Artikelen bij COM(2007)865 - Verschillende houderijsystemen voor legkippen, en in het bijzonder over de in richtlijn 1999/47/EG bedoelde systemen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52007DC0865R(01)

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de verschillende houderijsystemen voor legkippen, en in het bijzonder over de in richtlijn 1999/47/EG bedoelde systemen {SEC(2007) 1750} /* COM/2007/0865 def./2 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 23.3.2009

COM(2007) 865 definitief/2

CORRIGENDUM:Annule et remplace le document COM(2007)865 final du 8.1.2008Concerne les versions IT-LV-LT-HU-MT-NL-PL-PT-RO-SK-SL et SV (erreur au niveau de l'année de la cote)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de verschillende houderijsystemen voor legkippen, en in het bijzonder over de in Richtlijn 1999/47/EG bedoelde systemen {SEC(2007) 1750}

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de verschillende houderijsystemen voor legkippen, en in het bijzonder over de in Richtlijn 1999/47/EG bedoelde systemen

(Voor de EER relevante tekst)

1. ACHTERGROND

Richtlijn 1999/47/EG van de Raad stelt minimumnormen voor de bescherming van legkippen vast en bevat met name bepalingen betreffende systemen met niet aangepaste en aangepaste kooien en alternatieve systemen (zonder kooien).

Krachtens de richtlijn mogen leghennen vanaf 1 januari 2012 niet meer in systemen met niet aangepaste kooien worden gehouden. Voorts bepaalt de richtlijn dat de Commissie, op grond van een wetenschappelijk advies, bij de Raad een verslag indient over de verschillende houderijsystemen voor legkippen, waarin aandacht wordt besteed aan pathologische, zoötechnische, fysiologische en ethologische aspecten en aan de gevolgen voor het milieu en de gezondheid. Het verslag wordt ook gebaseerd op een studie van de sociaaleconomische gevolgen van de verschillende systemen en de gevolgen voor de betrekkingen met de economische partners van de Gemeenschap. De richtlijn wordt aangevuld door wetgeving betreffende de registratie van inrichtingen waar legkippen worden gehouden, de etikettering van eieren en voedselveiligheidsaspecten.

In het EU-beleid wordt veel belang gehecht aan de bescherming en het welzijn van dieren. Het door het Verdrag van Amsterdam aan het EG-Verdrag gehechte protocol betreffende de bescherming en het welzijn van dieren bepaalt dat de Gemeenschap bij het formuleren en uitvoeren van het beleid op het gebied van landbouw, vervoer, interne markt en onderzoek ten volle rekening houdt met het welzijn van dieren. Deze mededeling houdt ook verband met de voornaamste doelstellingen en actiegebieden van het in 2006 goedgekeurde communautaire actieplan inzake de bescherming en het welzijn van dieren.

2. VERSCHILLENDE HOUDERIJSYSTEMEN VOOR LEGKIPPEN

2.1. Pathologische, zoötechnische, fysiologische en ethologische aspecten

In november 2004 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) op verzoek van de Commissie een wetenschappelijk verslag annex advies uitgebracht over de welzijnsaspecten van de verschillende houderijsystemen voor legkippen. Daarin wordt bevestigd dat diergezondheids- en gedragsaspecten van het grootste belang zijn voor het welzijn van de dieren. Wat de diergezondheid betreft, wordt er in het advies op gewezen dat besmettelijke ziekten zich in alle houderijsystemen kunnen voordoen, maar in sommige systemen vaker dan in andere. In systemen met vrije uitloop vormt het contact met wilde dieren een gezondheidsrisico. In overdekte systemen vormt het frequentere contact tussen de kippen een belangrijke risicofactor. Dit komt door de grotere bezettingsgraad en een omgeving die een hogere concentratie van pathogenen in de hand werkt. In het algemeen kan worden geconcludeerd dat de blootstelling aan ziekteverwekkers en de gevolgen daarvan worden beïnvloed door milieufactoren, beheersystemen en hygiënemaatregelen.

