Artikelen bij COM(2007)130 - Toestand van de landbouw in de EU - Verslag 2005

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2007)130 - Toestand van de landbouw in de EU - Verslag 2005.
document COM(2007)130 NLEN
datum 23 maart 2007
Belangrijke juridische mededeling

|
52007DC0130


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 23.3.2007

COM(2007) 130 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

De toestand van de landbouw in de Europese Unie - Verslag 2005 {SEC(2007) 365}

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

De toestand van de landbouw in de Europese Unie - Verslag 2005

I NLEIDING

1. Het verslag 2005 over de toestand van de landbouw in de Europese Unie is afgerond in september 2006 en wordt gepubliceerd als aanvulling op het algemeen verslag over de werkzaamheden van de Europese Unie.

ECONOMISCHE SITUATIE EN LANDBOUWINKOMENS

2. Over de hele Europese Unie genomen daalde het landbouwinkomen in 2005 met 6,3 % (–6,6 % in de oude lidstaten en –3,8 % in de nieuwe). Hongarije bevond zich aan het ene uiteinde van de schaal met –19,3 %; Litouwen aan het andere met +25,9 %.

3. Het groeipercentage in de EU voor 2005 werd geraamd op +1,5 %. Deze ontwikkeling werd vooral aangezwengeld door de robuuste situatie op wereldvlak, de gunstige macro-economische beleidsvoering, bevorderlijke financiële voorwaarden, bredere winstmarges en de zwakkere nominale effectieve wisselkoers. De euro noteerde in het begin van het jaar herhaalde malen bijzonder sterk tegenover de dollar, maar sloot het jaar zwakker af, tegen een koers van EUR 1 = USD 1,17.

4. In de eerste negen maanden van 2005 nam de totale waarde van de landbouwuitvoer van de Gemeenschap sterk toe, met 8 %, weliswaar met aanzienlijke verschillen tussen de uiteenlopende levensmiddelen. De EU handhaafde haar positie als netto-importeur van landbouwproducten, maar verbeterde haar handelsbalans voor de landbouwsector aanzienlijk dankzij de toenemende uitvoer.

BELEIDSONTWIKKELINGEN EN REGELGEVINGSINITIATIEVEN IN 2005

De GLB-hervorming in de suikersector

5. Op 22 juni 2005 keurde de Commissie een pakket voorstellen goed die tot doel hebben de communautaire suikersector te hervormen, de betreffende gemeenschappelijke marktordening te herschikken, Verordening (EG) nr. 1782/2003 te wijzigen en een tijdelijke regeling voor de herstructurering van de suikerindustrie in de Europese Gemeenschap vast te stellen. De Raad bereikte hierover op 24 november 2005 een politiek akkoord waarin de oorspronkelijke voorstellen van de Commissie grotendeels zijn weergegeven.

6. Door middel van de inpassing van een bijna 40 jaar nagenoeg onveranderd systeem in het nieuwe GLB-kader van 2003/2004 moet de suikerhervorming het concurrentievermogen van de sector opvoeren, de marktgerichtheid ervan verbeteren en een marktevenwicht tot stand brengen dat duurzaam is en strookt met de internationale verplichtingen van de EU.

7. Belangrijkste bouwstenen van de hervorming zijn: verlaging van de gegarandeerde prijs voor witte suiker met 36 %, compensatie voor de boeren in de vorm van een ontkoppelde betaling bovenop de bedrijfstoeslag en een vrijwillige herstructureringsregeling met maatregelen om minder concurrerende suikerbedrijven in de EU aan te moedigen uit de sector te stappen.

Financiële vooruitzichten 2007–2013

8. Op 17 december 2005 stelde de Europese Raad de door het Europees Parlement goedgekeurde landbouwuitgaven voor 2007–2013 vast op 293,1 miljard euro voor rechtstreekse inkomensbetalingen en marktmaatregelen en op 69,75 miljard euro voor plattelandsontwikkeling (prijzen van 2004). In het politieke akkoord wordt het GLB aangemerkt als een sleutelelement in een grootschalige herziening die in 2008/2009 haar beslag zal krijgen en alle aspecten van de uitgaven en middelen van de EU zal omvatten.

