EU en de Verenigde Staten van november 2005 met het oog op de uitvoering van het economisch initiatief van de top EU-VS van juni 2005: een van de doelstellingen is “per afzonderlijk land een duidelijke en allesomvattende routekaart vast te stellen voor alle EU-lidstaten waarvoor het programma van visumvrijstelling niet geldt, en het deze EU-lidstaten mogelijk te maken aan de voorwaarden te voldoen en tot het Amerikaanse programma voor visumvrijstelling toe te treden”.

Demarches met het oog op de totstandbrenging van wederkerigheid:

Sinds dat eerste verslag hebben tal van bijeenkomsten plaatsgevonden, zowel tussen de Verenigde Staten en de betrokken lidstaten als tussen de Verenigde Staten en de Commissie, met name op de top EU-VS in Wenen op 21 juni 2006. Er is echter geen tastbare vooruitgang vastgesteld:

- de routekaarten zijn niet dusdanig aangepast om hen voor elk afzonderlijk land completer en specifieker te maken, inclusief passende oriëntatiepunten en een tijdschema;

- de bezorgdheid over de gegevens die ten grondslag liggen aan het standpunt van de VS blijft bestaan, met name wat het aantal gevallen betreft waarin de toegestane verblijfsduur wordt overschreden en het aantal geweigerde visa; de door het Congres vastgestelde criteria zijn weliswaar aanvaardbaar, maar de manier waarop zij door de overheid worden toegepast, is dat niet: het aantal geweigerde visa is per definitie een aangelegenheid die onder de bevoegdheid valt van de consulaire autoriteiten van de Verenigde Staten; de betrokken lidstaten ontvangen echter geen informatie over de gronden waarop de visumaanvragen worden geweigerd; wat de gevallen betreft waarin de toegestane verblijfsduur wordt overschreden, beschikken de Verenigde Staten op dit moment niet over een systeem voor de registratie van binnenkomst en vertrek uit het grondgebied, en dus ook niet over betrouwbare, feitelijke gegevens;

- de Amerikaanse autoriteiten zijn niet bereid bepaalde versoepelingen op het gebied van de visumafgifte in overweging te nemen (bijvoorbeeld met betrekking tot het bedrag van de rechten die verschuldigd zijn als overgangsmaatregel). Volgens niet-officiële informatie waarover de Commissie zeer recentelijk de beschikking heeft gekregen, overwegen de Amerikaanse autoriteiten de mogelijkheid om de onderdanen van een lidstaat in de gelegenheid te stellen hun visumaanvraag op internet in te dienen.

Er moet op worden gewezen dat in het kader van het debat in het Congres over de nieuwe immigratiewetgeving een amendement is ingediend dat voorziet in uitbreiding van het “Visa Waiver Program” tot bepaalde lidstaten, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Het is in dit stadium niet mogelijk een inschatting te maken van de kans op slagen van het amendement. Dit initiatief zou de kwestie van de uitbreiding van het VWP echter niet oplossen.

De Amerikaanse autoriteiten hebben in een aan de Commissie gericht schrijven d.d. 17 augustus 2006 aanvullende toelichtingen verstrekt:

"…er moet op worden gewezen dat een land, wil het in aanmerking komen voor het VWP, aan een aantal bij wet vastgelegde eisen moet voldoen. Die eisen moeten eventueel worden verduidelijkt, maar kunnen niet buiten werking worden gesteld of geschorst. Op dit moment voldoet geen enkele buiten het VWP vallende lidstaat aan de bij wet vastgelegde criteria om in het VWP te worden opgenomen. Die criteria omvatten onder andere: het percentage geweigerde visa is minder dan 3%, de afgifte van biometrische paspoorten, snel inlichten van de Amerikaanse autoriteiten over verlies en diefstal van paspoorten.