Wat betreft de voornaamste aspecten die het welzijn en de gezondheid van legkippen in houderijomstandigheden kunnen beïnvloeden, maakten de wetenschappers de volgende overwegingen:

- pikkerij vormt een ernstig probleem en kan leiden tot zware weefselschade, kannibalisme en sterfte. Het risico van pikkerij daalt naarmate de kwaliteit van de houderijmethoden stijgt (bv. in extensieve systemen) en naarmate de houders meer vakkennis hebben en de risico's beter inschatten. Het systematisch inkorten van de snavel om pikkerij te voorkomen, wordt door de wetenschappers als pijnlijk bekritiseerd;

- kannibalisme is een onvoorspelbaar probleem dat moeilijk beheersbaar is en vaak tot een hoge mortaliteit leidt. Het heeft ernstigere gevolgen in alternatieve systemen, met name wanneer de kippen een intacte bek hebben;

- botbreuken komen minder vaak voor bij kippen in aangepaste kooien en alternatieve systemen, die duidelijk sterkere botten hebben en minder botbreuken vertonen dan kippen in niet aangepaste kooien;

- poot aandoeningen en vervorming van het borstbeen zijn meestal het gevolg van slecht ontworpen zitstokken;

- wat het sterftecijfer in bepaalde grote aangepastekooisystemen en alternatieve systemen betreft, lijken de recentste studies erop te wijzen dat de meest ontwikkelde aangepastekooisystemen en alternatieve systemen voor een lager sterftepercentage kunnen zorgen.

Wat de inachtneming van de gedragsprioriteiten van de dieren betreft, wordt in het advies van de EFSA geconcludeerd dat kippen hun eieren het liefst in een nest leggen, en bij voorkeur in een beschut nest van voorgevormd of vormbaar nestmateriaal. Daarom moeten houderijsystemen in geschikte en naar behoren verspreide nesten voorzien. Ook drinken, eten, rondscharrelen en waarschijnlijk ook stofbaden zijn zeer prioritaire gedragingen. Ook rusten en op stok zitten zijn belangrijke aspecten voor het welzijn van kippen. Alle kippen moeten tegelijk op stok kunnen zitten. Gedragsprioriteiten zijn met name dat de kippen 's nachts op een hoger geplaatste stok kunnen zitten, en dat zij de nodige beweging krijgen, bv. rondscharrelen en stofbaden. Als kippen dergelijke zeer prioritaire gedragingen ontzegd wordt, kan dit leiden tot ernstige frustratie, ontbering of verwondingen, wat hun gezondheid en welzijn schaadt.

Een lagere bezettingsgraad, zoals in aangepaste kooien, is in dit opzicht nuttig gebleken. In vergelijking met alternatieve systemen blijven de gedragsmogelijkheden van kippen in aangepaste kooien echter nog steeds beperkt.

2.2. Volksgezondheids- en milieubeschermingsaspecten

Het advies annex verslag van de EFSA bevat een afzonderlijk hoofdstuk over het effect van de verschillende houderijsystemen op de voedselveiligheid (microbiologische en chemische risico's).

Uit het tot nog toe verrichte onderzoek kan niet worden geconcludeerd dat een van de houderijsystemen geleidelijk moet verdwijnen wegens risico's voor de volksgezondheid.

Over het milieueffect van de kippenhouderij heeft de Commissie in 2005 een studie laten verrichten. Daarin werd geconcludeerd dat de uitbreiding van alle intensieve eierproductiesystemen een ernstig negatief effect heeft op de water-, lucht- en landschapskwaliteit. Het wordt echter steeds duidelijker dat in de toekomst bij de verdere ontwikkeling van houderijsystemen voor legkippen rekening zal moeten worden gehouden met alle duurzaamheidsaspecten.

2.3. Door de Gemeenschap gefinancierde onderzoeksprojecten op dit gebied

Het door de Gemeenschap medegefinancierde onderzoeksproject 'Welfare implications of changes in production systems for laying hens' (Gevolgen van veranderingen in de productiesystemen voor het welzijn van leghennen) (LayWell) beoogde houderijsystemen voor leghennen, en in het bijzonder aangepastekooisystemen, te perfectioneren. Uit dit project, dat in 2006 werd afgerond, blijkt dat aan niet aangepaste kooien inherente dierenwelzijnsproblemen verbonden zijn. Voorts blijkt dat alternatieve systemen, met uitzondering van niet aangepaste kooien, een bevredigend welzijn voor legkippen kunnen bieden, hoewel verder onderzoek nodig is. Het sterftecijfer loopt sterk uiteen naar gelang van de groepsgrootte, het systeemontwerp, het genotype en het al dan niet inkorten van de snavels. In de studie wordt erop gewezen dat het sterftecijfer in grote aangepaste kooien laag kan zijn.