Biobrandstoffen

9. In de tweede helft van 2005 klonk de oproep om, tegen de achtergrond van de stijgende olieprijzen, de grote energie-afhankelijkheid van de economie en de internationale verplichtingen op het gebied van de klimaatverandering, een politiek signaal over het energiebeleid van de EU uit te sturen, en was het thema van een eventuele toename van de productie van biobrandstoffen, in al zijn dynamische en sectoroverschrijdende complexiteit, aan de orde van de dag.

10. Op 7 december 2005 stelde de Commissie een Europees Actieplan Biomassa vast dat met name het gebruik van biomassa in de EU tegen 2010 moet helpen verdubbelen en de weg moet effenen voor een nog verdere toename tegen 2020. Dit eerste initiatief van de EU zou bovendien als basis dienen voor een mededeling over de strategie van de EU inzake biobrandstoffen, die begin 2006 moet worden vastgesteld.

Kwaliteitsbeleid

11. In de loop van het jaar breidde de Commissie de lijst van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen met 24 uit tot momenteel 705 producten. In de bijlage werden bovendien vier wijzigingen van het productdossier van geregistreerde BOB's/BGA's opgenomen.

Biologische landbouw

12. Op 21 december 2005 stelde de Commissie een voorstel voor een nieuwe Raadsverordening over biologische landbouw vast (COM(2005) 671 definitief). Dit voorstel sluit aan op de mededeling inzake het Europees actieplan voor biologisch voedsel en biologische landbouw (COM(2004) 415).

Afzetbevorderingsacties

13. In 2005 zette de Commissie het licht op groen voor de cofinanciering van 25 nieuwe programma's voor afzetbevordering in derde landen, waaronder Japan, Rusland, de Verenigde Staten van Amerika en Europese landen van buiten de EU. Onder de betrokken producten figureren onder meer kwaliteitswijn, olijfolie, kaas, vlees, groenten en fruit. De meeste programma's hebben een looptijd van drie jaar. De totale cofinanciering door de EU voor deze programma's bedraagt 23,4 miljoen euro.

14. Voor de binnenmarkt keurde de Commissie in totaal 51 nieuwe programma's goed, waarvoor de Gemeenschap een cofinancieringsbudget van 51,6 miljoen euro ter beschikking stelde. De programma's hebben meestal een looptijd van drie jaar en betreffen groenten en fruit, biologische producten, producten met een BOB of een BGA, bloemen en planten, zuivel, olijfolie en, in beperkte mate, vlees. De nieuwe lidstaten namen in 2005 ook deel aan afzetbevorderingprogramma's en zagen een groot aantal van hun cofinancieringsvoorstellen goedgekeurd.

Vereenvoudiging van de landbouwwetgeving

15. Gezien het toenemende politieke belang van betere regelgeving in het kader van de agenda van Lissabon bleef vereenvoudiging ook in 2005 een belangrijke doelstelling. Op 19 oktober 2005 werd de mededeling van de Commissie 'Vereenvoudiging en betere regelgeving bij het gemeenschappelijk landbouwbeleid' (COM(2005) 509 definitief) bekendgemaakt. De belangrijkste doelen die in die mededeling in het vooruitzicht worden gesteld, zijn een actieplan voor vereenvoudiging in 2006, een overkoepelende gemeenschappelijke marktordening waarin uiteindelijk 21 marktordeningen worden samengebracht, en een conferentie over vereenvoudiging voor het najaar van 2006.

Staatssteun

16. De Commissie ontving 261 meldingen van ontwerpmaatregelen voor de toekenning van staatssteun in de landbouw en de agro-industrie. Bovendien startte de Commissie met het onderzoek van 25 staatssteunmaatregelen die niet vooraf waren aangemeld in het kader van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag.

Hulp aan de meest behoeftige personen

17. De Europese Unie zette haar programma voor hulp aan de meest behoeftige personen voort. Dit betekent dat (verwerkte of andere) landbouwproducten uit de interventievoorraden in de EU ter beschikking werden gesteld van verenigingen die in de lidstaten rechtstreeks met deze mensen werken.