Wij zijn van mening dat de routekaart meer en meer een centraal instrument is voor het delen van informatie en voor constructieve samenwerking tussen de Verenigde Staten en de lidstaten van de Unie die zich actief inzetten om te worden opgenomen in het VWP. De routekaarten hebben reeds resultaten opgeleverd, in die zin dat men zich meer bewust is van de indicatoren die van invloed zijn op het al dan niet opnemen van een land in het VWP, zoals bijvoorbeeld het aantal gevallen waarin de toegestane verblijfsduur van een visum wordt overschreden. Verder hebben de bilaterale werkgroepen die belast zijn met de tenuitvoerlegging van de routekaarten, informatie en richtsnoeren ontvangen over diverse onderwerpen, zoals de veiligheid van documenten, naturalisaties, burgerschap en verblijf. Al deze onderwerpen worden geëvalueerd in het kader van toekomstige onderzoeken wanneer een land op de nominatie staat voor opname in het VWP. Informatie en aanvullende richtsnoeren zullen worden verstrekt over onderwerpen die van invloed zijn op de veiligheid van de Verenigde Staten (controles aan de grenzen, verlies en diefstal van paspoorten, politiesamenwerking).

Wij verzoeken de Commissie nota te nemen van de vooruitgang die tot dusver is geboekt in het kader van de routekaarten en de lidstaten die kandidaat zijn om in het VWP te worden opgenomen, te verzekeren dat het Department of Homeland Security (DHS) zich ertoe verbindt elk van deze lidstaten bij te staan met raad en technische bijstand met betrekking tot de doelstellingen van het programma, de vereisten en de beoordelingscriteria.”

Beoordeling :

Er is derhalve geen oplossing voor de situaties waarin geen sprake is van wederkerigheid. Er is geen dialoog gestart met het oog op het verwezenlijken van de nodige resultaten. De boodschap die vervat is in de brief van 17 augustus is niet meer dan de bevestiging van een verbintenis die reeds was aangegaan voor het eerste verslag. De mogelijkheid om de onderdanen van een lidstaat in de gelegenheid te stellen hun visumaanvraag op internet in te dienen, is een nieuw element, dat de Amerikaanse autoriteiten in hun contacten met de Commissie niet eerder hebben genoemd. Bezien moet worden of deze maatregel wordt geconcretiseerd, al wijst niets erop dat de maatregel, zoals die momenteel wordt beoogd, de huidige beoordeling van de Commissie over de situatie zal veranderen.

In deze omstandigheden is de Commissie van mening dat passende maatregelen ten aanzien van de Verenigde Staten overwogen kunnen worden, bijvoorbeeld het tijdelijk opnieuw invoeren van de visumplicht voor houders van diplomatieke paspoorten, dienst- en officiële paspoorten, om vorderingen te stimuleren bij de verwezenlijking van wederkerigheid.

III. CONCLUSIES

De Commissie is van mening dat de dialoog met derde landen uit hoofde van het nieuwe wederkerigheidsmechanisme zijn doeltreffendheid heeft bewezen. De constante en aanzienlijke vermindering van het aantal “situaties van niet-wederkerigheid” (gevallen waarin een derde land een visumplicht handhaaft ten aanzien van de onderdanen van een lidstaat) is volgens de Commissie een opmerkelijk resultaat.

De situatie blijft echter geblokkeerd ten aanzien van de Verenigde Staten, terwijl de situatie zich ontwikkelt wat betreft Australië, Canada en Brunei. De komende ontwikkelingen met betrekking tot deze landen zullen de doorslag moeten geven wat betreft de passende demarche om tastbare vooruitgang te boeken bij de verwezenlijking van wederkerigheid.

Gezien het belang van de totstandbrenging van volledige wederkerigheid, kondigt de Commissie reeds aan dat zij uiterlijk op 31 maart 2007 opnieuw verslag zal uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad en passende concrete voorstellen zal doen, indien de situaties van niet-wederkerigheid blijven bestaan, hoewel zij overeenkomstig artikel 1, lid 5, van de Verordening (EG) formeel gesproken pas op 30 juni 2008 opnieuw verslag moet uitbrengen.

PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1.

PB C 172 van 12.7.2005, blz. 1.

COM(2006) 3 definitief

De Commissie heeft op 27 september 2006 een kopie ontvangen van het presidentieel decreet nr. 8065 van 21 augustus 2006, dat onderdanen van IJsland vrijstelt van de visumplicht bij een verblijf van maximaal 90 dagen. Gezien de late ontvangst van deze informatie kon het verslag echter om technische redenen niet meer worden aangepast.

Zie de bijlagen 1A en 1B van het verslag over de wederkerigheid van 10 januari 2006.