In het kader van het project Eggdefence werd geopperd dat het houderijsysteem slechts een van de mogelijke besmettingskanalen is en geen invloed heeft op de besmetting van eieren door salmonella. Daarom zijn er over daarmee samenhangende onderwerpen verdere onderzoeksprojecten in gang gezet. Het project Safehouse onderzoekt het verband tussen de epidemiologie van de besmetting van eieren en de kolonisatie van legkippen door salmonella en andere zoönoseverwekkers enerzijds en de houderijomgeving anderzijds. Voorts worden risicobeoordelingsstudies verricht om het risico van eieren voor de consument te kunnen beschrijven en rangschikken. Ondertussen beoogt een aanvullend project, Rescape, een multidisciplinaire strategie toe te passen op kippen (fokken) en eieren (beschermingsmechanismen voor eieren en ontsmetting en sortering van eieren). Doel is het risico dat niet voor menselijke consumptie geschikte eieren in de voedselketen terechtkomen, te beperken.

Ten slotte onderzoekt het door de Gemeenschap gefinancierde project Welfare Quality hoe dierenwelzijn in de voedselkwaliteitsketen kan worden geïntegreerd. Door de ontwikkeling van dierenwelzijnsindicatoren waarmee toezicht kan worden gehouden op de welzijnsomstandigheden, kan worden beantwoord aan de vraag van de consument naar betrouwbare en transparante informatie over de toegepaste dierenwelzijnsnormen. Zo wordt beoogd de concurrentiepositie van diervriendelijke producten te verbeteren.

2.4. Sociaaleconomische gevolgen en gevolgen voor de economische partners van de Gemeenschap

De Commissie heeft een onafhankelijke studie (door Agra CEAS) naar de sociaaleconomische gevolgen van de verschillende houderijsystemen voor legkippen gefinancierd. In deze studie wordt onderzocht hoe de productiekosten en het concurrentievermogen van de EU-producenten zich ontwikkelen naarmate dierenwelzijnsvoorschriften worden toegepast. Voorts wordt een simulatie gemaakt van de situatie in de EU na een verbod op niet aangepaste kooien en worden verscheidene scenario's opgesteld van mogelijke veranderingen die van invloed zijn op de Europese markt voor eieren. Er is ook rekening gehouden met extra gegevens over de sociaaleconomische gevolgen van Richtlijn 1999/47/EG (zie bijlage).

Tot dusver zijn er slechts weinig gegevens beschikbaar over aangepaste kooien. Volgens de studie van Agra CEAS stijgen zowel de variabele als de vaste productiekosten in de EU naarmate er strengere dierenwelzijnsnormen gelden. Volgens een studie die in opdracht van het bedrijfsleven is verricht, zijn de productiekosten 10% hoger dan bij niet aangepaste kooien.

Een ei in volières produceren in plaats van in niet aangepaste kooien, kost naar schatting 1,3 eurocent meer. Een ei in een systeem met vrije uitloop produceren in plaats van in niet aangepaste kooien, zou 2,6 eurocent meer kosten. Aangezien een in niet aangepaste kooien geproduceerd ei momenteel gemiddeld 9 eurocent kost, kan de overschakeling van niet aangepaste naar aangepaste kooien mogelijk slechts 1 cent per ei kosten.

Volgens de studie van Agra CEAS stijgt de brutomarge van de producent per kilogram eieren evenredig bij een overschakeling van niet aangepaste kooien op volières en vrije uitloop. Bij systemen met vrije uitloop is de brutomarge van de producent tweemaal hoger dan bij systemen met niet aangepaste kooien. Bij biologische systemen zijn de brutomarges iets lager dan bij systemen met vrije uitloop. Uit de analyse van de brutomarges blijkt dat strengere dierenwelzijnsnormen de marges doen stijgen, maar de totale productie per bedrijf kunnen doen dalen.

Momenteel worden sommige ongunstige factoren voor de EU-producenten getemperd door factoren zoals invoerrechten en transportkosten. De nabijheid tussen de EU-producenten en de markt is van belang voor de markt voor eieren in de schaal. Doordat eieren in de schaal beperkt houdbaar zijn, betreft de invoer van eieren uit derde landen vooral verwerkte eieren (gedroogd of vloeibaar), waarvoor een concurrentieverschil moet worden erkend.