De ultraperifere gebieden – Hervorming van de POSEI-regelingen

18. Na uitvoerige besprekingen in de loop van 2005 kwamen de lidstaten in een op 2 december 2005 gehouden werkgroepvergadering unaniem tot de conclusie dat het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad over een herziening van de POSEI-regelingen ter goedkeuring als I/A-punt door het Coreper en de Raad moest worden overgelegd.

19. De voorgestelde koerswijziging in de steunverlening aan de ultraperifere gebieden moest inspraak in de besluitvorming stimuleren en een snellere reactie op de specifieke behoeften van deze gebieden mogelijk maken. In de betrokken verordening is bepaald dat de programma's door de lidstaten moeten worden ingediend, vervolgens ter goedkeuring aan de Commissie worden overgelegd en in 2006 moeten worden toegepast. Eén gedeelte van deze programma's gaat in op de specifieke behoeften aan belevering met landbouwproducten (als input of voor verwerking) die van essentieel belang zijn voor de plaatselijke menselijke consumptie; een ander deel is gericht op steun voor de lokale productie.

20. De verordening veranderde niets aan de financieringsbronnen of aan de intensiteit van de communautaire steun.

Voorlichtingsacties op het gebied van het GLB

21. Met het voorlichtingsbeleid wordt beoogd het GLB toe te lichten, het Europese landbouwmodel te propageren, voorlichting te geven aan landbouwers en andere plattelandsactoren en de publieke opinie een beter beeld te geven van de effecten en doelstellingen van het GLB. Hiertoe werden subsidies verleend aan een aantal openbare instanties en NGO's voor het houden van studiebijeenkomsten en conferenties en het produceren van drukwerk en audiovisuele media. De Commissie nam daarnaast deel aan een aantal internationale landbouwbeurzen en trad zelf op als organisator van evenementen over uiteenlopende onderwerpen, zoals openbare hoorzittingen, persvoorlichtingssessies, informatiebezoeken, toespraken, conferenties in Brussel en dienstreizen binnen en buiten de EU.

22. Bovendien werd een aantal specifieke informatiebladen, verslagen, brochures, bladwijzers, posters, conferentiemateriaal en nieuwsbrieven over internationale en rurale aangelegenheden gepubliceerd.

Toegang tot documenten

23. In 2005 bleef de belangstelling van de EU-burgers voor interne documenten van DG Landbouw en plattelandsontwikkeling toenemen, zonder evenwel de stijgende tendens van 2004 te evenaren. In vergelijking met 2004 dienden de burgers uit de EU in 2005 ca. 25 % meer verzoeken in op grond van Verordening (EG) nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Het totale aantal aanvragen die in 2005 op dat gebied werden ingediend, bedroeg daarmee ca. 185.

LANDBOUWMARKTEN

Bepaalde landbouwgewassen

24. De mondiale graanproductie (met uitzondering van rijst) steeg in het verkoopseizoen 2004/2005 ten opzichte van het vorige jaar. In de 25 lidstaten van de EU werd in 2004/2005 284 miljoen ton graan geproduceerd, wat neerkomt op een stijging van 54 miljoen ton (of 23 %) ten opzichte van 2003/2004. Het Gemeenschapsareaal werd met 1 miljoen hectare uitgebreid; de graanopbrengst nam toe met 1 ton/hectare, of 22 %. De communautaire productie van alle graansoorten, behalve haver, lag hoger dan in 2003/2004, gaande van een stijging van 11 % voor gerst tot 42 % voor rogge. Zowel de oude als de nieuwe lidstaten tekenden een gemiddelde recordopbrengst op van respectievelijk 6,02 en 4,09 ton/hectare.

25. Volgens de Internationale Graanraad bedroeg de mondiale oogst voor het verkoopseizoen 2004/2005 eind november 2005 1 632 miljoen ton, in vergelijking met de 1 467 miljoen ton in het vorige verkoopseizoen.

26. De mondiale graanvoorraden namen eveneens toe (volgens ramingen 312 miljoen ton in 2004/2005, tegen 264 miljoen ton in 2003/2004 en 333 miljoen ton in 2002/2003) en bestonden onder meer uit 137 miljoen ton tarwe en, als gevolg van de enorme oogstopbrengsten in de VSA, 167 miljoen ton voedergraan (tegenover 137 miljoen ton het vorige jaar). In de EU hadden de interventiebureaus op 1 november 2004 5 miljoen ton graan in voorraad: 3,0 miljoen ton rogge, 0,9 miljoen ton gerst, 1,0 miljoen ton tarwe en 0,2 miljoen ton maïs.