2.5. Attitude van de consument ten opzichte van het welzijn van legkippen

In 2005 en 2006 zijn in de EU twee Eurobarometer-enquêtes naar de attitudes van de consument ten opzichte van dierenwelzijn gehouden. Daaruit blijkt dat de burgers dierenwelzijn qua belang gemiddeld 8 op 10 geven. Voor de burgers is het welzijn van pluimvee (legkippen en vleeskuikens) prioritair. 44% van de consumenten vindt dat vooral het welzijn van legkippen moet worden verbeterd; vleeskuikens scoren 42% en varkens 28%. Belangrijk is dat 58% van de respondenten het welzijn van legkippen als slecht bestempelt. Uit de gegevens blijkt dat de EU-consumenten meestal veronderstellen dat zij het dierenwelzijn kunnen beïnvloeden door selectief te kopen. De consumenten lijken echter niet helemaal tevreden te zijn over de bestaande etiketteringsregelingen, waaronder die voor eieren.

Ui de feitelijke kooppatronen in de EU blijkt ook dat de consumenten weten dat er verschillende houderijsystemen voor leghennen zijn en dat zij letten op het productiesysteem dat op het etiket vermeld staat. 16% van de ondervraagden zegt vooral eieren te kopen van kippen die in kooien worden gehouden. 10% koopt eieren van kippen in overdekte alternatieve systemen en 38% koopt eieren van kippen in vrije uitloop. 18% geeft toe niet op het houderijsysteem te letten en 8% zegt geen eieren te kopen.

Het merendeel van de EU-burgers (57%) verklaart bereid te zijn meer te betalen voor eieren die op een diervriendelijke manier zijn geproduceerd. 25% van de ondervraagden is bereid 5% extra te betalen, 21% is bereid 10% extra te betalen, 7% is bereid 25% extra te betalen en 4% is zelfs bereid meer dan 25% extra te betalen.

De resultaten van de Eurobarometer-enquête worden gestaafd door gegevens over de ontwikkeling van alternatieve systemen. Volgens de studie van Agra CEAS nam het aandeel legkippen dat in systemen zonder kooien wordt gehouden in de EU toe van 3,56% in 1993 tot 11,93% in 2003.

In het kader van het Welfare Quality-project wordt verder onderzoek naar de mening van de consumenten verricht.

2.6. Registratie van inrichtingen en etikettering van eieren

Overeenkomstig Richtlijn 1999/47/EG bepaalt Richtlijn 2002/4/EG van de Commissie dat de lidstaten alle eierproducerende inrichtingen moeten registreren en een code moeten toekennen die de houderijmethode, de lidstaat en het registratienummer aangeeft. Volgens de handelsnormen voor eieren moeten eieren van klasse A van deze code zijn voorzien. Bovendien moet het houderijsysteem in voorgeschreven bewoordingen goed zichtbaar en duidelijk leesbaar op de verpakking worden vermeld. De houderijsystemen worden vermeld onder verwijzing naar Richtlijn 1999/47/EG; voor eieren afkomstig van systemen met vrije uitloop zijn er extra vereisten.

In het algemeen moeten uit derde landen ingevoerde eieren van klasse A worden voorzien van de ISO-code van het land van oorsprong, voorafgegaan door de vermelding 'niet-EG-normen' indien de Commissie deze normen niet als gelijkwaardig met de EG-normen heeft beoordeeld.

Volgens de huidige etiketteringsvoorschriften voor eieren is het niet verplicht een verschil te maken tussen eieren uit niet aangepaste kooien en eieren uit aangepaste kooien. Als de eieren in aangepaste kooien geproduceerd zijn, mag dat wel op vrijwillige basis worden vermeld.

In veel lidstaten hebben landbouwersorganisaties, dierenwelzijnsorganisaties en detailhandelaren een toenemend aantal etiketteringsregelingen voor diervriendelijke producten ontwikkeld. De zichtbaarheid daarvan en het effect op de markt worden nog onderzocht.

2.7. Belang van het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor de kippenhouderij

Het beleid voor plattelandsontwikkeling omvat maatregelen die bevorderlijk kunnen zijn voor het dierenwelzijn. Om het dierenwelzijn te verbeteren kunnen de lidstaten, met medefinanciering van de Gemeenschap, steun verlenen voor investeringen in landbouwbedrijven en voor de verwerking en afzet van landbouwproducten.

2.8. Omzetting en handhaving van Richtlijn 1999/47/EG

De meeste lidstaten hebben Richtlijn 1999/47/EG correct omgezet. Tot dusver hebben de producenten in de meeste landen echter nog maar weinig vooruitgang geboekt met het invoeren van aangepaste kooien of het overschakelen op alternatieve systemen. Wel is de Commissie meegedeeld dat belangrijke detailhandelaren in verscheidene lidstaten werken aan marketingstrategieën voor eieren afkomstig van alternatieve systemen.

Het Voedsel- en Veterinair Bureau heeft in 2005 verslag uitgebracht over een reeks inspectiebezoeken aan kippenhouderijen in de loop van 2004. Uit deze inspectiebezoeken bleek dat er in sommige lidstaten nog steeds problemen waren met de omzetting van de richtlijn. Naar aanleiding daarvan heeft elk van de lidstaten in kwestie de Commissie een actieplan voorgelegd om deze problemen in de toekomst te verhelpen. Als gevallen van niet-naleving niet op bevredigende wijze worden aangepakt, nemen de diensten van de Commissie de nodige follow-upmaatregelen.

3. CONCLUSIES

Voor de EU-burgers is dierenwelzijn een belangrijke waarde. Zij lijken vooral bezorgd te zijn over het welzijn van pluimvee, en met name legkippen. Met Richtlijn 1999/47/EG zijn de lidstaten diverse maatregelen overeengekomen om minimumnormen voor de bescherming van legkippen vast te stellen. Sommige bepalingen worden gedurende een overgangsperiode tot 2012 gefaseerd ingevoerd, rekening houdend met de economische gevolgen van de maatregel.

Uit onderzoek blijkt dat de diergezondheidsproblemen die zich in alternatieve systemen voordoen, door een goed beheer of een geschikt ontwerp tot een minimum kunnen worden beperkt of zelfs kunnen worden opgelost. Aangepaste kooien verbeteren het welzijn van de dieren in vergelijking met niet aangepaste kooien, en in de toekomst lijken nog verdere verbeteringen mogelijk. Niet aangepaste kooien daarentegen brengen ernstige dierenwelzijnsproblemen met zich, die inherent zijn aan deze systemen. In wetenschappelijke studies wordt geconcludeerd dat mogelijke voordelen van niet aangepaste kooien, zoals minder parasieten, goede hygiëne en eenvoudiger beheer, niet opwegen tegen de nadelen. Verder onderzoek zal ook in de toekomst nodig zijn om te beoordelen in welke mate houderijsystemen voor legkippen onder andere beantwoorden aan de strengste normen inzake diergezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid.

Uit inspecties is gebleken dat er in de meeste lidstaten problemen zijn met de correcte uitvoering van Richtlijn 1999/74/EG. De Commissie zal nauwgezet op de ontwikkelingen toezien door verdere inspectiebezoeken van het Voedsel- en Veterinair Bureau en een gepaste follow-up daarvan.

Uit een schatting van de consumptietrends in de voornaamste EU-15-lidstaten blijkt dat het verbruik van tafeleieren afkomstig van systemen zonder kooien gestaag toeneemt.

Als producenten eieren afkomstig van diervriendelijke houderijsystemen aan de man willen brengen, dan is duidelijke consumenteninformatie van het grootste belang. Daarbij zij opgemerkt dat voor verwerkte eieren, in tegenstelling tot tafeleieren, geen wettelijke etiketteringsvoorschriften inzake dierenwelzijn gelden.

Nu reeds zijn er detailhandelaren en dienstverleners in de levensmiddelensector die hoofdzakelijk eieren afkomstig van systemen zonder kooien verkopen. Er wordt nog onderzoek verricht naar de wijze waarop detailhandelaren baat kunnen vinden bij de verschillende regelingen inzake dierenwelzijn. Als het verbod op niet aangepaste kooien wordt uitgesteld, zou dat de concurrentie verstoren en zou dat nadelig zijn voor producenten die nu reeds op de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen hebben ingespeeld en in alternatieve systemen of aangepaste kooien hebben geïnvesteerd.