27. In de wereldhandel ging in 2004/2005 in totaal 211 miljoen ton granen om, waarvan 106 miljoen ton tarwe en 104 ton secundaire granen, tegenover 207 miljoen ton in het vorige verkoopseizoen.

28. De bruikbare graanproductie van de EU-25 zou 282 miljoen ton bedragen. Volgens de ramingen zou het graanareaal in 2005/2006, vanwege de terugkeer naar een braakleggingspercentage van 10 %, met 2,4 % afnemen tot ca. 51 miljoen hectare.

29. In combinatie met de trend in de opbrengstramingen zou dat areaal een oogst van 263 miljoen ton opleveren, i.e. 20 miljoen ton of 14 % minder dan in 2004/2005. De gemiddelde opbrengst wordt geraamd op 5,15 ton/hectare, wat neerkomt op een daling met 5 % ten opzichte van het record van het vorige jaar.

30. De roggeproductie daalde van 7,2 tot 5 miljoen ton als gevolg van een verkleining van het ingezaaide areaal die grotendeels was terug te voeren op een besluit van de Commissie om de interventieregeling voor rogge af te schaffen.

31. Het totale areaal voor oliehoudende zaden bleef in 2005 nagenoeg stabiel in de EU-25 (+ 3 % ten opzichte van 2004), met een stijging voor koolzaad van 7 % tot 4,7 miljoen hectare, een bescheiden toename voor zonnebloemzaad met 1 % tot 2,23 miljoen hectare en een stijging van 2,5 % voor sojabonen tot 282 000 hectare. Het totale areaal voor oliehoudende zaden wordt momenteel geraamd op 7 miljoen hectare, met inbegrip van de 870 000 hectare onder de braakleggingsregeling voor andere dan voedingsdoeleinden en de 350 000 hectare onder de regeling voor energiegewassen. Dankzij het uitstekende weer trok de opbrengst na de lage cijfers in 2003 weer aan tot hetzelfde niveau als in 2004/2005 en bedroeg de totale productie ca. 20 miljoen ton. Een groot deel van de 2,6 miljoen ton olie uit oliehoudende zaden die in de ramingen was opgenomen als niet bestemd voor voedingsdoeleinden, werd geproduceerd uit koolzaad. De oogst 2005/2006 zou zijn samengesteld uit 15,3 miljoen ton koolzaad, 3,8 miljoen ton zonnebloemzaad en 805 000 ton sojabonen.

32. De totale invoer van oliehoudende zaden daalde van 17 miljoen ton in 2002/2003 tot 16 miljoen ton in 2004/2005. De invoer bestond voor 95 % uit sojabonen.

33. De Europese consumptie werd gekenmerkt door een toenemend gebruik van oliehoudende zaden in de sector producten die niet bestemd zijn voor voedingsdoeleinden. Het meest sprekende voorbeeld is koolzaad: 43 % van de totale hoeveelheid koolzaadolie op de Europese markt ging naar de levensmiddelensector, terwijl de resterende 57 % voor andere dan voedingsdoeleinden werd gebruikt, met name voor de productie van biodiesel. De sterke toename in de vraag naar koolzaadolie als hernieuwbare energiebron en de daaruit voortvloeiende hoge prijzen zullen waarschijnlijk leiden tot een licht dalend gebruik van dit product in de sector levensmiddelen.

34. In 2005/2006 werd 4 miljoen hectare verplicht braakgelegd, volgens de 10 %-regel. Bovendien werd 3 miljoen hectare niet in productie genomen hoewel dit areaal wel voor ontkoppelde inkomenssteun in aanmerking kwam. Circa 870 000 hectare verplicht braakgelegde grond werd gebruikt voor de productie van niet voor voedingsdoeleinden (vooral biodiesel) bestemde oliehoudende zaden. In totaal is 2,8 miljoen ton niet voor voedingsdoeleinden bestemde zaden geproduceerd op braakgelegde grond.

35. In het kader van de nieuwe GLB-hervorming wordt een nieuw soort steun (ten belope van 45 euro per hectare) toegekend voor de grond waarop energiegewassen worden geteeld. Het gegarandeerde maximumareaal voor deze steunmaatregel bedraagt 1,5 miljoen hectare. Deze regeling werd voor het eerst toegepast in 2004, voor een areaal van 330 000 hectare. In 2005 bestreek het areaal 570 000 hectare. Dit staat gelijk met 38 % van het gegarandeerde maximumareaal en ca. 65 % van het traditionele braakgelegde areaal voor niet voor voedingsdoeleinden bestemde oliehoudende zaden. In 2006 wordt een verdere toename van het areaal voor energiegewassen verwacht.

36. Net als in 2003/2004 bleef de mondiale suikerproductie in 2004/2005 ruim onder de enorme overproductie van 2002/2003. De verbetering in de mondiale suikerbalans blijkt uit de daling in de verhouding tussen voorraden en consumptie tot 45,5 %, het laagste niveau sinds 1997/1998 toen deze verhouding 40,94 % bedroeg.

37. De aanzienlijk verbeterde prijssituatie in 2005 is een weerspiegeling van het goede evenwicht tussen productie en consumptie op wereldvlak en van het verwachte tekort in het verkoopseizoen 2005/2006.

38. De totale uitvoer van suiker als zodanig steeg in 2004/2005 met 0,8 miljoen ton tot 4,92 miljoen ton, met inbegrip van 2,44 miljoen ton zonder restitutie geëxporteerde C-suiker.

39. Het grote suikeroverschot op de Gemeenschapsmarkt in 2005 had ernstige gevolgen voor de prijzen en het marktevenwicht. Voor het eerst in bijna twintig jaar werd suiker voor interventie aangeboden. De totale hoeveelheid die door de marktdeelnemers voor interventie werd aangeboden en door de autoriteiten van de lidstaten werd geaccepteerd, bedroeg in 2005 1 324 286 ton.

40. De communautaire suikerproductie voor het verkoopseizoen 2005/2006 wordt geraamd op 19,6 miljoen ton, iets minder dan de 19,93 miljoen ton die in 2004 werd geproduceerd. In tegenstelling tot de situatie in 2004/2005 moesten de communautaire quota met het oog op de WTO-verplichtingen aanzienlijk worden verlaagd.

41. De maatregel van de interventieaankopen, die in het kader van de marktordening voor de sector suiker nauwelijks is gebruikt, werd in het verkoopseizoen 2004/2005 een uitermate belangrijk instrument.

Bepaalde dierlijke producten

42. Volgens voorlopige ramingen zou de mondiale melkproductie, die in 2004 618 miljoen ton, bedroeg, in 2005 met 3 % stijgen.

43. Het melkveebestand in de EU zal naar verwachting met 3,6 % dalen tot 22,7 miljoen stuks. De opbrengst zal daarentegen met 3 % toenemen tot 6 170 kilogram per dier per jaar. De melkproductie blijft stabiel, op een niveau van 142,6 miljoen ton. De lidstaten verwachten een stijging van de melkleveringen tot een totale geleverde hoeveelheid van 131,2 miljoen ton. De toename is vooral terug te voeren op de stijging van 6 % als gevolg van de toetreding van de nieuwe lidstaten.

44. De productie van consumptiemelk is relatief stabiel gebleven en bedraagt ca. 33 miljoen ton in de EU-25. Hetzelfde geldt voor consumptieroom, met een productie van 2,6 miljoen ton. De productie van yoghurt is met 5 % gestegen.

45. De productie van boter zal met 40 000 ton toenemen tot 2,17 miljoen ton.

46. Eind 2005 waren in de EU 1,4 miljoen boeren actief in de zuivelsector – 90 000 minder dan in 2004. Het aantal boeren neemt in alle lidstaten geleidelijk af. In Polen is de daling, met 60 000 boeren minder, bijzonder scherp. Het gemiddelde aantal koeien per bedrijf steeg tot 39 (gaande van + 4 in Polen tot + 282 in Letland). De per bedrijf geleverde hoeveelheid melk bedraagt 94 000 kg, waarbij dient te worden gewezen op het verschil tussen de EU-15, met 240 000 kg, en de EU-10, met slechts 19 000 kg. Dit grote verschil is tevens merkbaar voor de per bedrijf geleverde gemiddelde hoeveelheid (gaande van 6 500 ton in Litouwen tot 1 367 600 ton in Tsjechië).