4. AANBEVOLEN ACTIES

4.1. Nieuwe kansen voor concurrentievermogen scheppen

De strenge dierenwelzijnsnormen die in de EU voor onder andere legkippen gelden, moeten op Europees niveau worden gepromoot als verkoopargument en concurrentievoordeel. Hoe dit moet gebeuren, is reeds besproken en gepland in het kader van het communautaire actieplan inzake de bescherming en het welzijn van dieren:

- de openbare en particuliere sector aansporen om prioriteit te geven aan investeringen in wetenschappelijk onderzoek, voorlichting en educatie op dit gebied;

- voorlichtingscampagnes over de houderijsystemen in het kader van de handelsnormen voor eieren bevorderen;

- samenwerking tussen diverse stakeholders in de toeleveringsketen tot stand brengen (bv. producenten, verwerkende bedrijven, detailhandelaren, cateringbedrijven, consumenten, overheden, ngo's enz.);

- onderzoeken of een algemeen EU-kader kan worden ingesteld voor dierenwelzijnetikettering op grond van in heel Europa geldende welzijnsindicatoren en certificering. Dit toekomstige onderzoek moet worden verricht overeenkomstig de algemene beginselen van 'betere regelgeving'; zo moet met name een economische effectbeoordeling worden gemaakt.

Bij de communicatie naar de consument over de strenge dierenwelzijnsnormen die in de legkippensector worden toegepast, moet objectieve informatie worden gegeven over:

- de toegepaste productiemethoden;

- het feit dat strengere dierenwelzijnsnormen extra kosten voor de producent met zich kunnen brengen;

- het effect van betere dierenwelzijnsnormen op de prijs van eieren.

De consument moet de garantie krijgen dat hij eieren koopt die in overeenstemming met Europese waarden geproduceerd zijn. De verbetering van het dierenwelzijn in houderijsystemen sluit aan bij het beginsel van duurzame ontwikkeling, dat met die waarden in overeenstemming is.

Producenten die zich met producten van de hoogste kwaliteit onderscheiden van de concurrentie, kunnen daarvoor worden beloond met een hogere prijs.

4.2. Overschakeling op nieuwe houderijsystemen en het gemeenschappelijk landbouwbeleid

Op basis van het wetenschappelijk onderzoek wordt niet aangeraden om de huidige bepalingen van Richtlijn 1999/74/EG te wijzigen.

Voor de overschakeling op nieuwe houderijsystemen moet verder technische en economische ondersteuning worden verleend. De overheden van de lidstaten moeten hun inspanningen vooral richten op technische ondersteuning voor kippenhouders en moeten hen aanmoedigen om over te schakelen op nieuwe houderijsystemen die overeenstemmen met de Europese waarden en waarvan zij profijt kunnen trekken. De mogelijkheid om overeenkomstig Verordening (EG) nr. 882/2004 scholing aan te bieden, moet in overweging worden genomen.

De mogelijkheden die het gemeenschappelijk landbouwbeleid, en met name het beleid inzake plattelandsontwikkeling, de legkippensector biedt, moeten worden onderzocht en moeten meer zichtbaarheid krijgen. Het gaat daarbij onder meer om steun voor investeringen in landbouwbedrijven en voor de verwerking en afzet van diervriendelijke landbouwproducten. In het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid kunnen communicatiecampagnes worden gefinancierd om het vertrouwen van de consument in landbouwproducten, waaronder eieren, te herstellen. Zo kan bijvoorbeeld steun worden verleend voor initiatieven om de burger beter voor te lichten over dierenwelzijn.

4.3. Onderzoek

In het zevende kaderprogramma voor onderzoek wordt het onderwerp 'Verbetering van de diergezondheid, de productkwaliteit en de prestaties van biologische en extensieve houderijsystemen door de integratie van kweektechnieken en innovatieve beheertechnieken' voorgesteld. Dit onderwerp betreft onder meer houderijsystemen voor pluimvee. Er worden ook onderwerpen voorgesteld met betrekking tot het gebruik van genomica-instrumenten en genetica bij de dierlijke productie.

Verder onderzoek moet worden bevorderd en moet vooral worden gericht op het optimaliseren van houderijsystemen voor legkippen en het beperken van gezondheids- en welzijnsproblemen die met genetische selectie verband houden. Indien systemen zonder kooien rendabel blijken te zijn, moet daar meer onderzoek naar worden gedaan.

Wanneer het Welfare Quality-project eenmaal indicatoren en betrouwbare toezichtsystemen voor het dierenwelzijn op landbouwbedrijven oplevert, moeten deze up-to-date worden gehouden en verder worden beoordeeld. Ook het onderzoek dat in het kader van dit project wordt verricht naar afzetmogelijkheden voor diervriendelijke producten, moet een follow-up krijgen.

De rol van dierenwelzijn in de duurzaamheidsstrategie moet verder worden onderzocht.

PB L 203 van 3.8.1999, blz. 53.

Alle studies en discussienota's die bij de opstelling van deze mededeling zijn gebruikt, zijn vermeld in werkdocument SEC(2007)1750 van de Commissie. Alle in dat document vermelde documenten worden in de oorspronkelijke taal geciteerd.

Richtlijn 2002/4/EG van de Commissie met betrekking tot de registratie van onder Richtlijn 1999/74/EG van de Raad vallende inrichtingen waar legkippen worden gehouden (PB L 30 van 31.1.2002, blz. 44).

Verordening (EG) nr. 1028/2006 van de Raad betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren (PB L 186 van 7.7.2006, blz. 1) en Verordening (EG) nr. 557/2007 van de Commissie tot vaststelling van de bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1028/2006 van de Raad betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren (PB L 132 van 24.5.2007, blz. 5).

Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1) en Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55).

COM(2006) 13 definitief.

Advies van het Wetenschappelijk Panel voor diergezondheid en dierenwelzijn naar aanleiding van een verzoek van de Commissie met betrekking tot de welzijnsaspecten van de verschillende houderijsystemen voor legkippen.

Systemen zonder kooien zoals bedoeld in hoofdstuk I van Richtlijn 1999/47/EG.

LayWel, werkpakket 3, blz. 58 e.v.

http://ec.europa.eu/agriculture/eval/reports/pig_poultry_egg/eggsum_en.pdf.

Vernieuwde EU-strategie voor duurzame ontwikkeling, http://register.consilium.europa.eu/pdf/nl/06/st10/st10117.nl06.pdf.

http://www.laywel.eu/.

http://ec.europa.eu/research/agriculture/projects/qlrt_2000_01606_en.htm.

http://www.safehouse-project.eu/index.php?rub=Egg_contaminating_zoonotic_pathogens. Dit driejarige project is op 1 oktober 2006 van start gegaan.

http://www.rescape-project.eu. Dit driejarige project is op 1 oktober 2006 van start gegaan.

http://www.welfarequality.net.

'Study on the socio-economic implications of the various systems to keep laying hens', eindverslag voor de Europese Commissie, ingediend door Agra CEAS Consulting Ltd., geactualiseerde versie 2005.

"Impact of EU Council Directive 99/74/EC welfare of laying hens on the competitiveness of the EU egg industry", blz. 21.

Compassion in World Farming, op basis van de sociaaleconomische studie van de Commissie, zie 'Alternatives to the barren battery cage for the housing of laying hens in the European Union', blz. 27.

"Impact of EU Council Directive 99/74/EC welfare of laying hens on the competitiveness of the EU egg industry".

'Attitudes of consumers towards the welfare of farmed animals' en 'Attitudes of EU citizens towards Animal Welfare', zie bijlage 'Studies'.

http://www.welfarequality.net.

Verordening (EG) nr. 1028/2006 van de Raad en Verordening (EG) nr. 557/2007 van de Commissie.

Zie bv. Welfare Quality Reports nr. 3.

Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1).

'Trends in laying hen numbers and the production and consumption of eggs from caged and non-caged production systems', Agra CEAS, blz. 18.

'Retailers dealing with welfare schemes', blz. 48.

Vernieuwde EU-strategie voor duurzame ontwikkeling, http://register.consilium.europa.eu/pdf/nl/06/st10/st10117.nl06.pdf. zie ook 'Good Practice Note Animal Welfare in Livestock Operations', International Finance Corporation, http://www.ifc.org/ifcext/enviro.nsf/AttachmentsByTitle/p_AnimalWelfare_GPN/$FILE/AnimalWelfare_GPN.pdf.

Thema 2, oproep 2A FP7-KBBE-2007-1-3-07, 2007/C133/07 van 15 juni 2007.