47. De totale consumptie van zuivelproducten, gedefinieerd als het totaal van alle verwerkingsvormen van de in de Europese Unie beschikbare melk, vertoont sinds 1996 een stijgende trend ter grootte van 0,3 % op jaarbasis.

48. In 2005 werd slechts 5 000 ton mageremelkpoeder voor interventie aangekocht. Aan het einde van het jaar bedroeg de voorraad ervan minder dan 10 000 ton. Dit wijst, voor dat jaar, op een evenwichtige verhouding tussen marktvraag en -aanbod voor melkeiwit in de EU. Er werd 36 000 ton boter voor interventie aangekocht. De voorraden aan het einde van het jaar beliepen nog steeds 125 000 ton. De Gemeenschapsmarkt voor melkvet blijkt dus minder evenwichtig te zijn.

49. Op 1 juli werden de institutionele prijzen verlaagd, met 7 % voor boter en 5 % voor mageremelkpoeder, tot respectievelijk 282,44 and 185,00 euro/100 kg.

50. Uit de voorlopige resultaten van de enquête van mei/juni 2005 bleek dat het rundveebestand in de EU met een bijkomende 1,0 % is gedaald ten opzichte van het vorige jaar. Het totale aantal koeien in de EU nam af met 0,7 %. Het melkveebestand kromp met 1,5 %, terwijl het aantal zoogkoeien licht toenam (+ 0,8 %).

51. De rundvleesproductie in de EU werd voor 2005 geraamd op 7,84 miljoen ton (2,5 % onder het niveau van 2004). Het totale rundvleesverbruik in de EU-25 voor dat jaar wordt geschat op 8,14 miljoen ton. In 2005 is in totaal 528 000 ton rundvlees ingevoerd. Sinds 2003 is de Gemeenschap een netto-importeur van rundvlees. In de periode januari-oktober 2005 lag de totale invoer ca. 242 000 ton hoger dan de uitvoer. Voor de rundvleeshandel alleen al is netto ca. 302 000 ton ingevoerd.

52. Op de markt voor schapen en geiten was de situatie in de EU in 2005 door de bank genomen relatief stabiel. In het vierde kwartaal werd voor lichte lammeren een zeer hoge prijs genoteerd (ca. 25 % meer dan het jaar voordien).

53. Uitvoer uit de Gemeenschap was nauwelijks het vernoemen waard. De Europese Unie importeerde meer dan 20 % van haar behoefte aan schapen- en geitenvlees. De invoer in de Gemeenschap gebeurt grotendeels in het kader van contingenten met een 0-recht of een verlaagd tariefrecht. Uit de veestapelenquêtes komt naar voren dat het schapen- en geitenbestand in de Europese Unie meer dan 100 miljoen dieren telt.

54. Per 9 juli 2005 is de verplichte identificatie van alle schapen en geiten ingevoerd op grond van Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad van 17 december 2003 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten.

55. De communautaire varkensvleesproductie zal in 2005 naar verwachting stabiliseren op ca. 21 miljoen ton. Het gemiddelde prijsniveau blijft als voorheen schommelen rond 139 euro per 100 kg. Verwacht wordt dat de consumptie van varkensvlees licht zal stijgen tot 42,9 kg per persoon.

56. Sinds 1999 is de mondiale productie van pluimveevlees gestaag en aanzienlijk toegenomen (+ 20 %). In 2003 heeft de aviaire influenza in Nederland en België de communautaire productie een zware klap toegebracht (–6,6 %) en is de productie in andere lidstaten, zoals Frankrijk, Italië en Zweden, gedaald. In 2004 begon de productie in de EU-25 weer aan te trekken (+ 1,4 % ten opzichte van 1999). De huidige marktsituatie blijft echter erg kwetsbaar. De consumptie van pluimveevlees is de laatste vier maanden van 2005 namelijk weer gedaald, omdat in de media berichten over aviaire influenza zijn verschenen hoewel zich in het commerciële pluimveebestand van de EU geen enkele uitbraak meer heeft voorgedaan.

UITVOERING VAN DE HERVORMING 2003

57. Vanaf 1 januari 2005 moeten alle EU-boeren die rechtstreekse betalingen ontvangen, de randvoorwaarden in acht nemen. In 2005 zijn tien lidstaten gestart met de tenuitvoerlegging van de bedrijfstoeslagregeling. Vijf van de tien lidstaten en twee regio's in het Verenigd Koninkrijk hebben geopteerd voor het historische model, waarin de referentiebedragen worden verdeeld volgens de landbouwactiviteiten van de betrokken landbouwbedrijven in de referentieperiode, terwijl in het regionale model ten minste een deel van het referentiebedrag wordt toegewezen op basis van de landbouwactiviteiten in 2005.

PLATTELANDSONTWIKKELING

58. De programmering van de plattelandsontwikkeling voor de periode 2000–2006 omvat 68 door het EOGFL-Garantie medegefinancierde programma’s voor plattelandsontwikkeling (PPO’s), 69 programma’s voor doelstelling 1-regio’s (operationele programma's en enkelvoudige programmeringsdocumenten) met door het EOGFL-Oriëntatie medegefinancierde maatregelen voor plattelandsontwikkeling en 20 programma’s voor doelstelling 2-regio's met door het EOGFL-Garantie medegefinancierde maatregelen voor plattelandsontwikkeling.

59. Naar aanleiding van de uitbreiding van de Europese Unie op 1 mei 2004 is een speciale regeling inzake plattelandsontwikkeling ingevoerd voor de nieuwe lidstaten (het tijdelijk instrument voor plattelandsontwikkeling). In de EU-10 worden twee soorten programmering toegepast die samen bijna het gehele grondgebied van de nieuwe lidstaten bestrijken: tien programma's voor plattelandsontwikkeling, die in het kader van het tijdelijk instrument voor plattelandsontwikkeling worden gefinancierd, en negen programma's voor doelstelling 1-regio's (medegefinancierd door het EOGFL-Oriëntatie).

60. In 2005 heeft de Gemeenschap 8 501,8 miljoen euro aan plattelandsontwikkeling uitgegeven (uit de afdelingen Garantie- en Oriëntatie samen).

61. Voor de periode 2000–2006 zijn 73 Leader+-programma’s goedgekeurd. Voor deze programma's zijn in 2005 betalingen uit het EOGFL-Oriëntatie verricht ten belope van 332 miljoen euro.

62. Bovendien werd in 2005 een belangrijke wijziging in het plattelandsontwikkelingsbeleid geïntroduceerd, die gevolgen zal hebben voor de volgende programmeringsperiode 2007–2013. In juni 2005 bereikte de Raad op basis van Commissievoorstel COM(2004) 490 def. namelijk een politiek akkoord over de nieuwe verordening voor plattelandsontwikkeling, die, na opname van een aantal technische wijzigingen, officieel werd vastgesteld in september en is bekendgemaakt als Verordening (EG) nr. 1698/2005. De Raad stelde tevens Verordening (EG) nr. 1290/2005 voor de financiering van het GLB vast, op grond waarvan een nieuw, overkoepelend fonds in het leven werd geroepen (het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling – ELFPO). Deze twee instrumenten bevatten de basisvoorschriften en –mechanismen voor de programmering en het financieel beheer van het plattelandsontwikkelingsbeleid in de periode 2007–2013. Het nieuwe beleid streeft met name naar een meer strategische benadering (aan de hand van strategische richtsnoeren van de Gemeenschap en strategische planning in de lidstaten), waarbij de nadruk ligt op een beperkt aantal communautaire prioriteiten (assen voor het concurrentievermogen van landbouw/bosbouw, grondbeheer/milieu, diversifiëring / levenskwaliteit in de plattelandsgebieden, de Leader-aanpak) en waarin de agenda's van Lissabon en Göteborg grotendeels aan bod komen, terwijl programmering, financiering, financieel beheer en controle van deze nieuwe programma's aanzienlijk worden vereenvoudigd.

MILIEU EN BOSSEN

63. Begin 2005 werd van start gegaan met een tweejarige studie inzake de indicatoren betreffende de randvoorwaarden in het kader van het bedrijfsadviseringssysteem (de CIFAS-studie).

64. De tenuitvoerlegging van het biodiversiteitsactieplan voor de landbouw, dat in juni 2001 en maart 2002 door respectievelijk de Raad en het Europees Parlement werd goedgekeurd, werd in 2005 voortgezet.

65. Het zesde milieuactieprogramma blijft de belangrijkste motor van het communautaire milieubeleid tot 2012. Dit actieprogramma vormt de basis voor initiatieven op het gebied van milieubeleid en herhaalt de in het Verdrag vastgestelde verplichting om milieubeschermingseisen in aanmerking te nemen bij het vaststellen en ten uitvoer leggen van andere beleidslijnen en activiteiten van de Gemeenschap.

Andere bosbouwmaatregelen

66. Op 10 maart 2005 werd de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement – Verslag over de tenuitvoerlegging van de bosbouwstrategie van de EU (COM(2005) 84) vastgesteld. De Raadsconclusies over de voorstellen die de Commissie in de mededeling had opgenomen, werden op 30 mei 2005 door de ministers van Landbouw en van Visserij goedgekeurd. Het Permanent Comité voor de bosbouw zorgde voor samenwerking en coördinatie met de lidstaten.

FINANCIERING VAN HET GLB IN 2005

67. De GLB-uitgaven worden gefinancierd in het kader van de financiële vooruitzichten die tijdens de Top van Berlijn in 1999 werden vastgesteld en tijdens de Top van Kopenhagen eind 2002 werden aangepast in het licht van de financiële gevolgen van de uitbreiding van de EU met tien nieuwe landen. Met ingang van het begrotingsjaar 2005 gelden bijgevolg nieuwe maxima voor de EU-25.

UITBREIDING

68. Op 25 april 2005 werd het toetredingsverdrag met Bulgarije en Roemenië ondertekend. Krachtens dat verdrag zullen de twee landen op 1 januari 2007 tot de EU toetreden.

INTERNATIONALE BETREKKINGEN

69. In december 2005 heeft in Hong Kong de ministerconferentie van de WTO plaatsgevonden. De voltooiing van alle nadere regelingen werd weliswaar niet gehaald; wel werd de vooruitgang die sinds de kaderovereenkomst in 2004 was geboekt, tijdens de betrokken vergadering geconsolideerd. Voor de voltooiing van alle nadere regelingen werd als termijn eind april 2006 vastgesteld; voor de andere onderwerpen waarover nog werd onderhandeld (markttoegang voor niet-landbouwproducten, diensten, handelsbevordering en regels, met inbegrip van de geografische aanduidingen), geldt de termijn van eind juli 2006.

70. Wat exportbevordering betreft, gaf de Gemeenschap tijdens de ministervergadering in Hong Kong toestemming voor de afschaffing van de exportsubsidies tegen 2013, op voorwaarde dat de andere WTO-leden hetzelfde doen voor allerhande exportsubsidies in de vorm van exportbevorderende instrumenten, zoals staatshandelsondernemingen, door de overheid gesteunde exportkredieten en oneigenlijke voedselhulpverstrekking.

71. In het kader van economische partnerschapsovereenkomsten met zes regio's zijn handelsbesprekingen gehouden met Zuid-Afrika, de EER en Japan, Zuid-Korea en Thailand.

72. Op 14 november 2005 heeft de Raad een mandaat goedgekeurd om met de mediterrane partners bilaterale onderhandelingen te starten over een ambitieuze liberalisering van de handel. Dit mandaat is gebaseerd op een aanbeveling die in mei 2005 te Luxemburg is goedgekeurd door de Euro-mediterrane ministers van Buitenlandse Zaken. De onderhandelingen zullen begin 2006 van start gaan.

73. Na ongeveer twintig jaar onderhandelen hebben de Europese Gemeenschap en de VSA een akkoord bereikt over de eerste fase van de overeenkomst over de handel in wijn. Deze overeenkomst voorziet in de voortzetting van de door de Gemeenschap aan de VSA toegekende speciale vergunningen inzake oenologische praktijken, etikettering en certificering en in de vrijstelling van alle communautaire wijn van de Amerikaanse certificeringsvoorschriften.